Gedenkschrift ter huldiging van de oprechte Vaderlandsche Societeiten M.G. de Cambon-van der Werken Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Gedenkschrift ter huldiging van de oprechte Vaderlandsche Societeiten van M.G. de Cambon-van der Werken uit 1788. In het origineel is een gedeelte van de tekst slecht leesbaar. De redactie heeft de tekst tussen vierkante haken aangevuld. p. VI: in het origineel staan ronde haken die meerdere regels overspannen. Omdat wij dergelijke haken in deze digitale versie niet goed kunnen weergeven, wordt op elke betreffende regel de ronde haak, met bijbehorende tekst, herhaald. p. 20: Koring → Koning: ‘op zyne getrouwheid voor den Koning, tot welken afval’. p. 22: ingerich:, → ingericht,: ‘waar op dezelve werdt ingericht, was niet minder’. p. 23: eu → en: ‘om de overmagt het hooft te bieden, en dat deeze doorluchtige’. p. 24: eischen, → eischen.: ‘om zyn oude recht weder te eischen. Doch de zucht’. p. 36: Vaderlandscne → Vaderlandsche: ‘Overheden in eene Vaderlandsche Maatschappy te vereenigen’. p. 44: Iegezeetenen → Ingezeetenen: ‘Heuglyk was ondertusschen deeze omwenteling voor de Ingezeetenen’. p. 45: rot → tot: ‘eer dezelve tot stand kwam; wordende toen te Nymegen’. p. 51: staastbeleid → staatsbeleid: ‘schrik des krygs, en 't staatsbeleid in 't graf’. p. 54: naatste → naaste: ‘de zulke, welken hun het naaste waaren’. p. 56: Allerverschikkelykste overstoomingen → Allerverschrikkelykste overstroomingen: ‘Allerverschrikkelykste overstroomingen deeden den lande veel’. p. 101: oproerigheié → oproerigheid: ‘dubbel reden, maar onthoud u van alle oproerigheid’. p. 104: engoedgunstigheid → en goedgunstigheid: ‘eene zyde, en de liefde en goedgunstigheid van de andere’. p. 119: tot tot → tot: ‘begon van tyd tot tyd toe te neemen, en de daaden der dwingelandy’. p. 129: persoonen. → persoonen, Sociteit → Societeit: ‘persoonen, aan wie deeze Societeit in den weg staat’. p. 132: Lichhaam → Lichaam: ‘als één Lichaam uitmaakten, blykt uit den navolgenden’. p. 134: in het origineel zijn de beginletters van het gedicht een kwart slag gedraaid. Dit kan niet worden weergegeven in deze digitale editie. De beginletters zijn hier daarom vet gemaakt. p. 135: maaakt → maakt: ‘de grootste Woedetemmer, Hy, die alles maakt gedwee’. p. 139: drierbre → dierbre: ‘Myn dierbre vrienden, welk geluk’. p. 143: tekekening → tekening: ‘gedrukte qualificatien ter tekening’. p. 143, noot *: mishandelt, → mishandelt.: ‘en werd in zyn persoon en goederen deerlyk mishandelt.’. p. 144: verfchoonbaarheid → verschoonbaarheid: ‘waar door men een glimp van verschoonbaarheid konde geeven’. p. 164: waerreld → waereld: ‘dat u by de geheele waereld als een braaf volk doet eeren’. p. 168: alie → alle: ‘schrikken om alle de treurige en akelige gevolgen en rampen’. p. 169: Gemeenebesr → Gemeenebest: ‘na den aart van dit Gemeenebest, ter regering’. p. 169: hersteliing → herstelling: ‘meede te werken aan de herstelling van de rust’. p. 174: Ceemert → Geemert: ‘Geemert, J. van’. p. 174: ſ → J: ‘Haase, F.J.C.’. p. 181: Henrdik → Hendrik: ‘Stol, Hendrik’. p. 181: va → van: ‘Valck, Johannis van der’. p. 185: Nieuwenhnyzen → Nieuwenhuyzen: ‘A. van Nieuwenhuyzen’. p. 187: H.endrik → Hendrik: ‘Hendrik Beuger’. p. 188: Gisscr → Gisser: ‘Iacob Gisser’. camb001gede01_01 DBNL-TEI 1 2023 dbnl exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: KW 3118 A 2 M.G. de Cambon-van der Werken, Gedenkschrift ter huldiging van de oprechte Vaderlandsche Societeiten. J.F. Jacobs de Agé, Den Haag z.j. [1788] Wijze van coderen: standaard Nederlands Gedenkschrift ter huldiging van de oprechte Vaderlandsche Societeiten M.G. de Cambon-van der Werken Gedenkschrift ter huldiging van de oprechte Vaderlandsche Societeiten M.G. de Cambon-van der Werken 2023-02-20 RK colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: M.G. de Cambon-van der Werken, Gedenkschrift ter huldiging van de oprechte Vaderlandsche Societeiten. J.F. Jacobs de Agé, Den Haag z.j. [1788] Zie: https://www.dbnl.org/tekst/ques002lauw01_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==voorplat==} {>>pagina-aanduiding<<} {==binnenkant voorplat==} {>>pagina-aanduiding<<} {==π1==} {>>pagina-aanduiding<<} {==π2==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding De Hoop, bestraalt door't Oog, dat voor s'Lands heil blijft waaken, Rúst op den Hoeksteen van de Burgermaatschappij, Wijl't Vaderlandschen Hart blijft voor Orange blaaken; Op dat bij't Vreede Altaar de Vrÿheid Veilig Zij. De Dankbaarheid, en Trouw omstrengelen met bloemen De Glorie Zuil, voor's Lands Hertellers Op gerecht, Waar door de grondslag wordtgelegt, Die tot aan't eind des tijds zal op zijn Stichters roemen. Een blijdeHemelboô daalt bij't Vooruitzicht neër. En brengt den besten Vorst 't bezwooren Erfrecht weer. M:G: De Cambon. Geb: Van Der Werken. De Age. Exc: ==} {>>afbeelding<<} Proefdruk. {==I==} {>>pagina-aanduiding<<} GEDENKSCHRIFT TER HULDGING VAN DE OPRECHTE VADERLANDSCHE SOCIETEITEN: DOOR MEVROUWE M.G. DE CAMBON, GEBOOREN VAN DER WERKEN. MET PLAATEN. {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} IN 'sGRAVENHAGE, By J.F. JACOBS de AGÉ, Boekverkoper in de Vlamingstraat. {==II==} {>>pagina-aanduiding<<} {==III==} {>>pagina-aanduiding<<} Toewyding aan den waaren vaderlanderen. Aan u, getrouwe onder Neêrlands Volk! aan u, myne waarde Landsgenooten! aan u, die den achtbaaren naam van Belgen verdient, - aan u, die, onder de betrachting uwer pligten, en by de gehoorzaamheid aan 'sLands geheiligde Wetten; u een waarlyk vry Volk moogt noemen; die, als het beste christendom, geen anderen regel hebt in het uitoeffenen van uwen Godsdienst dat het voorschrift van uw eigen geweeten, aan u, vooral, die, in de dagen der vervolging, wanneer gy uwe voorheen uit slaverny verloste Republiek op den rand des verderfs zaagt, niet met kracht van waapenen, maar met de verschuldigde eerbied voor uwe waare Overheden en Beschermers uwe Stem dorst verheffen tegen den kreet der dwinglandy, ter herstelling van de zoo duurbezwooren Staatsgesteltenis, die door uwe eendrachtige vredelievendheid uwen naam by den Nakomeling vereeuwigt hebt; en, die u door de wonderhand der Almagt (onder de vleuglen van den grooten Adelaar) voor uwen naderenden val zaagt bevryden, wier harten dankbaar zyn voor de beschermende tusschenkomst van 'sLands weldoende Moeder, de grootmoedige Wilhelmina, aan u wyde ik dit Gedenkschrift! - Ontfang het zelve, als de hulde van een oprecht vaderlandsch hart, dat nimmer vreesde, zelfs in de bangste dagen, deszelfs zuchten over Neêrlands rampen en over het lyden der verdrukte Landsgenooten uit te boezemen. - En leeft gelukkig in het vierde Staats-herstel, dat gy thans, onverbreekelyk op nieuw door het Bondgenootschap bezegelt, en door twee magtige Mogenheden voor allen aanval beveiligt ziet. M.G. de Cambon, Gebooren van der Werken. {==IV==} {>>pagina-aanduiding<<} Voorbericht van den uitgeever. 't Was in de allerbangste dagen van verdrukking, en geweldenary; naamenlyk weinig tyds na de Oprechting der Oprechte Vaderlandsche Societeiten in deeze Hofplaats, dat wy reeds beslooten om deeze ten dien tyde zoo nuttige inrichting, die men gewisselyk als het eenig middel van tegenstand tegen de dagelyksch vermenigvuldigende gewaapende Genootschappen moest aanmerken, door eenig Gedenkschrift, waare het mogelyk aan onze Nakomelingen te doen aandenken, en teffens het zelve te doen strekken ter verheffing en verdere aanspooring van die loffelyke en kloekmoedige Vaderland-liefde, waar door zich de waare Belgen van hunne bastaard Broeders deeden onderscheiden. - Wy hadden gehoopt hetzelve in den voorleden jaare noch het licht te doen zien; maar het gemis van eenige noodzaakelyke stukken, die gezegende inrichting betreffende, waar van wy ons verstooken zagen, hebben van tyd tot tyd de uitgaave vertraagt. - De gewenschte en schielyke omwending der zaaken, waar mede men zich zoo spoedig niet durfde vleyen, maakte vervolgens, wanneer het Werk byna in gereedheid was, eenige verandering in het laatste gedeelte van hetzelve volstrekt noodzaakelyk. - De wonderbaare verlossing en de daar op volgende omstandigheden, waaren te gelukkig en gedenkwaardige gebeurtenissen, om in dit Gedenkschrift niet met genoegen te worden aangedacht. - Dus vond de schryfster zich verplicht om het treurig slot van hetzelve, waarin noch een aakelig vooruitzicht scheen over te blyven, achter wege te laaten, en het op een blyder trant te eindigen, waar door het niet min merkelyk is uitgebreid geworden; niet twyffelende of het zal den waaren Vaderlanderen, die een oprecht deel neemen in den gelukkigen ommekeer, en waar aan zy dit Werkje heeft toegewyd, niet onaangenaam weezen een volledig verhaal te verkrygen van de gebeurtenissen, die zoo wel na-, als voor- en by- de Oprechting der Societeiten, zoo in deeze Hofplaats als elders hebben plaats gehad. - Dan het zal om deeze reden, gemerkt de meerder onkosten, die zulks heeft veroorzaakt niet mogelyk zyn, dit Werk voor den prys uit te geeven, waar op de Uitgeever het voor de geenen, die niet hebben ingetekent had gemeent te stellen. Moge voor 't overige deeze myne Vaderlandsche onderneeming aan myne Landsgenooten eenige genoegen en voldoening verschaffen; zal hy zich ten hoogsten gelukkig achten. Den Uitgeever. {==V==} {>>pagina-aanduiding<<} Naamlyst der heeren inteekenaaren. Tot 'sGRAVENHAGE, by J.F. JACOBS de AGÉ. 228 Exemplaaren. H.O.K.S.B. 5 Exemplaaren best pap. Lycklama à Nyeholt, Gedeputeerde wegens Vriesland, 1 best Ex. P. Havart, Ambachtsheer van Uitwyk en Neder-Capel, &c. &c. best Exempl. D. Macalester of Loup, Ecuyer, 1 best Exempl. 2 Portraiten. Hendrik Cornelis van Echten. De Oprechte Vaderlandsche Societeit de Goude Leeuw op 't Buitenhof, 2 Exempl. Johan Dominicus. R. van Sinderen, Junior. Pieter Gautier. J. Roosendaal, 1 Exempl. 2 Portr. B.A. Westerman, 1 Ex. 2 Portr. B.E. Paravicini de Capelli, &c. &c. 1 Ex. 2 Portr. H. Nieuwenhuizen. F.W. Muller. Mejuffrouw A.J.R. Thoren, 2 Exempl. Isaac Scholten. Hendrina Scholten, geb. C. Raatgever, Huisvr. van Isaac Scholen. Mejuffrouw Amelia Raatgeever La Grau. Gysbertus Raatgeever. J. Hamburg, Commissaris. A.M. P. van der Vooren. Jacob Dirk Heyns, Commis ten Comptoire van de gemeene Lands Collective Middelen over Holland. Piete[r] Moccand, 1 Ex. 2 Portrait. Mevrouw J. Maritz, geb. Gosse. Johannes Hilger. J. Vlamersveld. J.V.G.T. du Caylar. Mejuffr. A. Bruyns. F. v. Iderot. Jan Betting, Capitein der Schuttery te Scheven. Ch.G. Haagen. Mejuffr. de Wed. Roef, geb. van Spyk. J. van Ogten. P. Schade, te Ryswyk. Mevrouw du Tour van Warmenhuizen. Joh. van Utzel. Joh. van Aalsloot. Mr. G.K. van Hogendorp, Advocaat. J. Hughes. Mejuffr. de Wed. Pastur. D. van Haren. C. Wouter van der Mieden, Commis ter Kamer van de Generaliteits Financie, 3 Ex. best pap. Mejuffr. C. Nauta. B. v. Meerloo, 2 Exempl. 4 Portr. A. Ardesch, Raad en Rekenmeester, mitsgaders Griffier en Secretaris der Domeinen van Z.D.H. den Heere Prince van Orange en Nassau, &c &c. &c. J.M. Sobels, Clercq ter Charterkamer van Zyne Doorl. Hoogheid. H. Schutz, Chir. Dentiste van Z.D.H. Mejuffr. T.R.J.A. 1 Ex. 5 Portr. Mejuffr. D. v.d. Kaay. Thomas Pigeaud Daniels, tot Schiedam Mevrouw . . van Hogendorp, geb. van Haren. N.A. van Heynsbergen, 1 Exempl. 3 Portr. C.F. Herselman, Boode in den Brielle. Joh. Brill Johz. Predikant te Ryswyk. Roelof Born, Kok J.H. du Croissi, Notaris. Jan Jacob Heydom. D.J. Guicherit. P. van Ravesteyn. Pieter Middelkoop. Mevrouw M.C. Swellengrebel, Wed. den Wel Ed. Heer Holland. Frans Parodique, best Exemplaar. L v. Santhuysen. C.A. Maclaine, Griffier van den Souveraine Raad van Braband en Lande van Overmaze. G.H. Margadant. Hendrik Willem Haarhuys. G Gabry Fredrik Christ. Soldaen, 2 Exemplaren. D. de Bosh van Aalst. W.H. Meuller, Kamerbewaarder van H.H.M. Voor de Opregte Vaderlandsche Societeit van Loodsduinen. J. Indewey, Clercq ten Comptoire Generaal van de Unie. Johan Anth. Zorn. J.C. de Groot, Raad in de Vroedschap der Stad Rotterdam, &c. &c. Mevrouw . . van Nyeveld, te Rotterdam. J.H. Prins. A.L.M. Phil. Med. Dr. Johan van Hoogstraten. J.G. Briede. . . . Le Roy, Rentenier. H.C. Scheurman. H. van Nieuwenhoven, Mr. Loodgieter en Pompmaker. Ph. Anders, Boode. J. Bool. J. Bool Junior, 1 Exempl. 2 Portr. G. v.d. Salm. P. Berkelbach van der Sprenckel Abramham Coenraad Schuttrup, Koopman te Amsterdam. Jacob Rudolph K[n]odt. A. Mejan, Commis ter Comptoire Generaal van de Unie, 1 Ex. 2 Portr. G. Gouzy, Clercq ter Griffie van Haar Hoog Mog. 1 Ex. 2 Portr. Mr. J. Le Francq van Berkhey, M. Lector &c. &c. te Leyden. J. de Raad, Commis ten Comptoire Generaal van de Unie, 1 Ex. 2 Portr. Gerrit Gravens. Gerhard Scholl. C.C. Tieleman Ritmeester. Evert Nieuwenhuyzen. Hendrik Henckel, te Amsterdam. Jeremias Breeman, Boekdrukker te Amsterdam. B. Klinkspaan, Studiosis Botanica Leydensis, te Amsterdam. {==VI==} {>>pagina-aanduiding<<} J.F:G. Rü[t]z, Luthersche Predicant in 's Hage. J. Leib. J.L. Favrei. A. Heilge. Jer. Weve. J.G. Winckler. W. Muchels. J.T.C. Thummius. L. van Plettenberg. Pagniet, Overste. A.F. Rolland, Cadet onder de Holl. Guardes. F. Bymholt. W. van der Hout. Jan Hendrik Morren. J.L. Ponse. Patyn, Bourgemeester, in 's Hage. D.N. Amiabel. Johannes Wapperöm. C.F. Cuncell, Sous-Brigadier in 't Esquadron Gardes du Corps. Anthony van Maurik Vryheer van Hensbroek, Heer van Rhynzaterwoude. Royer, Secretaris, &c. &c. Van Diest, Capitein van het Oranje Vaandel, 2 Exemplaren. Zyne Excellentie den Hoog Wel Ed. Geb. Heer Ridder Harris, 2 Exempl. P. Trip, Raadsheer te Groningen, 1 best Ex. J.G. Mohr. Gerrit Weymar. F. Drope. P. van der Meer, Junior. W.N. Maclaine, 1 Ex. 4 Port. Jacobus van der Hoek, Capitein der Haagsche Schuttery. Jacobus van Baalen, best Exemplaar. J.C. Heerman. A. Nicolaas du Moulin. W. Thoornbury. Slutterheim. Elias de Vries, Predikant. Bentinck, Officier onder de Guardes te Paard, &c. &c. 1 Ex. 2 Port. best Papier. De Gravin van Bentinck, Vrouwe van Varel, &c. &c. 6 Ex. best Papier. Graaff &c. &c. J.C. van Bentinck, 4 ex. best Papier. Gravin van Bentick, &c. &c. 3 Ex. best Papier. Freule M. van Bentinck, 2 Ex. best Papier. . . . van Berestein, Lieutenant Colonel, 1 Ex. C. Siliakus, à Voorburg. Harmanus Kok, Waage-meester. G. Vallet. Johannes Paulus Stricker. Johannes Groothuys. C. Groeninx, Heere van Zoelen en Ridderkerk, &c. &c. 1 Ex. 3 Port. Mr. R. Sandberg. C.G. van der Kest Wittens, 1 Ex. 2 Port. P.A. de Moraaz, 1 Ex. 3 Port. G.P. Rulach. Cornelis Warinenhoven. H. Muysson, Colonel van de Cavallery, Capitein Lieut. onder de Gardes te Paard, 1 Ex. 2 Port. P.F. Gosse. M.A.G. Michiel de Haas. Mr. J. de Vries, Advocaat. Daniel de Bruyn, te Amsterdam. J.G. van der Hoek, Junior, 1 Ex. 2 Port. N. Goedman, Vaandrig der O[r]ange Blanje Bleu Compagnie. H.A. van Vugt, 1 Ex. 2 Port. P.J. Maas, 1 Ex. 2 Port. Samuel van der Bergt, 1 Ex 2 Port. Johs. de Veer, 1 Exempl. 2 Port. M. de Haan, 1 Ex. 2 Port. Christiaan Schneyder. T.W. Chion, Raadsheer. A. de Munnik, 1 Exempl. 2. Port. te Leyde. Mejuff. Anna Geertray Wendorp, te Amsterdam. Hermanus Hendrik Limberg, Advocaat. C.F.A. van Oebschel witz. Gardes du Corps van Zyn D.H. . . . Roeloffward. Mejuff. Petronella Burnet. - - - - Catharina Burnet. Pieter Heymans. S.C.L. Loyd, 1 Exempl. Hendrik van Hoogwerf. J.B. Vrythoff, Vaandrig der Haagsche Schuttery J. de Suberbielle. Willem Donard, Bode van de Generaliteit. J. de Pinto, Junior. J.C.K. 7 Exemplaar. G. Hack, Peilder. Thomas van Os, Boekverkoper, 8 Exempl. Willem Thoornbury. Isaac Maïllart. Thomas van Os. 6 Ex. J. van Geemert, Boekverkoper, 2 Exempl. S.A. Bouvink, Boekverkooper, 3 Exempl. Mr. A.G. Waelwyk. Cornelis Vinju, Adrz. Christianus van Steeneveld, Predikant te Scheeveningen. L. Gautier, Boekverkoper, 4 Exempl. . . . . Bakhuyzen, Boekverkoper, 3 Exempl. . . . . Carter, Commies. P. de Veer. T. Ponse. S. Rosmuller, Boekdrukker, 4 Exempl. Daniel Hoeze, Junior. Gerardus Steevens. J. Le Comte. Mr. . . . Ruyver. L. Stechwey. Boekverkoper, 6 Exempl. Delft. J. de Groot Az. Boekverkoper, 2 Ex. Mr. Q.C.H. De Boonmeester, Bailliuw en Raad der Stad Veere, mitsgaders Rentmeester der Domeinen van Zyne Doorluchtige Hoogheid den Heer Prince van Orange en Nassau, &c. &c. &c. . . . Bakker, à Ryswyk. C. Poelman en Zoon, Boekverkoper, 9 Ex. Lith de Jeude, best Ex. Mr. van der Lely, best Ex. Van der Lely, Junior. . . . Groeneweegen. . . van Teylingen, Lieut. ter Zee. Mejuffr. Maltje Blans. Poelman, 2 Exempl. Rotterdam. . . . Bennet, Boekverkoper, 1 Ex. C.R. Hake, Boekverkoper, 40 Exempl. N. Cornel, Boekverkooper, 8 Ex. 12 Pourtraiten. Johs. Bal, Boekverkoper, 6 Exempl. 25 Pourtraitten. P. van Dyk, Boekverkoper, 6 Ex. P. Kraefft, Boekverkooper, 7 Ex. 12 Portraiten. . . . Pelter, Koopman. J Hendriksen, Boekverkooper, 12 Exempl. 25 Portr. J. Hofhoudt, Boekverkooper, 12 Exempl. 6 Portr. Leyden. Luzac en van Damme, Boekverkoopers, 4 Exempl. J. Perk, Boekverkooper, 4 Exempl. Amsterdam. H. Arends, Boekverkoper, 25 Ex. 12 Portr. Brielle. De Courantiers en Boekverkopers J. van Tertoolen en W.P. Turnbull de Mikker, 12 Ex. 4 Portr. (8 Ex. ordin.) 4 Portr. (4 Ex. best.) 4 Portr. Middelburg. Van Osch, Boekverkooper, 4 Ex. D.P.H. de Hasebomme, Burgemeester &c. te Middelburg. Johann. van Zoelen, Koopman tot Middelburg. Mr. van Osch, 2 Exempl. Deventer. J. Stitzinger, Boekverkooper, 2 Ex. Baron van Aerster Beyeren, Heer van Voshol, Generaal Major in dienst van den Staat, Hoogheemraad van Delfland, &c. &c. Van Aester Beyeren, Heer van Voshol, Generaal-Major in dienst van den Staat, Hoogheemraad van Delfland, Major Command. der Stad Deventer Utrecht. H. van Otterloo, Boekverkooper, 1. Ex. Hoorn. J. Poelenburg, Boekverkooper, 2 Ex Jan Komen, Schoolmeest. J. Poelenburg. Nymegen. A. van Goor, Boekverkooper, 2 Ex. {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} Gedenkschrift ter huldiging van de Oprechte Vaderlandsche Societeit. Vaderland! welk een naam in den mond van een denkend weezen! De Liefde tot het Land, waar in men gebooren is, is byna alle volkeren eigen; en men ziet in de heilige bladeren, dat dezelve van de eerste tyden der scheppinge onder het menschdom heeft plaats gehad: ja! die zucht was by de eerstgeboornen der aarde noch vry sterker dan in de laatere dagen. Maar op welke grondbeginsels moet dezelve gevestigt zyn, om recht edelaadig te weezen? De wilde volkeren zyn verknocht aan hunne woeste landstreeken, en men heeft menigwerf gezien, dat zy, in beschaafder waerelddeelen overgebragt zynde, zeer te onvreeden waaren over hunne standverwisseling, alhoewel zy tot hunnend een allerelendigst leeven doorstaan. - Zie daar de gewoonte en onweetenheid; maar geenzins de rede, die hen verbind. Gants anders is het gelegen met den gelukkigen Nederlander: deeze heeft het leeven verworven in een Land, dat zyne liefde waardig is; in een Land waar hy den waaren God heeft mogen leeren kennen; in een Land waar hy het geluk had van een Christen te mogen worden; in een Land door het Opperweezen gezegent; waar aan de natuur haare beste schatten mededeelt; waar een aangenaam luchtgestel de aarde van vruchtbaarheid doet overvloeyen. - En is het bezef van dit alles genoeg? Neen 'er behoort meer om ons, door God bemindde vaderland lief te hebben, - men moet deszelfs opkomst kennen; men dient te weeten wat men aan die kloekmoedigen, die het als uit niet tot een bewoonbaar Land gevormt hebben, te danken heeft; men moet {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} weeten door wie, en hoe, het van trap tot trap den tegenwoordigen geluk-staat gebragt is, om het naar behooren te eerbiedigen. De onkunde in de geschiedenissen des Lands is een ongelukkig verzuim der opvoeding onder beschaafde volkeren, dat niet dan al te algemeen is. Welk een ruim veld zoude 'er voor ons open zyn, indien wy hier eene uitvoerige schildery van onze schoone Landstreeken wilden voorstellen! ons kleen bestek misgunt ons die eer; veel minder laat hetzelve ons toe om in de verduisterde eeuwen te rug te treden, om eene uitgebreidde beschryving te doen van derzelver eerste en waarschynelykste opkomt. - Wy zullen hier slechts eene flaauwe schetse geeven van vollediger tafereelen, en vraagen ons wonderland, eertyds een kleen Moeras, dat, door een getrouw en eendragtig volk als uit de zee opgedolven, thans tot een magtigen staat is aangegroeit, om vergeeving, indien wy aan desselfs luister te kort doen! Als uit de zee opgedolven, zegge ik: een groot aantal historie-schryvers overtuigen ons, door veele bewyzen, dat dit thans zoo vruchtbaar Land eertyds niet anders dan zee geweest is, en wy kunnen ons niet verzekeren, dat het niet eens weder tot zyn voorigen stand zal wederkeeren, te meer, daar deeze standverwisselingen van eeuw tot eeuw hebben plaats gehad; zoo als zulks blykt uit Genesis XIV. Vers 3. waar wy zien, dat een deel der aarde, 't welk ten tyde van Abraham eene woestenye was, in laater tyd in zee is verkeert geworden, van 't welk, in min verwyderde dagen, de zuider-zee, die weleer volgens baarblykelyke getuigschriften een schoon landschap is geweest, waar in de alöude Friesche koningen zich met de jagt vermaakten, insgelyks een voorbeeld strekt. Dus werkt een almagtig Opperweezen: hier worden geheele eilanden uit de diepte der zee opgeworpen: daar worden weder de landen door de wateren verzwolgen - aardbeevingen, overstroomingen, winde, zyn hem gehoorzaam, ter aanvoering dier verschynsels. En mogen wy ons thans zoo luisterryk vaderland niet met recht een wonderland heeten - 't was zee, 't was eene wildernis, en het is de schoonste aardstreek geworden. Moeten wy teffens niet met eerbied te rug zien op de eerste bevolkers, die, om zoo te spreeken door hun zweet en arbeid, en door hunne nederige behoeftigheid onzen overvloed en grootheid gekocht hebben. - Wie waaren zy? ongelukkige zwervelingen, die, door binnenlandsche beroerten en onlusten uit het oude Germanien verdreeven zynde, zich een plekje lands gingen zoeken om zich neder te zetten; de juiste tyd van dee- {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} zen aftocht schynt in de vergeetenheid begraaven; zeker is het dat men dezelve lang voor Christus geboorte moet stellen; dewyl men reeds daar van in de schriften van Julius Cesar gewag ziet maaken, die een geruimen tyd voor de geboorte des Zaligmaakers geschreeven zyn. De Middel-eeuw heeft ons veele gebeurtenissen onttrokken; doch hoe zeer ook de eerste tyden met duisternissen omheeven zyn, zoo mogen wy, zonder vrees van te dwaalen, volgens de overleveringen der oude geleerde schryveren, waar van wy alleenlyk Tacitus zullen noemen, de oorsprong der bevolkers en grondvesters van ons vaderland brengen tot zekere volken Katten genaamt, uit de Asiatische Scyten gesprooten, welker afkomst tot op Jafet wordt gebragt. Deeze Katten in het vervolg den naam van Batavers of Batavieren voerende, een naam waarin noch heden de Nederlander zyn eer stelt, verkoozen zich, volgens Hooft en Vondel, den Koninglyken Prins Bato, een kloekmoedig en rechtvaerdig man, zoo men wil door de wreedheid zyner Schoonmoeder Penta een balling geworden zynde, tot Bevelhebber en Leidsman, en werdt hy dus ook de Prins der Katten geheeten - Guicardyn en Junius in hunne beschryving van Holland, en de Raadsheer Heemskerk in zyne Batavische Arcadia beweeren insgelyks, dat Bato de eerste Grondlegger van onze volkstaat zy geweest, waarom dan ook de naam van Batavia aan het nieuwe bevolkte eiland, en die van Batavers aan de bevolkers zoude gegeeven zyn; doch het gebrek van klaare en volledige bewyzen, doet zulks by veelen in twyffel trekken; en sommigen willen, dat de naam van Batavia veeleer afkomstig zy van de Betauwe of Betuwe, en dat dezelve te saam gestelt is uit de woorden Bat en Auwe welke, byéén gevoegt zynde, beduiden goede vruchtbaare Hoeve, zoo als ook heden het beste deel van de Provintie Gelderland noch de Betuwe geheeten wordt. Wat hier ook voor en tegen zy; het blyft in het onzekere, en 'er is geene minder waarschynlykheid in, gelyk Hooft zegt, dat de Batavers hunnen naam aan Bato verschuldigt zyn, als dat de Latynen den hunnen afleiden van Latinus. De naam van Belgen is ondertusschen op vaster grond gesteunt, dewyl men in de aantekeningen van Tacitus vind, dat de Batavers een gedeelte van het vaste Land van het Belgisch Gallie hebben bezeten. Dan wy laaten de duisterheden dier verwyderde eeuwen, die toch nimmer ten vollen zullen opgeheldert worden, aan eens ieders denkbeeldige begrippen over. - De Batavers of Belgen naamen dan bezit van hun kleen eiland, en waaren in deezen tocht, onder het geleide van hun verkoozen Opperhooft, {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} gelukkiger dan de overige Germaanen, die hunne verplaatsingen veelal met stroomen bloeds betaalden: ten voorbeelde hier van de Cimberche Duitschers, die ten getale van over de tweemaal hondert en vyftig duizend naar Italien aftrekkende, door C. Marius in drie onderscheidene veldslagen werden afgemaakt. Zie daar dan onze voorvaders op hun kleen eiland, 't welk zy Batavia heeten, dat thans als het Land onzer inwooning den naam Holland draagt, bevestigt. Niemant belette hen om 'er zich meester van te maaken; misschien om dat het aan niemant benydenswaardig scheen; misschien om dat de aangrenzende volken geene magt hadden om hen de toeëigening te beletten - 't was onbewoont - 't was, gelyk wy gezegt hebben, onbebouwt, woest en onaanzienlyk, het scheen te veracht om iemant toe te behooren, de Batavers waaren de eersten, die 'er eene aanspraak op maakten - en die tytel van eerste toeëigenaars, bevestigde het recht dat zy 'er van de natuur op verkregen hadden: daarom zegt. H. de Groot met redenIn zyn XII. Hoofdstuk over de Oudheid der Batavieren. dat dit eiland hun rechtmaatig eigendom werdt naar de heilige wet der natuur, waar door alle de goederen, die geen eigenaar hebben, het billyk verkregen deel worden, van hem, die ze eerst aanvaard; en dat dus de inneeming van dit gewest eene waare grondvesting van eene vrije beheersching uitmaakte, als zynde gelegd door een vry volk, in een Land zonder meester. De oude historieschryvers leeren ons daar en booven, dat 'er geen volk waardiger konde gevonden worden, dan onze Batavers tot deeze grondvesting; de Groot roemt hen als de braafsten der Duitschen: een iegelyk weet dat zy vermaart waaren, door hunnen moed en heldhaftigheid: zy waaren in oordeel en beleid verre booven alle anderen Germaanen verheeven, en gaaven algemeenlyk dikwerf blyken, dat zy hunne hartstochten wisten te betoomen. 't Geluk was in hun oog niet dan eene uitwerking van 't geval; maar de kloekmoedigheid werdt by hun als een der eerste en loffelykste eertytels gehouden; doch de onversaagtheid en krygsmoed, eene hunner uitstekendste eigenschappen, verdoofde nochthans in hun de vredelievenheid niet; nimmer was 'er een volk, dat zoo verknocht en getrouw aan elkander was, als de Batavers; zy leefden in eene waare broederschap, lieten elkander in den nood nimmer hulpeloos, en offerden gewillig hun leeven op tot elkanders bystand. Hunne goederen waaren, om zoo te {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} spreeken gemeen, zy verdeelden zelfs hunne landeryen onder elkander, welken beurtelings door hun bebouwt en beärbeid werden, zonder, dat daar uit ooit eenige merkelyke twist of oneenigheid ontstond. Deeze onderlinge behulpzaamheid was een natuurlyk gevolg van hunne eigenaardige belangeloosheid; de minste schyn van eigenbaat werdt door die uitmuntende zielen voor eene misdaad gehouden. De gastvryheid was by hun een der eerste pligten; een iegelyk zelfs, de onbekendde, de vreemdeling, werdt met alle tekens van vriendlykheid onder hun huisdak ontfangen, en konde aldaar vertoeven zoo lang het hem goeddacht, wordende noch daarenbooven dikwerf met weldaaden overlaaden, zonder dieswegen ooit eenig verwyt te ondergaan; want de goede Batavers noemden dit een recht, eene verpligtinge, welken de natuur aan het menschdom bedeelt en oplegt. - En was zulk eene weldaadigheid en broederliefde eene eigenschap van menschen, die geene Christenen waaren; hoe moeten dan die trekken de volken deezer eeuw doen bloozen, die, in plaats van elkander wel te doen, de een den ander te vuur en te zwaart vervolgen? De oude Batavers waaren ryk in hunne armoede; de tegenwoordige Nederlanders zyn arm in hunnen rykdom: de oude Batavers waaren groot in hunne laage eenvoudigheid, de tegenwoordige zyn laaghartig in hunne grootheid. De goede trouw en rechtvaerdigheid waaren deeze onze voorvaders eigen, en Tacitus zegt van hun, dat de zeden by hun meer vermogten, dan by andere, meer beschaafde, volken de wetten. De verlichting van den geest heeft dus de harten verbastert in plaats van dezelve te verbeteren. De Batavers, welken de Groot verzekert dat zich reeds eenige eeuwen voor Christus geboorte van de Landen, die wy thans bewoonen, hebben meester gemaakt, waaren heidenen, en hadden het geluk niet den waaren God te kennen; zy aanbaden de zon, de maan en het vuur Tacitus spreekt ons daar en boven van eenen afgod Tuïsto genaamt, welke door de inwooners van geheel Germanien als hun oudste god zoude zyn geëerdt, deeze werdt doorgaans verbeeld in een kleed van dierenvellen, staande op een hoogen voetstal met een scepter in de rechte hand. - Dog men leest by denzelfden schryver, dat de oude Duitschers een grooten afkeer hadden van het aanbidden van goden na de gelykenis van eenig menschelyk weezen gemaakt; en meer andere getuigen dat de Jupiter, de Juno en Minerva der Romeinen, by onze eerste Batavers versmaad werden, waarom het dan meer waarschynlyk is, dat de gezegde Tuïsto, in die tyden veelëer door hun geëert is gewor- {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} den, als een opgerecht teken voor den geenen waar van zy volgens den bovengenoemden schryver zeiden afkomstig te weezen; zynde het na veeler gevoelen niet dan sedert dat zy, ten tyde der regeering van Kajus Julius Caesar, met den Romeinen in verbond traden, dat zy door hunne gemeenschap met deeze volken, veelen van derzelver afgoden, waar onder ook Mercurius, hebben beginnen te aanbidden. Het bouwen van tempels ter aanbiddinge hunner goden, was in de eerste eeuwen by hun in geen gebruik, dewyl zy geloofden, dat zulke groote weezens te verheeven waaren, om tusschen muuren beslooten te worden: 't was in de bosschen dat zy hunnen eerdienst aan dezelve gingen wyden, de open lucht alleen mogt hun verwelfsel zyn: wy vinden in veele oude schrijveren van deeze bosch-tempels gewag gemaakt. Wat nu eigenlyk den aard der wetten betreft, welken onze voorvaders zich by de aankomst op hun eiland gevormt hebben; dieswegen is niets met zekerheid te zeggen: de aangebooren zucht tot vryheid van deeze volken, hebben veelen doen onderstellen, dat zy hunne regeeringsvorm hadden ingericht op den voet van een vry gemeenebest, het welk door de meestgeachtste onder hun, en volgens goedkeuring van het algemeen bestuurt werdt; doch G. van Loon leert ons, in zyne Alöude Hollandsche Historie, dat de Batavers zich een Ryk gesticht hebben, dat door Koningen werdt geregeert. - Dit gevoelen werdt veeläl aangenoomen, zonder echter te beweeren, dat deeze beheerschers een willekeurig gezach zouden gevoert hebben, als strydig met den eigen aard des volks, waar van wy spreeken: daarom zegt ook de Groot, in zyne Oudheid der Batavieren, dat dezelve waaren, Koningen van naam; maar in den grond niet anders dan voornaamsten onder de treffelyksten: het welk insgelyks door Tacitus wordt geboekstaaft, daar hy zegt, dat de Koningen der Germaanen in de Vergaderingen gehoort werden, veel eer met achtbaarheid om raad te geeven, dan met magt om te gebieden; waarom zy ook dikwerf slechts den tytel voerden van Heirtochtleider of Veldoverste. - Hoe het zy, men ontdekt hier uit niet te min, dat de oude Batavers, wier eerste tytel was vry te zyn, en die veeleer hun leeven dan hunne vryheid zouden afgestaan hebben, een gezachhebbend opperhooft noodzaakelyk en nuttig vonden, zonder, dat men ergens eenige blyken vind, dat zy immer eenige drift hebben getoont om tot eene onbeteugelde volksregeering over te slaan; terwyl men integendeel uit verscheide overleveringen ziet, dat zy {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} aan hunne gekooren opperhoofden, die zy als hunne waare beschermers hielden, eene hooge eerbied, en trouw betoonden; en de oude Batavische trouw was van geen kleen belang. Zy volgden deze bevelhebbers in den stryd; zy waaren aan dezelve gehoorzaam; niet uit nooddwang; maar uit eene algemeene verkiezing, die geene de minste inbreuk deed om hunne vryheid: daarom zegt Tacitus te recht van hun: dat zy over hun stelden, die zy verkooren hadden, en gehoorzaamden, die zy over hun hadden gestelt. En het geen de Drossaart Hooft aan een der Katten, in zyn Treurspel Bato, in den mond legt, strekt hun niet min tot eer, en tot bewys hunner trouw: Het zy, dat gy te Land zoekt uw geluk, of 't zy Dat gy te waater hebt uw reis te doen beslooten; Voert ons te Lande meed', of voert ons op uw vlooten, Al waar 't ter waereld uit; in 't Noorden ongezond, Daar 't grondelooze diep, leid als een hoogen grond, Gestaapelt door den Vorst. - Dus spraaken omtrent onze voorvaders, die de vryheid booven het leeven stelden, voerende, eeven gelyk alle andere Germanische volken; ten merkteken van onafhanglykheid, een Kat in hunne vaandels, als zynde dit een dier dat byzonderlyk zyne vryheid bemind, van welk merkteken men acht, dat eigenlyk de naam van Katten, dien zy droegen, zoude herkomstig geweest zyn. - Onder de gezegde Heïrtochtleiders of Opperhoofden, waar van ons de Latynen en Grieken spreeken, vind men onder anderen eenen Kariovalda, die voor Germanikus ten stryd trekkende, tegen de Cheruscen, zich een onsterffelyken naam heeft verworven; en de beroemde Claudius Civilis de hersteller der Batavische Vryheid. Onze voorouders hebben lang in den staat der onweetenheid geleeft, want het was, volgens de geloofwaardigste schryvers eerst ruim zeven hondert jaaren, na de geboorte des Zaligmakers, dat zy, na verscheiden mislukte pogingen van ieverige zendelingen, waar onder de Bisschop Willebrord eene der voornaamste is geweest, het Christelyk geloof hebben beginnen aan te neemen. Even eenvoudig van zeden de Batavers waaren, even eenvoudig was hunne kleding: de pracht, het verderf der meeste Landen, was by hun onbekent. - Zy waaren groote liefhebbers van de jagt, en kunstige boogschieters: de dieren, welken zy tot buit maakten, dienden hun tot voedzel en tot kleäadje: de gemeene krygslieden waaren, volgens Tacitus, alleenlyk van een boovenrok voorzien, {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} en voor 't overige geheel naakt: de rykste en edelste koozen de schoonste dieren uit, en besprengelde de afgehaalde vellen derzelven met gekoleurde vochten, welken zy vervolgens met een gesp, of meesten deel met een doorn, om het lyf vast maakten: het gewaad der vrouwen was van dat der mannen byna niet onderscheiden, dan door een dun linnen hooftdeksel: van andere kledingen hadden zy geene kundigheid, dewyl zy geene koopmanschap dreeven, welke eerst lang naderhand en by trappen onder hun stand heeft heeft beginnen te krygen: rykdommen waaren by hun in geene de minste achting; een moedig paard, een forsse spiets, waar door hunne heldhaftigheid verhemelt werdt, waaren hunne grootste schatten: de geldwinst en woeker was by hun onbekent. - Wanneer wy de ligtheid hunner kleding in aanmerking neemen, moeten wy zonder twyffeling besluiten, dat zy sterker van gestelheid zyn geweest, dan onze hedendaagsche landaard: de weelde en pracht hebben, door eene overboodige koestering de gesteltenissen verzwakt; Hoe meer wy van de natuur afwyken hoe meer wy onze behoeftens verzwaaren - het zoude de Nederlander deezer eeuw vry moeijelyk vallen om zich aan de harde leevenswyze der oude Belgen te gewennen. - Hunne woningen zullen aan de volken van den nieuwen tyd niet bevalliger voorkomen, dan hunne kledingen - zy bouwden zich niet dan laage Hutten van ruwe boomen met daken van stroo overdekt, op heuvels, of verheeven plaatsen, om zich voor de overstroomingen, waaraan het Land was bloot gestelt te beveiligen. - Hoe weinig zoude de slechtheid dier verblyven strooken met onze eerzucht en zelfsliefde als wy ons voorstellen, dat thans in ons gewest een gering kluisje der armoede, noch meer aanziens heeft, dan de woning eens edelen der oude Batavers? - Even zoo was het gelegen met hunne voedselmiddelen: melk, kaas, boter, wilde moeskruiden, het vleesch der dieren hunner jagt, zie daar hun eenvoudig tafelgerecht: en lugtig kooksel van garst was hun drank. Maar welk een deftigheid was 'er in hunne echtverbintenissen! de wederzydsche geneigdheid was by hun vry van alle laage belangen: 't geschenk van een onveranderlyk en standvastig hart, was meer by hun, dan alle wisselvallige bezittingen; 't zynde de beschaafde eeuwen, welken de nieuwe volken het huwelyks verbond tot eene soort van koophandel leerden maaken. De Batavers namen in hunne verëenigingen vooral de gelykheid der jaaren, evenredigheid van gestalte en caracters in acht, en trouwden niet voor dat ze zekere jaaren bereikt hadden. - De huwelyks giften bestonden niet in blinkende beuzelingen, of weidsche tooisels; de bruidegom beschonk zyne bruid met een koppel ossen, een wel toegestelt paard, een schild met een spiets en zydgeweer, waar op zy, van haare zyde den bruidegom {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} insgelyks met eenige krygswaapens vereerde: deeze giften waaren heilig, en als hunne huisgoden geacht. - De kuischheid werdt in het echtverbond als het eenige middel om gelukkig te zyn, en teffens als de allernoodzaakelykste deugt gehouden, wordende de ontrouw als eene onvergeeffelyke schenddaad onmiddelyk gestraft, zonder dat 'er vergiffenis op verleent werdt; de doodslag kost somtyds geboed worden; maar voor de echtbreuk was geene genade. - Van alle de volken der onbeschaafde eeuwen waaren de Batavieren byna de eenigen, die zich aan eene enkele vrouw verbonden, en aan deeze bleeven zy getrouw tot aan den laatsten hunner dagen. Claudius Civilis zelve en meer anderen hunner opperhoofden, had niet meer dan eene bedgenoote - waar by noch aanmerkelyk is, dat deeze volken zich nimmer met uitheemsche natien in echt vereenigden, het welk die gelukkige gelykheid van aard in hun te wege bragt, welke dikwerf in hun geroemt wordt. De vrouwen waaren den naam van moeder waardig: zy zoogden haare kinders zelve: dit belette alle verbastering der zeden, en dat de gemoedsgesteltenis niet door den kwaaden aard der voedstervrouwen bedorven wierd, van welke verbastering de Keizer Kaligula weleer ten voorbeeld strekte, die, schoon de zoon zynde van den zachtaardigen Germanicus, alle de barbaarsheid zyner onmenschelyke minne overërvende, de wreedste aller dwingelanden mogt genaamt worden Voor 't overige werden de oude Batavers door eene strenge en harde opvoeding en leefwyze tot sterke en kloekmoedige menschen gevormt: zy werden, van hunne eerste jeucht af, aan de ongemakken en moeijelykheden des leevens gewoon gemaakt; dit bragt meerendendeel die onverschrokkenheid en moed voort, waarin zy booven alle andere natien hebben uitgemunt. - Onze voorouders waaren min geleert, min vernuftig, zy bezaten zelfs de kunst van leezen noch schryven, het geen zy naderhand, door hunne gemeenschap met den Romeinen van deezen geleert hebben; maar zy hadden meer gezond oordeel dan hunne nakomelingen, en zy waaren oprechter. De vrouwen vergezeldden hunne mannen tot naby het leger; zy moedigden dezelve aan ten stryde, en zagen hunne wonden met eene teder liefde en mededoogen, doch zonder verschrikking: 't was dan, dat zy door het bevorderen der geneezing en het verzachten derzelven, het meest haare vriendelyke verknochtheid deeden blyken: zy spraken haare ten stryd gaande echtgenooten den moed in, door hun de eer der overwinning, en de verachtelykheid van den nederlaag voor oogen te stellen; terwyl de hedendaagsche vrouwen, door haare klaagstem en vrees den mannen tot lafhartigen maaken. Doch laatere dagen leveren ons ten tyde der Spaansche oorlogen noch voorbeelden op van dergelyke heldinnen, die onze eerste moeders in heldhaftigheid niet behoeven te wyken. - De Ridder Hooft telt ons, {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} in zyne Nederlandsche, historie over de drie hondert Haarlemsche vrouwen op, die, onder eene Kenauw Hasselaar, zelve, met de waapens in de vuist, de vyanden te keer gingen. Dezelfde schryver vereeuwigt de heldinnen van Alkmaar, die haare mannen, in de felste bestormingen van de Spanjaarden op die stad, bystonden, en de belegeraars van de wallen weerden. De waapens der Batavers waaren van minder belang, dan men zich van een zoo strydbaar volk zoude verbeelden, zy bedienden zich slechts van een speer; Framey genaamt: hun schild was van sterk in één gevlochten teen; hetzelve was met pylen, blixems, en zwaarden beschildert. Zy gebruikten daarenboven werpschichten, welken zy zeer handig wisten te bestuuren: men vond 'er somtyds in eene geheele bende niet meer dan drie of vier, onder de voornaamsten, die van een helm voorzien waaren; met recht mag men zeggen, dat de moed hun beste waapenrusting was. Het opwerpen van sterktens of batteryen was by hun in geen gebruik: sy hadden geene bemuurde steden; de dapperheid en eendrachtige sterkte der krygslieden waaren hunne beste en zekerste bolwerken om den vyand af te wenden, en de moedige Batavers konden met recht het zelfde zeggen, als de Koning Agesilaus, die, wanneer men hem vraagde, waarom zyne landen onbemuurt waaren, daadelyk zyne burgers in slagörde deed stellen, en, op dezelve wyzende, ten antwoord gaf: deeze zyn de onoverwinbaare muuren der Lacedemoniaanen; 't was booven dien de natuur zelve, die, om zoo te spreeken, ons oud Batavia gewaapend had tegen de aanvallen der vyanden, door de onderscheidene rivieren en stroomen, waar door het omringt wordt. De juiste begintyd der stedebouwing in ons gewest is zeer duister; volgens Tacitus moet men gelooven, dat de Romeinen de eerste zyn geweest in het oprechten van sterktens en bemuuringen hier te lande, ten tyd, dat ze, met de Batavers in verbondschap zynde, hier hunne winterlegers verkoozen, na 't welk deezen, in het vervolg met hun in oorlog zynde, die bemuuring denkelyk meer en meer tot stand hebben gebragt. Zeker is het dat ons vaderland, in zyn beginsel met geene bebouwde steden is voorzien geweest, en dat het eerst, onder de regeering der Graaven van Holland, omtrent de elfde eeuw was, dat het aanleggen van steden recht een aanvang genoomen hebbe, onder welken Batavodorum thans Wyk te Duurstede, Dordrecht en Lugdunum, thans Leiden, als de eersten gesteld worden. - In zulk eene nederige grootheid en zonder verschansingen of bebolwerkte legerplaatsen, wisten onze doorluchtige en dappere voorvaders, zich, alleen door hunne eendrachtigheid en te saamen veréénde waapenkracht, te verdedigen, en als een onverwinbaar volk hun verkreegen land te beveiligen. {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} In hunne begraaffenissen naamen zy geene de minste plegtigheid in acht: zy brachten in 't algemeen de lyken der afgestorvenen slecht op een geruimen afstand van hunne verblyfplaats, alwaar dezelve met een treffend geween, doch zonder veel gerucht, onder de aarde bedolven werden. - Die der grooten en edelen werden somtyds op den houtstaapel verbrand, wordende als dan ook dikwerf hun paard en waapentuigen insgelyks aan het vuur opgeoffert De overwinningen en veldtriumphen werden by hun eeven als by meer andere Germanische volken verheerlykt, door openbaare zangen en gedichten, welken zy Bardites noemden: men wil dat deeze naam afkomstig is van het oude duitsche woord baaren, het welk groot gejuich maaken betekent: zulke zangen dienden ook ter opwekking van den moed der strydende helden. Tacitus tekent aan, dat by den veldslag van Claudius Civilis, tegen Munius Luperkus de lucht weergalmde van het gehuil der vrouwen, en van het zingen der mannen. Door wie eigenlyk eerst deeze zangen gemaakt of ingevoert zyn, is zeer duister: Diodoor schryft van dichters, die van de oudste tyden af onder de Katten bestaan hebben, en door hun Barders geheeten werden. - Wy zullen 'er hier een zes regelig voorbeeld van geeven, het welk men zegt in de oude gedenkschriften te Keulen te zyn gevonden, en omtrent den jaare 1100. moet gedicht zyn; (een teken, dat dat soort van zangen verscheiden eeuwen in gebruik is geweest) het zelve zal mogelyk aan het keurig gehoor van deezen tyd vry onbevallig voorkomen; doch zal denkelyk in de dagen, waar van wyspreeken, niet min schoon en geestig gevonden zyn, als heden de verfynde dichtkust onzer eeuw: Wie hoorten je dikke singen Von alten dingen Wie snelle HelideHelden. vruchten Wie sie veste burge brechen Wie sie lieb in vuiniscefteVriendschap. Schieden Wie riche kunige al zegienge - Met recht mag men zeggen, dat het verschil der taal de bevolkers en stichters van ons Batavia (zynde eigenlyk het oud Saxisch) met die der tegenwoordige Nederlanderen eeven groot is als het onderscheid hunner zeden en gewoonten. De verbintenissen der Batavers met den Romeinen, deed van trap tot trap hun {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} gewest meer aanziens verkrygen, en men gelooft vry algemeenlyk, dat zy door deezen in het bezit kwamen van een gedeelte van het Belgisch Gallie, waar door zy den naam van Belgen moeten hebben verkregen; maar die verbintenissen met een volk, dat zich, door geduurige overwinningen op de overige Germaanen de magtigste der aarde begosten te maaken, en 't welk de Batavers als deszelfs dapperste hulpbenden onophoudelyk in den kryg inwikkelde, waaren voor onze voorvaderen niet min gevaarlyk, als zynde, om zoo te spreeken de eerste beweegreden van hunne laatere onderwerping aan het Roomsche Ryk: ten anderen, de gemeenschap met deeze gesleepene bondgenooten, deed de oprechte inwooners van Batavia veel van hunnen eigen aard en zeden verliezen. 't Was echer niet eer dan met het begin des Christendoms, onder de Regeering van Keizer Tiberius, die een magtige vloot op hun eiland afzond, dat zy aan dat Ryk onderhoorig werden, als wanneer zy onophoudelyk gelegenheid hadden, om hunne drift tot krygsoeffening, ten dienste hunner bondgenooten, den teugel te vieren; doch welke krygsbedryven, hoe zeer ook tot roem hunner heldhaftigheid strekkende, ons bestek ons niet toelaat in het breede op te haalen. - Wy laaten zulks aan 's Lands kundige geschicht-schryveren, ons vergenoegende, met alleenlyk eene kleene schetse te geeven van het gebeurde ten tyde van den beruchten claudius civilis, de Hersteller der Vryheid. Hy was de bevelhebber eener Batavische hulpbende, die, na dat eerst zyn broeder Julius Paulus, om valsche beschuldiging van muitery was omgebragt, door Keizer Nero in de gevangenis werdt gezet; eene ongehoorde wreedheid tegen een getrouw bondgenoot des Ryks - overeenkomstig met den aard van een geweldenaar, die, geduurende zyne regeering alle de volkeren der overige wingewesten de grootste onrechtvaardigheden en verdrukkingen deed bezuuren. Dan deeze verdrukkingen leidden den eersten grondslag voor de oude Germaanen om het juk af te werpen; van welke zucht naar onafhanglykheid Cajus Julius Vindex de eerste aandryver was. Deeze bragt het welhaast zoo ver, dat de Germaanen algemeenlyk beslooten tot den afval van het Roomsche Ryk. Nero hier van onderrecht, gebruikte de Batavische hulpbenden, die noch aan hunne verbintenissen getrouw bleeven, (eene getrouwheid, die men tot lof van deeze onze voorvaderen mag zeggen, dat hun by uitzondering van alle volken eigen was) om tegen Cajus Julius Videx op te trekken; by welke gelegenheid ook deeze strydbaare en moedige krygshelden weer nieuwe blyken gaaven van hunne heldhaftigheid; want aan hun kwam de meeste eer toe, dat de opgestaane Galliers gestuit werden. - Doch eerlang kreegen de Batavers insgelyks een afkeer van onder het bedwang een's snooden Tirans te staan; waar van Nero niet eer de lucht had, {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} of hy stak zich zelve, een onlust in zyne eigen boosheid krygende, den strot af. Galba zyn opvolger, ontsloeg daadelyk den gevangen Claudius Civilis, uit vreeze voor den bedreigden opstand zyner Batavische landgenooten; welker neiging tot onafhanglykheid ook, na den dood van Galba, onder Otto en Vitellius, die beiden byna op den zelfden tyd tot Keizer verkooren werden, begon uit te breeken. De Batavische Ruiterbenden werden by den Romeinen afgedankt, waarop van langsaamerhand de Batavers, onder welken de zusters zoon van Claudius Civilus, Julius Briganticus zeer uitmunte, en de overige Germaanen elkander begosten te ondersteunen, om zich tegen de Romers te verzetten. - Claudius Civilis, dien het schoon stond om zich over den dood zyn's broeders en over zyn eigen geleden hoon te wreeken, bediende zich van het gemor der Batavers, zyne landsgenooten, welken men hier tot den Roomschen krygsdienst begon te pressen. - Hy neemt de kans waar, en roept, in schyn van een maaltyd te doen aanrechten, de kloeksten en wysten by één, in het zoogenaamde heilige woud, thans, zoo men meent het Haagsche Bosch, om hen tegen het Roomsche Ryk op te maaken, stellende hun, met zyne gewoone welspreekenheid, de verdrukkingen, die zy, veeleer als slaaven, dan als bondgenoten van dat Ryk, ondergingen, op de leevendigste wyze voor oogen. - Niets behaagde de vryheidlievende Belgen meer, dan de redenvoering van Civlis. - Zy bezweerden hem hunnen bystand met den ouden vaderlandschen vloek; waarna Civilis de Kanifaaten, Friesen, en andere volken in zyne belangens overhaalden, om den oorlog te helpen steunen. De Burgten en Sterktens, welken de Romeinen hier te lande hadden gesticht, werden dus wel haast in brand gestooken; deeze Burgten diende hun, naar men gelooft, tot waapenhuizen. Civilis trok dus, als Hooftleider der afgevallen Batavers, met hun, en de Kanifaaten, en Friesen, na hen door eene treffende heldenspraak te hebben aangemoedigt, op de Roomsche legers aan, die niet verre van den Rhynstroom verschanst lagen, en bemagtigde de gantsche vloot, die meer dan twintig zwaare scheepen sterk was. Deeze doorluchtige overwinning mogt met recht als eene der glorierykste geroemt worden. De Germaanen, niet min begeerig om het juk van hunne halzen te werpen, verëenigden zich met Civilis, waarop de Romeinen een Leger, onder den Stedehouder Mumius Lupercus op hun afzonden. - Hier volgde Civilis de oude gewoonte der Batavers: hy stelde zyne moeder en zusters en de huisvrouwen en kinders der andere krygslieden aan de achterhoede van zyn leger: de mans verheften het krygsgezang, terwyl de vrouwen door haar gehuil (geen gehuil van lafhartigheid om den moed te verbaazen; maar een galm, die niet anders betekende {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} dan: vegt voor ons, voor uwe kinders, voor uw Land!) den algemeenen moed opwakkerden, en de volkomen overwinning was 'er het gevolg van. De gelukkige vorderingen van Civilis hadden ten uitslag, dat men te Rome tot een sterker wederstand begost uit te rusten: het opperbevel van het leger werdt nu aan eenen Petilius Cerialis gegeeven; dezelve trok met allen magt op Civilis en den zynen aan, het welk van dat gevolg was, dat eindelyk Civilis door het verraad en afvallen van eenige zyner partyen, nu eéns overwinnaar, dan weder overwonnen, geslagen, en in het behaalen van de zege, die hy zich belooft had, gestuit werdt, na dat hy alvoorens de stad der Batavieren, waar door algemeenlyk Wyk te Duurstede verstaan wordt, die denkelyk de eenigste stad was, welke toen ten tyde in ons Batavien bestond, in den brand had gestooken, dewyl hy geen kans zag om ze door de waapens te verdedigen, en na dat hy reeds een ontelbaar aantal van de dapperste Romeinen had doen sneuvelen, zynde niet min de Hersteller der Batavische Vryheid, alzoo hy, door een treffelyk verdrag wist te bewerken, dat het verbond tusschen de Batavers en het Roomsche Ryk op een vasten en voordeeligen voet voor zyne landsgenooten werdt gestelt: een verbond, waarby zy den tytel verkregen van: Broeders en Vrunden van 't Volk en 't Ryk van Rome: waar van onder anderen noch ten getuigen strekt een steen, in laater dagen te Leyden uit de aarde gegraaven, waar op dees tytel, in de navolgende latynsche woorden gesneden staat: Gens Batavorum Amici, et Fratres Romani Imperii. Zie daar dan onze voorvaders voor de tweede maal een vry en onafhanglyk volk geworden. Zy bleeven geduuriglyk van tyd tot tyd den Romeinen, die hen om hunne trouw en dapperheid in hooge achting hielden op derzelver heirtochten vergezellen, zoo als zy ook, in het 86ste jaar na Christus geboorte, met hun den Brittannen hielpen overwinnen. De krygsdrift scheen derwyze eene hunner eigenschappen, dat zy zelden een merkelyken tyd in rust lieten verloopen. - Dikwerf kreegen zy in het vervolg gelegenheid, om ter verdediging van hun eigen gewest den oorlog te voeren, waar van hunnen kryg tegen den Franken, die hun wettig verkregen eiland dikwerf kwamen bestormen, en die ook vervolgens een gedeelte {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} van het zelve, 't welk hun gewillig werdt afgestaan, een geruimen tyd in bezitting hebben gehad, wel verdient aangedacht te worden. Schoon ook in laater eeuwen de invallen der Deenen en Noormannen reeds onder het bestuur der Graaven hen niet minder bezig hielden. - In deeze afwisselende onrust van legertochten en krygsvoeringen, zyn zy altoos als een roemruchtig en dapper volk onder den naam van Batavers, Batavieren of Belgen by de waereld bekent gebleeven, tot aan den ondergang van het Westersch Keizerryk, als wanneer deeze volken, waar van 'er veelen in verscheidene oorlogen gesneuvelt, anderen onder de Romeinen verplaatst waaren, of wel onder de Friesen, Saxen en Franken, die zich op het eiland Batavia bevonden (doch welke laatsten wat laater door de Friesen weder verdreeven werden) vermengt zynde geworden, om zoo te spreeken hun ouden naam van Batavieren verlooren, en in het vervolg door dien van Friesen gekent werden, welke daar na, in het begin der graaffelyke regeering hier te lande, weder in dien van Hollanders of Nederlanders, die noch heden in gebruik is, verwisselt werdt; om welke reden gewisselyk ook Graaf Dirk de Vyfde, in den jaare 1061. zich noemt, by der gratie Gods Graave der Hollanderen. Waar uit eigenlyk de naam van Hollander of Holland oorspronglyk is, is zeer duister, sommigen meenen, dat dezelve moet afgeleid worden uit de laage gelegenheid der landstreeken; anderen beweeren, dat hy herkomstig zy van Holtland of Houtland, in aanmerking der menigvuldige bosschen; veelen willen, dat dit land eerst door de Deenen en Noormannen dus zoude genoemt zyn, terwyl dezelve hier bewind voerden, naar eene zekere plaats in hunne landstreek Olland genaamt; dan dit alles blyft alleenlyk op gissing gesteunt. De oude Batavers worden dan hier als aan ons gezicht ontrukt. - Wy hebben dezelve, geduurende ruim acht eeuwen langs duistere paden, op het geleide van de beste gedenkschriften gevolgt - thans gaan wy hen in een ander licht beschouwen, en wy zullen van trap tot trap hunne zeden en gewoonten, meer met die der tegenwoordige eeuw in vergelyking zien komen. De omgang met den Romeinen en andere uitheemsche volken, hadden nu onze vrye Friesen, de afstammelingen der oude Katten en grondleggers van ons vaderland, aan hunne eerste onbeschaaftheid (of liever eenvoudigheid) onttrokken: het land was door kundiger bebouwing vruchtbaarer gemaakt, de wooningen hadden door beter bouworde meer aanziens verkegen: de koophandel begost meer en meer te bloeyen, en met dezelve veele nutte kunsten en weetenschappen; men had reeds eene menigte oeffenschoolen ingericht - en 't geen meer is, de waare God had zich aan de harten bekent gemaakt: de altaaren en beelden der afgoden, door {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} de onweetenheid opgerecht, waaren vergruist en omverregeworpen: de regeeringsvorm had insgelyks eene merkelyke verandering ondergaan: de tytel van Koning begon omtrent de negende eeuw hier in vergeetenheid te geraaken, de Landvoogden die thans het bewind voerden, werden meerendeel onder dien van Hertog benoemt; doch het gezach, het welk dezelve hadden, werdt door die naamsverwisseling niet vermindert, dus droeg het land der Friesen, het oud Batavia in de negende eeuw, wanneer het onder de wetten van Karel den Grooten vervallen was, byzonderlyk den naam van Hertogdom, ofschoon ook sommige Landvoogden, door de Frankische vorsten aangestelt, ook somtyds den tytel van Graaf droegen. Het was eerst onder Koning Karel den eenvoudigen, dat de vaderlandsche schryvers, met de aanstelling van Dirk den Eersten, den rechten aanvang der Graaffelyke regeering in dit gewest dagtekenen, als wanneer ook de Graaven allengs meerder gezach begosten te verkrygen, en minder afhangelyk van hunne Opperhoofden begosten te worden, weetende welhaast zich derwyze in het bezit hunner waardigheid te vestigen, dat zy dezelve voor hunne nazaaten erffelyk begosten te maaken. De toentydige regeeringsvorm was ondertusschen, gelyk aan een iegelyk genoegsaam bekent is, aan geduurige veranderingen en afwisselingen onderworpen; 't zy door de byzondere krygskrakeelen, tusschen de Vorsten en Heeren, welken zich het recht op het Graaflyk bewind toekendden, en 't welk zy somtyds ook door de waapens wisten te verkrygen, waar in de Bisschoppen van Utrecht, dikwerf geen gering deel hadden; 't zy door buitenlandsche oorzaaken, of wel door de nieuwe handvesten en privilegien door de opperhoofden aan de landen en steden verleent, welke laatstgenoemde allengs, met de meerdere vermogens deezer gewesten, die door een aanzienelyken koophandel meer en meer luister begosten te verkrygen, enkel in Holland tot een getal van een en dertig waaren geklommen. Ondertusschen blykt uit veele oude historieschryveren, dat de ingezeetenen deezer landen, toen noch Friesen genaamt, van de eerste tyden af, verdeelt zyn geweest in Edelen en Gemeentens, of wel vryen en onderhoorigen: deeze edelen waaren al vroeg in groot aanzien; zoo uit hoofde van derzelver geboorte, als door hunne erffelyke bezittingen, en door de waardigheden en ampten welken zy bekleeden; ook vind men in verscheidene gedenkschriften, dat de Graaven een soort van Raad, uit de Edelen bestaande, nevens hun, in het bewind deeden deelen; en de wezenlykheid van dit gezach blonk niet onduidelyk uit, wanneer in den jaare 1203. de Edelen zich het recht aanmaatigden, om aan de Gravinne Ada, gehuuwt met Lodewyk van Loon, het graaffelyk bewind te betwisten, en het zelve aan Graaf Willem den Eersten op te dragen; want schoon de kryg tusschen deezen en den Graave van Loon, de be- {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} vestiging van Graaf Willem vertraagde; zoo bleek hier uit niet te min, dat het gezach der Edelen ten dien tyde meer en meer grootheid verkreeg. - Wy hebben alleenlyk dit hier nodig geacht aan te denken, om in het vervolg te beter te zien, in hoe verre de waare Staatsgesteltenis, welke, in de zestiende eeuw, by de wezenlyke bevestiging onzer vryheid een begin heeft genomen, met de grondwetten onzer alöude voorvaderen overeenkomstig zy. - Doch wy zullen hier het beloop der graaffelyke regeering met alle derzelver onlusten, onéénigheden, voor en tegenspoeden, voorbygaan: wy zullen den bitteren inlandschen twist, die door den tweespalt der heerschzucht tusschen moeder en zoon, berokkend werdt, bekent onder den naam van hoeksche en kabeljaauwsche beroertens, welke ons Nederland, naby zyn val, in deeze dagen duchtte te zien herleeven, in 'sLands geschichtboeken geslooten laaten, alwaar dezelve, van geslacht tot geslacht, den nazaat moet verbaazen. - Wy zullen, zegge ik, het beloop der graaffelyke regeering voorbygaan; tot daar dezelve in de zestiende eeuw uit het huis van Bourgondiën in dat van Oostenryk overgegaan zynde, ons vaderland onder de beheersching van Philips, den tweeden Koning van Spanje, onder het juk der slaverny deed bukken. Tot hier toe, naamenlyk tot aan de beheersching van Philips den II. was 'er noch iet van de alöude vryheid, schoon dezelve geduuriglyk in enger paalen begon beslooten te worden, in deeze landen overgebleeven; de regeerende graaven waaren tot hier toe meest inboorlingen en ingezetenen van dit gewest; de volken werden naar hunne ingestelde wetten geregeert; maar thans, onder de beheersching van eene vreemde magt komende, en wel onder een heerschzuchtig vorst, die terstond blyken gaf dat hy naar een willekeurig gezach stond, begon die edele vryheid een schynbeeld te worden. Hier moest de keten, waar aan van tyd tot tyd een nieuwe schaakel gesmeed was, door een wreeden bloeddorstigen Alva worden voltooit. De allergeweldigste verdrukkingen, de willekeurigste geweetensdwang; gingen den vryen Batavier tot een slaaf maaken. - Maar zien wy hier in onze verbeelding eenen Philips, een Granvelle, een Alva, een Requesens, met het zwaart der dwingelandy in de vuist, onze ongelukkige voorvaders door moord en tiranny vervolgen; wy zien teffens een doorluchtig held opstaan, die, door de magt van het Opperweezen gesterkt, de boeijen moest verbreeken; een Prins, die aan een der kloekmoedigste en edelste vorsten, en aan eene der wyste en grootste vrouwen, het leeven verschuldigt was: Willem de I. Prince van Oranje, gebooren op den 14. April 1533. oude styl, uit den Graave Willem van Nassauw Dillenburg, en Juliana gebooren Gravin van Stolberg.een Prins, die van zyne vroege jaaren aan het {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} deugtsaam hof van Keizer Karel den V. opgevoed, de allerloffelykste grondbeginsels had verkreegen, en die zich door zyne wysheid, zachtäardigheid en voorzichtigheid, en alle tekens van een onversaagden krygsmoed, welhaast tot een vriend en byzonderen vertrouweling van den gezegden Ryksmonarch had weeten te maaken, in zoo verre, dat dezelve dikwerf aan zyne eerste edelingen verklaarde, dat hy den raad van den jongen Prins in gewigtige zaaken in nam. - Voor zeker geen gering getuigenis van de wysheid en doorzicht van een doorluchtig jongeling. - Deeze, ja, deeze was de groote verlosser van ons lieve vaderland - deeze was de waare vader der vryheid - deeze was Willem de Eerste. Hoe diep zouden wy in de oude en met duisternis omsluyerde eeuwen moeten dringen, indien wy de eerste opkomst van het doorluchtig Huis van Nassauw wilden naspeuren! een ieder weet, dat die stam een der voornaamsten en edelsten is van het Duitsche Ryk: dus zach men ook in den jaare 1292. den graave Adolph van Nassauw tot de Keizerlyke waardigheid verheeven, ten bewyze, dat dit Stamhuis reeds van toen af een gewigtig deel in de historie der waereld heeft gehad. - En was dit Huis roemruchtig door zyne oudheid en beginsel, het was niet minder glorieryk door den aard, en door de verheeven deugden der grootmoedige Helden, die uit het zelve zyn voortgesprooten. Landsgenooten! hoe gaarne zoude ik hier de roemruchtige krygsbedryven van den grooten verlosser der Nederlanden eene billyke hulde bieden! hoe gaarne zoude ik hier de luisterryke daaden, die zynen naam vereeuwigen, gedenken; daar hy, noch geen twee en twintig jaaren bereikt hebbende, als opperbevelhebber van 's Keizers leger, in den kryg tegen den Franschen, zynen heldenmoed deed blyken; of daar hy in wat laater dagen, toen Karel de V. het ryksbestuur, met het gezach over de Nederlanden aan zyn zoon Philips den II. had afgestaan, deezen Koning op zyne legertochten vergezeldde? - Maar die herdenkingen zouden ons hier te ver afleiden; de dankbaarheid en erkentenis, die wy aan de nagedachtenis van den vader der vryheid verschuldigt zyn, roept ons tot eene vlugtige overweeging van treuriger toneelen. Philips was niet eer den troon zyns vaders beklommen; Philips had niet eer het bestuur van dit ons eertyds onafhanglyk vaderland in handen, of de oude vryheid ging ten eenemaal verlooren: de zachte wetten en voorrechten, van het oud Batavia, scheenen met den naam van Batavieren in de vergeetenheid weggezonken. De zachtäardige Willem de Eerste, uit naam des Spaanschen dwingelands, de waardigheid van Stadhouder over Holland, Zeeland, Vriesland en Utrecht bekleedende, wendde geduuriglyk zyne edelmoedige pogingen aan, om de {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} geweldige besluiten eens heerschzuchtigen Konings af te wenden, en door zyne zucht tot verdraagsaamheid de geweetensdwang te keer te gaan, en dus de rust te herstellen: men dacht gewisselyk in den beginne der verdrukkingen, zeer weinig om zich onafhanglyk te maaken; de geduldige Nederlander zoude zich veelligt onder een verdraaglyker juk vrywillig hebben blyven bukken; maar de wreedheid steeg welhaast tot een te hoogen top, om de harten niet tot oproerigheid te verwekken, de herwaardskomst van een ontmenschten Hertog van Alva, als Gouverneur Generaal aan het hooft van eene vreemde legermagt, maakte een begin aan geweldenaryen en verdrukkingen, die den volken, na menigvuldige bloedstortingen, noodzaakte zich 'er tegen te verzetten. De Prins van Orange had lang de komst van deezen tiran trachten te veriedelen; doch de nieuwe eed, welken de Hertogin van Parma, die toen als Gouvernante uit naam des Konings, de Nederlanden berechtte, afvorderde, en waar by de Raad van Staaten, Stadhouders, der Provintiën, Edelen, en Steden bezweeren moesten: dat zy den Koning van Spanje eene volstrekte gehoorzaamheid zouden bewyzen, en denzelven by staan tegen allen en een iegelyk, zonder uitzondering, met uitsluiting van alle de voorrechten en privilegiën des volks, deed ten klaarsten het noodlot dat men te wachten had, ontdekken, en bewoog den Prins, om, liever de aanzienelyke ampten, welken hy hier bekleedde, te verlaaten, en naar zyne duitsche Staaten te vertrekken, om van de elende eens volks, dat hy lief had, geen ooggetuigen te zyn, begrypende te recht, dat die eed volstrekt uitliep op een willekeurig en onbepaalt gezach, 't welk eene billyke gehoorzaamheid, ten eenemaal in eene slaafsche onderwerping zoude verkeeren, geheel strydig met den grondslag, waar op onze voorvaders hun Staatsgestel gevestigd hadden, en met de vryheid, die zy tegen zoo veele vorsten, met moed en voorzichtigheid hadden weeten te verdeedigen. - De uitkomst leerde, dat de Prins zich niet bedroogen had; want het leed niet lang na zyn vertrek uit deeze gewesten, of de bloeddorstige Alva kwam gewaapend in den Nederlanden, en met hem de hoogmoed en heerschzucht, brengende dus den moord, dwinglandy en oproerigheid in een Land, dat, volgens deszelfs wetten geregeert zynde, altyd de beste trouw en gehoorzaamheid aan zyne vorsten had beweezen, om het in een bloedbad te verkeeren, en het van zynen Heer afvallig te maaken. Welhaast zach men alom de houtstaapels, de moordschavotten opgericht, om den schuldeloozen tot slachtoffers der boosheid te doen strekken, en hen 't rampspoedig leeven in den allerschandelyksten dood te doen eindigen. Niets was veilig voor een tiran, die zyn grootsten roem steldde in het opéénstaapelen van lyken, en die veel- {==20==} {>>pagina-aanduiding<<} ëer met zyne woeste legermagt verscheen, om het geheele Land te verdelgen, dan om aan de waardigheid van Gouverneur Generaal te voldoen. - Trouwens zyne dwinglandy baart minder verwondering, als men in aanmerking neemt, dat Koning Philips, het gantsche lighaam des volks verklaart had, als schuldig aan de misdaad van gekwetste majesteit, en by gevolg doodwaardig. - Waar was hier die vryheid, waar op wy thans ons verheffen? - De Batavers, de Friesen, de Nederlanders, even vry in hunne opkomst als de luchtbewooners, waaren thans de slaaven der Kastiliaanen geworden - wat zegge ik, zy scheenen van het recht van het menschdom uitgeslooten, en werden slechts als redelooze dieren ter slachtbank gevoert - ja! de beulen toogen van plaats tot plaats om de weerlooze ingezeetenen aan de woede eens tirans op te offeren, onder welke rampspoedigen de Graaven van Egmond en Hoorne, en meer andere Edelen en Grooten, met traanen verdienen te worden aangedacht. - Wy kunnen niet nalaaten, by deeze gelegenheid ons de woorden van den Kardinaal Bentivoglio te herinneren: Vervat in zyne Nederlandse Historie, in het VII. boek.De beulen zelve (zeide hy) werden in dat werk zodaanig vermoeit, of zat, ofte zoo verschrikt, dat zy 'er eindelyk met 'er haast een groot getal in den vloed, die door de stad loopt, verdronken, - ja, de verweezene ongelukkigen waaren zoo menigvuldig, dat het begon te verveelen ze ter galge te voeren. Maar 't bleef hier niet by; de Prins, die zoo veele gewichtige diensten aan het Huis van Oostenryk had beweezen: die liever verkoozen had om het beroerde Nederland te verlaaten, en van alle zyne hooge ampten, waardigheden, gekochte of verkreegen goederen verstooken te weezen, dan door een billyken wederstand, tegen de verdrukkingen eene inbreuk te doen op zyne getrouwheid voor den Koning, tot welken afval zyn mededogen voor een volk, dat hem dierbaar was, hem eerst heeft doen besluiten, na de komst van den Hertog van Alva, en by het invoeren van eene vreemde en alles verdelgende Legermagt, waar door Philips niet langer waardig konde geacht worden, om beheerscher deezer landen te heeten. De Prins zegge ik, bleef zelve in zyne erflanden, alwaar hy den vreede was gaan zoeken, niet vry, zoo wel als zyn broeder Graave Lodewyk van Nassau, voor de vervolging, en werdt door veele valsche beschuldigingen aangevallen, byzonderlyk: dat hy sedert lang getracht had zich met de waapens tegen het wettig gezach van den Koning te verzetten, om zich van het opperbewind meester te maaken, en zich tot een willekeurig Souverein op te werpen. Deeze betichting eerst uit Spanje naar onze gewesten overgewaait, wordt, lyder! in deeze dagen door den ondankbaaren Nederlander, noch tegen den Vorst, die hem heeft vry gemaakt, rond gedraagen.Men deed zyn oudsten zoon Philips {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} van Nassau, Graave van Buuren, toen dertien jaaren oud, uit de hooge school te Leuven opligten, en gevangelyk naar Spanje voeren: 's Princen goederen in de Nederlanden werden in beslag genoomen - Dus werdt het recht der natuur en der volkeren geschonden. In 't kort, de geweldenary klom tot zulk een trap, dat het scheen als of de wreede Kastiliaan, 't rampspoedig Nederland had uitgekoozen tot een moordhol, om aan zyne onrechtvaerdigheid den ruimen teugel te vieren, en zyne bloeddorst te verzaaden. - Dus werpt men dikwerf het plan, dat men zich had voorgestelt, door eene al te groote doldriftigheid in het uitvoeren, in duigen, en de hemel laat somtyds de boosheid in haare verblinding voort woelen, op dat zy te spoediger haaren val bewerke.Hadden zy, die ons vaderland hebben getracht te bederven, dit bedacht, zy zouden niet bestaan hebben eene koninglyke Princes op haaren tocht naar haar eigen wettig verblyf aan te randen en tegen te houden een hooggaande schanddaad, waardoor zy de gelukkige omwenteling, die wy thans mogen beleeven, en teffens hun eigen ondergang verhaast hebben. De onbetembaare zucht van Philips om zyn gezach in dit gewest tot eene willekeurige dwinglandy te maaken, deed hem eindelyk al zyn gezach verliezen - 't geluk wordt niet zelden uit den allerzwaarsten ramp gebooren - het lyden moest onverdraaglyk gemaakt worden, op dat men recht zoude hebben om 'er zich tegen te verzetten - 't geduld raakte ten end - 't gemor begon de harten te overmeesteren, en Neêrlands volk, dat tot hier toe het hooft bukte onder eene gehaate tiranny, begon te neigen tot den afval van een Heer, die het bewind over een vry volk niet langer verdiende. De Edelen en Grooten, waar van 'er veelen ten lande uit waaren gevlugt, werden het onrecht moede en begosten op de verlossing des lands bedacht te weezen. - Maar wie, wie durfde - wie zoude dit onderneemen? wat magt, welk beleid zoude zulk eene omwenteling te weeg brengen? die glorie behoorde aan den eersten Willem van Orange: 't was deeze, welken de Godheid tot zulk een wonderwerk bestemt had. 't Was aan deezen, dat hy den blixem in de hand wilde stellen, om ons van de slaverny te verlossen, om ons vry en gelukkig te maaken, om eene nieuwe Republiek op te rechten, die den luister der bekendde waereld moest weezen. Nooit was ondertusschen een opstand billyker en wyzer dan die van Neerlands volk; 't was geene ongehoorzaamheid aan het wettig gezach van een rechtvaerdigen Souverein; 't was geene oproerigheid tegen een welgeregelt en deugtsaam Staatsbestuur; 't was eene onvermydelijke nooddwang; 't was eene onbetwistbaare aanspraak op het oud overgeërft recht der voorvaderen, een recht {==22==} {>>pagina-aanduiding<<} dat aan de Nazaaten der grondleggers van Batavia niet mogte ontzegt worden, terwyl zy thans zelfs dat, van als mensch te worden gehandelt, scheenen verlooren te hebben. - Een vorst, die zyne pligten verbreekt, verbreekt de pligten des volks. En was nu de opstand billyk; de wyze waar op dezelve werdt ingericht, was niet minder lofwaardig: 'sLands beschermer had niets onbepoeft gelaaten om Koning Philips door zachtzinnigheid te winnen; maar de heerschzucht van den geweldenaar was onverzettelyk en alle middelen ter afwending der elende waaren te vergeefs. - 'Er bleef dan niet anders over, dan de waapenen of de keetens: 't waaren de eerste die den vryen Nederlandren voegden, 't waaren ook deezen welken Orange verkoos om hen te verdedigen, - hy opent dus zyne eigen schatkist, en ontbloot zich van zyne kostbaarste goederen, ja zelfs van zyne hofçieraaden en kleinoodien, om aan het uitgeputte Land zyn bystand te bieden, verzaamelt een talryk leger, en trekt van zyne wettige erfgronden, daar hy een veilig en vreedzaam leeven mogt genieten, met zyne doorluchtige Broeders naar de Nederlanden, om dezelve tegen de verdrukking te beschermen. - Weinig voorzach toen dees grootmoedige vorst dat men na verloop van twee eeuwen zyn weldadig medelyden met een rampspoedig volk, door de allerondankbaarste en onrechtvaerdigste beledigingen en vervolgingen van zynen doorluchtigen Naneef, zoude beloonen. De aantocht van den Prins op de grenzen verbaasde den Kastiliaan, en hield geheel Europa in verwondering opgetoogen. - Groot was in den beginne de voortgang der Nassauwsche zegepraalen: de meeste steden van Holland verlieten wel haast de zyde der Spaanschen, om zich onder het Stadhouderschap van 's Lands beschermer te begeeven, in welke waardigheid hy door de algemeene Staaten herstelt was geworden, eeven gelyk hy te vooren door Koning Philips daar toe verkooren was geweest, - doch de herstelling der verlooren vryheid moest bloed kosten. - Men zach eerlang den Hertog van Alva, de plaatsen, die hem afgevallen waaren op nieuw met een talryke overmagt bestryden. - Veele voornaame Hollandsche steden welken van tyd tot tyd dees bloeddorstigen weder in handen kwamen, moesten het allerwreedste lot ondergaan, - de Prins moest meerder gevaaren doorstaan, op dat zyn triumph, en 's volks verpligting des te grooter zouden weezen. - De verslaagenheid en wanhoop was algemeen. - Eene groote meenigte persoonen van rang, en anderen, begost zich reeds met de vlugt aan de geweldenary te onttrekken. - 'sPrincen moed stond ondertusschen pal in alle deze omwentelingen; niets kon denzelven in zyn groot en kloekmoedig voorneemen doen wankelen. - Zyne groote ziel beäntwoordde altoos aan de zinspreuk, welke hy zich verkoozen had: {==23==} {>>pagina-aanduiding<<} Saevis tranquillus in undis dat is: Gerust onder de woedende baaren. De Spaansche Koning, wel ziende, dat Orange lyf noch leven ontzach om de overmagt het hooft te bieden, en dat deeze doorluchtige voorstander der verdrukte volken zyn laatsten drup bloed zoude waagen, om zyne geliefde Nederlanders vry te maaken, dacht voorzichtigst te zyn den barbaarschen uitvoerer zyner dwingelandy naar Spanje te rug te roepen. Het geheele Land juichte over het vertrek van dit monster-mensch: men dacht reeds van verre het licht der vrede-zon te aanschouwen. - Maar de natuur heeft meer dan een bastaart op dit ondermaansche voortgebragt. - Don Louïs de Requesens, als Gouverneur Generaal, naar dit gewest afgezonden, volgde niet min den Hertog van Alva op in zyne wreedheid, dan in zyne eerampten, en men zach wel haast, dat die verwisseling niet dan een list van de Spaansche zyde waare. - Het oorlogsvuur brandde heviger dan te vooren. - Orange betaalde de overwinningen, die hy van tyd tot tyd op de dwingelanden behaalde met het leeven van zyne beide geliefde broeders, de Graaven Lodewyk en Hendrik van Nassauw. - Hier kwam den vorst alle zyne moed en standvastigheid te stade: de nederlaag, welke deeze twee Helden op de Moker-heide ondergingen, bragt het Land tot op den rand van deszelfs ondergang. - Gewisselyk 't moest een Willem de Eerste zyn, die de dringende gevaaren, die zich van allomme ontdekten drost braveeren, om niet de waapens aan den voet des vyands neder te leggen. - Maar dees doorluchtige stond voor het recht van een onderdrukt volk. - Hy had zyn leeven ten prys der vryheid gezet. - Laaten wy ondertusschen hier met den roem van 's Lands Stadhouder ook de braafheid des volks aandenken. - De toentydige Nederlanders waaren zulk een beschermer waardig: men zach in hun de oude Batavers herbooren - de burgerliefde, de vaderlandsche trouw en eensgezintheid waaren de eigenschappen, waar op de zucht tot de vryheid gevestigt was: Eendracht maakt magt was het geheiligt kenmerk hunner blazoenen: met deezen verdienden zy een Veldheer, dien zy gehoorzaamden, dien zy vertrouwden, in het strydperk te volgen, - wie zullen wy, (om van meer anderen te zwygen) onder de verdedigers der gezegende vryheid den eersten lof beiden! de Haarlemsche burgerschaaren, die met hunne Heldinnen-rey aan 't hooft, door kloekmoedigheid en trouw hunnen naam vereeuwigt hebben, - of de standvastige Leidenaaren, die, wyl de krygstorm op hunne verzengde muuren donderde, en de Stad in een poel van zwavel dreigde te {==24==} {>>pagina-aanduiding<<} doen vergaan, met een verëenden moed den allerwreedsten hongersnood, en de gestrengste elende durfden verduuren om te sterven, of vry te weezen. De zucht voor 't algemeen belang; de liefde voor het vaderland bezielden in die dagen de harten van Neerlands volk: ja de kloekmoedige Rhynstad weigerde zich by verdrag aan haaren vyand over te geeven, om de nabuurige steden niet in haaren val mede te sleepen; deezen daar en tegen vreesden niet om haare vruchtbaare landeryen, door het doorsteeken der dyken aan den vloed over te geeven, om Leiden te ontzetten: de aanmoediging van een doorluchtigen beschermer was genoeg, om den belegerden tegen hoop te doen hoopen; zy vertrouwden op zyne belofte, van hen te zullen verlossen, en 't was ook op den derden October 1574., een dag, die een eeuwige gedenkdag zal blyven, dat zoo veele duizenden zielen, als door eene wonderdaad der Almagt zich bevryd zagenEen iegelyk weet byna, dat, door de wondere voorziening des Hemels, naar het doorsteeken der bovengezegde dykaadje, een sterke noordwesten wind waaide, die het water met magt naar den kant van Leiden dreef, waar door het ontzet door den Admiraal Boisot konde worden ter uitvoer gebragt, en, dat vervolgens dadelyk na de verlossing, door een hevigen noordoosten wind het water, zoo ras het zyn dienst verricht had, weder te rug werdt gedreeven. van hunnen overweldiger, die voor het met geweld aanbruischend water, met verlies van veel volks, de vlugt moest neemen. Eerlang vertoonde 'er zich weer een flaauw flikkerlicht van den vreede; maar op welk eene wyze zoude Philips den vreede aan zyne gekeetende slaaven toeslaan: de hervorming van den godsdienst, die onlangs na de bitterste verdeeltheden en verwarringen, was tot stand gebragt, zoude op nieuw voor de geweetens-dwang den grond hebben moeten ligten: geene genaade voor de geenen, die de Roomsch-Catholyke belydenis niet waaren toegedaan; 't zoude eene gunst voor dezulke gerekent worden, om als balling buiten hun vaderland te mogen zwerven - Zie daar dan op nieuw de boeyen geklonken voor een volk, dat de waapens heeft opgenoomen om zyn oude recht weder te eischen. Doch de zucht naar de onafhanglykheid, had reeds te veel vaderlands bloed gekost, om het Land slechts weder te brengen in denzelfden staat der dwingelandy, waar in het geweest was - gewisselyk, men verkoos veelëer zich te stellen onder de beheersching van een zachter Souverein.Men weet, dat deeze Gewesten in die dagen van verschrikking, aan de beheersching der Koningin van Engeland zyn aangeboden geworden; doch dat dezelve die weigerde te aanvaarden. Of wel de vriend en beschermer der Nederlanderen, zoude liever met hun als een tweede Bato naar onbekendde oorden zyn getoogen, alwaar zy, gelyk hunne voorvaders, zich tot een vry volk zouden hebben kunnen {==25==} {>>pagina-aanduiding<<} maaken. - De Godheid verhoedde die onheilen - de schielyke dood van don Louïs de Requesens, baarde eene onvoorziene omwenteling, die het Land voor zyn gedreigden val bevrydde. De bevrediging van Gent, die kort daar na door den P[r]ins (aan wien reeds te vooren door de Staaten, de hooge Overigheid was opgedraagen) werdt bevordert, en die men met rede hoopte, dat de rust in den Lande ging te rug brengen, baande den weg tot eene gelukkige uitkomst; dezelve moest echter voor afgegaan worden door nieuwe onlusten. De onverwachte komst van Don Jan van Oostenryk, als Gouverneur Generaal, baarde eene nieuwe verslaagenheid: de listige aard van deezen, scheen niet minder te duchten, als de wreedheid zyner voorgangeren: men voorzach dat het verdrag met den Spanjaarden van geenen duur zoude zyn, en de Prins, eeven voorzichtig als kloekmoedig, deed zyn best om alles in een goeden staat van teegenweer te stellen, doch de spoedige dood van Don Jan, liet aan deezen den tyd niet om veel verandering in de zaaken toe te brengen; en het scheen of hy zich alleenlyk in de Nederlanden was komen vertoonen, als een toevallig werktuig om de slinksche voorneemens van het Spaansche Hof te doen doorgronden. Ook had men geene reden zich over zyn dood te verblyden: want Alexander Farnese Prins van Parma, die door den Koning van Spanje tot zynen opvolger benoemt werdt, was een schrikverschynsel, dat welhaast meerder vrees baarde: deeze scheen voor het uiterlyke zeer zachtzinnig en rechtmaatig, maar wist het Land in eene verdeeltheid te houden, die het, zonder het staatkundig doorzicht van den Prins van Orange, in weinig tyds, onder het zelfde juk van slaverny zoude hebben gebragt, waar in het te vooren geweest was. De verwarringen en partyschappen van binnen; het oorlogs-vuur rookende op de grenzen; de elendige en geldelooze staat, waar in deeze Gewesten gesteld waaren, maakte het byna onmogelyk, om den kryg tegen een zoo magtig Ryk, als Spanje, uit te houden, en de onderlinge oneenigheden der Provintien had reeds, om zoo te spreeken, de Nederlanden aan het tydstip van hunnen ondergang gebragt. - Dan 't is hier ons niet vergunt, om by de beschouwing van die onlusten en tegenheden stil te staan; wy willen ons hier liever een oogenblik bezig houden met onzen grooten verdediger den grondslag te zien leggen tot deeze Republiek. - Een bestuur van wysheid en beleid, dat hem den eernaam van Vader des Vaderlands, Vader der Vryheid, tot in alle eeuwen heeft waardig ge[ma]akt. - Naamenlyk de bewerking der Unie van Utrecht. - Hier werdt de bundel pylen door den Oranje-band te saamen gestrengelt. - Hier nam dat gezeegent Bondgenootschap een begin, waar op de redding, de voortduuring, het bestaan, de {==26==} {>>pagina-aanduiding<<} welvaart deezer gewesten gebouwt is. - Hier begon de fiere Leeuw voor de rechten des volks te waaken. - Hier kreeg de gezegende zinspreuk: Eendracht maakt macht, haare rechte beteekenis. - Hier nam de schoone tytel van Vereenigde Nederlanden een begin. - In 't kort, hier ging het Land der oude Batavers een nieuwe Repubiek worden. - Hier leidde de Vorst eene altoos duurende verpligting op zyne tydgenooten en op den nakomeling; maar ook hier leidde hy den grondslag aan den wreeden en ontmenschten haat, die een Balthazar Gerards het moord-geweer in handen steldde, om hem af te maaken. - Landsgenooten! zouden wy ondankbaar genoeg kunnen zyn om dit alles te vergeeten, en zouden wy hier geen enk'len traan laaten vallen, in betaaling van het dierbaar bloed, dat hy voor onze vryheid gestort heeft! Maar de bevestiging van dit gezegent Bondgenoodschap, dat twee jaaren laater, naamenlyk in 1581. gevolgt werd door de volkomene afzweering van de onderhoorigheid aan het Spaansche Ryk, hersteldde de rust in deeze beroerde Landen niet. - De doorluchtige Vader Willem, mogt het genoegen niet hebben, om de Republiek, die hy gevormt had, de vruchten der onafhangelykheid te zien plukken, 't waaren zyne roemruchtige Zoonen, die bestemt scheenen, om de laatste hand te leggen aan de voltooijing der allerzegenrykste grondlegging. De afval der Nederlanden, thans, door den band der eendracht, door Willem den Eersten te saamen verkocht, stak Spanje te sterk in den krop, om denzelven ongewrooken te laaten. - Philippus had reeds verscheiden maalen getracht, om dien Vorst, onder de allerblinkendste beloften, over te haalen, om zich de Republiek te ontrekken, en zyne zyde te kiezen; maar 't was de zaak niet van den hersteller der oude vryheid, om uit eigenbelang te behaagen aan de begeerte een's dwingelands. - De allerschoonste voordeelen kosten zyne standvastigheid niet doen wankelen, en deeze getrouwheid aan een volk, dat hy uit het juk der slaverny verlost had, verbitterde te meer den haat dien de Kastiliaan hem reeds lange jaaren had toegedraagen. - 't Verraad had reeds meer dan eens het moord geweer tegen zyn dierbaar leeven gescherpt. - 't Was het Spaansche Hof niet genoeg den Ban tegen hem uit te spreeken, en zyn geliefden Zoon in hechtenis te houden; neen zyne dagen waaren getelt. - In den Jaare 1582. werd hy te Antwerpen door zek'ren Jongeling Jan Jaurequi genaamt, door het hooft geschooten, derwyze, dat de behouding van zyn leeven, in aanmerking van het gevaar, als een wonderwerk der Almagt mogt worden geacht. - De Prins gaf, by deeze geleegenheid de uitsteekendste blyken dier edelmoedigheid en grootheid van ziel, die hem in allen {==27==} {>>pagina-aanduiding<<} gevalle eigen was: want hy riep, schoon hy meende zyn sterfuur te voelen naderen, de vergiffenis uit van den boosdoender, die echter op de allersnoodste bekentenis, eenigen tyd daar na, te Antwerpen eerst geworgt, en vervolgens gevierendeelt werdt; doch de slag, die éénmaal het pas geredde Nederland moest treffen, scheen slechts voor eenigen tyd opgeheeven, en voor een gewisser hand bewaart te zyn. - 't Verraad zweefde geduuriglyk om hem heen, en 't was ruim twee jaaren laater, dat het den ontmenschten Bourgondier Balthazar Gerards, gelukte dien hemeltergenden moord ter uitvoer te brengen. Dees eerlooze booswigt, welke zich onder den naam van François Guion, door list in het hof van den Prins had weeten te dringen, en zich het voorwerp van 's Vorsten mildadigheid te maaken, dorst voor het geld, hem door denzelven, uit mededoogen geschonken, het moord-geweer koopen, waar mede hy den kogel door het menschlievend hart jaagde, dat voor het welzyn van Nederland gloeide. - Hier verloor het ontslaakt gewest zyn Redder, zyn Verlosser, zyn Beschermer: hier was maar een enkel oogenblik nodig, om een Hooft te vernietigen, dat in zoo veele veldslagen nimmer bezweeken was: in 't kort, hier viel Vader Willem in het graf, onder het uitstamelen deezer woorden (in de fransche taale:) Heere God zyt myne ziele genadig, ik ben zeer gekwetst! Heere God zyt myne ziele en uw arm volk genadig! en dus voerde de zucht voor dat volk, dat hy voor het bloed zyner drie Broeders, voor de vryheid zyn's Zoons, Philips Willem van Nassau, (dien hy uit hoofde van desselfs acht en twintig jaarige gevangen houding in Spanje, waar uit hy niet dan ruim twaalf jaaren na 's Vaders dood ontslaakt werdt, het genoegen niet had gehad weder zien:) voor zyne beste bezittingen, en eindelyk voor zyn dierbaar leeven had vry gekocht, hem ter eeuwigheid in; laatende twee Prinsen na, welken als de beërvers van 's Vaders uitmuntende en roemruchtige deugden, geschikt waaren, om zyn vroegtydig verlies aan het bedrukte Nederland te vergoeden; naamenlyk den jongen Maurits, een Vorst reeds in zyne ted're jeucht begaaft met de alleruitsteekendste hoedanigheden, en Fredrik Hendrik, dien hy weinige maanden, voor zyn smartelyk overlyden, uit zyne deugtsaame Gemalin Louïza de Coligny, had mogen zien gebooren werden. Welk een schoone en juiste vergelyking zouden wy hier nu kunnen maaken, tusschen het groot en edel caracter van deezen vader des Lands, en onzen tegenwoordigen Erfstadhouder? - Maar wy hebben alleenlyk de woorden van zynen historie-schryver aan te denken, en een iegelyk zal gemakkelyk de trekken der hoedaanigheden deezer beide vorsten overéén kunnen brengen. - ‘Willem de {==28==} {>>pagina-aanduiding<<} Eerste (zegt hy) was zeer goedaardig, en een volslaagen vyand van alle boosheid, wreedheid, onderdrukking en geweldenary: daar benevens zeer lydzaam en geduldig, om het kwaad, hem aangedaan, te verdraagen; geen wrok noch wraakzucht in zyn hart voedende; een klaar bewys van een verheeven geest en eene zuiv're deugt, altoos gerust in het midden zyner gevaarlykste vyanden; hier in gelyk met Julius Caesar, die gewoon was zeer gemeenzaam met een iegelyk om te gaan, en in het openbaar te verschynen zonder lyfwachten, niet onderhevig zynde aan de minste hovaardy of hoogmoed, vergeevende gaarne die hem beleedigden’. - Zie daar een schets van Willem den I. zie daar een schets van Willem den V. En moet men hier niet met schaamte bekennen, dat alle die blinkende deugden eeven min den grooten grondlegger onzer gezeegende en luisterryke Republiek beveiligt hebben voor de loogenspraak des lasters, als zynen doorluchtigen Naneef? Heeft men, laas! in deeze oproerige dagen niet noch getracht om het koud gebeente te ontrusten van hem, aan wien men de verlossing uit de boey der slaverny verschuldigt was. - 't Voldeed de muitzucht niet den band der Unie in flarden verschuldigt was. - 't Voldeed de muitzucht niet den band der Unie in flarden te rukken; men smaalde noch op de asch van hem die dezelve had vast gestrengelt! Heeft men in deeze wangunstige dagen, niet straffeloos in openbaare en alom rondloopende schimpschriften zyne nagedachtenis aangevallen, om zyne grootmoedige daaden te bevlekken, door den onkundigen in te boezemen, dat niets dan het zelf belang dien doorluchtigen had aangespoort tot de gewigtige diensten aan den lande beweezen; alhoewel alles ten klaarsten bewyst, dat hy door den opstand tegen de dwinglandy te ondersteunen, voor zich zelve de allergrootste tegenheden en gevaaren te wachten had. - Maar laaten wy hier zyne eigene woorden als eene vermaaning, door hem aan de Staaten Generaal uitgesprooken, vervat in zyne Appologie of verdediging tegen den Ban, door den geweldenaar afgekondigt, gedenken: - Een Ban, waar in hy zoo veel als vogelvry verklaart werdt voor alle booswichten en moordenaars, die het zouden durven waagen hem van het leeven te berooven; en deeze woorden, ja, deezen draagen het merk van zyne waarachtige liefde en trouw voor een verdrukt volk, en van zyne belangeloosheid; overweegze, waarde Landsgenooten! ‘Wy zeggen u, ja zeggen het zoo overluid en begeeren, dat niet alle zy, (de Spanjaards naamenlyk) maar ook de geheele waereld het hooren: onderhoud uwe Unie wel! bewaard uwe Unie wel! dog ziet neerstig toe, myne Heeren! dat gy niet alleen met woorden, ofte by geschrift, maar {==29==} {>>pagina-aanduiding<<} ook met 'er daad ter uitvoering brengt, ende in 't werk stelt, het geene dat het buldelken pylen, met eenen band te saamen geknoopt en gebonden, het welk gy in uw zegel voert, mede brengt en beduid, dat gy altyd in den mond hebt, en daar door te verstaan hebt willen geeven: dat geen lid in dit schoon lichaam en behoort aan te zien, het geene dat zyn eigen is; maar het geene “dat den gantschen lichaame toebehoort; en dat het eene deel deszelven lichaams niet tot hem waart en trekt de spyze, die voor het gantsche lichaam is toebereid enz.” En zoude het ons niet eeuwiglyk te verwyten staan; waare het, dat wy zulk een schoonen staat in handen hebbende, en daar toe zoo schoone middelen, door een rampsaalige gierigheid, en begeerte van eenig gemak ofte gerieflykheid, ten nadeele van onze mede Patriotten, trekkende om 't seerste, de een ééne zyde, en de andere over de andere zyde, ons in een oogenblik van onze doodvyanden, jammerlyk en moedwilliglyk lieten overvallen en onderdrukken?’ (En verders) ‘wat my aangaat, gy ziet dat het al meest om dit hooft te doen isDe Prins zach hier op de menigvuldige aanslagen op zyn leeven., en dat is het, 't geene zy voor alle dingen zoeken, dat zy op zulken hoogen prys hebben gestelt, en voor zoo groote somme gelds ter dood geschikt; indien myn dood ofte eeuwige ballingschap u een oprechte verlossing uit alle die kwaalen kon te weege brengen; hoe aangenaam zoude ons zoodaanige ban weezen, en hoe gaarne zouden wy zulken dood willen lydenZoude dit de taal zyn van een Vorst, die niet dan zyne eigen belangen zoekt voor te staan?; want wat is de oorzaak, waarom dat wy alle onze goederen als tot een roof hebben gestelt? is het om ons daar meede te verryken? waarom hebben wy onze eigen Broeders verlooren, die ons liever waaren dan ons leeven? is het geweest om anderen terstond te vinden? waarom hebben wy zoo langen tyd onzen Zoone in hechtenis gelaaten? is het in uwe magt om ons een anderen weder te geeven? waarom hebben wy ons leeven zo dikwyls gewaagt? wat prys ofte loon is 'er van onze langduurige moeite en arbeid tot in onzen ouderdom toe, met verlies van alle onze goederen? konnen wy anders verwachten dan het geene wy begeeren, om zelfs met onze bloede, zo het nodig is, uwe vryheid te gewinnen en te koopen? - Zoo gy dan meent, myne Heeren, dat ons afweezen, ofte ook onze dood, u iets dienen kan, wy zyn bereid u gehoorzaam te weezen, send ons slechts heenen, en gebied ons tot aan het einde der waereld te gaan. Ziet daar ook ons hooft, over 't welk geen vorst magt heeft dan gy alleen, doet daar {==30==} {>>pagina-aanduiding<<} meede wat u gelieft, en tot welvaart van uwen Staat zy; doch is het, dat gy acht, dat wy eenige liefde den vaderlande zyn toedraagende, en dat wy eenigsints bekwaam zyn om goeden raad te geeven, zo gelooft vastelyk dat dit het eenige middel is (naamenlyk Spanje met alle magt te keer te gaan) om ons te bevryden en verlossen’. - Verdwaalde, misleide Landsgenooten! gy die alle uwe pogingen in het werk hebt gestelt, om de uitmuntende eigenschappen van den grondvester uw Republiek te bevlekken, zyn u deeze zyne redenen onbekent? of hebt gy met voordacht, die in vergeetenheid trachten te brengen, om uwen haat voor zynen doorluchtigen Naneef den teugel te vieren? - Nadert dan, om hem te leeren eerbiedigen, tot de graftombe, waar in het gebeente des Helds beslooten is; - maar nadert met ontzach! beschouwt dit prachtig gedenkteken, door de algemeene Staaten, de wettige Souvereinen van den Lande, voor hem opgerecht, om daar door de geheele waereld hunne dankbaarheid voor de vrymaaking van hun volk te doen blyken. - Leest het grafschrift, dat zy hem waardig kendden in deeze veel betekenende woorden: ter eer van God Almachtig, en ter eeuwiger gedachtenis van Willem van Nassau Prins van Orange, Vader des Vaderlands, die het welvaaren der Nederlanden (men merke hier op) meer geacht heeft dan zyne en zyner maagen eigen belangen; die tweemaal meest ten koste van zyne eigene middelen, magtige legers heeft geligt, en onder het gezach van de Staaten heeft te veld gebragt: die de onderdrukking van Spanje heeft afgekeert: den waaren Godsdienst en de oude wetten des Lands herstelt; eindelyk, die zelfs de vryheid, aan zyn Zoon Prins Maurits, de Erfgenaam van zyns Vaders deugden heeft overgelaaten, om die verder te bevestigen. - Een Held, waarlyk godvruchtig, voorzichtig, onoverwinnelyk, wien Philip de II. Koning van Spanje, de schrik van Europa, heeft gevreest, en niet heeft kunnen ten onder brengen noch verschrikken, maar die hem door de hand van een gehuurden moordenaar met bedrog heeft omgebragt. - De vereenigde Nederlanden, hebben dit ter eeuwige gedachtenis van zyne verdiensten doen stellen. Zie daar een getuigschrift van billyke erkentenis, dat (welk een vry gelei men ook aan den straffeloozen laster moge verleent hebben) te sterk was ingegraveert, om door de ondankbaarheid te worden uitgewischt. {==31==} {>>pagina-aanduiding<<} Slaat verders het gezicht op den Held zelve, zoo het anders u geoorlooft is, een oog door dwaalingen benevelt, op hem te laaten vallen. - Hy was eeven zachtaardig als Willem de V. en gy leest, naar 't schynt, de vergeeving uwer beledigingen in zyne minzaame trekken, mits gy tot inkeer komt. Leert bezeffen op het aanschouwen van hem, zonder wiens bystand gy moog'lyk niet dan kruipende slaaven zoud weezen, wat gy aan 't Huis van Orange verpligt zyt. - Maar neen dit treft geene verstaalde harten, veelen onder u zyn noch den ingekankerden wrok toegedaan; geene schreiende hemelgoodjes, aan welke gy de traantjes als over de wangen ziet vloeijen, en die de brandende toortsen over het graf zwaayen, om uwe zielen te verlichten, vertederen u. - Hier beschaamt u nog het afbeeldzel van een getrouwen Hond aan de voeten van zyn Heer geplaatst, die ten dank voor een weinig voedsel, zynen weldoener in den dood volgde. Zoude een redeloos schepsel meerder gevoelens van dankbaarheid hebben kunnen voeden, dan menschen? - Wat heeft ondertusschen in de dagen uwer overheersching belet, die eertombe, eeven als den roem des Helds, voor wien ze gesticht is, aan te vallen? - Konde uwe razerny de erntfeste faam verschoonen, die op dezelve, als op een enk'len stip, door haar kunstig evenwigt staande gehouden, door de lucht-bazuin den lof der afgestorvene Helden schynt te verkondigen? - Maar de verblyf-plaatzen der dooden zyn ontzachlyk, en de boozen genaakt die zelden zonder beeven: de stille en vreedsaame rust der afgestorvenen verschrikt den oproerige die het toekomende aan het tegenwoordige opoffert, en geene andere leidraad heeft dan zyne hartstochten. - Hier spreekt de eeuwigheid, en die hoort hy niet gaarne. - Gelukkig dat het moeijelyk, laat ons zeggen onmogelyk is, om op den duur eene waarachtige glorie te vernietigen. - De laster mogt een tyd lang, door den haat gevoed, de heldentrouw van den vry-vechter der Republiek, met den schyn van eigenbaat besluiëren, de rechtzinnigen gelooven niet dan de waarheid. Het aandenken der glorieryke bedryven van den eersten Willem van Orange, heeft ons hier een wyl met langsaame treeden doen voortgaan: wy hebben ons met eene dankbaare, erkentenis eenige oogenblikken by zyne doodsche rustplaats opgehouden. - Geen wonder! hy leefde en stierf voor ons! - Hy was de grondlegger onzer Republiek! - Hy vormde die beste Staats-gesteltenis, dat gezeegend Bondgenootschap, waar aan het zeevenlands gewest zyne grootheid te danken heeft! - In 't kort, hy was: de Vader van het Vaderland. {==32==} {>>pagina-aanduiding<<} Van het Vaderland, waar voor myn hart van iever gloeit. - Van het Vaderland, aan welks Oprechte Maatschappy ik dit Gedenkschrift toewyde, als aan een vry volk, dat noch den eernaam van Belgen of Batavers waardig is. Thans gaan wy onze stappen weder verdubbelen. De Kastiliaanen hadden naauwelyks door de gehuurde hand van een baldadig moordenaar, den onverwinbaaren in het graf doen vallen, of de vyandelykheden begosten van plaats tot plaats weder op te wakkeren. - De geweldigste Staats-Orkaanen vertoonden zich van allen zyde, en het lot der Nederlanden scheen op nieuw aan eene omwenteling te zyn bloot gestelt. - Van de eene kant uit naam van Philips door een arglistigen Parma bestookt; van den anderen in gevaar, om onder de opperheerschappy van Vrankryk of Engeland gebragt te worden, waar door de nieuwe Republiek, die haare velden noch van het bloed haarer voorvechters doorweekt zach, slechts de slaverny met de onderhoorigheid zoude verwisselt hebben. - Maar de Hemel verhoedde het, en liet in den jongen Maurits den Lande een moedig en krygskundig Held, die, met dezelfde deugden en hoedanigheden bezielt als zynen doorluchtigen Vader, het zelve ten beschermer mogt strekken. Deeze Vorst naauwelyks zeeventien jaaren bereikende, had dus reeds van zyne vroegste jeucht gelegenheid om blyken te geeven van de dapperheid, beleid, en trouw, die hem als ingeschaapen waaren. - Roemruchtig! was daadelyk het begin zyner krygsbedryven; en men kan met recht zeggen, dat nooit eenig Vorst met meerder glorie zynen leevensloop begonnen hebbe. - Aan hem was het, den schadelyken invloed van een heerschzuchtigen Leicester, die, onder den tytel van opperhooft der Engelschen hulpbenden, in de Nederlanden gezonden, dezelve, in schyn van bystand te bieden, door het aanmaatigen van een volstrekt willekeurig gezach, ten val zocht te brengen; doch met weinig vruchts, dewyl hy ruim twee jaaren laater zich genoodzaakt vond, om dat gezach af te staan en weder naar Engeland te vertrekken, na het verwekken van veele schadelyke onlusten en verwarringen, en na het smeeden van verscheiden aanslagen tegen den Prins, die midlerwyl door de algemeene Staaten tot Stadhouder Capitein Generaal Admiraal was aangestelt geworden, en door het vertrek van deeze arglistige tegenparty, de handen ruimer kreeg, in het voeren van den oorlog tegen den Spanjaarden, brengende eerlang, door zyn moed en krygskunde, een groot aantal Steden tot de zyde der Staaten over. - De gelukkige vorderingen van 'sPrinsen waapenen, waar door het opperhooft der Spaansche Legerknegten, Spinola, den moed voelde zakken, verbaasde Philips den III. en deeden hem neigen tot den vreede, maar op wat {==33==} {>>pagina-aanduiding<<} voet zoude men in onderhandeling treeden met dwingelanden? 't voegde geen kloekmoedigen Maurits het Land, door zynen vader vry gemaakt, weder onder de boey te zien brengen: 't geheugde hem gewisselyk, hoe die vader, by de vreede-handelingen te Breda, den Staaten van Holland en Zeeland had vermaant, om niet als kruipende slaaven, maar als een onafhangelyk volk hunne rechten en vryheid te handhaven. - Thans scheen de stem van 's lands verlosser noch weder ten graave uit te breeken, om hun de listigheden en het bedrog der Kastiliaanen voor oogen te stellen. - Gelukkig, dat de beschermer der vrygevochtenen, door zyn beleid en voorzichtigheid, den verkeertgezindden belette het harnas af te leggen, voor dat den Staat ten vollen bevestigt waare, terwyl de vergulde kluisters, die 'er op nieuw gesmeed werden, zyne oogen niet verblindden. - Het oorlogsvuur bleef dus smeulen onder de assche, om weder op nieuw te ontvlammen. - Onveiligheid en onzekerheid van buiten; tweespalt en partyschap van binnen, benevelde 's Prinsen geluk; terwyl noch daar en booven de boosheid, altyd werkzaam in het smeeden van wanbedryven, een toeleg maakte op zyn dierbaar leeven, en op dat van Prins Fredrik Hendrik, tot welke misdaad zich zekere Priester, Michiel Renichon, omgekocht, volgens zyne bekentenis, door den Graave van Barlaimont, had laaten gebruiken; wordende ook dees snoodaard, niet lang daar na, op vonnis van de algemeene Staaten, geworgt en vervolgens gevierendeelt. 't Bataafsch gewest was ondertusschen, niettegenstaande en voeren van een langduurigen en nadeeligen kryg; niettegenstaande alle afwisselende tegenheden, van trap tot trap aanmerkelyk in vermogen en grootheid toegenomen: de koophandel, die thans een der sterkste zuilen onzer Republiek is, maakte in het begin der zeeventiende eeuw eene merkwaardige vordering, door de oprechting eener Oostindische Maatschappy, welke eenige jaaren laater ook door die der Westindiën gevolgt werdt. De uitbreiding der zeevaart werdt dus van dag tot dag grooter, en met dezelve de vermeerdering van 's lands rykdommen; en met recht mag men zeggen, dat deeze oprechting een waardig kenmerk was van een vryen en onafhang'lyken Staat. - De Nederlanden begosten nu als op zich zelve te staan, en derzelver vriend- en bondgenootschap aan hunne nabuuren noodzaakelyk te maaken. - Niets faalde 'er thans, naar 't scheen, om den luister der Republiek te voltooijen, dan een geduurzaame vreede. - Een vreede, niet bezegelt door eene lafhartige onderdaanigheid; maar door de kracht der wappenen. - Dan dit gelukkig tydstip was noch verre af. - De Kastiliaan moest zich noch met meerder bloeds het verlies der zeeven vrye landen doen vergoeden. - De groote Maurits beleefde het niet, want de {==34==} {>>pagina-aanduiding<<} hemel, die meer dan eens het verraad, dat op het leeven van dien held toeleidde, had afgekeert, riep hem zelve ter eeuwigheid in, juist ten tyde, dat de Spaansche kryg, welke nu reeds omtrent eene halve eeuw geduurt had, weder meer en meer begon op te wakkeren. - Dees rampspoedige slag trof den Nederlanden, die door denzelven van hunnen dapperen veldheer en besten behoeder werden berooft, op den drie en twintigsten April 1625. - Wy zullen hier niet waagen om de verheeven deugden en hoedaanigheden van deezen wyzen en voorzichtigen staats-bestuurder, en kloekmoedigen krygsman te verheffen. - Dezelve blinken met gulde letteren in de geschichten. - Niet minder bekent is zyne getrouwe liefde voor het vaderland. - Hy gaf geen gering bewys van dezelve wanneer hy alle de aanmerkelyke verheffingen, heerlykheden en bezittingen, welken de vyand hem in Duitschland wilde bevorderen, (mits hy zyn hulp en bystand aan de Nederlanden wilde onttrekken) van de hand wees, om liever de Republiek, door zynen vader gevestigt, te blyven handhaaven en voorstaan. - En eeven zoo beäntwoordde hy de aanbiedingen der Aards-hertogen, die hem de volstrekte opperheerschappy van het vereenigt gewest beloofden, indien hy zich met hun vereenigde. Schoone proeven van belangeloosheid! Zyn doorluchtige broeder Fredrik Hendrik volgde hem op in zyne hooge waardigheden. De Nederlanden waaren, onder de stadhouderlyke regeering van deezen edelaardigen vorst, vry gelukkig, en de overwinningen, zoo ter zee als te land op den Spanjaarden, die den oorlog geduurig sleepende hielden, waaren aanmerkelyk, onder welken de verovering der ryk belaaden kielen, door den Admiraal Piet-Hein, om derzelver onschatbaare waarde de Zilver-vloot genaamt; de bemachtiging van het beste deel van Brazil; de glorieryke overwinning door den Admiraal Tromp op de Spaansche Vloot in Duins behaalt, eene luisterryke plaats in 's lands historie bladen, bekleeden, ook deeden alle deeze wenschelyke voordeelen, door de Nederlanders, onder het bestuur, en door het krygsbeleid van derzelver Stadhouder op Spanje verkreegen, dat Ryk welhaast, met meerder ernst neigen om den vereenigde Staaten zelve aan te zoeken tot den vreede, op eene wyze meer overéénkomstig dan te vooren, met de waardigheid van een vry volk. De onderhandelingen dieswegen namen dan te Munster een aanvang; doch dezelve werden in den beginnen zeer langsaam, onder tusschenkomende stribbelingen, voortgezet, en waaren het werk van verscheidene jaaren, geduurende dewelke Neêrlands getrouwe veldheer, niet min, als een voorzichtig en staatkundigh krygsheld, de waapens in handen bleef houden, terwyl hy gerust onder die waarborgen van 's lands veiligheid met verlangen {==35==} {>>pagina-aanduiding<<} den vreede te gemoed zach: leerende den fieren leeuw altoos op zyne hoede te zyn. - Getuigen zulks de meenigte zegepraalen, welke de vorst noch zelfs staande den vreedehandel aan zyne trofeën hechtte, waar onder de verovering van Hulst, Sas van Gent enz. al 't welk, om zoo te spreeken, den vyand de hoop op het weder verkrygen der veréénde Provintien voor altoos deed verliezen. Doch 't mogt de doorluchtige beschermer des vaderlands niet gebeuren, den vreede, dien hy door zyne waapens bewerkt had, tot stand te zien brengen. - Hy stierf één jaar, een enkel jaar te vroegFredrik Hendrik stierf op den tienden Maart 1647., om het roemruchtig staatsgebouw, door zynen vader gegrondvest; door hem en zynen broeder voltooit, in vollen luister te zien praalen; en echter mag men met recht zeggen, hy stierf met den oorlog, en de oorlog met hem, laatende den lande in zyne plaatse een beschermer in zynen zoon Willem de II. welke, toen ruim twee en twintig jaaren bereikende, in 1641. gehuwt met Maria dochter van Karel den I. hem in zyne hooge waardigheden opvolgde, en aan wien reeds in den jaare 1631. het recht dier opvolging door de algemeene Staaten was toegestaan. Eeven voorbeeldelyk 'svorsten leeven was geweest, eeven voorbeeldelyk was zyn dood: 't was byzonderlyk in zyne laatste oogenblikken, dat hy met al de blyken zyner vaderlandliefde aan zyn doorluchtige zoon die edele zucht tot vreede inboezemde, waar door hy zich by den volke zoo bemint had gemaakt, en die hem zelfs altoos tot op het krygsveld verzelt had. - Gewisselyk, 'er leefde nooit een vorst, die met meerder lof den helden-moed met de vreedelievendheid wist te vereenigen, dan Frederik Hendrik. 't Was eindelyk in den jaare 1648. dat de Spaansche Koning, den kryg, door zynen voorvader Philips de II. ontstooken, moede wordende, na verscheidene afgebrookene onderhandelingen, door het sluiten van een eeuwig vreede-verbond, den tachtig jaarigen oorlog ten einde bragt; - een vreede verbond, waarby hy het zeevenlands gewest ten allerplegtigste verklaarde te zyn: eene vrye en onafhanglyke Republiek, op welke hy niet eischte, noch nu, noch namaals, voor zig zelve, ofte voor zyne nazaaten en nakomelingen, nimmer iets zoude eisschen. En hier begon dan dat gezegend tydperk, waar in de vereenigde Staaten de Souvereiniteit, die zy aan Vader Willem verschuldigt waaren, begosten te dagtekenen; - ja - hier was het, Landsgenooten! dat uw geheilgt recht der vryheid, door zoo veel heldenbloed gekocht, ten eeuwigen dage bezegelt en bezwooren werdt - en hier was het dus ook, dat gy reeds het recht verkreegen hebt, om u als vrye onderhoori- {==36==} {>>pagina-aanduiding<<} gen van wettige Overheden in eene Vaderlandsche Maatschappy te vereenigen om de waare Volksstem te doen spreeken. Het allerwenschelykst staatsgestel dus gevestigt zynde, scheen men te mogen hoopen, dat het land der Batavieren, van zyn beginsel af, altoos door zwaare en drukkende oorlogen beroert geweest zynde, eindelyk als tot den trap der volmaaktheid gesteegen, onder het gezegent bestuur, en in het genot der vryheid en onbedwongen godsdienst-oeffening, de kalmte en rust zoude mogen smaaken; maar het vuur des oorlogs was niet eer van buiten uitgeblust, of de tweedracht begost het hooft binnen de grenzen te verheffen. - De eerzucht, het zelfbelang, de ondankbaarheid, zyn dryfveeren, sterk genoeg, om alle voorledene weldaaden uit de geheugenis te wisschen. - Neêrland scheen (volgens het denkbeeld van sommigen) nu zyne meerderjaarigheid verkreegen te hebben, - en de vaderlyke zorg te kunnen ontbeeren; - 't gezach en beleid een's Stadhouders, scheen voor een Republiek, die nu op zich zelve kost staan, niet meer nodig, - en de onpartydigen, die in stille bezadigtheid het toekomende in het vooruitzicht beschouwden, zagen duidelyk den storm aanbruischen, die eerlang een schadelyken ommekeer moest bewerken. - De uitkomst heeft geleert welke nadeelige gevolgen het byzonder belang, op het welzyn van het algemeen te weeg brengt. - De onéénigheden onder de hoofden des lands, over het regelen van het krygs-weezen en andere staats-belangen, waaren de eerste beginsels der geluks-verstooringen. De Staaten van Holland oordeelden tegen het gevoelen der overige Provintiën, geraaden om een gedeelte van de jaarweddens der offiçieren te besnoeijen; doch de Prins van Orange, en de Raad van Staaten beweerden: ‘dat het billyk waare, acht te slaan, op de langduurige diensten, der geenen, die hun bloed en leeven, geduurende den oorlog, gewaagt hadden, en dat dezelve, in den tyd van vreede, daar voor verdienden de belooning te genieten’. - Ten tweede, wilde de gezegde Provintie, dat men een gedeelte van het vreemde krygsvolk, in dienst van den Staat zynde (namenlyk sestig compagniën) behoorde af te danken; waar tegen de Prins, als een oorlogskundig veldheer en krygsman betoogde, dat zulks van een zeer nadeeligen nasleep konde weezen, en den lande aan het grootste gevaar bloot moest stellen; dewyl de uitheemsche vorsten, nog gewaapend zynde, met magtige legers, de grenzen van de Republiek bleeven omçingelen. - Doch de Staaten van Holland, niet min in weerwil der algemeene Staaten, byzonderlyk tegen die van Zeeland, derzelver besluiten krachtdaadig willende doordringen; en de overige Provintiën, zoo wel als 's lands Stadhouder zich 'er tegen blyvende kanten, konde zulk niet dan de ernstig- {==37==} {>>pagina-aanduiding<<} ste moeijelykheden veroorzaaken. De Prins deed verscheidene voorzichtige en welberaadde voorslagen, ter bemiddeling dier verschillen; doch Holland op het stuk blyvende staan, en eindelyk tot eene afzonderlyke afdanking op zich zelven besluitende, beraamden Hun Hoog Mogende eene plegtige bezending aan de Steden dier Provintie, om dezelve voor te komen, als zynde zulk eene afzonderlyke afdanking een soort van inbreuk op het wenschelyk Bondgenootschap, en een middel om het Land weder onder het juk der Kastiliaanen te brengen. - Verzoekende en gelastende teffens zyne Hoogheid den Heer Stadhouder, om alle noodige ordre te stellen, en voorzieninge te doen, ten einde, dat alles in goede rust en vreede wierde bewaart, en inzonderheid gehandhaaft de Unie, met den gevolge en aankleeve van dien, en inteegendeel geweert en te gemoet getreden, alles dat tegen dezelve zoude mogen worden ondernomen. De Prins stelde zich dus aan het hooft der bezending aan de Steden van Holland; de meeste Steden stemden zyne vaderlyke voorzichtigheid in aanmerking te moeten neemen; doch Amsterdam, dat, als het groot magazyn van hollands rykdommen, meer dan eens deszelfs begeerte heeft weeten te doen gelden, weigerde den Vorst, als gemagtigde van Hun Hoog Mogende, gehoor te geeven; zoo dat hy genoodzaakt was, om, zonder iet verricht te hebben, en met reden zeer gestoort, over den hoon hem aangedaan, naar den Hage te rug te keeren. Zyne Hoogheid deed dus, na verscheidene onderhandelingen, die allen vruchteloos afliepen, volgens het gezach by de Unie aan de Stadhouders gegeeven, en volgens het besluit der Generaliteit, zes Heeren der gemachtigden van Holland in verzekering neemen en naar Loevestein brengen; doende kort daar op Graaf Willem van Nassauw, op Amsterdam, welke stad geduurig zyne voorslagen, ter bemiddeling, bleef dwarsboomen, aantrekken, alwaar de poorten voor deezen vorst daadelyk geslooten werden, terwyl men zich in staat van tegenweer steldde, twee der sluizen deed openen, en verscheiden polders deed doorsteeken, om door middel van het water den Graaf af te weeren; dan de Prins van Orange kreeg hier van niet eer in de Hage de tyding, of hy steeg te paard, vergezeld van eenige ruitery, om zelve de stad een kloekmoedig bezoek te doen, den last van Hun Hoog Mogenden te volvoeren, en de Unie te handhaaven; waar op die van Amsterdam, wel begrypende dat de Prins zyn wettig gezach niet zoude afstaan, eene bezending deeden, om een verdrag aan te bieden, waar by de Prins bedong, dat de staat van oorlog zoude geregelt worden, volgens zynen voorslag, en dat de beide Heeren Bickker van hunne ampten zouden ontzet worden; welke punten door de regeerders der stad werden toegestaan, bedingende zy van hunne zyde de ontslaaking der Loevesteinsche staatsgevangen; waar op de {==38==} {>>pagina-aanduiding<<} Heer Stadhouder, ten hove terug gekeert zynde, door de overige Provintiën vriendelyk bedankt werdt voor zyne gunstige zorge, en voor het behouden van Amsterdam by de Unie. De Prins overleefde deeze onaangenaamheden niet lang: men ondervond hier gevoeliglyk, dat de dood noch jeucht noch deugt, noch luister noch grootheid spaart; 't was in November deszelven jaars 1650., dat zyne Hoogheid, in het schoonste tydperk des leevens, en noch geene vyf en twintig jaaren bereikende aan de kinderziekte, den Nederlanden, welken zich zeer veel van zynen moed en krygsbeleid mogten belooven, ontrukt werdt. Deeze Prins bezat, volgens het getuigen onzer meest geloofwaardige historie-schryveren, een uitmuntenden geest, en eene geleertheid, aan weinige vorsten eigen: hy had zich geduurende zyn korten leevensloop geöeffent in de schoonste kunsten en weetenschappen, en muntte uit als dichter, historie-kundige, wis-kunstenaar, redenaar en wysgeer: hy was zeer minzaam, en weldaadig, en een groot krygsman. - Getuigen zyner onversaagtheid droeg reeds zyn eerste veldtocht, in welken hy noch geene 17 jaaren bereikt hebbende, op Don Cantelmo, by het dorp Breskate, de zege behaalde, waarby de voornaamste officiers, en omtrent neegen hondert gemeenen het leeven lieten. Zyn ontydig afsterven was een allerhevigsten slag voor zyne koninglyke en hoog zwangere Gemalin, en ongelukkige Schoonmoeder, van welker verschrikkelyke lotgevallen byna niemant onbewust is; te meer, dewyl het roemruchtig huis van Stuart, in eene zoo naauwe betrekking stond met deeze gewesten. Dan het behaagde de hemel, eenigermaate het verlies te vergoeden: de zon vertoonde zich naauwelyk ten achtste maale aan de oosterkim of een Phenix verrees uit de geheiligde assche des vaders, ter vertroosting van hun die het wel met het vaderland meenden. Hier trad een doorluchtig weezen, geschikt om éénmaal de kroon te draagen, op het toneel der waereld, in een hof met rouw behangen; zonder in de vaderlyke armen gedrukt te mogen worden; noch van hem den ted'ren welkomkus te ontfangen; in een land, door den tweespalt der hoofden in verwarring gebragt; omringt door de vrienden en vyanden een's vaders, welken de haat en partyschap reeds sedert lang had getracht in verdenking te brengen: een telg, die wel de deugden en uitmuntende hoedaanigheden, van dien doorluchtigen vader beërfde; maar geenzins deszelfs hooge waardigheden, die niet te min als aan zyn vorstelyk huis verknocht waaren. Ja! de dood van een Prins, op wiens arm en beleid de hoop van een pas gevormde Republiek gevestigt was, schoon smartelyk voor de getrouwen in den Lande, was het beweegpunt eener omwenteling in de staats-gesteltenis, die een onuitwisbaaren {==39==} {>>pagina-aanduiding<<} vlek in onze geschichten heeft toegebragt; zy was teffens de voorbode van oorlogsrampen en beroeringen, die den opkomenden bloeij en welvaart weder in den asch gingen leggen. De ongelukkige gevolgen van den kryg tegen de Portugeezen, en het verlies van Brazil, waardoor de west-indische koopvaardy een sterken schok onderging, was geene der minste tegenheden; doch van meerder belang was de noodlottige eerste engelsche oorlog tegen den dwingeland Oliver Cromwel, die, na den wreeden moord van Koning Karel den eersten, dat Ryk als Protector beheerschte, tot welken kryg de eerste aanleiding gegeeven werdt, door den britschen zeevoogt Blaake, die niet verre van Douvres den Admiraal Tromp, welke met een talryke vloot op de kusten van Engeland kruistte, onder voorwendsel, dat deeze voor den eerstgemelden de vlag niet wilde stryken, vyandelyk aantaste. Eindelyk tot een openbaaren stryd uitgeborsten, vielen 'er verscheiden zee-slagen voor, waar in de groote de Ruiter geen geringen roem behaalde, doch welken in het eind ten nadeele der Hollanderen keerende, en Tromp het leeven doende verliezen, de Republiek noodzaakte tot het sluiten van een vry schandelyken vreede, te schandelyker door de voorwaarde, die 'er by bedongen werdt. - 't Was hun, die zich door de stadhouderlooze regeering groot wilden maaken, niet genoeg den haat en partyschap, welken de heerschzucht tegen Prins Willem den II. berokkend had, op een vorstelyk kind, noch in den wieg te doen nederdaalen, en het zelve te berooven van die voorrechten, die als den hoeksteen uitmaakten, waar op de vryheid en het bestaan des Lands gegrondvest was; voorrechten aan de diensten zyner vaderen verschuldigt - 'er was niet meer nodig, dan een uitheemsche dwingeland, een vyand en vervolger van het huis van Stuart, en dus ook van dat van Orange, 't welk aan het zelve zoo naauw vermaagschapt was, om de ondankbaarheid ten hoogsten top te voeren, en door het omver werpen van het bezwooren staats-gestel het nieuw opkomend land ten val te brengen. - 'Er was niet meer nodig, dan een Cromwel, die eenige der hoofden op zyne zyde had weeten te trekken, om by het sluiten van den gezegden vreede de Staaten te doen bewilligen in die gedenkwaardige Acte van Seclusie, waar door de Prinsen van Orange, de afstammelingen van de vryvechters en beschermers van hun Land, die hen tot wettige Souvereinen hadden gemaakt, ten eeuwigen dage van het Stadhouderschap werden ontzet: eene acte, die dan ook (om weinige jaaren daar na met berouw weder te rug geroepen te worden) op den vierden Mey 1654. getekent en bezegelt werdt; by het welk aanmerkelyk is, dat de onéénigheden, tusschen den overledenen Heer Stadhouder en de Staaten van Holland, over de afzonderlyke afdanking van't krygsvolk {==40==} {>>pagina-aanduiding<<} ontstaan, en waar van wy hier boven gesprooken hebben, reeds waaren bemiddelt en als afgedaan moesten gehouden worden, waar door de geenen, die, met verzaaking van alle verpligting, een onrechtmaatige weerwraak deeden herleeven, des te meer schuldig moeten voorkomen. De Staaten dus, met uitzondering van Groningen, 't welk den Prins Erfstadhouder van Friesland Willem Frederik tot deszelfs Stadhouder had aangesteld, al het bewind in handen genoomen hebbende, regelde de punten van het krygsweezen der Regeeringen en der Unie naar hunnen goeddunken; - maar konde men hoopen de Unie te zullen handhaaven, door het omver rukken van een van derzelver beste steunpilaaren, dat is de tusschenkomst van het Stadhouderlyk gezach, 't welk als het waare middel schynt, om de te saam gestrengelde pylen in het eevenwigt te houden? Veele staatkundigen hebben begreepen, dat alle veranderingen in eene staats-gesteltenis, schoon zelfs ter verbetering strekkende, altoos gevaarlyk zyn, als strydende met den zin des volks, dat zich vast houd aan de oude en ingestelde wetten, waar aan het gewoon is; hoe veel te meer moest dan de omkeering te duchten zyn van eene regeerings-vorm, waar door men uit de ketens der slaverny van elendige slaaven, tot een vry volk was gemaakt. - De uitkomst heeft het geleert. - Gelukkig indien de verlosser des'Lands, de voorrechten, die hy met zyn bloed betaalt had, voor zyne nakomelingen op eene onverbreekbaare wyze had doen vaststellen en bezegelen; maar dees belangenlooze vorst begeerde geene andere waarborgen dan de erkentenis, die men hem verschuldigt was, en de verpligting voor zynen diensten den lande beweezen. De regeerwyze door de gemelde acte ingevoert, was dan nu geheel nieuw, en behaagde, wat moeite men ook deed om de gemoederen tegen het huis van Orange te verbitteren, de gemeente zeer weinig. - Deeze gewesten steldden zich van derzelver eerste grondbeginssel af, onder de bestuuring van een vorst of uitmuntend persoon, die als eerste bevelhebber aan het hooft van het bewind, de uitvoerende magt in handen had. - De oude Batavers verkoozen zich, zoo als wy te vooren hebben aangedacht, een opperhooft, aan wien zy, zonder hem echter een willekeurig gezach toe te kennen, bereidwillig gehoorzaamden, en deeze regeerwyze, onder welke zy van trap tot trap hun eiland in luister zagen toeneemen, had onder de verscheidene afwisselingen altoos stand gehouden, en het volk was daar aan gewoon gemaakt. - De Ridder William Temple, merkt aan, in zyn onderzoek over den aard der onderscheidene regeerings-vormen, dat het bestuur, gevoert door een enkel persoon, het natuurlykste en eerste of oudste is, en dat het gezach, het welk {==41==} {>>pagina-aanduiding<<} daar in meer dan in andere regeerwyzen plaats kan hebben, de grondslag is van alle veiligheid en ordreDe eerste volken der waereld, leefden onder eenen wetgeever, aan wien zy gehoorzaamden., onderstellende zelfs, dat de Democratie of volks-regeering, zeer naby komt aan de Anarchie, of heerschloosheid. - Een republikaan, zal, volgens den eigen aard hem aangebooren, hier in niet wel stemmen. - De beslissching in hoe verre de gezegde schryver gelyk hebbe, voegt best aan de meest verlichtste staatkundigen; dan 't zy hier mede zoo 't wil; wy durven met nederigheid onderstellen, dat de regeerwyze, welke by de grondvesting van Neêrlands bondgenootschap is ingevoert, de beste en gezegendste is, die 'er in eenig land plaats heeft, en teffens de meest overéénkomstigste met die onzer eerste voorvaderen, welken het bewind stelden in handen van zulken, die zy de voornaamsten onder de treffelyksten noemden; persoonen, naamenlyk, die door hunnen rang en geboorte, zoo wel als door hunne staatkunde, moed en beleid, het beste geschikt waaren, om het hooft eens volks te zyn, en aan wie zy met een onwankelbaar vertrouwen het bestuur over hun durfden aanbeveelen; terwyl wy teffens by eene ernstige overweeging van de gebeurtenissen onzes lands leeren begrypen, dat het zelve niet wel in een behoorlyk eevenwigt kan blyven, zonder een verhevendst hooft, dat volgens zyne geboorte door den hemel bestemt schynt, om door zynen eevenmensch geëerbiedigt te worden; een staats-persoon, die uit hoofde der hooge waardigheden, die hem als met het leeven zyn toegeschikt, en die hy eenmaal moet bekleeden, van zyne eerst jeucht is opgeleid in staat- en krygskunde, en in alle die bekwaamheden en hoedaanigheden, die een volks-beschermer moeten eigen zyn; opdat hy in den Raad door zyne wysheid en beleid, en in het oorlogs-veld door zynen moed en heldhaftigheid het algemeen vertrouwen verdiene. - vertrouwen, waar op de rust, de welvaart, het geluk, ja het bestaan eens lands alleen gegrondvest kan zyn, en 't welk natuurlykerwyze sterker moet weezen ten zynen aanzien, als ten aanzien van hun, die als by geval en door onvoorziene gelegenheden tot het bewind geraaken; by geval zeggen wy: voorzeker! 't gebeurt niet zelden in veelhoofdige en republieksche regeeringen, dat persoonen tot het bewind verheven worden, die door hunne ouderen tot een gantsch anderen stand waaren geschikt; - 't gebeurt, en moet volgens den aard van een vry volk gebeuren, dat de zoon van een muziek-meester, zeer wel geöeffend om zyn vader in het onderwyzen dier kunst op te volgen, en niet in de schoole van staat en krygskunde, een deel van het bestuur in handen krygt. - {==42==} {>>pagina-aanduiding<<} En zoude het wel mogelyk zyn, dat 'er in den kring van veele hoofden altoos eene onwrikbaare eensgezintheid plaats hebbe? men heeft ten minsten in ons vaderland meer dan eens het tegendeel gezien, en zulke dagen waaren altyd dagen vol gevaar en tegenheden: het Bondgenootschap miste by afwisseling niet eer het hooft, dat de verscheidene denkbeelden wist overéén te brengen, of het scheen op het punt van verbrooken te worden; - en laat men hier slechts de stadhouderlyke en stadhouderlooze tyden met elkander in vergelyking stellen, als wanneer ten klaarsten blykt, dat in de eerste deeze Republiek altoos in luister en vermogen heeft toegenomen, en dat ze in de laatste aan het kwynen geraakte: in de eerste vermeerderde de welvaart; de rykdommen groeiden aan; de landbouw, de koophandel, de kunsten en weetenschappen bloeiden; in de tweede werden 's lands schatkisten uitgeput; alles kwam in verval: de Nederlanden scheenen by de uitheemsche mogenheden hun aanzien te verliezen, die met de verwarringen en binnenlandsche twisten dachten haar voordeel te moeten doen, en welhaast het oorlogs-vuur op de grenzen bragten. - En moet men het denkbeeld, dat de algemeene Staaten zelve in 1579. dieswegen aan den dag leidden, gelooven; dan kunnen deeze landen volstrekt, zonder een Eminent Hooft of Stadhouder, niet gelukkig bestuurt worden, ; en 't geen in deezen noch aanmerkelyk is, is, dat de volkstem (dat is het grootste deel der Natie) altoos in alle gelegenheden op de zyde der stadhouderlyke Regeering is geweest. - Eene stem, die onder een vry volk een groot recht denkt verkreegen te hebben om gehoort te worden; en die ook volgens den boovengemelden Ridder Temple, den grondslag is, waar op alle regeering vast staat, ‘'t zy (voegt hy 'er by) dat dezelve voortkomt uit aanmerking van 't geen voorleeden is, door de eerbiedigheid aan eenen autoriteit, onder welke een volk, en desselfs voorvaders voor veele eeuwen gebooren en opgevoed zyn; of uit gevoelen en bevinding van het tegenwoordige, door de veiligheid en den voorspoed die zy genieten’; waarom hy ook met recht zegt, dat eeven weinig ons gewest, zonder een deugtsaam, wys, en gezachhebbend Hooft de boeij der dwingelandy zoude hebben kunnen verbreeken, noch zich tot eene Republiek vormen, eeven weinig het zelve, zonder zulk een hooft, in stand kan blyven. - Dan niets bewyst deeze waarheid beter, dan de aakelige gevolgen, welken de uitsluiting van het stadhouderschap en verandering van het staatsgestel gehad hebben. - De binnenlandsche beroertheden, door deezen buitenspoorigen stap veroorzaakt, bragten de Republiek op den rand des verderfs. - De vreede met Engeland duurde naauwelyks tien jaaren, of de kryg barste weder uit. - De tweedrachtige Nederlan- {==43==} {>>pagina-aanduiding<<} den zagen zich ter zeer door de Britten aangetast, en te land door den Bisschop van Munster; en schoon in 1667. de Republiek weder voor weinig tyds in rust geraakte, door het aangaan van den vreede die te Breda getekent werdt, nadat de groote de Ruiter, met weinig scheepen, veel glorie had behaalt, zoo was die vreede, om zoo te spreeken, slechts een kortstondige schaduw, die na vier jaaren verdween; als wanneer twee magtige Ryken, naamenlyk Vrankryk en Engeland, de verzwakte Republiek aantastten, die, schoon men den storm van verre genoeg had kunnen zien aannaderen, door een schadelyk verzuim en werkeloosheid, buiten staat van tegenweer was gesteld: 'er heerschte een schynbaare overvloed: de byzondere kisten waaren met goud gevult, en 's lands schatkist was ledig: de zee- en landmagt was vervallen. - De Fransche waapens, door die van Munster en Keulen gestyft, maakten dus daadelyk eene ontzachelyke vordering. - De Provintien van Gelderland, Overyssel, Utrecht en verscheidene hollandsche Steden, werden in weinig tyds verovert: men beefde welhaast voor het verlies van Amsterdam, en dus voor dat van geheel Holland. - En kwam het eindelyk zoo verre, dat by sommigen reeds beraadslaagt werdt, of men het wanhoopig besluit niet behoorde te neemen, om alles op te geeven, en aan den vyand ten prooy te laaten, dewyl men zich buiten staat zach van verdediging. - Elendige moedeloosheid van een volk, dat zich zoo kort te vooren van de ketens had zien bevryden! beklaaglyk uitwerksel van het afzweeren van zyne Bevryders! - De zaaken, door de verdeeltheden onder 's lands hoofden in verwarring gebragt zynde; had men door het gemor en door de beroeringen onder de gemeente, welke welhaast, door het bezef van de hachelyke omstandigheden, ten hoogsten top waaren op geklommen, bereids by den aanvang van den kryg een stuk van de onedele acte van uitsluiting moeten afscheuren, door den Prins van Orange tot Kapitein Generaal aan te stellen; mits zyne Hoogheid niet zoude staan naar het Stadhouderschap. Maar het gevaar, dat van allen zyden aandrong, deed eerlang zien, dat men den Stadhouder niet missen konde, en dus vond men zich genoodzaakt, om, alhoewel schoorvoetende, en by veelen tegen wil en dank het, voor achtien jaaren, bezwooren bederf van 't vaderland, of Eeuwig Edict, weder af te zweeren, en zyne Hoogheid te rug te roepen, tot alle die hooge waardigheden, die door zyne voorvaderen, 's lands verlossers en beschermers, bekleed waaren geweest, waar onder wel duidelyk het recht van het verleenen der Patenten is uitgedrukt; - en wordende daar en booven in 1674. het Stadhouderschap, door de Provincie Hol- {==44==} {>>pagina-aanduiding<<} land, voor 's Prinsen mannelyke nakomelingen, erffelyk verklaard, met alle de voorrechten daar aan verknocht; - eene hulde, welke het mogelyk de Republiek niet kwaalyk gestaan zoude hebben, reeds aan haaren grondlegger te hebben toegewyd. In 1675. werdt aan zyne Hoogheid de Hertogelyke regeering van Gelderland, onder den tytel van Hertoge van Gelder en Graave van Zutphen opgedraagen; doch dit werdt beide door denzelven afgeslagen; eene schoone belangenloosheid aan het Huis van Orange eigen. Zie daar dan het oude staats-gestel, dat door de heerschzucht, haat en partyschap was verbrooken geworden, weder opgebouwt, in spyt der geenen, die liever de Republiek onder de kluisters van eene uitheemsche mogenheid wilden zien, dan van hun bewerp afgaan, of het gezach met een beschermend opperhooft te deelen. - Heuglyk was ondertusschen deeze omwenteling voor de Ingezeetenen. - Terwyl het in Neêrland niet aan meer dan eenen Brutus mangelde, om de geenen, die zich verdacht hadden gemaakt, naar den hals te dingen. Zie daar dan het nieuw gestarnte, dat, flikkerende op de waapens, den vyanden verbaasde, uit het midden der stormen verreezen! - In 't kort, zie daar den Julius Caesar weder aan het hooft der Belgen, van wien men met recht ging zeggen: Hy kwam, hy zag, hy won: en die met den oorlogsblixem in de vuist, den vreede ging bevorderen, die ook kort daar na met Engeland, en voorts met Keulen en Munster geslooten werdt. De noodzaakelyke veranderingen, welke de Stadhouder daadelyk in het regeerings bestuur maakte, bragten nu eerlang de opschuddingen, die 'er van plaats tot plaats tegen hun, die 's Lands val hadden trachten te berokkenen, waaren uitgeborsten, aan het bedaaren; doch de gebroeders de Witt, moesten den haat, dien zy zich hadden op den hals geladen, aan de woede des volks ten duursten betaalen. De eerste bezorgtheid van den veldheer, was 's Lands sterktens en grens-plaatsen in staat van tegenweer te brengen, en het krygsweezen, zoo veel mogelyk, op een goeden voet te stellen. - Men zach niet eer den jeugdigen Mavors aan het hooft van het leger, en altoos in het heetste van 't gevecht, of den verflaauwden moed der knechten begon op te wakkeren. - Zoo veel vermag het voorbeeld! en schoon de Gaulen, zoo ter zee als te lande, noch oneindige nadeelen toebragten, en 'er noch veele Steden voor het geweld der overmagt moesten bukken; begon niet te min binnen het beloop van een jaar, dat is in 1673. het geluk der waapenen aan onze zyde over te slaan. - Orange bevond zich, als een wonder verschynsel overal. - 't Waaren de gevaarlykste posten, die hy voor zich uitkoos {==45==} {>>pagina-aanduiding<<} en 't was niet weinig voor een jong vorst in het strydperk te komen met een alom geduchten Turenne, die in het oorlogs-veld grys geworden was. De Steden, door Vrankryk gewonnen, werden dan eindelyk weder van stap tot stap ontruimt; maar kan men zonder eene heevige aandoening gedenken in welk een staat? - de eene ontmuurt, - de andere ledig geplondert, - die tot een puinhoop gemaakt, - deeze ontvolkt, terwyl de velden rookten van het bloed der arme mishandelde ingezetenen, die het slacht-offer der krygswoede; of laat ons liever zeggen der moordzucht, wreedheid en geweldenary waaren geweest. - Ja dus oorloogden niet de Turken; maar de Gaulen in de eeuw van Lodewyk den XIV. De handel over den vreede werdt ondertusschen verscheiden maalen begonnen en weder afgebrooken, en het liep aan tot in den jaare 1678. eer dezelve tot stand kwam; wordende toen te Nymegen getekent, juist wanneer zyne Hoogheid met zyne legermagt was uitgetrokken om Bergen in Henegouwen te ontzetten; by 't welk die moedige veldheer gelegenheid had, om noch een roemruchtig blaadje aan zyne reeds behaalde lauren te hechten, dewyl het hem gelukte, om, door het veroveren van eenige buiten-posten, den Hertog van Luxemburg, en zyne medestanders, uit zyne legerplaats te verdryven, en zyne tenten op het verwonnen slagveld op te slaan. - Doch waarby zyne Hoogheid, zich volgens zyne gewoonte te bloot geevende, byna het leeven verloor. Nimmer hadden de Nederlanden meer reden om over het treffen eens vreedes zo te juichen als toen. - Men zag de aftrekkende vyanden niet aan als geregelde oorlogsbenden; maar als tirannen, die den naam van moordenaaren en ontmenschte beulen verdienden, en men deed het verhaal der gepleegde wreedheden tot een schoolen lesboek vervaardigen, om den kinderen vroegtydig een af keer voor de Fransche Natie in te boezemen. - Weinig dacht men toen, dat men noch geene eeuw laater de Republiek zoude durven stellen onder de beslisschende staatsbeschikking van dat Ryk, tegens een ten onrecht betichten Vorst, door wiens voorzaat men van deszelfs vervolgingen in vroeger tyd bevryd was geworden. - Dus zyn de afwisselingen van dit ondermaansche ondoorgrondelyk! Doch laat ons hier een gordyn schuiven voor die aakelige toneelen van wreedheid, die een gevoelig hart verbaazen: 't was thans vreede, en het in veel plaatsen verwoeste Nederland mogt nu, in eene aangenaame kalmte en rust gebragt, geduurende een reeks van tien jaaren, onder de bescherming en het beleid van deszelfs doorluchtigen Erfstadhouder zich herstellen, om vervolgens door dat zelfde Ryk weder te worden aangevallen. {==46==} {>>pagina-aanduiding<<} Orange was reeds des jaars voor het sluiten van den gezegden Vreede in een gewenschten echt getreden met Maria, dochter van den Hertog van York, die kort daar na, voor weinig tyds, den scepter van Engeland in handen kreeg; en 't was juist dit huwelyks verbond dat de eerste steen des aanstoots was, waar door de nieuwe vreedebreuk veroorzaakt werdt. 't Is hier de plaats niet om te treden in alle de handelingen en oneenigheid welken 'er tusschen de Fransche en Engelsche Ryken over de verheffing, en weder onttrooning, van gemelden Hertog of liever Koning Jacobus heerschten, 't is genoeg hier aan te merken, dat deeze willekeurige vorst het Roomsch Catholyk geloof ten sterksten was toegedaan, en dat hy door het verdrukken van het Protestantendom zich den haat zyner onderdaanen op den halze haalde, eene verdrukking, die zoo verre ging, dat zy niet dan den ondergang van het gantsche koningryk moest na zich sleepen. - Wy laaten het herinneren dier twisten aan vollediger geschichten toebetrouwt, en naderen met meerder genoegen tot dat glorieryk tydstip, waarin de Nederlanden haaren doorluchtigen Veldheer, in de plaats van deezen eerzuchtigen, ten troon van het magtig Albion zagen klimmen, ingeroepen door de klaagende en vervolgde onderdaanen, van dat Ryk, om den waaren Godsdienst tegen de dwaalingen van het Pausdom, en tegen de ondermyning hunner wetten en voorrechten te beschermen, en hen te bevryden voor de dwingelandy van een vorst, eeven onwaardig om de vader des lands als de vader van Maria te weezen, en die door zyne onrechtvaerdigheid ten hoogsten verdiende om zich volgens de begeerte der geheele natie den scepter door zynen doorluchtigen schoonzoon, en dochter te zien ontwringen. De verlosser der Britten vertrok dus eerlang met zyne Koninglyke Gemaalin naar Engeland om de aangebode waardigheid te gaan bekleden. - Wy zullen den prachtigen aftocht deezer hooge personaadjen, die met eene talryke vloot en van eene aanzienelyke krygsmagt verzelt overstaaken niet beschryven. - De kusten der Nederlanden vervingen de traanen der Bataven by hun vertrek; het krytgebergte weergalmde van het gejuich der Britten by hunne aanlanding; het welk korten tyd daar na dat is in 1689. door de luisteryke krooning werdt gevolgt, en dus tilde de groote Willem de III. in de eene hand den scepter terwyl hy met de andere de pylen beveiligde. De onttroonde Koning Jacobus vlugtte naar Vrankryk alwaar hy met opene armen ontfangen werdt; en geen wonder! men had hier meer dan eene reden om hem de hand booven het hooft te houden; waar onder de wrok en naiever tegen Neerlands Erfstadhouder geene der minsten {==47==} {>>pagina-aanduiding<<} was, en dus berokkende de allerzegenrykste omwenteling voor Engeland, dat Lodewyk de XIV. daadelyk den staat der Republiek den oorlog deed verklaaren en vervolgens ook aan het duitsche Keizerryk, het welk met deezen Staat en andere Mogenheden in verbond trad. Deeze kryg duurde ruim acht jaaren; waar op in 1697. de vreede, schoon weder voor weinig tyds, geslooten werdt. - Intusschen had in 1691. de Republiek het geluk haaren koninglyken Vaderlander weer binnen haare muuren te zien; wordende zyne Majesteit met de sterkste tekens van eerbied, en met eene pracht zyner waardig, verwellekomt, en ingehaalt; maar de blydschap, het gejuich de genegenheid des volks, als de oprechte kenmerken van liefde en trouw voor zyn persoon, behaagden dien monarch vry meer, dan de hulde aan zyne grootheid. - Van Staats en Stadswegen werdt zyne lang gewenschte komst geviert door het lossen van het geschut, het zwaaijen der glorie-vaanen, en byzonder door een voortreffelyk vuurwerk, dat des avonds by zyne aankomst in den vyver van den Hove werdt afgestooken: de vreugde bedryven der gemeente deeden al de drift uitblinken van een dankbaar volk voor zynen beschermer - en met reden gewisselyk - de Koning-Stadhouder verliet hier voor een tyd den troon ten einde ons gewest tegen de gevaaren van den gedreigden oorlog in staat te stellen om den vyanden het hooft te bieden - de Lely-vorst begon reeds door nieuwe toerustingen de grenzen te bestooken - hier blonk die edele voorzorg uit, die een opperhooft van het krygsweezen moet bezielen - zyne Majesteit wilde zich met eigene oogen van 'sLands weerbaarheid verzekeren, en de krygsmagt ontzachlyk maaken, ook heeft dees kryg, schoon Bergen in Henegouwen reeds, by 's vorsten aankomst in Holland, door Vrankryk bemagtigt werdt, den lande meer voordeel dan nadeel toegebragt, hebbende dat Ryk byna gants Europa tegen; in Duitsland, Vlaanderen, en elders koste dezelve meerder bloedsHet was deeze verschyning zyner Majesteit in de Nederlanden en in de algemeene vergadering der geallieerden, by uitneemenheid bekent onder der tytel van Haagsche Conferentie, die waarschynlyk het behoud van dit gewest - en misschien van een groot deel van Europa bewerkte, door het staatkundig beleid, waar mede hy de bondgenooten aanspoorde om met moed de heerschzucht van Vrankryk te beteugelen. 't Verblyf van zyne Majesteit in ons gewest was kort: de zorg voor zyn Ryk, de edele krygsdrift hem aangebooren, werden aan de zucht voor zyn vaderland niet opgeoffert; maar zulks belette niet dat die Vorst van tyd tot tyd overstak om voor het bestuur der Nederlanden te waaken, en men mag met regt zeggen dat hy zich onder die drie hooftpligten verdeelde. Zyne roemruchtige krygs-verrichtingen, terwyl hy zich dikwerf aan het hooft van 't leger der {==48==} {>>pagina-aanduiding<<} Bondgenooten tegen Vrankryk bevond, zyn in de historien niet vergeeten geworden, en maaken daar van het glinsterendste deel uit. - Geen vorst heeft ooit schooner gelegenheid gehad om zynen moed en heldhaftigheid te doen blyken; maar ook geen vorst heeft ooit de gelegenheid om zich een onsterffelyken naam te verkrygen beter doen gelden, dan Willem de III., alleen de veldslag van St. Denys in 1678, tegen den Hertog van Luxemburg, waar op daadelyk het Vrede verbond van Nimmegen volgde, en waar by deeze vorst als Neerlands Stadhouder, in de lente van zyn leeven, zoo veele glorie behaalde, zoude reeds genoeg geweest zyn, om hem te vereeuwigen. - Dan noch vry hooger klom de roem van dien grooten krygsheld in den laateren oorlog van 1695. by de verovering van Namen, welke den Gaulen een gevoeligen schok toebragt, en voor den Staat van zoo veel gewigt was, dat dezelve door een plegtigen dankdag geviert werdt. - Niet minder eer verwierven hem zyne herhaalde veldtochten in Vlaanderen aan het hooft der geallieerde legers - 't gebeurde in het Beleg van Maastricht in 1692. (een schoon bewys zyner tegenwoordigheid van geest, en nooit verbaasden moed) dat hy, eene zwaare wonde aan den arm bekomende en bemerkende, dat zulks zyne legerknechten verschrikte, met de bloedende hand den hoed afligtte, en den zelven tot driemaalen over het hooft zwaaide, om den strydenden zynent wege gerust te stellen, en hunne verslagen standvastigheid weder op te wakkeren. - Wat deed hier dien grooten veldheer meerder eer de degen of de scepter? - Maar was het einde der zeeventiende eeuw roemruchtig voor Neerlands Julius Cesar - Het koste hem bloedKoning William, alloos in 't heetste van 't vuur, kreeg in deezen laatsten oorlog meer dan eene wonde. het koste hem traanen, - het ontrukte hem in den jaare 1695. zyne koninglyke Gemaalin Maria - Maria de Moeder der Britten, die door haare wyze beheersching, by de afwisselende afweezigheid van haaren Gemaal! 't geluk des Ryks bevorderde. - Maria, om haare zachtaardigheid, deugt, menschlievenheid, en wonderbaare hoedanigheden, door alle haare onderdaanen by haar leeven bemint, en by haaren dood beweent; wordende noch in het volgende jaar de smart van dit ontydig afsterven vermeert door dat van den Prins Hendrik Casimir, Stadhouder van Vriesland, Groningen, en Drenthe, die in deeze waardigheden werdt opgevolgt door zynen Zoon Jan Willem Friso, Grootvader van onzen dierbaren Willem den V. - En of dit dubbel verlies niet treffend genoeg waare, zoo dorst noch een gevloekt verraad toeleggen op het leeven van Ko- {==49==} {>>pagina-aanduiding<<} ning William zelve ten einde Vrankryk te beter zyn bewerp mogte ter uitvoer brengen om den vyand des volks, Jacobus, dien men met eene fransche vloot naar Engeland hoopte over te voeren, om eene landig in dat ryk te doen, op den troon van Groot-brittanje te herstellen. - Maar de opperste rechtvaerdigheid deed dees snooden toeleg (die de eerste niet was) mislukken, tot groote blydschap der Britten en der Nederlanderen, die daar voor den hemel een plegtigen dankdag wydden, terwyl men teffens de gedreigde landing, die reeds zoo ras ze ondernomen werdt - aan den voorstander van den onttroonden vorst een groot aantal schepen en volk kostte, in rook en damp zach verdwynen; want de Engelsche en Nederlandsche vereenigde vlooten behaalden op de Franschen by die gelegenheid eene volslagen zegepraal, waar in de overwinnaars geen enkel schip verlooren. - De strydende bondgenooten lieten daar en booven niet na den slinkschen handel van Lodewyk den XIV. te lande te wreeken - de hemel zegende de waapens verscheiden zyner bezittingen wierden verovert, de beste magazynen in de lucht gejaagt, en de oorlog was, by den uitgang der zeeventiende eeuw, vry noodlottiger voor eene natie, die ruim tien jaaren te vooren zoo trots was op haare overwinningen. De deernis waardige toestand, waar in zich dat ryk door een drukkenden en kostbaaren oorlog gebragt zach; de elende der onderdaanen, die uit deezen kryg voortvloeide, deed dus eindelyk Lodewyk neigen tot den vreede; die dan ook in het volgende jaar tusschen hem, Engeland, Spanje en de Nederlanden te Ryswyk getekent werdt, zeer ten voordeel van dit gewest, 't welk by denzelven een zeer wenschelyk verbond voor de zeevaart en koophandel sloot, en wordende de Koning William daar by ten vollen in het bezit van den troon van Engeland bevestigt. - Doch de omwenteling, die 'er welhaast in geheel Europa opvolgde, deed veelen begrypen, dat de gezegde vreede niet dan op eene bewimpelde veinzery van den Franschen Koning gegrond was; ook barstte eerlang de oorlog op nieuw weder uit, by den dood van Karel den II. Koning van Spanje, wiens bezittingen de huizen van Bourbon beiden vermeenden zich te mogen toeëigenen; hoe zeer ook Koning William en de vereenigde Staaten, door een tractaat van verdeeling, dien twist hadden trachten voor te komen, waar by Spanje aan den Keurprins van Beyeren; Napels en Sicilie aan den Dauphyn; en Milaan aan den zoon des Keizers moest vervallen; doch welk verdrag, door den dood van den Keurprins weder verandering moetende ondergaan, door Lodewyk, die had weeten te bewerken, dat Koning {==50==} {>>pagina-aanduiding<<} Karel de II. alle zyne landen aan Philips van Anjou, zoon des Dauphyns, had gemaakt, by den dood van dien koning niet meer in aanmerking werdt gehouden; wordende dan ook reeds in 1681. dien Prins, onder den naam van Philips den V. tot Koning van Spanje verheeven; een onbillyke handel, dien door den Keizer, welke daar door zyn zoon verstooken zach van het recht op Milaan, 't welk niet te min door Vrankryk zelve by het gemelde tractaat van verdeeling aan den zelven was toegeschikt, met geene onverschilligheid konde worden geleeden - en dus met het begin onzer eeuw het krygsvuur alom deed ontbranden. Maar dit was het niet all'; Koning Lodewyk, die korts te vooren by den vreede van Ryswys het recht van den britschen monarch tot de kroon had helpen bezweeren, met uitsluiting van den onttroonden Jacobus den II., liet niet na by den dood van deezen deszelfs gewaanden afstammeling onder den naam van Prins van Walles als Koning by te staan en te erkennen; eene onrechtmaatigheid, die, als eene openbaare vreedebreuk, noodzaakelyk den wettigen bezitter van den troon in de waapens moest brengen. Dus werdt dan de pas hersteldde rust op nieuw weder gestoort, door de dubbelzinnigheid en het heerschzuchtige bedrog van het Hof, waar aan het eigen scheen eeven ras de tractaaten, te verbreeken als te sluiten. - Een eigenschap waarvan, de republiek dikwerf de allerdeerlykste ondervinding heeft gehad. Koning William en de vereenigde Staaten, die, alhoewel, zy, in een goed vertrouwen, by den vreede een deel hunner krygsmagt hadden afgedankt, thans reeds de fransche benden om hunne grenzen zagen zweeven, maakten, ter hunner veiligheid, verscheiden verbintenissen, onder anderen met den Keurvorst van Brandenburg (naderhand Koning van Pruissen) - en bevonden zich, ingevolge het voorzichtig beleid en de goede voorzorge, waar mede een kundig krygshooft nimmer nalaat voor 's Lands sterktens te waaken, welhaast in staat van kloeke verdediging. De Republiek was thans in een wenschelyker toestand om den vyand het hooft te bieden, dan in de voorige eeuw, wanneer de werkeloosheid, het verzuim, het verraad, dezelve tot aan het punt van haaren ondergang hadden gebragt. De vyandelykheden werden door Vrankryk begonnen; maar waaren de aanleidingen derzelve onedel, de wyze op welken zy werden aangevangen, was noch verachtelyker - Men opende door geenen openbaaren aanval of belegering het oorlogstoneel; de list wist een binnenlandsch verraad te smeeden, om zich daar door van Maastricht meester te maaken; doch het zelve werdt door den braa- {==51==} {>>pagina-aanduiding<<} ven bevelhebber der plaats, Generaal Dopft, die 'er in tyds de lucht van kreeg, ontdekt, en den snooden aanslag veriedelt. Maar de oorlogskreet, die van allen zyde de Nederlanden verbaasde, was niet genoeg. - 'Er vertoonde zich eerlang een ander schrik verschynssel. - De vorst, die naauwelyks vier jaaren te vooren door de kracht der waapenen den algemeenen vreede had helpen bevorderen, werdt aan de geenen, welken reeds op zyne nieuwe triumphen in den aanstaanden veldtocht scheenen te staroogen onttogen. - Een treurig geschrey klom uit Kensington ten hemelWillem de III. is overleden te Kensington op den 19 Maart 1702, naar men geloofde aan de gevolgen van een val, dien zyne majesteit, op de jagt zynde, van zyn paard had gedaan.. Willem de III. steeg van den troon, dien hy met zoo veel luister bekleed had, naar de eeuwigheid. - Hier viel de schrik des krygs, en 't staatsbeleid in 't graf - Hier stierf der Britten vorst; der Belgen Hooft en Vader! De Staat, te snood misleid, door meer dan een' verrader, Zwoer 't recht van zyn geboorte op zyn geboorte-uur af - Doch wen men 't alles zach door tiranny verneeren, En 't halve Land reeds voor de kluisters neder boog, Vond men, hoe schoon die boey de dwaaling blonk in 't oog, Zich ras gedwongen om 't gezwooren weer 't ontzweeren. Willem de III. was niet alleen een moedig krygsheld; maar teffens een der staatkundigste vorsten, die immer geleeft hebben. - Zyne edele en groote hoedanigheden maakten hem in allen gevallen de kroon en scepter waardig. De eensgezintheid tusschen deezen vorst en het Britsche Parlement was by na tot hier toe zonder voorbeeld. De onderdaan was nooit gelukkiger dan onder zyne beheersching, waar in zyne koninglyke gemaalin een gewigtig deel had - Het scheen of hem de hemel had in het leeven geroepen, om de onrechtmaatige heerschzucht van zynen tydgenoot Lodewyk den XIV. paalen te zetten, het welk ook dit ryk, zoo als wy reeds te vooren gezien hebben verscheiden maalen, door een persoonlyken haat, op zyn dierbaar leeven heeft doen toeleggenWaar toe zich onder anderen zekeren Grandval had laaten omkoopen. en zoo wel in Grootbrittanje als in de Nederlanden, alles in het werk heeft doen stellen {==52==} {>>pagina-aanduiding<<} om deeze beide natien tegen hem te verbitteren: en welke vervloekingen werden 'er tegen deezen grooten vorst door dergelyke verbitteringen niet gesmeed? Hoe dikwerf heeft men niet getracht om hem te doen verdenken van dwingelandy en heerschzucht, ten einde hem by den volke gehaat te maaken als een Prins, die niet anders beoogden dan het voeren van een willekeurige heerschappy? doch wy zullen hier alleen bybrengen het geen wy dien aangaande, in den schryver zyner historie leezen, Het leeven van Willem den III. derde deel bladz. 88.naamenlyk; ‘dat hy zelfs alle gelegenheden, daar toe strekkende edelmoediglyk heeft afgeweezen’. De Koning van Vrankryk had hem (vervolgt hy) de provintie van Holland in Souvereiniteit te bezitten laaten aanbieden, maar hy heeft het geweigert: (en verder) de stad Amsterdam, de yverzuchtigste omtrent de vryheid, had in den jaare 1672, wanneer een algemeene schrik deze landen bevangen had, toegestaan, dat men aan den Prins de rechten, en den naam van grave van Holland zoude opgedragen; en de Prins wilde ze niet aanneemen. - Als de Staaten van Gelderland hem Hartog en Souverein van die provintie wilden maaken weigerde hy het zelve. Gewisselyk geene verglimpte aanbiedingen van Lodewyk den XIV. konden deezen waarlyk belangenloozen vorst van zyne grondregels doen afwyken Vierde deel 269.zyn hart zweefde hooger, en zyne antwoorden waaren altyd standvastig: dat hy zyne eer en trouwe nooit zoude verraaden, noch de vryheden verkoopen van een land, 't welk zyne voorvaders zoo lang beschermt hadden: verklaarende liever naar zyne duitsche staaten te vertrekken, dan zyn vaderland onder de dwinglandy der Gaulen te stellen om zich zelve groot te maaken. Men moet erkennen, dat dit alles weinig overeenkomt met de betichting van heerschzucht, waar mede een snoode laster hem trachtte te bevlekken. - Hy was een ernstig voorstander van den protestantschen godsdienst, en nochthans was de verdraagsaamheid eene zyne uitmuntende eigenschappen - zyne voorbeeldelyke godsvrucht deed hem den tytel van mensch en christen, booven dien van ryksmonarch stellen: by dit alles bezat hy eene zeldsaame bezadigtheid en ernstigheid in alle gelegenheden; maar aan het hooft zyner benden schitterde hem al het vuur eener onversaagde krygsdrift uit de oogen. - Dan wy zullen hier den lof van dien grooten krygsman aan de voorledene, tegenwoordige en toekomende, geheugenissen overlaaten, en dezelve besluiten, met een trek van {==53==} {>>pagina-aanduiding<<} de schoone oorlogsdaad, waar op de geheele waereld het oog gevestigd hield, en waar aan alleen het behoud der zeeven vrye landen is te danken geweest. - De halve Republiek was door binnenlands verraad in weinig tyds in handen des vyands gevallen. - 's Lands veldheer toen drie en twintig jaaren oud, verlaat gelyk een andere Scipio zyn vaderland om het te redden; hy vereenigt zyne benden met die van 's Lands bondgenooten, en slaat, aan het hooft derzelven, het beleg voor de stad Bonn in Keulen. - De Mavors der Bataven zegepraalt - hy verwint in vyf dagen de stad, en opend, door die luisterryke overwinning, den doortocht voor de vereenigde legers over den Rhyn, en naar de Nederlanden, om den vyand op den hals te vallen, waar door het plan van 's Lands ondergang, dat men gesmeed had, in duigen geraakte, en Vrankryk de door hem overwonnene provintien, en de menigte steden, die hy reeds tot in het hart van Holland bemagtigt had, in noch minder tyds weder moest ontruimen, dan hy ze verkreegen had; behoudende niet anders dan Maastricht, waar van de herwinning, wat laater, de heldhaftige zegepraalen van Orange moest volmaaken. Koning William had, ingevallen hy zonder kinderen kwam te sterven, zynen Neeve, den Prins Jan Willem Friso, tot zynen erfgenaam en opvolger van zyne erflanden benoemt, waar door dus zyne duitsche Staaten, als mede het wettig recht op het Prinsdom Orange, schoon dit laatste door de onrechtvaerdige dwingelandy van Vrankryk aan den Huize van Nassauw ontweldigt waare, in het doorluchtig Huis van Nassauw Diest overgingen, vervallende de kroon van Engeland op Anna, Zuster van 's Konings Gemalin. - De Koning-Stadhouder had meer dan eens by den Staaten van dit gewest een billyke aanzoek gedaan, om zyne hooge waardigheden hier te lande, uit hoofde van de erffelyk verklaaring zyner nazaaten, aan hooggemelden zyn Neeve te doen bevestigen; doch de Staaten, schoon niet goedvindende op dit voorstel een weigerend antwoord te geeven, hadden onophoudelyk verschooven om aan het zelve te voldoen. - De heerschzuchtige onder dezelve het eigenbelang booven dat van het vaderland stellende, geloofde, dat zy aan dit recht van opvolging niet verbonden waaren - anderen vreesden tot een besluit te komen, en in overweging te stellen of men aan een vorst, die, alhoewel men hem reeds in de wieg den allerbittersten en onrechtmaatigsten hoon had aangedaan, zich niet geweigert had om tegen de schrikbaarendste gevaaren in te dringen, om zyn vaderland, wanneer men het door verzuim byna in den grond had geholpen, weder uit de asch op te delven, zonder ondankbaar te zyn een zoo billyken eisch konde ontzeg- {==54==} {>>pagina-aanduiding<<} gen, die zelfs in de omstandigheden, waar in zich thans de Republiek bevond, noodzaaklyk scheen. - Hoe 't zy de zaak werdt sleepende gehouden, en de vyf provintien, naamenlyk Holland, Zeeland, Gelderland, Utrecht, en Overyssel, die het stadhouderschap tegenstonden, beweerden, dat men het zelve by den vreede van Munster reeds voor altoos had behooren vernietigt te houden, en, dat die regeerwyze, nu met den dood van Willem den III. een einde neemende, de Republiek tot haare oorsprongelyke vryheid, zoo als zy het noemden wederkeerde. - Oorsprongelyke vryheid is een schoon woord, het verwekt een streelend denkbeeld voor een afstammeling der oude Batavieren, en 'er is nooit een volk geweest, dat den naam van vry met meerder recht droeg dan deezen; maar wy hebben gezien, en herhaalen het hier, dat zy, by hunne verhuizing uit hunne overweldigde landstreeken, een anderen oord ter inwooning gaande zoeken, eeven gelyk de overige Germanische volken, zich stelden onder een staat- en krygskundig opperhooft of bevelhebber, dien zy zich verkooren, om hen, naar de wetten en voorrechten, die zy by de grondvesting van hun volkstaat geregelt hadden, te regeeren en welken zy als de beschermer der vryheid, die hun zoo dierbaar was, altoos in hooge eerbied hielden, en die, met het volle genoegen des volks, opgevolgt werden door derzelver afstammelingen, of door de zulke, welken hun het naaste waaren, mits wys, deugtsaam en heldhaftig zynde, en dus in staat om het algemeen vertrouwen te verdienen. - Maar het is zeer denkelyk, dat deeze onze voorvaders, die zich onder zulk een opperhooft of heirtochtleider met reden weezenlyk vry noemden, zich niet vry zoude hebben gedacht te zyn, indien zy zich gestelt hadden gezien onder het gezach van een groot aantal beheerschers en halve beheerschers, die, 't zy door meerderheid van vermogen; 't zy door kuiperyen, 't zy door voorkeur; of door begunstiging zich in het gezach weeten te dringen; - Men schynt te moeten besluiten, dat de stadhouderlyke regeering veel naderby komt aan de oorsprongelyke vryheid, dan het staatsbestuur, zonder Stadhouder aan het hooft. - Waar by noch opmerkelyk is, dat de zin van het meerendeel der natie, die eigenlyk de vryheid uitmaakt, ten allen tyden het Stadhouderschap is toegedaan geweest. Maar het willekeurig bestuur blonk veelen te schoon in de oogen - de geleden onheilen door Willem de III. herstelt waaren vergeeten; het land was in een luisterryken stand gebragt, en 'er was niet, meer nodig, dan eene stadhouderlooze regeering van vier en veertig jaaren, om de provintien weder in verval te werpen, tot welks afwending de hemel een vierden Willem zoude in het leeven roepen, die de grootmoedigheid zoude {==55==} {>>pagina-aanduiding<<} hebben, om de Nederlanden op nieuw uit den nood te redden. De vyf gezegde Provintien namen dan weder dezelfde ongelukkige regeeringsvorm aan, die haar eertyds door den dwingeland Cromwel was voorgeschreeven, en bleeven zonder Stadhouder, terwyl deeze verandering in het staatsgestel, byzonderlyk in Zeeland, eene groote opschudding onder de gemeente verwekte. - Veelen der geenen, die aan eenige oproerigheid schuldig waaren, werden in het openbaar gestraft of uit den lande gebannen. De regeeringen der steden, die het oude staats-gestel bleeven aankleeven werden verandert. - 'Er heerschte een algemeen gemor en ongenoegen - de Raadzaal was zonder Stadhouder - en het oorlogs veld zonder Veldheer. De wonderbaare krygsmoed, welke 'er in den jeugdigen Prins van Orange, Jan Willem Friso uitblonk, en waar van hy, naauwelyks zeeventien jaaren bereikende, in den jaare 1703., zich by de overwinning van Hoey en Luxenburg, in het leger der geallieerden bevindende, de uitsteekendste blyken gaf, deeden in 1704. de algemeene Staaten besluiten, om dien doorluchtingen naneef van 's Lands beschermers aan te stellen tot Generaal der krygsmagt: met deezen tytel, die hoe weinig eevenredig aan de verpligting, die men aan zyn stamhuis had, veelen noch in den krop stak, trok hy, aan de zyde der Bondgenooten te veld, alwaar hy in het veroveren van Hogsted, Schellenberg, en meer andere plaatsen, een gewigtig deel had in de wonderdaaden, welken de Gaulen met het bloed van meer dan 40,000 knegten moesten betaalen; terwyl het overschot des legers of krygsgevangen werdt gemaakt, of in den Donauw moest verdrinken. - Niet minder lof behaalde deez heldhaftige aan de zyde van den grooten Eugenius in de volgende veldtochten, vooral by de overwinning van Ryssel, en in den hevigen stryd van Malplaquet. In den jaare 1709. verbond zich zyne Hoogheid in het huwelyk met de doorluchtige Prinsesse, Maria Louïza van Hesse-Kassel. - gezegende verbintenis voor de Republiek! waar uit de vrede-vorst gebooren moest worden, die éénmaal haar beschermer moest zyn. - Maar de jeugdige Held, die, terwyl hy geduuriglyk nieuwe lauren aan zyne reeds behaalde glorie hechtte, aan de zyde der Bondgenooten noch veele plaatsen hielp bemagtigen, genoot niet lang het genoegen zyner heilryke echtvereeniging, en moest, helaas! twee jaaren laater uit het slagveld keerende, daar het oorlogsvuur hem gespaart had, zyn dierbaar leeven, in het water verliezen - hy had, naauwelyks vier en twintig jaaren oud zynde, het ongeluk om by het overvaaren van het Stryensasch, met een zyner edelingen om te komen, nalaatende een teder prinsesje, wier {==56==} {>>pagina-aanduiding<<} gelukkige onnozelheid geen gevoel had van haar verlies, en eene zwangere Gemalin, die hem met de allerbitterste traanen betreurde, en omtrent drie maanden daar na het licht gaf aan een Prins, die, eeven als de groote Willem de III., als een Phenix uit de assche zyn's Vaders verryzende, ook eeven als deezen, door den hemel bestemt scheen, om in het vervolg de vryheid en den godsdienst voor de uitheemsche kluisters en verdrukking te beveiligen, en het verkeerde weder te recht te brengen. Hier verrees dan die vriendelyke morgenzon, die in het vervolg, door den invloed haarer koesterende straalen, den nacht van ramp uit ons gezicht moest verdryven - en met deeze verrees de zon des vreedes. De onderhandelingen, tot het byleggen van den krygstwist, werden met het begin des volgende jaars tusschen Vrankryk en de strydende Bondgenooten te Utrecht begonnen, en, eenige maanden daar na, tot stand gebragt - juist in een tydstip dat Lodewyk de XIV. zich door den hertog van Marlbourg van de eene zyde, en door de Prins Eugenius van de andere, met een inval in zyn ryk zach bedreigen. - Maar deeze heerschzuchtige vorst overleefde den vreede naauwelyks drie jaaren, laatende tot zyn opvolger Lodewyk den XV. zyn kleinzoon - na dat hy by het einde zyn's leevens eene laatste poging gedaan had, om met den dood der Koningin Anna, waar door de kroon op George den I. kwam, den pretendent, onder den naam van Jacobus den derden, op den troon te stellen, doch aan wien, door den Hertog van Orleans (die geduurende de minderjaarigheid des jongen Konings het Ryk regeerde) het verblyf in Vrankryk en allen bystand ontzegt werdt, verklaarende teffens aan den Staaten het tractaat van Utrecht gestand te zullen doen, en sluitende daar en booven in het vervolg met dezelve, en met Engeland in 1717. eene drievoudige verbintenis (Triple alliantie,) waar by onder anderen de eerstgemelden by Vrankryk den tytel van Hoog Mogende Heeren, verkreegen, dien zy by Lodewyk den XIV. niet hadden mogen verwerven. - Ook bevorderden de veranderingen welken het afsterven van deezen vorst in het bestuur van Vrankryk te weeg had gebragt, in 1715. het zoo wenschelyk Bariere tractaat, by 't welk meergemelde Staaten de oppermagt over een groot deel van het overkwartier van Gelderland verkreegen, en een gedeelte van Vlaanderen, waar door Zeeland van de oost- en west zyde gedekt werdt, en het recht van bezetting van Namen, Doornik, Rheenen, Yperen, enz. - het welk de Republiek, voor de onderneeming van Vrankryk beveiligde. - Maar hoe voordeelig deeze vreede ook zyn mogte; zy was verzelt of achtervolgt van tegenheden - Allerverschrikkelykste overstroomingen deeden den lande veel ly- {==57==} {>>pagina-aanduiding<<} den: de sterfte onder het rundvee, die zoo veele jaaren ging duuren, maakte de vruchtbaare velden geheel ledig, en deed nodeloos het gras uit de aarde spruiten, sleepende de nuttige ossen, wier, vleesch den ingezeten tot voedzel strekte of de gladde mellek-koeyen, die een groot deel van Neerlands schatten uitmaaken de een na de anderen weg - een luttel melk boter of kaas voor groot geld te mogen koopen, was eene byzondere begunstiging, de duurte der leevensmiddelen die uit het ontzenuwen der neeringen en hantteeringen vloeide, nam van jaar tot jaar toe. - En, 't geen niet minder mede werkte om ons gewest, dat, onder het Stadhouderlyk bestuur van den grooten Willem den III. tot zulk een hoogen trap van glorie was opgesteegen, weder langsaamer hand aan 't zinken te brengen, was de verdeeltheid die 'er onder de opperhoofden heerschte. - De geldkisten waaren uitgeput; de koophandel kwynde; de ingezetenen klaagden, en treurden over het verval, terwyl de regeerders beraadslaagden en twistten onder elkander over de middelen van herstelling, zonder te besluiten. Een eigelyk scheen slechst zyn eigen belangen in het oog te houden. - Zeker is het ondertusschen dat 'er een middel moeste gevonden worden, om 's Lands kasse te verbeteren; de algemeene belastingen te verzwaaren was niet oorbaar; de gemeente morde reeds meer dan te veel over het betaalen der schattingen, sommige provintien drongen op de afdanking van een deel van het krygsvolk (eene spaarzaamheid, waar door de Republiek, meer dan eens is in het naauw gebragt geworden) anderen misschien meer voorzichtig begeerden de troepen voltallig te houden - deezen wilden de bezoldingen verminderen - geenen vonden zulks onrechtmaatig - vergadering te beleggen; missives te schryven; voordragten te doen; Gedeputeerden aftezenden; die schoon zy volmagt hadden te beslisschen, zonder iet te verrichten weder te rug keerden, waaren de meeste betrachtingen. - Eindelyk besloot men eene belasting te leggen van een hondertsten penning op de obligatien, staande ten lasten der Generaliteit, - doch deeze vond werdt by den uitheemschen, die 'er deel in hadden en voor al in Pruisschen zeer euvel opgenoomen. - Een beter voorstel dat gedaan werdt; was, de inkomsten der posteryen aan het Land te brengen (zoo als zulks ook naderhand door Prins Willem den IV. als Stadhouder bewerkt werdt) maar dit strookte niet met het byzonder belang van sommige magistraaten, dis als commisen der gezegde posteryen zich van de hoogwigtige inkomsten, die dezelve in hunne kas bragten, zouden hebben verstooken gezien; zoo dat geene der steden, dan alleenlyk Rotterdam ten dien einde in dit voorstel stemden. In 't kort het vrye Nederland, dat zyne schynbaar vryheid {==58==} {>>pagina-aanduiding<<} duur betaalde, scheen door de oneenigheid in den Raad een Babilon van verwarring en de gezegende Unie, door 's Lands vader en verlosser gegrondvest en zoo duur door hem aan bevoolen was dikwerf op het punt van verbrooken te worden, en dus ook de Republiek naby haare vernietiging, - ja, hier was het, vaderlanders! dat men de stadhouderlyke en stadhouderlooze regeering tegen elkander in de weegschaal kost leggen - en hier was ook, dat sommige wel-meenenden menigmaalen dieswegen hunne bedenkingen voordroegen - maar 't scheen noch de tyd niet een wys en staatkundig Hooft nevens zich te gedoogen. - Vrankryk moest zich eerst waapenen, om door een onverhoedschen inval in Vlaanderen het Land te verschrikken, en den jaare van 1672. met al deszelfs wreede toneelen weder in geheugen te brengen - al de eertytels welke tot hier toe de doorluchtige nazaat van 's Lands grondvester in zyn vaderland bekleedde, stonden, buiten het Erfstadhouderschap van Vriesland, waar in deeze vorst zynen Heer vader was opgevolgt, alleenlyk in het Stadhouderschap van Groningen, 't welk hem in 1718, en in dat van Gelderland en Drenthe, dat hem in 1722. werdt opgedragen. En men oordeele hoe weinig hier de oude voorrechten van het Huis van Orange gehandhaaft werden, dewyl men noch in den jaare 1732. in Zeeland eene alleronbillykste inbreuk deed op de wettige erfrechten van dien vorst, door hem te ontzetten van het Marquizaatschap van Vlissingen en ter Veere. - Maar 't was by de aannadering van den volgende oorlog, waar toe de dood van Keizer Karel den VI. in 1740. aanleiding gaf, op wiens Ryk meer dan één vorst eene aanspraak maakte, en waar in de Republiek door derzelver verbintenis met de Koningin van Hongaryen tegen Vrankryk zich insgelyks zach ingewikkelt. - 't Was by het begin van deezen oorlog, zegge ik, dat men niet minder zach hoe zeer de heerschzuchtigsten onder 's Lands Souvereinen verwyderd waaren van het denkbeeld van de betrekkingen, die zy hadden tot de afstammelingen van een Huis waar aan zy hunne Souvereiniteit hadden te danken; dewyl zy by het vermeerderen hunner landmagt, (waar toe zy op het voorbeeld van andere nabuurige mogenheden beslooten) konden goedvinden om zyne doorluchtige Hoogheid Willem den IV.; de naneef hunner eminente Hoofden; de Stadhouder Capitein Admiraal Generaal van drie provintien der Unie, in den Haare te verheffen of liever te vernederen tot Luitenant GeneraalIn den jaare 1742.; zie daar een schoonen stap van erkentenis, als men zich op het punt ziet van door een verkeert {==59==} {>>pagina-aanduiding<<} bestuur alles te verliezen. De liefde en trouw voor de Republiek was eene onafscheidenlyke eigenschap van den aard der Prinsen van Orange. Zyne Hoogheid zoude dus naar men dacht niet weigeren, om eeven als zyne voorouders, zyn leeven voor een ondankbaar vaderland in de waagschaal te stellen - dan men bedroog zich in de verwachting: - De Prins steldde met zyne gewoone zachtaardigheid voor: dat hy, volgens de waardigheid, die hy reeds in een deel der Republiek bekleedde, den tytel, dien men hem aanbood niet konde aanvaarden, zonder zynen roem te bevlekken; betuigende zyne Hoogheid daar en boven noch zyn leedweezen, dat men hem, door de aanbieding van een stand zoo vernederend, het genoegen benoomen had, om ten nutte deezer landen mede te werken. - Deeze weigering, welke hy aan zich zelve verschuldigt was, die hem, als het waare kenmerk van eene verheeven ziel, door alle weldenkenden deed eerbiedigen en beminnen, verbitterde teffens meer en meer de harten der gemeente tegen ondankbaaren, die, schoon zy het Land byna tot het uiterste zagen gebragt, liever alles aan hunne regeerzucht wilden opofferen, dan tot de oude en eerste staatsgesteltenis te rug keeren. - De Prins begaf zich vervolgens voor eenigen tyd naar zyne duitsche Erflanden, alwaar hy, als Souverein vorst, door zyne onderhoorigen, geêerbiedigt en bemint, zich aan de stormen der tweespalt, die 'er onder de hoofden der Republiek heerschten, wist te onttrekken. Ondertusschen was de oorlog waar in de Staaten een gewigtig deel kreegen, in Duitsland reeds ten felsten aan 't branden, en men kon ligtelyk voorzien, dat Lodewyk welhaast de grenzen der Republiek zoude bestooken; 't was ook niet lang daar na naamlyk in 1744. dat die vorst, volgens de gewoonte der Gaulen, onverhoeds den staat op den hals viel, en in weinig dagen verscheiden grenssteden wegnam, waar onder Naamen, Meenen, Yperen en het fort de Knokke. - De schrik en verbaastheid verspreidde zich van alle zyde; de zeldsaame voorspoed der fransche waapenen verwekte geduuriglyk nieuwe opschuddingen, waar toe de verschyning van eene ongemeene groote staartstar, schoon niet anders dan het uitwerksel eener geregelde orde in de natuur, door de bygeloovigheid, als een voorbeduidsel van rampen en tegenheden aangemerkt wordende, niet weinig mede werkte. De bystand, door de vereenigde Staaten aan Engeland beweezen, werdt door Vrankryk euvel opgenoomen: Koning Lodewyk zond dus reeds vroeg in het volgende jaar een leger, onder het bevel van den maarschalk van Saxen, te veld. Doornik werdt belegert en verovert, hoe zeer ook de geallieerden, door een kloeken aanval op den vyand by Fontenoy, doch die zoo elendig voor dezelve uitviel, die verovering trachtten te beletten. De maarschalk {==60==} {>>pagina-aanduiding<<} van Lauwendal van zyne zyde sloeg het beleg voor de stad Gend, die onverweert, onversterkt, zich voor weinig kanon-schooten onderwierp. - Eene gelukkige zegepraal, om te beginnen voor de franschen, die daar door alle communicatie tusschen de geallieerden en Vlaanderen afsneeden, en waar door eene menigte plaatsen, die in geen beter staat van tegenweer waaren, zich meest allen, in het vriendelyke, aan den vyand overgaaven. - De wonderbaare kracht der fransche waapenen ontroerden de Nederlanden, en deeden de Staaten welhaast toevlugt neemen tot een vreede-handel met Vrankryk; maar dit werkte niets uit dan eenig uitstel, na 't welk het Gauler-heïr in 1747. Ylings en onverwacht in staats Vlaanderen in het land van Cadzand viel - Sas van Gend; Yzendyke en eenige sterktens, te belegeren, op te eischen - en weg te neemen was het werk van weinig dagen - de reeds vergeeten historie boekjes, der fransche wreedheden van den jaare 1672. werden weder opgezocht, en deeden den verschrikten ingezetenen sidderen voor een zelve lot. - Het donderen der kartouwen op de muuren der grenssteden, dat het binnenst van Holland deed dreunen, en 's Lands aannaderende val scheen aan te kondigen deed de volkstem, de stem der vryheid, opklimmen, om een redder een beschermer een Hooft te eischen. - Groot was de staatsman, die deeze stem, (zoo lang verdrukt en tot zwygen gedwongen) in het eind moed gaf om zich te doen hooren!Weinig dacht men toen ten tyde, dat de edele Kleinzoon van dien Staatsman in de laatste rampspoedige dagen eeven gelyk Hy, door den hemel zoude bestemt worden, om weder die waare volkstem, ten behoud van Nederland op te roepen. - - Men verwarre hier ondertusschen het geen wy de volksstem noemen, niet met de doldriftig geschreeuw van een uitzinnig gemeen, dat, alles verlooren ziende, verbittert tegen de bewerkers van het verderf, geen ander middel vindende om zich tegen het onheil, waar in men het gestort heeft, te verdedigen, dan het geweld, tot een spoorloozen opstand overslaat - neen wy meenen hier de vaderlandsche stem der rede, opryzende uit den kring der getrouwe burgerschaare en vreedzaame ingezetenen, die, by de ontdekking van landverdervende Cabaalen en verkeertheden, eene aanspraak maakende op de voorrechten, die hun heilig erfdeel zyn, hun geboorteland voor den val willen bevryden. - De kreet der achterhoeken verheft zich doorgaans niet dan tegen de dwingelandy, waar door men de waare volkstem tracht te doen zwygen; de muitery is dus alleen het uitwerksel van den tegenstand die deeze ontmoet. En dit was juist hier de zaak: de braave burger stad, by stad, sterkte by {==61==} {>>pagina-aanduiding<<} sterkte, op den eersten aanval aan den vyand ziende opleeveren, eischte een verdediger in Hem, aan wiens voorzaaten hy zyne vryheid en geluk staat verschuldigt was, en wilde de oude staastgesteltenis, waar mede de Republiek een aanvang genoomen had weder ingevoert zien. - 't Was het bedreigde Zeeland, dat de eerste slagen van den kryg op zyne muuren moest wachten, 't welk aan de overige Provintien het voorbeeld gaf; een voorbeeld, dat welhaast door deezen, schoon door sommigen, die liever het Land in de waagschaal hadden gesteld, tegen wil en dank, en na al voorens het gemeen tot strafbaare buitenspoorigheden te hebben laaten overslaan, gevolgt werdt. En de vierde Willem uit het doorluchtig Huis van 's Lands verlossers werdt dan eindelyk door de algemeene Staaten in den jaare 1747. in alle de hooge waardigheden zyner voorvaderen herstelt en benoemt tot Stadhouder Capitein admiraal Generaal hunner Provintien. Thans zwol de blydschap in de harten der getrouwe Belgen; geheel Nederland verheugde zich in eene zoo gelukkige omwenteling - een iegelyk bepronkte zich met de schoone koleur van Oranje om de inerlyke vergenoeging door dit uiterlyk kenmerk aan den dag te leggen. - En mogte de ingezetenen niet juichen in het gelukken hunner wenschen? 's Lands Overheden zelve maakten door openbaare eeretekenen een soort van vierfeest van 's Prinssen verheffing. - Maar hoe ontfing Orange zelve de herstelling der oude voorrechten aan zyn vorstelyk Huis verknocht? Hy aanvaarde zyne waardigheden met die grootmoedigheid en bezadigtheid, die hem in allen gevalle eigen waaren: Hy voegde by zyn antwoord aan den edelen Graave van Bentinck, Heere van Rhoon en Pendrecht die hem de gelukkige omwenteling had aangekondigt, deeze aanmerkelyke woorden: ‘Dat hy hoopte, dewyl hy zyne verkiezing aanmerkte als eene byzondere bestuuring van den hemel, dat dezelve door geene de minste bloedvergieting mogte bevlekt worden; en dat hy zich niet over dezelve konde verblyden, voor dat hy verzekert zoude zyn, dan zy de eere van God en het geluk van zyn geliefde Vaderland tot grondslag had’, woorden eener zoo verheeven ziel waardig! Hier zaagt gy dan, gelukkig Nederland! ten tweede maal de dwaaling overwonnen, en uwe oude regeeringsvorm herstelt, die kort daar na, door het erffelyk verklaaren van het Stadhouderschap voor de mannelyke en vrouwelyke afstammelingen van den vorst, zoo duur bezwooren en bezegelt werdt, dat het zelve, (indien men op aarde recht hebbe om aan eeden te gelooven) nimmer weder konde vernietigt worden. - Zyne Hoogheid, voldoende aan het verlangen der getrouwe ingezetenen, begaf {==62==} {>>pagina-aanduiding<<} zich terstond naar Holland, vergezelt van zyne Koninglyke GemaalinAnna, kroonprinsesse van Groot Brittanje, oudste Dochter van Koning George den II. met welke die Prins in den jaare 1734. zich in den echt had verbonden. in welke deugtsaame en wyze prinsesse hy aan zyn vaderland eene tedere Moeder; een mededogende weldoenster, en grootmoedige voorstandster bragt. - En van de beminnelyke Prinsesse Caroline, toen vyf jaaren bereikende, die welhaast als het voorbeeld der Nederlandsche jeucht door een iegelyk geëerbiedigt en bemint werdt. Wy zullen ons hier niet bezich houden met de aangenaame herinnering der luisteryke eerbewyzingen, waar mede deeze hooge personaadjes in den Hage en elders werden ontfangen. - Veelen onder u, myne tydgenooten! hebben ooggetuigen van die gelukkige dagen geweest. - Eenige veranderingen welken de Prins genoodzaakt was in de regeeringen der steden te maaken en de gezegende invloed van hoogstdeszelfs wyze beschikking hersteldde eerlang de rust onder de misnoegden en deeden dezelve wederkeeren tot het ontzach 't welk den goeden ingezetenen voor hunne wettige bestuurers is opgelegt. Groot was ondertussen de verslagenheid aan het Hof van Vrankryk over 's Prinsen verheffing. - Het zelve had weinig reden om gaarne een Stadhouder aan het hooft den Republiek te zien. - De kryg werdt niet te min door dit Ryk hevig voortgezet, 'er moest noch eene menigte plaatsen buigen voor de overmagt, en de vyand zach zich in weinig tyds meester van geheel Staats-Vlaanderen. - HulstHet in hechtenis neemen van den Commandant van Hust La Roeque op Loevestein, was gewisselyk niet zonder reden. - werdt overwonnen, zonder bestreden te worden. - 't Gevecht by Lawfeld koste meerder bloeds en meerder kruid en lood - eeven als het sterke Bergen op den Zoom, 't welk de belegering ruim drie maanden weerstond; dan eindelyk moest deeze vesting, die tot hier toe onverwinbaar was geweest, zich insgelyks overgeeven, zy werdt verdedigt door een afgeleefden Generaal; en de bezetting was by ongeluk, in den nacht dat zy bestormt werdt, in slaap gevallen - 't verlies deezer plaats verwekte wel haast nieuwe opschuddingen in de Provintien. - Men vreesde voor geheel Zeeland. - Maar thans scheen een beter en werkend krygsbestuur het tot hier toe en niet verder! uit te spreeken: De Heer Stadhouder deed met alle magt Tertoolen en andere meest blootgestelde plaatsen in staat van tegenweer stellen, en veriedelde door die wyze voorzorge 's vyands oogmerk; ook beslooten de Staaten op raad zyner Hoogheid, inderyl 's Lands te zwakke leger- {==63==} {>>pagina-aanduiding<<} magt te versterken door het aanwerven van eene bende van tien duizend man uit de ingezeetenen, onder den naam van Waardgelders. - Wordende deeze gewaapende manschap, schoon niet ten eenemaal voltallig raakende, vervolgens naar de grenzen gezonden, om in geval van nood te kunnen byspringen. De waggelende Republiek door eene geregelde orde weder ademhaalende, was thans meest bedacht, om zich door nieuwe verbintenissen en toerustingen te bereiden tot eene kloeke verdediging, dus werden de onderhandelingen, over een nadeeligen vreede te Breda begonnen, eerlang afgebroken. - Dan het Fransche Hof bleef niet in gebreeken om den Staat door looze bedreigingen te verschrikken, het welk echter weinig ingang vond, en men deed hier te lande, door het verbieden van een algemeenen in- en uitvoer, als anderzins wel zien, dat men niet zeer geneigt was om zich te vernederen; waar in de gewigtige onderstand van Rusland niet weinig mede werkte; zoo dat men in den volgenden jaare 1748. de fiere Gaulen den Nederlanderen een vreede zach aanbieden, op aanneemelyker voorwaarden gegrond, wordende de stad Aaken verkoozen om de onderhandelingen te hervatten, alwaar ook noch voor het einde des jaars de geschillen tusschen de strydende mogenheden vereffent werden; na dat Koning Lodewyk, noch het zeldsaam genoegen had willen hebben, om geduurende den handel Maastricht te doen weg neemen - dog het welk met al de andere plaatsen, door hem verovert, by het sluiten van den vreede ontuimt werdt. Dus zach men dan met het Stadhouderschap de rust van buiten weder herstelt, die welhaast door de wyze verordeningen van den Heere Stadhouder, als het afschaffen der verpagtingen van de gemeene middelen, en de overdragt van de inkomsten der Posteryen in 's lands kasseDe inkomsten derzelver wierden aan zyne Hoogheid opgedragen, doch door Hoogsteden zelven edelmoediglyk van de hand geweezen. gevolgt werdt door de eendracht van binnen. En hier Landsgenooten! komen wy tot dat gezegend tydstip, dat de wensch der Natie vervuldde - hier werdt het hersteldde Nederland begunstigt met dat dierbaar geschenk, 't welk op bevel der algemeene Staaten, door openbaare gebeden, en door ieder Ingezeten in het byzonder zoo vuuriglyk van den Hemel werdt afgesmeekt. Ja! Hier ryst de zon des Lands in d'uchtend van den vreê, En brengt de hoop des volks en Bato's welvaart meê, - Een schriklyke onweerswolk zal eens haar' glans bedekken, En d'invloed van haar licht aan 't Staatsbestuur onttrekken, {==64==} {>>pagina-aanduiding<<} Maar de rechtvaerdigheid, die 't wanbedryf verbreekt, Zal uit den zelfden storm, tot 'sLands bederf gekweekt, Op 't hooft der schuldigen den donder af doen daalen, En - 't heilryk zegenlicht de kruin weer op doen haalen. Hier werdt Willem de zachtmoedige geboorenOp den 8. Maart 1748. een telg, die men moet gelooven, dat door onze Overheden reeds met verlangen werdt te gemoed gezien, toen zy het Stadhouderschap erffelyk verklaarden, en in wien dus, om zoo te spreeken, dat erfrecht werdt bezegelt, voor dat hy gebooren was. - Met welk eene blydschap, Nederlanders! werdt hy door u in de waereld verwellekoomt! - Hoe klom uwe juichstem ten hemel op, by zyne geboorte! gy bragt hem uwe hulde toe als den engel des geluks, waar door de aloude Staatsgesteltenis (korts geleden herstelt) voor altoos bevestigt werdt; en dees - ja - dees beminnelyke vorst, wiens aard en hoedaanigheden zoo volmaaktelyk beantwoordden aan uw verwachtinge - dees weldoende menschenvriend . . . . Maar laat ons hier het aakelig schriktoneel, waar van dit gedenkschrift, zoo wel als alle andere tyd-verhaalen, het bloedig merk zal moeten draagen, noch voor eene kleine wyl aan ons gezicht ontrukken - de herdenking van noch ander tegenheden, die het genoegen, 't welk de vreede (ons door Willem den IV. gebragt) aan de Nederlanden scheen te voorspellen, vergiftigden, moet hier eerst noch het vaderlandsche hart bedroeven. De Republiek zach naauwelyks, door het deugtsaam staatsbeleid van dien grootmoedigen vorst, de rust het geluk en de goede orde herstelt, of het behaagde de Almagt, dat oogenlyn van alle braave Belgen uit hun midden naar de eeuwigheid te roepen - ja - het pas herstelde Nederland verloor zyn wyzen beschermer - de weldoenster des volks werdt berooft van een tedren gemaal, en twee doorluchtige telgen van den besten en bezorgsten der vaderen. - Dus werdt al 't land in rouw gestort - en geen rouw was ooit billyker dan deeze. Het Stadhouderschap was erffelyk gemaakt - het was erffelyk in beide de geslachten - het was bezwooren - om nooit weder verbrooken te worden - men dacht het ten minsten - om dat men niet kost verwachten, dat beheerschers van het beste Christendom ooit eeden konden ontheiligen - de naamtekening is eene verbintenis tusschen mensch en mensch - de eed is eene verbintenis tusschen den mensch en God. - Het Stadhouderschap was erffelyk - Willem de V. de {==65==} {>>pagina-aanduiding<<} hoop des volks; de inboorling deezer landen, onder het oog zyner Landsgenooten opgevoed, volgde dus zynen doorluchtigen vader op, in alle deszelfs hooge waardigheden, onder het deugtsaam bestuur zyner Koninglyke vrouw moeder, als voogdesse, en gouvernante, geduurende zyne minderjaarigheid, welker grootmoedige en lastige zorgen, meer dan te dikmaals, met de allersnoodste ondankbaarheid werden beloont, en wier nuttige en heilryke beschikkingen men geduuriglyk trachtte te dwarsboomen. Maar waaren de hooge waardigheden van den Prins erffelyk in zynen zoon; de jonge Stadhouder was niet min erfgenaam van zyn's vaders uitmuntende eigenschappen, die, gelyk aan het helder flikkerend zonnelicht, (dat zyne vriendelyke straalen alomme verspreid, en zich door eens ieders oog doet bewonderen,) aan geene myner Landsgenooten onbekent zyn; eigenschappen, die wy door de aller uitsteekendste lofspraak veeleer zouden benevelen dan verheerlykenDit gevoelde, dit ondervond ik reeds, wanneer ik in myne vroege jeucht de vermeetenheid had dees dierbaaren beschermer myn's vaderlands, eenige jaaren na zyn dood tot den Held van myne noch onbeschaafde dichtveder te verkiezen, in een werkje getytelt Willem de IV. waar van de eenige verdienste was, de oprechtheid, de waarachtige eerbied en liefde voor het doorluchtig Huis van Orange, die my in allen tyden onwrikbaar zyn bygebleeven, en die gewisselyk myn laatsten snik zullen vergezellen. - Ja ik gevoelde dat groote hoedanigheid vry ligter te bewonderen, dan te schetsen zyn. Groot, eerlyk, verheven mensch - weldaadig en rechtvaerdig opperhooft en beschermer - deugtsaam en liefderyk ingezeeten- vredelievend krygsheld - doorzichtig en wys staatsman - godvruchtig, verdraagsaam Christen - medogend menschvriend - getrouw gemaal - teder vader. - Zie daar eenige der tytels, welken geheel Europa in hem eerbiedigde - Zelve een verheven geest en zeldsaame kundigheden bezittende, was geen vorst ooit grooter beminnaar en voorstander van kunsten en weetenschappen, die, door de edelmoedige begunstigingen van deezen doorluchtigen Mecenas aangemoedigt, langs zoo meer tot den trap der volmaaktheid opklommen - De historie - de natuur en wiskunde waaren van zyne eerste jeucht, onder zyne geliefde oeffeningen. - Hy bezat eene aller zachtaardigste minzaamheid jegens zyne vrienden, en eene gunstige toegevenheid voor zyne vyanden. - De menigvuldige verbeteringen, die hy in het algemeen bestuur heeft te weeg gebragt strekten ten stilzwygende bewyzen van zyne doorwrochte staatkunde; waar onder vooral zyne heilzaame voorstellingen omtrent de handhaaving en herstelling van den koophandel en der trafieken zyne nagedachtenis vereeren; 't Behaagde hem, ten blyk dat hy een voorganger wilde zyn in het bevorderen der inlandsche manufactuuren, aan zyn Hof het gebruik van alle uitlandsche stoffen en andere waaren te verbieden.ongelukkig is hy den Lande te vroeg ontrukt, om {==66==} {>>pagina-aanduiding<<} alle de wyze schikkingen dien aangaande ter uitvoer te brengen. - En was Willem de IV. groot in zyn leeven; niet min groot was hy in het sterven - ja - zyn laatste oogenblik was dat van een waar hemelvriend. - Dan alle zyne uitmuntende deugden bevrydden hem eeven min als zyne doorluchtige voorzaaten van zyne diensten dikwerf met ondankbaarheid te zien beantwoorden - Dit schynt eene noodlottigheid waar aan de beschermers der Republiek onderworpen zyn. - Maar die veel eer aan de verbastering van sommige gevoellooze harten, dan aan den volksaard te wyten is. De Koninglyke Gouvernante aan wie nu het bestuur der Stadhouderlyke regeering en de voogdyschap van den jongen erfprins in handen kwam, heeft laas niet min ondervonden wat kracht eene te groote willekeurigheid op een al te beperkt vermogen heeft, en hoe bezwaarlyk het valt veele hoofden tot een zelfde systema te brengen. De liefde, die zy voor het vaderland van haaren doorluchtigen Gemaal en lieve telgen gevoelde; de genegenheid voor een volk, dat als haar volk was geworden, deed haar op alle zulke middelen bedacht zyn, welken ten voordeele van het gemeenebest konden verstrekken; maar men deed haar dikwerf haare zorgen met traanen betaalen. - Hoe menigmaal werden haare wyze voorstellingen, tot verbetering van het vervallen krygsweezen, eene voorzorg zoo nuttig, vooral in een tyd, dat men reden had om voor eene vredebreuk beducht te zyn, door het willekeurig gezach van dwaalende Demagogen te keer gegaan. - Maar het schynt dat hier het noodlot in het geheim reeds bezig was met den draad te spinnen van de ongelukken en gruwelen die door een laater tyd ontwikkelt moest worden. De groote Anna, de moeder van neerlands volk overleefde niet meer dat acht jaaren den dood van haaren doorluchtigen Gemaal, en mogt ten ongelukke der Republiek, haaren zoon niet tot de meerderjaarigheid zien opklimmen - 't was op den 12 January des jaars 1759, dat wy haar verlooren - zy was gelukkig - gewisselyk - zy waande haare teerbemindde telgen onbevreest aan de liefde en aan de trouw van een dankbaar volk te mogen overlaaten - zy verbeeldde zich niet, dat een prins, van een iegelyk geliefkoost en bemint, ooit het slachtoffer konde worden van den haat eener natie die hem zoo ieverig van den hemel had afgesmeekt - zy was verzekert dat de lieve kinders, die zy naliet, onder haar bestuur, tot de alleruitmuntendste deugden opgeleid, het geluk van het vaderland zouden bewerken. - Wat zoude haare edele ziele niet geleden hebben, indien zy onze dagen van verschrikking beleeft had. - Indien zy {==67==} {>>pagina-aanduiding<<} haaren beminnelyken zoon, over wiens komst in de waereld alle harten gejuicht hadden, had zien beschuldigen, vervolgen, lasteren en verdrukken - gelukkig - dat dit koninglyk hooft, dat thans met de gryze hairlok zoude verçiert zyn, inden nacht des grafs de ondankbaarheid van een volk, dat zy lief had, heeft mogen ontduiken. - Zulk een zielsverdriet zoude de belooning geweest zyn voor haare altyd werkzaame zorgen en betrachtingen ten beste des Lands, die haar zelfs dikmaals de nodige uuren van den slaap ontroofden, en - die misschien den draad haars leevens te vroeger hebben afgesneden. - Veel verloor de Republiek aan haare weldaadige beschermster - doorzichtige staatkunde, rechtvaerdigheid in het beslissen - oplettenheid in de belangen van het gemeenebest, gepaart met een verheven geest en een gevoelig hart. - zie daar een trek der eigenschappen van de tweede Elisabeth, van de moeder des lands - de moeder van Willem de V., die, tot op het oogenblik, dat zy haar glorieryk leeven met het eeuwige verwisselde niet ophield om met eene tegenwoordigheid van geest, die een iegelyk verwonderde en aandeed, en zoo zelden het sterfuur vergezelt, te zorgen voor het welzyn van den Staat en van haare dierbaare telgen - ja 't was des daags voor haar overlyden, dat die groote vrouw noch beschikking maakte wegens het gewenschte huwelyk haarer doorluchtige Dochter met den Heer Prince van Nassauw Weilburg, het welk in het navolgende jaar voltrokken werdt. - Wat zegge ik! haare zorgen strekten zich noch verder uit dan haar leeven; - zy liet den minderjaarigen heer Erfstadhouder onder de voogdyschap van een vorst, door zyne voortreffelyke hoedanigheden in allen gevallen geschikt om een jong held ter roemruchtige leevensbaan in te voeren. - een vorst, bemint geëert, geacht, en met de allergrootste toejuiching door de Heeren Staaten zelve erkent, en bevestigt in een caracter, des te hagchelyker, door de verwarringen en oneenigheden, die 'er onder de hoofden der Provintien heerschten - door de Heeren Staaten zelve - ja - hier - zwymelt het menschelyk denkbeeld by de beschouwing der wisselvalligheid van dit ondermaansche, als men na verloop van ruim twintig jaaren een doorluchtig man, eerst met een zoo billyk vertrouwen vereert, door een onbillyken haat uit den Lande ziet verbannen, en het eerwaardig hooft in dienst der Republiek grys geworden, met schande ziet overladen. De liefde des volks scheen ondertusschen voor onzen jongen Erfstadhouder met het vermeerderen zyner dagen aan te groeijen. - Landsgenooten! met welk een blykbaar genoegen zaagt gy dien doorluchtigen, wanneer hy zyn vyftiende jaar be- {==68==} {>>pagina-aanduiding<<} reikte in de vergadering der algemeene Staaten, en in de ander hooge Collegien binnen leiden! hoe gevoelig waaren uwe harten aangedaan, wanneer men kort daar na vreesde dien lieven vrede-telg, eeven als Prins Willem den II. door de kinderziekte aan getast, te verliezen; met welk eene verrukking, daar en tegen waaren de oogen der godvruchtigen op hem gevestigt, toen hy, naauw zestien jaaren tellende, in het byzyn der gedeputeerden van 's Lands Staaten en andere hooge standspersoonen, eene belydenis van den gereformeerden godsdienst deed, derwyze beredeneert, en voorbeeldelyk dat zy hem de bewondering van een iegelyk deed verwerven, en hem, door de uitmuntendste blyken van eene oprechte deugt en hemelliefde als een waaren beschermer der Christen-Kerk deed eerbiedigen - toen juichte gy in het bezit van een schat waar op al uwe hoop en vertrouwen gevestigt was, en gy zaagt met het allersterkste verlangen den dag te gemoet, waar in Willem de V. het bestuur van staat zelve aanvaarden zoude. - Dat gezegend uur kwam eindelyk - en hier, Landsgenooten traden wy een tydperk in, 't welk geduurende veertien jaaren den allerschoonsten gelukstaat der Republiek heeft uitgemaakt - welk eene eensgezintheid - welk eene vergenoeging - toen zach men de waare belgen in u herleeven! - Nooit werdt een feest met meerder luister geviert, dan dat der inhuldiging van Willem den V.: hy aanvaarde zyn erfrecht, het recht zyner voorvaderen, met die edelaardige grootmoedigheid, en zedigheid, die hem alloos tot op dit uur zyn bygebleeven. - Het eerste voorbeeld van zedelyke deugt, waar mede de jonge vorst het staatsbestuur aanvaardde, was de dankbaarheid - 't behaagde hem om openlyk, in byzyn der algemeene Staaten zyne vriendelyke erkentens voor zynen doorluchtigen Mentor te doen blyken - waar op ook de Staaten, van hunne zyde, met de uiterlyke tekens van eene waare vergenoeging den Heere Hertog van Brunswyk hunnen dank, voor zyne vaderlyke zorgen voor den Heer Erfstadhouder, beweezen; met betuiging zelfs van het verlangen, het welk zy hadden van den vorst verders met zynen wyzen raad, in deszelfs hooge waardigheden by te staan - aan welk verzoek de Heer Hertog ook, tot genoegen der Republiek en tot genoegen van den Heer Erfstadhouder zelve, met de aller schoonste blyken van trouw en waare belangeloosheid, heeft beantwoord; weinig voorziende, dat zelfs deeze zyne bewilliging in dat aanzoek éénmaal den eersten grondslag zoude uitmaaken van de allersnoodste ondankbaarheid en verdrukking, die men hem mogelyk reeds van toen aan al had toegezegt, en waar in de vyanden des vaderlands, een voorwendsel wisten te zoeken om een schandtoneel van vervloeking te openen, {==69==} {>>pagina-aanduiding<<} aan welks uitvoering reeds heimelyk zoo veele jaaren gewerkt schynt te zyn; doch waar van het hachlyk saamenstel achter het gordyn der blygeestigheid, kalmte en rust, waar in de dagen van overvloed en geluk voortvloeiden, verborgen bleef. - De tyd scheen nu niet dan afwisselingen van vermaak en zegening te bewerken - alles scheen in veiligheid - de braave, de getrouwe, de deugtsaame vaderlanders ontdekten geene vyanden in hunne Landsgenooten - de band der eendracht scheen dagelyks door nieuwe hemelgunsten te vaster gestrengelt te worden. - Willem de zachtmoedige schonk aan zyn vaderland eene der beminnelykste Princessen van Europa; eene waare moeder des volks; eene weldoenster voor het algemeen. - De Hemel zegende zyn glorieryken echt - met drie dierbaare Telgen, die, als burgers der Republiek, als vrienden van hunne Landsgenooten, onder de wyze zorgen van de deugtsaame en grootmoedige Wilhelmina, en onder het zedelyk bestuur van den besten der vaderen opgevoed, reeds in hunne eerste jaaren alle de uitmuntende hoedanigheden van hun doorluchtig stamhuis in zich vereenigden - de vreede van buiten scheen de rust en den voorspoed van binnen te verzekeren: de schoone gesteltheid der Republiek in die wenschelyke dagen is aan niemant onbewust - 't was toen, dat wy waarlyk een vry onafhanglyk - en begenadigt volk mogten heeten. - Dan, laas! die zachte, die verrukkelyke dagen duurden kort - het vuur der tweedracht, dat lang onder de assche gesmeult had, begon uit te barsten - het verderffelyk Staats-Systemema door Cromwel ingevoert, het welk ten tyde van Willem den III. de Republiek op den rand des afgronds had gebragt, vond noch bedekte aanhangers - het Erfstadhouderschap was voor veele heerschzuchtigen een steen des aanstoots - maar het was te sterk bezwooren en bevestigt, om zonder eene wonderwerking vernietigt te worden; eene rechtstreeksche beschuldiging van ontrouw, of onwaardigheid, tegen den Stadhouder, scheen het eenig middel om een inbreuk op een zoo wettig erfrecht te doen - thans deed zich, dacht men, dat middel op - 'er was niets meer nodig, dan de rebelleerende onderdaanenOf sommigen de afvallige Pensilvaniers met de oude Belgen in vergelyking willen brengen, is weinig - het lot der eersten staat met de slaverny der tweeden in geene eevenredigheid; en al wilde men zulks al onderstellen, dan stond het den Nederlander niet vry dezelve by te staan tegen een Ryk, waar mede men in vreede is. van een magtig Ryk in den opstand tegen hunnen wettigen monarch te ondersteunen - met dezelve eene alliantie te sluiten - hen van krygsbehoeftens en anderen voorraad te voorzien om zich van hun moederland aftescheu- {==70==} {>>pagina-aanduiding<<} ren - 'er was niet meer nodig dan om, door zulk een slinkschen handel, eene vreede-breuk met een vermogende Bondgenoot te weege te brengen, en vervolgens alle de nadeelen, die 'er uit dien kryg zouden voortkomen op den hals van den Erfstadhouder te laaden, om dus een vorst, die niet ophield geduurig de gevaaren van zulk een oorlog aan den dag te leggen, by de geheele natie verdacht te maaken - 'er was niet meer nodig, dan de onophoudelyke vermaaningen van dien waaren beschermer des vaderlands, om de Republiek in staat van tegenweer te brengen, en het vervallen krygsweezen te herstellen, te dwarsboomen; ten einde dit verval aan hem te wyten, en hem van werkeloosheid en achteloosheid te beschuldigen. - De vond gelukte. - George de III. de bedrieglyke kunstnary van Neerlands verdervers moede wordende, verklaarde de Republiek den oorlog, en ontnam zelve, in weinige maanden, het grootste en beste deel haarer koopvaardyen, en de bastaart Belgen hadden dus het vergenoegen, om de vriendschap en toegeneigtheid van hunnen alouden Bondgenoot met die der Gaulen te verwisselen. - Zie daar de grondslag gelegt. - 't Viel nu het nieuw patriottismus niet moeyelyk de eenvoudige verstanden door bedrog te verschalken, en den Heer Stadhouder, tot hier toe geëerbiedigt en bemint, als een vyand van zyn vaderland, in haat te brengen; - Maar de elendige slaaven van heerschzucht en zelfbelang voorzagen niet in welk een afgrond van tegenspoeden zy zich gingen storten, zy bedachten niet, dat de onrechtvaerdigheid doorgaans haar eigen val bewerkt. - Nu scheen reeds de eer van den deugtsaamsten der vorsten verbeurt verklaart - 't ontbrak het verwarde Nederland aan geene geldzuchtige huurlingen van de drukpers, om, voor een hand vol schyven, den lasterloogen der verleideren rond te breiden. - Een gants slangenheïr van Couranten, Weekbladen, en Schotschriften, rees eensslags uit den afgrond op, om den vreedsaamen ingezeten te verbaazen. - Hier hefte een balling, die naauwelyks het schryven of leezen geleert had, het hooft om hoog om, als een getrouwe Copist van zyne betaalsheeren, Orange te hoonen en te lasteren. - Daar vatte een afgezette predikheer, door den glans van eenige dukaaten verbystert, de pen op, om een onschuldig vorst van Landverraad te betichten - daar weder rendde een post van den Nederrhyn, die lyder niet dan te veel harten, door zyne voorgeschreevene verdraaijingen, bedurven heeft, met valsche staatstydingen; geheime resolutien; voorloopige besluiten; brieven en gesprekken; muitzuchtige opstookingen, ter Raadzaal uit, om de hem toebetrouwde loogenspraaken aan een ligtgeloovige en verdwaalt gemeen over te brengen. - Het graveerstift bragt de {==71==} {>>pagina-aanduiding<<} allerplompste en verfoeyelykste monsters voort, om het Eminent Hooft der Republiek te verguizen; monsters, die tot in het laatste nageslacht 's Lands ondankbaarheid zullen vereeuwigen - en dit alles - onder een gunstig privilegie; terwyl het den onderdrukten verboden was zyne beledigde eer te verdedigen. - Wat was het gevolg dier losbandigheid? - 'Er was welhaast geene misdaad meer, die men den doorlugtigen vaderlandschen menschenvriend niet durft aanwryven - en - veele onkundigen begonnen geloof te slaan aan de beschuldigingen, om dat men ze ongestraft gedoogde. - Men noemde den vorst een dwingeland; Willem de V., de zachtaardigste der vorsten een dwingeland! - men betichtte hem van heerschzucht - maar 'er is geen voorbeeld, waar in ooit zyne heerschzucht heeft uitgeblonken. - Willem de V., zeide men, had de krygsmagt laaten vervallen; maar hy had dikwerf tegen dat verval de aller sterkste waarschouwingen ingebragt; men weerstond zynen raad - De verdervende kabaal had het schip van staat op een holle zee gevoert; men rukte den getrouwen Palinuur het slingerend roer uit de hand - en men weet aan hem de schipbreuk die het in den afgrond ging storten. - 't Is thans geen tyd te veinzen, de waarheid is uit haare ballingschap ontslagen. - 't Was de haat zyner vyanden, die het ongeluk moedwillig berokkende om 'er hem mede te beschuldigen - getuigen hier van, onder anderen het verbysterend geschreeuw wegens de zoogenaamde mislukte expeditie naar Brest, 't welk nu eens als een warlwind zich verheffende dan weder verflauwende een zoo geruimen tyd, door allerlei verdigtselen, eene eenvoudige en verdwaalde gemeente om den tuin leidde, met een voorgewend onderzoek, dat echter het geheel Legioen van logenschryvers, noch hunne Dictators, op wat boeg zy het ook wendden, in een schynbaaren goeden plooi konden brengen - dan, tyd gewonnen was veel gewonnen; de verdenkingen van eene ondoorzichtige, menichte werden 'er intusschen door verlevendigt en men verwachte dagelyks den schuld van den Stadhouder beweezen te zien. - De laster gelyk aan de sneeuwbal, die van een hooggebergte afdaalende, tot eene ontzachelyke groote aangroeit eer zy beneden is, vermeerderde van dag tot dag, en met denzelven de tweedracht en partyschap - de sluyer, waar onder zich tot hier toe de haat bedekte, viel eindelyk af - De Hertog van Bruynswyk; de getrouwe raadsman van een vorst, wiens aangebooren uitmuntende deugden hy had aangekweekt; 's Lands tweede krygshooft, te vooren niet alleen zoo ernstig van Staatsweege aangezocht; maar teffens, door den Ambassadeur van Burmania van het Keizerryk als afgebeden, om zyne hoognuttige diensten by den Lande {==72==} {>>pagina-aanduiding<<} te blyven achtervolgen, werdt op eene alleronrechtmaatigste wyze van het grondgebied der Republiek verbannen, en van zyne waardigheden ontzet, zonder het minst bewys van schuld of dwaaling in hem gevonden te hebben; alleenlyk om het aangaan eener voorzichtige en allezins deugdelyke acte van verbintenis, met den jongen Erfstadhouder, wien men hem, met de baarblykelykste tekenen van achting, had verzocht met zyne wyze raadgeevingen te blyven bystaan; eene acte door den Raadpensionaris van Holland zelve ontworpen, en welke de beide vorsten niet schroomden onder het oog van het algemeen te brengen; waar tegen ook hunne gestrengste haaters, niets wisten op te werpen dan valsche verdraayingen, die men door de spotschriften liet verbreiden om de eenvoudige gemeente te verblinden; dan de doorzichtigen ontdekten wel, dat men den geweezen Mentor van den Prins alleen van het Hof verwyderde, om dat zyne waakzaamheid voor de te saamverknochtte belangen van den zelven met die van het Vaderland, de uitvoering van het plan des verderfs in den weg was - zy ontdekten wel, dat die verwydering slechts een beginsel was, om eerlang den Heer Erfstadhouder, op wien het eigelyk gemunt was, den zelfden weg te doen gaan, maar hier toe was meerder tyd en meer beraads nodig - aan deezen moest men als by stukken en deelen zyne bezwooren erfrechten afneemen, om dus langsaam het Stadhouderschap te ondermynen en eindelyk ten eenemaal te vernietigen. - Men moest eerst het hart des volks, dat meerendeel hem bemindde, van hem aftrekken - men moest hem doen lasteren en verdenken, men moest hem in haat en in verachting brengen. - Hier toe moesten drie of vier Stedelyke Raadsheeren, voorstanders der nieuwe geweldige vryheid, Leveranciers der vaderlandsche previlegien, opstaan, om den vreedzaamen burger zich zelve en zyne pligten te doen vergeeten, de wetten te doen vertreeden, zich tegen zynen overheden te verzetten, en hem in de waapenen te brengen. - Men zoude zich in den krygshandel oeffenen; van plaats tot plaats trekken, om de getrouwe Regeerders, die den Huize van Orange en de bezwooren Constitutie waaren toegedaan, van het kussen te zetten en een wethouderschap naar den aard van het willekeurig zoo genaamt Patriottismus in te voeren. - 't Eenvoudig verstand schept behaagen in zich tot gewigtige onderneemingen bekwaam te zien achten - 't viel niet moeyelyk den werkman die in het zweet, dat op zynen arbeid valt, zyn brood eet, door geschenken en schoon blinkende beloften te verleiden. - Veelen zetten dus het werktuig, waar aan de zegen van hun huisgezin verknocht was, aan een zyde, om den snaphaan op den schouder te leggen; anderen verzuimden hunnen han- {==73==} {>>pagina-aanduiding<<} del, in hoop van zich welhaast met het eerampt van Burgerheer bekleed te zien. - Sommigen werden verblind door de verzekering, van door hunne oproerige waapening het behoud des Lands te zullen bewerken: waaren deezen strafwaardig? - Neen 't waaren hunne rampzalige Opperhoofden, die hun alleenlyk gebruikten als de werktuigen hunner berokkeningen. - De doorsleependsten maakten zich een Plan van eene nieuwe regeeringsvorm, waar door zy meenden over hunne Heeren en Meesters den baas te zullen kunnen speelen; eene volksregeering, die op eene volstrekte heerschloosheid moest uitloopen; niet begrypende, dat zulks welhaast de Republiek in den afgrond ging storten; en dat een Land, bestuurt door onkundigen, die het Staats-roer voor het werktuig verwisselen, eenmaal in vreemde kluisters moet vervallen. - Een iegelyk had de bekende spreuk van Apelles tot den schoenmaker vergeeten, - zonder in acht te neemen, dat elk byzonder weezen zyne bestemming heeft. De zeeheld, de krygsknecht, de landbouwer, de werkman, de geringste daglooner maakten niet minder een nutte schakel uit aan den keten der maatschappy als de grootste staatsman; - maar de orde der saamenleeving eischt, dat ieder in den kring beslooten blyve, waar toe hy geschikt is. Maar kost gy, elendige slaaven der misleiding! kost gy gelooven, dat de belofte, waar meede gy u streeldde, achtervolgd zoude worden? Ontdekte gy niet dat uwe beguichelaars u tot hun slachtoffer zouden maaken, zoo ras zy uw arm niet meer nodig hadden, en dat gy niet meer dan de verachtte uitvoerers moest weezen van heerschzuchtige Demagogen? Kost gy hoopen, dat een Ryk, daar meer dan ergens de hooge geboorte en opvoeding in aanmerking wordt genoomen, om tytels en waardigheden te verdienen, en daar het genoeg is van eene laag afkomst te zyn, om tot eene blinde gehoorzaamheid te zyn verweezen, u zoude ondersteunen in uwe aanspraak op het recht van regeeren? - Ja - men zag hier in uwe dwaaling, in uwe voorstelling van zekeren trasikant van Leiden tot ambassadeur te benoemen aan een Hof, daar niet dan hoog-adelyke persoonen de eer zouden verkrygen van in die hoedanigheid onder het gehoor van den monarch te verschynen. - Gewisselyk het Fransche Ryk zoude het eerste geweest zyn, dat uwe regeerzucht zoude hebben helpen beteugelen, om u tot uw handwerk weder te rug te brengen. Maar alle die verblindingen, alle de pennen der lasterschryveren waaren nodig, om een andersints naarstig en braaf volk hunnen pligt te doen verzaaken. - Waapen! waapen! was de kreet; - de een schreeuwde om Privilegien, die hy meende verlooren te hebben: - een ander, om de vryheid, die hy zeide hem ontnoomen te zyn; - deeze weder, schoon hy nimmer gelukkiger was geweest dan in dit tydperk, klaagde over vervolging en verdrukking, en dit alles dacht hy te moeten verhaalen op den weldaadigsten der vorsten, dien men beslooten had uit den weg te ruimen, eeven gelyk men den Hertog gedaan had. - Dus ging het het saamgespan naar wensch. - De afzonderlyke waapenoeffening, waarop de uitvoering van desselfs ontwerp gegrond was, nam, onder den naam van Vry-Corpsen en Exercitie-Genoodschappen, van Plaats tot Plaats toe, - {==74==} {>>pagina-aanduiding<<} en met dezelve het verval en verzuim van den koophandel, handteering en landbouw, die alleen de welvaart van ons gewest moeten bevorderen, - en dus zag men de waardgelders van den Jaare 1618 herbooren. Men had nu den eenvoudigen burger tot een dwaalgeest gemaakt; thans kwam het 'er op aan om hem een booswigt te doen worden: - het geschiede. - De eerste stap tot de ondeugt is genoeg om tot alle gruwelen op te leiden; - en 't was achter den schutsmuur van deeze voorvechters, die onder den verheeven tytel van beschermers der vryheid, de vryheid aan hunnen vreedsaamen medeburger betwistte, dat men een begin maakte met den Erfstadhouder zyn duurbezwooren voorrechten te ondermynen. - De aanstelling der stedelyke Regeering, zoo als dezelve, volgens het reglement van den Jaare 1674, aan de waardigheid zyner voorvaderen reeds was verknocht, was het eerste aandeel in het staatsbewind, waar van men waande hem te moeten ontzetten, zonder eenige de minste bewyzen, dat de vorst ooit van dit recht eenig misbruik gemaakt had. - Maar wat denkbeeld moet de vreemdeling zich vormen van een volk, dat aan een deugtzaamen beschermer, aan het eminent Hoofd des Vaderlands, wiens Verkiezing, vry van alle Familiebelang, de billykste moet zyn, ontzegt, om uit eene aan hem overgeleeverde benoeming van drie persoonen 'er één te verkiezen; (eene instelling zoo schoon als ooit plaats konde hebben) terwyl men aan gewaapende huurlingen toelaat, om braave en deugtzaame Regenten uit het bewind te bonsen, en andere, naar willekeur, op te dringen? - En welke elendige gevolgen hebben die veranderingen in de wethouderschap in veele steeden niet te weege gebragt! - Wat zoude 'er uit eene zoo onrechtmaatige overheersching hebben kunnen voortvloeijen, dan een burger-bloedbad, indien eenmaal de weldenkendsten en vreedelievenden der Natie, die toch altoos het meerder deel uitmaakten, het geduld hadden verlooren? Tot welke hemeltergende onrechtvaerdigheden had zich de voorheen braave Nederlander niet bekwaam gemaakt! - Het Bewind van den Capitein-Generaal stak de vyanden van Orange en van 't vaderland niet min in de oogen, dan de heilige voorrechten van het Stadhouderschap; en waar mede konde men hem betichten, om op dit bewind een inbreuk te kunnen doen? Men had reeds een vreemd krygs-oversten ingeroepen, een Hertog van Maillebois, in hoop, dat die officier eene heerschzuchtige Cabaal in de hand zoude werken, en dat men, door het gezag over het krygsweezen van 'sLands oppersten veldheer op hem te doen afdaalen, eene omwenteling in het zelve zoude te weeg brengen; doch het Caracter van dien Heer was niet geschikt, naar 't scheen, om daar aan te beantwoorden. - 'Er was dus geen ander middel om het Militair bestuur van den Prins aan te vallen, dan hem van verzuim en achteloosheid te doen verdenken, en redenen van ongenoegen tegen het Commandement van den Hage op te werpen. - Om dit te bewerken moest 'er op den 4den September 1785, juist gevallig iet gebeuren, dat eigenlyk in die dagen van oproerigheid niets zeldzaams in had; - maar 't welk, voorvallende in een tyd, dat men verleegen was om eenig schynbaar schuldbewys tegen Willem den V., van groot gewigt werdt. - Eenige Leden, {==75==} {>>pagina-aanduiding<<} namelyk van een vreemd Vry-Corps, die, om dat zy wisten, dat ze slechts eene Comedie gingen speelen, met den allergrootsten moed bezielt scheenen, van eenige Haagsche zwetsers vergezeld, waar mede zy reeds des morgens, by het aftrekken der Wacht-Parade, gezien waaren geweest, werden, quasi, geweldig door Orange-gezinden aangerand en beleedigt. - 't Viel de zoogenaamde zoonen der vryheid gemakkelyk te doen getuigen, dat zy zich met de grootste bezadigtheid en edelmoedigheid door de vlugt hadden geborgen. - Maar hoe zeer ook andersints die schermutseling in de Jaarboeken slechts als eene Vry-Corporistische aardigheid zoude mogen aangeteekend worden, zoo was het gevolg daar van niet minder de grondslag van eene meenigte rampen, leeverende juist het middel op dat men gezocht had, om den Heer Stadhouder van verzuim zyner plichten in het Commandement te beschuldigen. Men deed dit voorwendsel gelden, - om de eenvoudige gemeente te doen gelooven, dat de Prins de ongeregeltheden ongestraft liet, en dat de ordres door hem, by deeze geleegenheid, aan de Hoofdwacht gegeeven, onvoldoende waaren; hoe zeer ook de uitkomst der gezegde Bataille zeer wel deed zien, dat 'er juist geen Legioen nodig waare, om den zoogenaamden opstand te beteugelenEn wat zoude het geweest zyn, indien Zyne Hoogheid eens het Krygsvolk had doen aanrukken? - Men zoude zulks ontwyffelbaar een daad van geweld tegen de Beschermers van 't Vaderland genoemd hebben.. Maar dit baatte niet; dit was genoeg om het doorluchtig Krygshoofd van het Commando te ontzetten, - en het zuchtend 's Gravenhage zag binnen weinige dagen den snood beledigden en verongelykten vorst, met zyne koninglyke Gemalin en lieve Telgen, haaren grond verlaaten, om een min ondankbaar en vreedzaamer verblyf te gaan betrekken. - Eene ontelbaare meenigte van braave en oprechte vaderlanders waaren by dat rampspoedig vertrek tegenwoordig, om de edelmoedige weldoenders des volks, met traanen in de oogen, de eerbiedige afscheidsgroet te bieden. -Wie zal ooit de noodlottige Herfstmaand van 1785 vergeeten, waar in wy recht het tydperk in traden van de allerelendigste gebeurtenissen, die, geduurende twee Jaaren, den Lande moesten drukken! - De ondankbaare verdervers der Republiek hadden nu aan de woeste muitzucht de deur der dwingelandy open gezet. - Welke gruwelen, welke verdrukkingen, welke onmenschelykheden, waar van by de allerwoeste volken geene voorbeelden zyn, moest het voorheen gelukkig Holland (thans onder de tiranny van een nieuw Gerechtshof vervallen) niet bezuuren! - Geene genade meer voor den geenen, die thans de geringste blyk van eerbied en liefde dorst geeven voor een vorst, weleer van een ieder bemind. - Geene genade voor den geen die 's Princen Naam dorst uiten, terwyl 't zyn gewaapenden mede-Ingezeeten vry stond, om hem, door het verguizen van 's Lands beschermer, te tergen en tot wraak aan te hitsen. - Geen genade voor den geen, die uit zyn bloemperk een onschuldig oranje bloempje dorst plukken, om het, ter bewondering van Gods almacht, op zyne tafel te laaten pronken; terwyl het zyn {==76==} {>>pagina-aanduiding<<} vervolger vry stond, hem met de eene of andere oproer-leus tot twist uit te tarten, ten einde hem door de altoos voorhanden zynde gerechtsdienaars, op het minste woord naar de gevangenis te doen sleepen, om hem vervolgens ten schavot te doen doemen. - Hy die moed had om waarheid te spreeken, de deugd hulde te bieden, werdt tot Ban en Boete verweezen; - de loogen- en lasterschryver werdt beloond en bevoorrecht. - 't Was de vreedzaame, die niet tot het heilloos eedgespan behoorde, niet geoorlooft met eenen vriend op 's heeren wegen stil te staan, terwyl het aan eene bende gewapende muitelingen vry stond, om te samen te rotten, ter beraadslaging hoe men den onschuldigen, om dat hy den Stadhouder niet haatte, den voet zoude doen lichten. - Zyn medemensch te hoonen, te beleedigen en te onteeren, om hem tot weerwraak aan te spooren, en hem vervolgens door valsche getuigschriften, onverhoort aan het nieuw gerechtshof over te leeveren, was de gewoone kunstgreep van het verbastert Patriottismus. - Welk eene Vryheid! Welk eene Slaverny! Welk eene Willekeur. - Welk eene onderdaanigheid! - en - dit alles verdroegen de braave Stadhoudersgezinden zonder tegenmorren. - Maar zouden de vreedelievenden in den Lande zich niet buigen onder de verdrukkingen, daar ze een zoo groot voorbeeld hadden in een doorluchtig geboornen, tegen wien men dagelyks nieuwe vonden van haat en partyschap wist te smeeden. Men had Willem den geduldigen van het Commandement van den Hage ontzet, en hem van werkeloosheid beticht, om dat hy tegen een valsch allarm van oproer, de geheele bezetting niet in de waapens bragt, en men deed hem vervolgens in openbaare loogenschriften, als een geweldenaar doorgaan, om dat hy op bevel der Staaten van Gelderland, den verdrukten Ingezeeten van Hattem en Elburg, door het aanvoeren van 't nodig krygsvolk voor de muitery hunner medeburgeren beveiligde. - 't Was den ongeregelden Hollandschen Vryburgeren geoorlooft om, tegen wil en dank, ter onderdrukking der Ingezeetenen, op het grondgebied eener andere Provintie te dringen, en 't word aan het Opperhooft van 's Lands krygsmagt als eene daad van dwinglandy toegerekent, dat hy op de aanklacht derzelfde Provintie, door den gewaapenden arm de rust trachtte te herstellen. - Maar men zach in allengevalle, en men had zulks reeds lange gezien, dat de allerheilzaamste en hoogstwyze beraamingen van den Heer Stadhouder, als met eene woedende razerny werden te keer gegaan; de heerschende Cabaal vond altyd middelen om zyne beste oogmerken by een verblinde en ligtgeloovige meenigte verdacht te maaken. - De schoonste, zachtzinnigste en klaarste verantwoordingen en betoogen van den doorluchtigen Verdrukten, werden door de vergiftige pennen der gehuurde tyd- en bladschryvers verdraait, en strekten den Landverderveren noch tot een waapen, om zyn onschuld aan te vallen, getuigen hier van, om maar een uit allen by te brengen, het lasterlyk onrecht zyn Declaratoir van den 26 Mey 1787. aangedaan, een stuk dat alle de merktekens droeg van de grootheid zyner ziel, en van zyne zachtaardigheid. - Hoe dikwerf heeft hy met een meer dan menschelyk geduld, uit liefde voor zyn vaderland, {==77==} {>>pagina-aanduiding<<} het vaderland zyner vorstelyke Kinderen, zyne haaters tot vreede zoeken te neigen. - Maar laas het was geen vrede, dien men wenschte, - bewys hier van de mislukte pogingen van 's Lands koninglyke bemiddelaarster, in de onderhandelingen met den Graave van Goers, en den Graave de Rayneval, welke laatste ('t is waar) juist geschikt en verkoozen scheen, om, onder schyn van medewerking, alle middelen van vergelyk in den wege te zyn: want zyne brieven, en voorstellingen, hoe zeer de boosheid zulks ook heeft trachten te verdraayen, strekten veel eer om den Stadhouder te verongelyken dan hem voor te staan. - Gewisselyk, de zaak van een Vreede Bevorderaar is niet de verdrukkers, maar den verdrukten te verdedigen; de zaak was niet om het gezach en de waardigheden van den Prins voor Hoogstdesselfs vyanden te verminderen; maar om waar 't mogelyk dat gezach in het daglicht te stellen, waar in het behoorde beschouwt te worden; de zaak was niet den beledigden tot onderschikking te beweegen; maar den beledigeren. - In 't kort, de zaak was niet, om den Stadhouder te dringen en vermaanen tot eene soort van afstand, van bezwooren voorrechten, die men hem op eene geweldadige en onrechtvaerdige wyze had afgenoomen; maar om hem in dezelve te doen herstellen. - Doch de zoo schoone brieven van de vreedelievende en grootmoedige Wilhelmina (die ofschoon haare roemwaardige pogingen tot bemiddeling hier mislukten, toch eenmaal nevens God de gezegende Verlosser van ons lieve vaderland moest zyn) aan niemant onbekent, doen genoeg zien, op welk een voet men de eendracht zocht te herstellen. - De Onderhandeling werdt afgebrooken, - de Graaf de Rayneval vertrok, hebbende niets uitgewerkt, dan de harten te feller te verbitteren. - De Prins bleef van zyn recht, als Capitein Generaal van Holland en Westvriesland, verstooken, om dat hy, als Capitein Generaal van Gelderland, aan zyne, altoos door hem geheiligde pligten, aan de bevelen dier Provintie voldaan had, en om dat een woeste drom van gepriviligeerde Fabelschryveren het gerucht hadden weeten te verspreiden, dat hy als een gewaapenden dwingeland op Holland aantrok, - een gerucht, dat eeven ras vervallen als verzonnen was, maar 't welk niet min de uitwerking gedaan had, die men 'er van verwachtte. -Hoe 't zy de nadeelige indruksels van de mislukking der gezegde onderhandelingen, vermeerderde al weder den haat tegen den Stadhouder, men noemde hem styfzinnig, onverzettelyk, en wel, om dat hy zyne eer, zyne wettige belangen, en het geen hy aan zich zelve, en aan zyne Nakomelingen verschuldigt was, niet konde verpanden; in 't kort, om dat hy het welzyn van zyn vaderland niet aan den willekeurigen haat van zyne snoode vyanden wilde opöfferen. - De verdervende Cabaale, niets winnende by alle derzelver listen, konde vervolgens niet dan het geweldt ten hoogsten top voeren. - 't Was niet genoeg veelen der Lyfwachten van Zyne Hoogheid tot afvalligen te maaken; eene byzondere Provintie kost goedvinden de Officieren, onder het Bondgenootschap behoorende, op wier trouw de veiligheid des Lands gegrondvest behoort te weezen; den ouden eed, en met denzelven de trouw aan den oppersten Veldheer, waar onder zy gestelt waaren, te doen afzweeren. - De {==78==} {>>pagina-aanduiding<<} magtigste Provintie trachtte de zwakste te overheren, en zond slechts haare gehoorzaame krygsbenden, onder verraderlyke bevelhebberen af, om haare Bondgenooten onder het juk der slaverny te brengen, getuigen hier van de beklaagende Missive van Utrecht van den 16 Mey 1787. waar by dezelve den bystand van Gelderland in moest roepen. - Dus was de band der Unie op het punt van verbrooken te worden. - De braave Regeerders, die hunne stem weigerden, aan deeze dwinglandy, werden door de gehuurde waapendraagers van het kussen gezet - en wat kwaamen 'er al noodlottigheden uit alle die verwarringen voort? Het uitgeeven der Consenten, door de oneenigheden der Bondgenooten, vertraagt, deeden de betaalingen ophouden, waar door veele byzondere huisgezinnen tot een onherstelbaar verval moesten komen. - Welke geweldenaryen, beledigingen, kwaadaardigheden van de eene zyde! - Welke onderdrukkingen, pynigingen, vervolgingen aan de andere zullen onze Jaarboeken met bloed bevlekken. - En zyn dezelve niet reeds tot aan de einden der Aarde bekent? De tyden van Philips scheenen herbooren. - 'Er was geene Spaansche Inquisitie, - neen - maar 'er was een alvermogend Defensie weezen; 'er was geene religie-dwang; maar de vervolging is niet min vervolging, uit wat oorzaak zy ook herkomstig zy. - De Ketens zyn Ketens, en door wie ook dezelve gesmeed worden, zy knellen niet minder. - 't Stond de verdedigers hunner alles overheerschende Vryheid Vry, om met het zwaart in de vuist op het grondgebied hunner niet min vrye Nabuuren te dringen, en over dezelve heerschappy te voeren. - De Spaansche dwingelanden mishandelden den Belgen en doemden hen onschuldig ter dood, - de Geweldenaars van Nederland deeden hunne Broeders en Landsgenooten in de gevangenisse sluiten, ter galge sleepen, en aan de voeten ophangen; alleen - om dat zy eene openbaare belydenis durfden doen van hunne trouw voor het Huis van Orange. - In Leiden porde men by openbaare Vloek en Lasterschriften tegen den besten der Vorsten zyn Medeburger ten stryd aan; niet om een aannaderenden Vyand uit te weeren; maar om het verdervend Plan van een heerschzuchtig Driemanschap, en derzelver medestanders te helpen ondersteunen. - 't Was den Oproerigen Gewaapenden vergunt, om willekeurige Requesten; of liever dwangschriften aan hunnen wettigen Souverein in te brengen; terwyl het hunne vreedzaame tegenparty niet vry stond, om met eerbied en bezadigtheid haare belangen voor te draagen. 't Was den waaren vaderlanderen verboden, - op Lyfstraffe verboden, om op de verjaarfeesten van het vorstelyk Huis eene oranje vaên van zynen gevel te ontrollen; terwyl hy van eene andere zyde een zoogenaamde Patriotsche wimpel van de masten der Jachten zach fladderen. - Zoo groot eene verongelyking van den rechtzinnigen, en zoo groot eene ondersteuning en handhaaving, ten aanzien der verdrukkers, konde niet anders dan onophoudelyk het hart der lydende doen bloeden; maar de oude aard der Batavieren was noch niet ten eenemaal verlooren, - de Nederlander had van dezen geleert het juk eener onwettige dwingelandy van den hals te werpen, - ten minsten, niet langer stilzwygende aanschouwer te blyven van saamenrot- {==79==} {>>pagina-aanduiding<<} tingen, die het lieve vaderland op den oever des verderfs bragten: 't Jaar 1787 moest het tydperk aanvoeren, waar in zich de waare vaderlanders moesten doen kennen. - Zy, naamenlyk, die als stille en braave Ingezetenen, met behoorlyke eerbied voor hunne Overheden, en met eene goede geneigtheid voor hunne medeburgeren aangedaan, hun geluk en veiligheid stelden in het bezwooren Staatsgestel, waar op de Republiek gegrondvest was, en die, een afkeer hebbende, van alle zucht tot oproerigheid, altoos getrouw waaren gebleeven, aan het doorluchtig Opperhooft, wiens hooge erfrechtelyke waardigheden, het gewigtigst aandeel dier gezegende Regeerings-vorm uitmaaken. - Tot hier toe waaren deeze rechtzinnigen genoodzaakt geweest hunne hartsgevoelens, als 't waare te verbergen, - de hoon, de mishandelingen, de wederrechtelyke vervolgingen, en onverdiende strafvonnissen van nieuw opgeworpen Gerechtshoven, en een geweldige Fiskaal, deed ieder, die den naam van Prinsgezinde droeg, beducht zyn voor het verlies van zyne bezittingen en bestand, - ja van zyn leeven zelve, zoo ras hy zyne oprechte en deugtsaame gevoelens dorst aan den dag leggen, en dus werdt de eendrachtige en waare Volkstem in het hart versmoort, en de Vloekstem of de kreet der dwingelandy eigende zich den naam van Volkstem toe. - Niemant durfde; niemant wilde de eerste zyn, om in het openbaar zyne aanspraak op de rechtvaerdigheid te doen gelden. - 't Was in het Koopryk Rotterdam, dat zich de edele zucht tot eene vredegezinde herstelling der Republiek het eerst verhefte. - 't Was daar, dat een kleen aantal met moed en deugtbezielde Burgers, wier edelen iever wy in het vervolg zullen gedachtig zyn, het eerst de getrouwen in den Lande durfden oproepen, tot de instelling eener Maatschappy; ter bevordering van eene algemeene eendrachtigheid en wedervereeniging. - Een zoo schoon ontwerp, 't welk men met reden hoopte, dat door den Hemel zelve begunstigt moest worden, deed eenigen tyd daarna, de loffelyke drift van eenige weldenkende in deeze onze Hofplaats ontbranden om dit heilzaam voorbeeld te volgen, en insgelyks zulk een nuttige Broederschap in te richten. - Laat ons dit Gedenkschrift met derzelver naamen doen pronken, de vlyt ter behoudenis van hun vaderland, doet te veel eer aan hun hart om dezelve hier te verzwygen. - 't Waaren de Heeren, le Maitre; van Zelderen; van Beveren; Moraaz; C. van Diest; J.F. Bymholt; Capt. Kreveld; Capt. van der Hoek; die met den waaren vriend van 't vaderland, den getrouwen vriend van Orange, den edelen Graave van Bentinck, Heere van Rhoon, welken zy tot Hooft en Beschermer hunner kloekmoedige onderneeming verkooren hadden, eerlang, namenlyk op den 14 April 1787, de stichting eener Maatschappy tot stand bragten, onder den tytel van: OPRECHTE VADERLANDSCHE SOCIETEIT. Zoo loffelyk eene grondvesting te bevorderen, voegde aan den Nakomeling van {==80==} {>>pagina-aanduiding<<} den Graave van PortlandDe Heer de Bentinck, Graave van Portland, was door zyne Majesteit de Koning-Stadhouder begiftigd met de tytels van Geheimraad van het Kabinet; Eerste Kamerheer; Baron van Circencester; Burggraave van Falconburg; in 1676 beschreeven in de Ridderschap van Holland, zynde toen Heer van Drummelen en Rhoon. - Maar zyn beste tytel was gewisselyk: Gelieft Boezem-Vriend des Konings!; zy voegde aan de edelen kleinzoon van wylen den voorstander der Republiek, den Graaven van Bentinck, Heer van Rhoon en Pendrecht, die ten tyde van Willem den IV, de oude vervalle Constitutie, met de billyke voorrechten van den Huize van Orange, aan de ondankbaare vergeetenheid wist te ontrukken, en dus het Land van den aannaderenden ondergang bevrydde. - En wie konde zich verzetten tegen de grondvesting der Maatschappy, doe zeer ook de heerschende Cabaal dezelve met een wangunstig oog beschouwde? Zoude het het minder deel des volks vrystaan, om, onder het oeffenen van eenen gevaarlyken waapenhandel, zich in saamenzweeringen te verbinden, ten nadeele van den Lande? En zoude het aan het meerder getal verboden zyn geworden, om, zonder waapens, zich onderling, ter herstelling der orde, in vriendschap te vereenigen? Zonder wapens! - ja - de Oprechte Vaderlandsche Societeit begeerde geene moordtuigen, en de leden derzelve wenschten niets anders dan hunne eerbiedige voordraagingen aan den Souverein, tot herstel des Lands. - Zeldzaam was de spoedige voortgang en aanwas van onze loffelyke Broederschap, zynde het getal der Leeden, in weinige dagen, in deeze Hofplaats tot byna tweeduizend toegenoomen. - De aanzienlykste der Ingezeetenen en hoogste standspersoonen, zoo wel als de braave gemeente, stelden het eene eer, om, door den tytel van Medelid, openbaare betuiging te doen van hunne vaderlandsche gevoelens, en van hunne achting voor 's Lands Eminent Hoofd. En even zoo ging het in alle andere S[t]eden en Plaatsen van iedere Provintie. Zie daar dan de waare Volkstem, die men zoo lang gekluisterd had gehouden, eindelyk verreezen; geene stem door belofte gekocht, door goud betaald, of door bedreigingen afgedwongen, maar de uitspraak van het oprecht Burgerhart; geene stem van kinderen of half zinneloozen, (gelyk die der meeste vryheids-genootschappen) maar die van volwassene persoonen, met natuurlyke rede begaaft, door eene te magtige bescherming beveiligt, om door onderhandsche berokkeningen zich tot zwygen te laaten dwingen. De getrouwe Burgers, die in alle andere Steden, in welke men het loffelyk voorbeeld der inrichting deezer Maatschappy gevolgt had, verre het meerderdeel uitmaakten, kreegen dus welhaast moed, om by eerbiedige verzoekschriften eene aanspraak te maaken op de herstelling van 's Lands oude en waare Constitutie, zoo als onder anderen in de Hofplaats op den 25 Juny geschiedde, alwaar zich dadelyk een aantal van omtrent vierduizend rechtzinnige vaderlanderen, als beveiligd door eene eendrachtige Broederschap, waar aan een Edele Bentinck en de bovengemelde Opperhoofden, het merk van {==81==} {>>pagina-aanduiding<<} Achtbaarheid byzetteden, bereid vonden tot het tekenen en inleveren van een RequestZiet hier achter de Bylaag de naamen en het Request van de tekenaaren voor de oude Constitutie., ter herstelling van de stadhouderlyke voorrechten, waar toe anderzins veelen, hoe weldenkend van hart, uit vrees voor de gewoone mishandelingen, niet zouden hebben durven besluiten; werd 'er voor als toen niet aan beantwoord; men had 'er ten minsten de waare volkstem door leeren kennen. - De nieuw opgerechte maatschappy onderging ondertusschen van tyd tot tyd de alleronbillykste beledigingen van de verdervende tegenparty. (en welke inrichtingen, die slechts eenigzins tot behoud der Republiek dienden, ondergingen die niet?) Men gedenke alleenlyk het voorgevallene in den oproerigen nacht van den 30 Mey 1787 in de Stad Amsterdam, alwaar, na dat men sedert veele dagen reeds den vreêgezinden leden der eendrachtige maatschappy allerlei hoon en vergruizing had aangedaan, derzelver vergaderplaats door eene bende geweldige Vry-Corperisten gewaapender hand werdt aangevallen en ten eenemaal uitgeplundertDe opstand van dien nacht mogt met recht den naam van burgerkryg draagen; wordende het huis van den regeerenden Burgemeester Beels en van den oud-Burgemeester Rendorp, zoo wel als die van verscheiden braave en onschuldige ingezetenen, ten eenemaal aan de verwoesting overgegeeven; waar na men met grof geschut het eiland Kattenburg overweldigde; zynde 'er van wederzyden veele dooden en gekwetsten.. - Dan alle deeze onrechtvaerdigheden versaagden de standvastigheid der braave broederschap niet. - Hoe weinig gelykheid was 'er onderwyl tusschen deeze maatschappy, en de geweldige genootschappen der verdervende cabaale; de eerste trachtte den band der eendracht met hunne medeburgers weder te saam te binden; de andere beöogde niet dan moord en muitzucht; de eerste zocht het vaderland te herstellen; de tweede het zelve in den afgrond te storten; konde men twyffelen, dat eindelyk eene gezegende uitkomst den beledigden over den belediger zoude doen zegenpraalen? - Doch die heuchelyke tyd was noch niet; 'er moesten eerst noch meer dagen van verschrikking komen; de dwingelandy moest verder gaan; een geweldig Defensie-weezen moest alvoorens de tyden der Inquisitie-dwang van een bloeddorstigen Alba doen herleeven. - Men moest eerst het Land door overstrooming, en door het vernielen der dykagien trachten te bederven, en den ieverigen landman van zyn erfdeel, de vruchtbaarheid zyner akkers, beroovenMen berekend dat het werk der Innundatie by Gorinchem meer dan 100,000 gulden gekost heeft. Wat moet 'er van een Land worden, daar men dergelyke sommen niet alleen nutteloos, maar zelfs ten bederf verkwistte?. - Men moest eerst de openbaare wegen, die voor een iegelyk, behalven voor den overtuigden booswigt, openstaan, aan den reizenden betwisten, ja zelfs aan hooge en koninglyke persoonen, en dus dezelve den toegang tot hunne bezittingen beletten. - Men moest burger-legers oprichten, om zich het recht van gezag over zyne mede ingezetenen te verkrygen. - Van plaats {==82==} {>>pagina-aanduiding<<} tot plaats trekken, om de regeerings-reglementen te veranderen, en de wettige magistraaten uit de Raadzaal te zetten, om 'er hen, welke de muitzucht voorstonden in de plaats te stellen, in 't kort men moest zyn vreedsaamen en schuldeloozen medemensch in ban en boete, ja ten schavot verwyzen, alleenlyk op eenen snoode verdenking, op eene looze betichting, op eene valsch allarm, - of wel enkel om het draagen van een goudsbloem. - En welke slinksche streeken; welke scherpzinnige vonden wist men niet uit te denken om hen, die het Huis van Orange waaren toegedaan, op te hitschen, en te tergen, - om, - op die wyze hun schuldig te maaken aan strafbaare feitelykheden? - 't Was naauwelyks den rechtzinnigen Haagschen Schutter, die zynen eed en pligt getrouw was gebleeven, geoorloft de waapenoeffening der afvallige vrycorperisten, (altoos van gerechtsdienaars omcingelt) met ongedekten hoofde te aanschouwen, en men zoude veeleer een kerk-gesticht hebben durven ontheiligen, dan de gewyde Exercitie plaats van den Haagschen Vryburger. 's Was dikwerf blykbaar, dat men onder de prinsgezinden een opstand trachtte te verwekken, om hen eindelyk het geduld te doen verliezen. - 'Er is voor deeze waarheid een vry sterk bewys voorhanden, in de welbekende missive van den Hove, aan Hun Edele Groot Mog. van dato den 24 July 1786, betreffende de zaak van zekren Adriaan van den Berg, een kleermakers gezel, woonende op de Geest in deeze Hofplaats, - 't is niet nodig hier het verhaal in de bovengezegde missieve vervat, in alle desselfs omstandigheden te herinneren; men weet algemeenlyk, dat de gemelde van den Berg by herhaalde reizen met eenige zyner mede-vrycorperisten van derzelver waapenoeffening uit het veld naar huis komende, door verscheiden beweegingen, en heen en weder zwerven, eerst de menigte hebbende weeten by één te doen verzaamen, vervolgens, zoo door gebaarden, als door het laaden van de snaphaanen, het opsteeken der bajonnetten, oproerstookende beledigingen, en bedreigingen hoopten hunne tegenparty aan het muiten te doen slaan - door al welke listen en kunstgreepen ook (zoo als in gemelde missive aan Hun Ed. Groot Mog. wordt voorgedraagen) de laster kourantiers een middel in handen werdt gegeeven, om de vredelievende Haagsche Ingezeten in het openbaar als oproermaakers uit te tekenen, wordende door deeze valsche nieuwsberichters het minste woord van een aanhanger van Orange, tegen de bitterste scheld- en vloeknaamen van de andere zyde, dadelyk aangemeld, als of 'er een allerysselykst oproer in de Hofplaats was uitgebrooken. - Dan de onbevooroordeelde begreepen duidelyk, volgens het geene door den President en Raaden van den Hove in meergemelde missive dieswegen wordt aangemerkt, dat dewyl de zoogenaamde Vryvechters door alle deeze uittartingen en moedwillige, vergruizingen, den welgezinden tot geene daaden van geweld wisten te brengen, deeze laatsten gewisselyk, door hunne zeldsaame verdraagsaamheid, eene groote kracht aan de rechtvaerdigheid hunner gevoelens byzettenden. Maar dit alles baatte niet; de zachtzinnigheid van de eene zyde vermeerderde de vermeetelheid en woede van de andere; men was niet voldaan, voor dat men door allerlei mishandelingen eindelyk een heethoof- {==83==} {>>pagina-aanduiding<<} digen tot eenigen tegenstand wist te brengen, (die in andere tyden voor zeer billyk zoude zyn gehouden geworden) om denzelven naar de voorpoorte te doen voeren. Op dezelfde wyze trachtte men zekeren spekslager, Pino, die altoos als een braaf burger was bekent geweest, doch om zyne verknochtheid aan het Huis van Orange, gehaat, in den valstrik te leiden, door hem of zyn knecht te doen verdenken van het leveren en vervaardigen van scherpe patroonen, doch waar van de onwaarheid wel haast tot schande der betichters ontmaskert werdt. En wat zal men zeggen van de wreede vervolgingen tegen het draagen van Orange verciersels, 't welk in de maand Juny 1786, eenslags door veelen werdt ingevoert; indien 't waar is, 't geen men beweert heeft, dat die schielyk uitbarstende Mode (die, als verboden zynde, door den voorzichtigsten in den Lande niet is achtervolgt geworden) eigenlyk door eenige der doorsleependste zoogenaamde voorstanders des Vaderlands was opgeworpen? Te meer als men hier by aanmerkt, dat de geen, die zich om het draagen van een Oranje neusdoek om den hals met een geesseling gestraft zach, zynen, met hem gelyk zynden medeingezeten met de leus der geweldige vryheid moest zien pronken? - en waar was 'er eene enkele stad, een enkel gehucht, dat vry bleef van deeze verdrukkingen? - Welke bloedtoneelen, werden 'er te Deventer niet aangerechtMen had reeds lang te vooren gezien, hoe verre hier de verbittering tegen het Huis van Orange ging, wanneer men den haat op het spraakloos Beeltenis van Willem den III verhaalende, dat meesterstuk der kunst in de Raadzaal van zyne plaats rukte, en het zelve in flarden scheurde en vernietigde.; vergeefsch bad hier de wanhoopige vrouwe van een mishandelden echtgenoot, die door de vrye geweldenaars op den grond geslaagen, in zyn bloed baadde om genade voor zyne laatste snikken; - deeden de beulen van Alba meer? - 't Was niets, om met het gezach van eene valsche ordre bekleed, een regeerend Burgemeester van een stad, (als onder anderen te Ouderwater) in den nacht uit zyn huis te ligten, en denzelven, op voorwenden van verdacht te zyn, naar Woerden te voeren; hem vervolgens, na een onderzoek zyner papieren en familiegeheimen, en bevinding van volkomen onschuld, slechts weder in vryheid te stellen, - dit voegde aan burgers die het recht der Souvereiniteit in handen namen. - Het zelfde gebeurde aan den Heer Ivoy, een Regent, om zyne loffelyke verdiensten by alle weldenkenden geacht en bemint, die zich sedert zyne ontzetting van de regeering, na veel hoon en smaad geleden te hebben, op zyn vreedzaam Landgoed, by Maartensdyk vertrokken hebbende, in zyn stil verblyf door een dertig tal, van woedende Vrycorperisten uit Utrecht gewaapenderhand overvallen zach, alleenlyk om dat hy den oproerigen dorpprediker van der Palm, wegen een beledigende biddag-preek had afgekeurt. - Maar de misleide party dacht zich na de ontzachlyke openbaare aanspraak der Leidsche voorvechteren, aan hunne medeburgers {==84==} {>>pagina-aanduiding<<} (een meesterstuk, dat, vervat in de allerafschuwelykste bewoordingen tegen den Stadhouder, in de nieuwspapieren als met bloedletters tot een afgryzen van het weldenkend deel der natie werdt rond gedraagen) tot alles gerechtigd. Men matigde zich dus ook welhaast alömme het oppergezach aan. - In Vriesland ging de willekeurigheid zoo verre, dat men in byzondere steden (schoon de Staaten dier Provintie by openbaare plakaaten voorzichtiglyk verboden hadden aan alle burgergenootschappen, om, noch gewaapend, noch ongewaapend eenig deel te neemen in de twisten der andere Provintien) niet min aan al, wie 't behaagde om naar Utrecht te trekken, vrygelei-brieven en reisgeld toeschikte, zich teffens niet ontziende, om tegen die zelfde hooge bevelens zich te voorzien van verscheidene veldstukken. - Welhaast scheen 'er noch wet, noch deugt, noch veiligheid meer; een geweldige Fiscaal had zich het recht verkreegen, om den onderdrukten onverhoort ter galge te doen verwyzen, terwyl ondertusschen aan een anderen oord de plunderbende van een graaffelyken Avanturier, die zyne verheffing in den krygsdienst aan den Heer Prins Erfstadhouder verschuldigt was, in het Sticht de allersnoodste beroeringen aanrechtte. - Deeze woeste hoezaaren (om slechts een enkel staal op te noemen, dringen op zekeren dag in een herberg, verjaagen den huiswaard uit zyn verblyf, - houden vervolgens eene openbaare verkooping van zyne huisgeraaden, verdeelen den buit onder elkander, en vertrekken, - alles onder den tytel van beschermers der vryheid. - Maar kan men zich langer over de schenddaaden der afgevallenen van het vaderland verwonderen, na de gebeurtenis van den 28 Juny 1787? eene gebeurtenis, die de Spaansche dwingelanden zich veelligt geschaamt zouden hebben. - Wy behoeven dien dag van verschrikking niet te doen herdenken; dezelve zal nooit uit 's lands geheugenis gewischt worden; maar de dankbaarheid, die wy aan de grootste en kloekmoedigste der vrouwen verschuldigt zyn, verbied ons hier het zwygen. - Wy zien hier 's lands weldoende moeder, die (schoon zy eenige maanden te vooren haare schrandere en zachtaardige pogingen ter herstelling der binnenlandsche rust, in de bekende onderhandelingen tusschen den graaven van Goerts, en den Graave De Rayneval had zien mislukken, en door de vyanden van de Republiek, en van haaren doorluchtigen gemaal, met afgunst had zien beantwoorden) ten tweede maal haare edele vermogens tracht in het werkt te stellen, om een zinkend gewest van zynen aannaderenden ondergang te bevryden, door eene bende laage burgers, en eenige afvallige krygslieden, als eene misdaadige arresteeren, en in haare reize tegen houden. - Laage burgers! - gewisselyk; want menschen, welken de geringste grondbeginssels van goede opvoeding hebben, zyn niet teneenemaal onkundig van de eerbied, die men aan doorluchtige personaadjes verschuldigt is; waar van die vuigen hoop geen 't minste denkbeeld toonde te hebben. - Dan men moet erkennen, dat deeze geweldige handeling volstrekt onbegrypelyk is, dewyl het eedgespan voorzeker niet anders konde verwachten, of een vermogend vorst zoude de belediging zyner bloedverwante aangedaan, ten strengsten wreeken, {==85==} {>>pagina-aanduiding<<} waar door men zich een afgrond delfde. - Of wel men moet onderstellen, dat de woede en haat het verstand der landverderveren verblind had, en, dat het Opperweezen die schenddaad wel had willen toelaaten, om hen, eeven als de bouwlieden van Babylonien, door hunne eigene dwaalingen en verwarringen te straffen, juist op het oogenblik, dat zy zich reeds de zegepraal beloofden, - ja - 't was juist hier, dat zy zich door de allerafschuwelykste schending van de openbaare veiligheid, in het onverhindert doorreizen onzer vrye streeken, waar op de geringste onschuldige, en dus byzonderlyk de koninglyke gemaalin van den Stadhouder; 's lands eerste en hoogste burgeresse, een onbetwistbaar recht heeft, den grondslag leidden aan de gezegende Omwenteling, die de Republiek behouden heeft. Dan wy behoeven hier die misdaad van gekwetste-hoogheid, niet alleen aan onze koninglyke Bemiddelaarster; maar teffens in haare persoon, aan de grootste vorsten van Europa, als aan haar vermaagschapt, aangedaan, niet verder op te haalen; dezelve is niemant vergeeten, en kan nooit vergeeten worden. - Te grooter de hoon zy; te meerder wordt deeze waarlyk groote vrouwe door haare kloekmoedigheid vereeuwigt. - En, is 'er geen voorbeeld van de vermeetenheid van Neerlands dwingelanden; 'er is ook geen voorbeeld, dat eene doorluchtige vrouwe geheel weerloos, alleen vergezelt door haare deugt, en door haar billyk vertrouwen op den beveiligenden arm eener Almagt, - zich in het midden van haar vyanden begeeft, om een land, dat zy verlooren ziet gaan, en teffens die vyanden zelven, voor den val te bevryden -ja! wy durven onderstellen, dat het vry minder gevaarlyk is, om aan het hooft eener getrouwe krygsbende tegen een heïrleger aan te trekken; dan, zonder gewaapende magt, tegen het verraad eener saamenzweering in te gaan. - Dus zach dan 's lands moeder haare koekmoedige en vredelievende onderneeming, door den list der boosheid veriedelen. - Maar was haare poging mislukt, - zy keerde niet min met den verheven eertytel van 's volks beschermster te rug, - gewis, zy bleef niet min de gezegende oorzaak der heilryke omwenteling, die eerlang door de wonderhand van het Opperweezen moest bewerkt worden, en wy zyn haar niet min als de eerste bevorderaarster van het heilryk Staatshersel onze eerbied, liefde, en erkentenis verschuldigt. God had het vonnis tegen de landverdervers reeds uitgesprooken, en riep de gehoonde majesteit op, om, met het straf zwaart in de vuist, de muitzucht tot bedaaren te brengenDe Pruisische monarch kreeg de tyding der geweldadigheid aan Haare Koninglyke Hoogheid gepleegd, te Charlottenburg, en reed dadelyk naar Berlyn, om bevel te geeven aan verscheidene Regimenten van zich marschvaardig te maaken, betrouwende teffens het Commande over een aantal van 40000 man aan den regeerenden Hertog van Brunswyk, die ook vervolgens, als 's lands beschermer, op de Nederlanden aantrok.. Men zoude hier hebben moeten verwachten, dat de billyke gebelgt- {==86==} {>>pagina-aanduiding<<} heid van een magtig Koning, over den hoon zyne zuster aangedaan, de verdwaalden in hun zelven zoude hebben doen keeren. - Neen - desselfs bedreiging werdt door de oproerige Cabaal als een loos allarm uitgekreeten, en de pruisische benden waaren reeds in het land, wanneer de logenschryvers in hunne nieuwspapieren noch aanmeldden, dat zyne Majesteit zich met de zaak geenzins zoude inlaaten, - de haat tegen den Heer Stadhouder bleef niet min woeden. - Men durfde denzelven betichten, van door de reize van Haare Koninglyke Hoogheid, naar haar lusthuis, een opstand te hebben willen verwekken, - eene betichting die niet dan uit zinnelooze herssens konde voortkomen, dewyl het in geenen deelen met de natuurlyke rede overeen kwam, te denken, dat een tederlievend gemaal, zyne dierbaare gemaalin zoude waagen in eene plaats, daar hy een burger-bloedbad wilde doen aanrechten; het welk juist het zelfde zoude zyn geweest, als of men zyne dierbaarste schatten wilde bergen in een huis, dat men voorneemens was in brand te zetten. Niets baatte om de razende menigte tot rede te brengen, - de heerschloosheid, - 't vervolgen, - 't verdrukken, in 't kort de dwinglandy nam langs zoo meer toe, - de getrouwe regenten werden van stad tot stad, van plaats tot plaats door hunne gewaapende onderhoorigen uit de raadzaal gebannen, en van hunne waardigheden ontzet, alleen om dat zy de duur bezwooren eeden, en het welzyn van 't vaderland als heilig achtten; en bleef het hier by? Neen, - het oproerig Holland werdt wel haast van zyn opperhooft ontbloot, - de zachtaardigste, de menschlievendste der vorsten werdt door de ondankbaarheid in zyne hooge waardigheden gesuspendeert, en van derzelver inkomsten berooft, - de onrechtvaardigheid baarde noch schande, noch schaamte meer, - de aannadering van eene magtige bende pruisische krygsknechten versaagde wel sommige harten; maar voor 't berouw waaren dezelve niet meer vatbaar, en de geheele drom van gehuurde, lasterkourantiers was dadelyk gereed, om door hunne valsche dromeryen den verflaauwden moed weder op te wekken. - Hier zagen zy van verre eene ontzachlyk Fransch heïrleger in aantocht, om de zoonen der vryheid, tegen alle middelen ter verlossing van het vaderland, de hand te bieden, - daar verzekerden zy, dat de koning van Pruissen de afschuwelyke belediging, zyner dierbaare zuster aangedaan, slechts als eene beuzeling zoude aanmerken, - in een ander blad hadden de burgerhelden, onder het ontzachelyk banier van hunnen Rhyngraaf, de volkomen overwinning behaalt; vertelsels, 't is waar, die wel haast weder moeste vervallen, doch terstond door nieuwe, söms noch ongerymder, berichten, werden opgevolgt, die door den eenen met schrik; door den anderen met blydschap; door deezen met verachting, geleezen wordende, zeer verschillende uitwerksels op het algemeen hadden, - en waaren deeze plompe verdichtsels slechts altoos eenvoudig voorgedraagen geworden, zy zouden niet anders uitgewerkt hebben, dan den ligtgeloovigen en dwaazen bezig te houden, en den wyzen te doen glimlagchen, - maar zy waaren vervult met de allersnoodste en verfoeyelykste lasteringen, niet alleen tegen braave ingezetenen, tegen deugtsaame regenten; maar {==87==} {>>pagina-aanduiding<<} tegen een der beste vorsten van Europa, - terwyl van eene andere zyde een geloofwaardig geldersch nieuwspapier, om dat het de waarheid voordroeg, aan den Hollander verboden werdt. - Doch laat ons die geheimschryvers van het verstrooid patriottismus aan hunne wroeging overlaaten; zy hebben hunnen naam vereeuwigt, - want als men hun in het rechte daglicht beschouwt, hebben zy niet minder kwaad gedaan met hunne pen, dan de vryburgers met hunne waapens: de laatste beroofden hunne landsgenooten van de vryheidt en voorrechten, de eersten beroofden dezelve van de eer. Maar wat kwam het 'er verder op aan? het strafzaart was aan een zyde gelegt: de boosheid scheen een uitsluitend privilegie verkregen te hebben, en de Republiek scheen verbeurt verklaart. De gelegaliseerde muiterbende verbonden onder den eed, korts te vooren in handen van het heilloos saamgespan afgelegtEen iegelyk weet met hoe veel plegtigheid die heillooze eed, die niets minder dat de volkomen[e] vernietiging van het Stadhouderlyk Huis hier te lande bevatte, hier in den Hage door de verscheiden en opgeruidde leden der vrycorpsen gedaan werdt. waaren nu gevordert tot aan de ontknooping van een zeevenjaarig (of veelligt noch ouder) ontwerp, waar van zy, door hunne meer staatkundige hoofden misleid, meenden dat de uitkomst hun (nochthans onder de voogdyschap van een vreemd monarch) de beheersching in handen zoude stellen. De willekeurigheid was tot dat toppunt geklommen, waarop men die brengen moest om alles te verneeren, - of wel - (zoo als de gezegende omwenteling in korte dagen deed zien dat gebeurlyk was) om van dien top van eer in den afgrond neder te storten. Het leger der souverreine wapenburgers, tot hier onder de beveiliging van hun aldwingend Defensie weezen te Woerden hebbende stal gehouden, brak eindelyk op van die plaats, om (niet zonder daarenbooven den bystand hunner eedgenooten uit andere steden, dorpen en gehuchten in te roepen) op de stad Delf aan te trekken. - En wie waaren deeze gevreesde waapenknechten? zoud hier met recht een vreemdeling vraagen: wat was hun oogmerk, in een Land, waar in niemand eenige vyandschap zocht dan zy alleen, - wie? - onze Lands- en Stadsgenooten! onze mede ingezetenen! - onze vrienden! - onze bloedverwanten, met welken wy eertyds in vriendschap leefden; die ieder in het byzonder door hunnen handel, door hunne betrachtingen een nutte schakel aan den keten der maatschappy uit maakende, met ons het welzyn van 't vaderland hielpen bevorderen; en teffens met ons juichten, over desselfs gezegende staatsgesteltenis! - En wat was de dryfveer junner woede? - de verleiding der eerzuchtige demagogen, die hen door schoonschynende beloften, tot de elendige en ongelukkige werktuigen maakten van hunne staatzuchtige belangen. - Deeze uitzinnigen die (schoon zy hadden gezwooren, van niet uit elkander te gaan voor dat zy alles aan hunne oogmerken onderworpen hadden, echter door den Hemel niet {==88==} {>>pagina-aanduiding<<} bestemt scheenen, om veele zegepraalen aan hun trofeën te hechten) sloegen zich dan op den 20 Augustus 1787, onder het commando van zekeren Mappa burger van Delf, wel toegerust met alle nodige krygstuigen en voorraad, in den omtrek dier stad neder, - zonder dat men echter wist, wat 'er uit dat vyandelyk verschynsel voort zoude komen. - Maar men zach wel haast, in die stad, dat het op haar voor eerst gemunt was, want op den 21 Augustus drongen deeze manhafte rustverstoorers ter poorte in, en maakte zich dus stormender hand meester van dezelve, - waarna zy zich op de markt byéén schaarden, en bekleed met al het willekeurig gezach, dat zy zich hadden aangemaatigt, de braave regenten van derzelver ampten ontzettenden en anderen, naar hunne verkiezing aanstelden! met vast voorneemen om alle de geenen, die hunne landverdervende oogmerken tegen durfden staan aan hunnen haat op te offeren. - De bedryven en leevenswyze van dit vliegend leger, geduurende den tyd welken het zich in zyn camp in het veld buiten de Haagpoort bleef ophouden, zyn reeds te volledig in een dagverhaal der waereld medegedeelt, om 'er hier omstandig van te spreeken; dezelve moeten het papier uit schaamte doen bloozen't Was niet dan eene patriotsche aardigheid, om, als men lust had tot eene snoepery, by een koekbakker in te stuiven, die men wist, dat de verdervende Cabale niet was toegedaan; hem om Oranje-koek te vraagen, en vervolgens dezelve (want al wat Oranje heette scheen in die dagen van zinneloosheid niets waardig) mede te neemen zonder betaaling, - in andere tyden, en by andere lieden zoude zulk een bedryf met de koort zyn gestraft geworden, - diergelyke gevallen onder gingen geduuriglyk, spekslagers, bakkers en alle neringdoende burgers.. De openbaare wegen waaren niet meer veilig, en men wist den voorbygangeren, die voor Orange gezindden bekent waaren, zoo lang te belgen en hoonen, tot men hun noodzaakte om 'er zich tegen te verzetten, om dus eene schynbaare reden te vinden om hen in boeijen te sluiten en naar de gevangenis te doen voeren; - of wel men speelde zelv voor beul, om zyn onschuldigen en vreedzaamen medemensch af te maaken. - Het oprechte Vaderlandsche Societeits-Huis te Delft, werdt door deeze woeste knaapen met plundering bedreigt; maar zulks werdt door hunne meer beschaafde Hoofden gestuit. - En (zal het de nakomeling gelooven?) deeze geweldige waapenknechten, werden niet min door de nieuw aangestelde Raaden gewettigt, - het welk wel haast van dat uitwerksel was, dat de goede en getrouw gebleevene burgery, afgedankt, en van derzelver eed ontslagen werdt, wordende hunne geweeren naar het Stadhuis gebragtDit gebeurde op den 24 Augustus 1787, als wanneer ook een detachement uit het burgerleger naar Overschie aftrok, om aldaar het Oranje Corps te vernietigen; by welk de heldendaad men de wreedheid had, om een der Leden van dezelve als gevangen op het kanon weg te voeren., - in 't kort de goede stad Delf, van haare getrouwe regenten ontbloot, was ten eenemaal aan de dwingelandy overgegeeven. Noch was het einde niet; op den 30 Augustus brak het {==89==} {>>pagina-aanduiding<<} vliegend-leger, (dat men met recht by die Horden Heidens kan vergelyken, die in vroeger tyden zich ten platten lande nedersloegen, en de steden en plaatsen kwamen ontrusten; - of wel by die heirlegers van springhaanen, die als een straf worden aangemerkt voor het land, waar in zy nedervallen.) op den 30 Augustus, zegge ik, braken deeze benden op uit hun camp, richtten zich eerst naar het vreedzaam dorp Ryswyk, en overweldigden aldaar de Orange Societeit, trekkende verders over Loosduinen, alwaar zy dezelfde willekeurigheid in het werk steldden; naar Naaldwyk, om den gryzen Bailluw van het Westland den Heer Douglas uit zyn huis te haalen en gevangen te neemen; - een man, die voor hun geene andere misdaad begaan had, dan zyn wettigen Heer en Meester getrouw te zynDeeze woeste gewaapenden drongen omstreeks het gezegde dorp in het verblyf eener zieke vrouwe; braken de kisten en koffers op; plunderden en roofden al wat hun goeddacht, en deeden zich vervolgens wel opdisschen. - By sommige landluiden haalden men de oranje bloemen uit de tuinen en trapte dezelve met den voet; en indien zich iemant over deeze onmenschlykheden beklaagde, was het antwoord: het waaren geene geregelde troepen, men kon dezelve 'er niet om straffen.. Ondertusschen vreesde men in de Hage niet minder voor een bezoek deezer vryheidverdedigers; maar hier toe zoude een weinig meer moeds en tyd vereischt zyn geworden. - Hoe 't zy, de geweldige cartouchiaanen trokken gedeeltelyk naar Vlaardingen, alwaar, eeven gelyk te Delf, door hunne verkoorenen eenige Heeren uit de regeering werden gebonst; en gedeeltelyk naar Maaslandsluis, daar men den inwooneren uit hunne wettige woningen deed vlugten, alles doorzoekende, met eene onbeschoftheid, die den stoutmoedigsten verbaasde; een iegelyk die niet tot het zoogenaamde patriottismus behoorde van alle geweeren beroofde, als of het aan niemand dan aan de vryburgeren meer geoorloft waare om, ingeval van nood, zyn leeven te verdedigen. - Maar thans begon de onweêrswolk, die hen reeds lang bedreigt had, meerder aan te naderen: de eischen van voldoening eener fel beledigde Majesteit werden ernstiger en dringender, en waaren door geene uitvluchten af te wendenWat was de satisfactie welke men aanbood te geeven, op de eischen des konings van Pruissen? Men zoude toestaan aan haare koninglyke Hoogheid te mogen reizen, naar haar welgevallen, zoo ras de rust hersteld zoude zyn - Wanneer? - dat wist men voorzeker niet, - ten minsten die tyd scheen noch niet naby. - Maar zyne Pruissische Majesteit beantwoordde zulks op eene wyze een troon-monarch waardig. - Een zyner beste helden naderde met een talryk Leger, met de wapens in de vuist.; zy stortten eerlang de vryheidszoonen, voor de breed gekneevelde pruisische soldaaten bevreesd, in eene geweldige ontroerenis; doch men zwoer nochtans, (om dat men gedroomt had van verre reeds den glans der fransche waapens te ontdekken) Of wel, zoo als zeker dichter-courantschryver voorspeldde, de aannadering van eenige duizende Janitsaaren, welke de Turk zoude doen opkomen tot hulp der patriotten.dat men liever goed en bloed zoude waagen, eer men zich aan die eischen zoude onderwerpen. - Zulk een heldhaftig besluit was groots voor onbeproefde oorlogsknechten, die eigenlyk als ambachtsluiden, of neeringdoende persoonen waaren opgevoed, tegen welgespierde {==90==} {>>pagina-aanduiding<<} en van der jeucht aan geoeffende soldaaten. - Maar 'er was een middelweg gevonden om het gevaar, zoo veel mogelyk was, af te wenden, zoo als bleek uit het Declaratoir, het welk de verdedigers der vryheid op den 12. September 1787 deeden uitgaanVervat in de historische laster-courant van den 13 september 1787.: 't was nu geen tyd meer om zich, gelyk by de geruste waapenoeffening, door dienaars van 't gerecht te laaten beveiligen; men zoude hier toe nu zyne verdrukte en gehaatte landsgenooten verkiezen. - De weinige regels, die wy hier woordelyk uit dat Declaratoir zullen mede deelen, zyn genoeg ter ontdekking van de beangstheid, waar in zich de helden gebragt zagen: Men zoude de aankleevers en handhavers van de snoode en verraderlyke belangen en oogmerken van Willem den V. doen arresteeren, en dan: Deeze gearresteerde persoonen zal het genootschap met zich tegen den vyand aanvoeren; hun alle diensten, tot welken zy zonder vrees gebruikt kunnen worden, opleggen; hen aan het heetste vuur bloot stellen, en ingevalle de goede party moest bukken, gemelde gearresteerde persoonen de eerste slachtoffers der nederlaag doen worden. Zie daar een schoone schutsmuur voor menschen, die den moed in de voeten en niet in het hart draagenDeeze krygslist is niet nieuw, en de uitvinding daar van behoort den vrycorpristen niet; meer andre volken hebben zich bedient van dit middel, maar eigenlyk met een ander oogmerk: zy stelden, namenlyk, de afgeleefde vaders, vrouwen en kinderen hunner vyanden aan het hooft van het leger, niet om dezelve juist aan het heetste vuur bloot te stellen, maar op dat dit gezicht hunne aanvallers vertederen zoude, en zy, om hunne namaagen te spaaren, tot vrede zouden neigen.. - Maar gy, braave landsgenooten! aan wie ik de eer hebbe dit Gedenkschrift toe te heiligen, - gy, die onder de bescherming van een waarachtig beminnaar des vaderlands, en onder uwe voorzichtige en edelmoedige opperhoofden, als voorstanders der oude wetten en privilegien, u in eene lofwaardige maatschappy en broederschap had verbonden, zoud gy u in zulk een geval als weerlooze schaapen ter slachtbank hebben doen voeren, zonder tegenstand? - Zoud gy de waapens, die u waaren afgenomen, uit dezelfde hand, die ze u ontweldigt had, uit de hand uwer vyanden, weder aanvaart hebben, om uwe verlossers, de verlossers van uw lieve vaderland, en van uwe nakomelingschap, de wreekers der onrechtvaerdig verdrukte onschuld, te bestryden? - Ik durve het niet gelooven! - Wat zoude dan de oprechting uwer Societeiten van plaats tot plaats tot oogmerk hebben gehad, een werkelooze eertytel van voorstanders der oude en duurbezwooren Constitutie te draagen? neen gy kost dien eertytel niet verdienen dan door het merkteken van die waardig te zyn, zonder dat zoude de volksstem zich te vergeefs hebben doen hooren. - Uwe eerste wet was de vredelievenheid en eendracht te bevorderen, - ja, maar niet om de waapens op te vatten tegen den arm, die door den hemel geschikt was om die eendracht te herstellen, door het herstellen van een mishandelden vorst, waar van alleen het behoud der republiek afhing; - niet om u te {==91==} {>>pagina-aanduiding<<} onderschikken aan uwe verbasterde landsgenooten, die, schoon het minder getal uitmaakende, en met u gelyk staande, zich tot uwe dwingelanden opwierpen; - 't was in het bovengezegde tydstip van verschrikking en wreedheid, 't was dan alleen geweest dat gy u als broeders zoud hebben moeten verzetten tegen uwe verdervende tirannen. -Gewisselyk - indien gy op het zelfde oogenblik, dat zy u de waapens in handen hadden durven stellen, om, gelyk zy in hun Declaratoir zich uitlaaten, hun tot schutsmuur te verstrekken, die niet tegen hun zelv had aangekeert om uw vaderland te bevryden, en desselfs opperhooft te helpen verdedigen, waard gy Neêrlands lucht niet meer waardig geweest. - En laat ons de zaak in een enkel punt brengen. - Vaderland is uw woord, dit is het eerste merk van het zegel uwer broederschap, - zoud gy dat woord hebben kunnen vergeeten? - Maar het behaagde de gebelgde Godheid uwen arm voor alle bloedstorting te bewaaren, en door het veriedelen van alle schadelyke ontwerpen zelve onze redder te weezen. - De boosheid begon haare laatste doodstuipen te geeven, - noch eenige trekken van geweldenary en de dag der verlossing zoude aanlichten. - Men deed in Delf eerlang de afgedankte regenten op het stadhuis in hechtenis zetten, met zeer stoute bedreigingen tegen hun leeven, en doorzocht met geweld derzelver huizen, laatende byna geene huisgeraaden onbeschadigt:Onder deeze Heeren die door een commando van het genootschap van waapenhandel uit hunne huizen geligt werden, waaren: de vroedschappen Mr. J. v. Royen; Mr. Canzius Onderdewyngaart; Mr. A.W. van Hoecken; en Dr. Binke Lambregts; de Secretaris der Stad, de Bruin; en de Commissaris van het vaderlands genootschap. - veelen der ingezetenen namen met een verbleekt gelaat al sidderende de vlugt voor hunne onrechtvaerdige vervolgers, die zelfs gewaapend ter kerk indrongen, om 'er den godsdienst te stooren. - In 't kort, de wreedheid ging zoo verre, dat . . . . . . . . maar laat ons hen beklaagen, zy verdienen ons medelyden als mensch, en onze toegeevenheid als onze landgenooten. - Alle die verschrikkingen, welke de barbaarsheid te Delf en in het Westland veroorzaakte, daalde niet min af op de inwoonders der Hofplaats. - De aakelige voorbeelden van buiten; de smartelyke ondervindingen van binnen, baarden by sommigen een hartgrievend vooruitzicht; 'er scheen by het omzwerven van het vliegend leger geene veiligheid meerMen begost thans op meer plaatsen al mede zulke vliegende legers op te werpen, onder anderen te Hoorn in Noordholland, alwaar de gewaapende majesteiten, eeven als te Delf, eene omkeering in de raazaal bestookten., en veelen vreesden voor een bloedbad. - Het uitsluitend privilegie, 't welk de oproerige party had verkreegen, die men als in triumph, met vliegende vaanen, door een guarnisoen in de waapenen ingehaald, van hunne rustelooze, en voor den lande kostbaare plundertochten, zach te rugge keeren, kon niet anders dan den vreedzaamen en getrouwen wachtdoenden burgeren het hart doen bloeden; en welke gedachten moest men krygen, wanneer deezen, onder den ouden schutterlyken eed staande, op hooge ordre last kreegen, om hunne scherpe patroonen over te geeven; een last volstrekt strydig met de schutterlyke wetten, waar by aan een ieder medelid der Schut- {==92==} {>>pagina-aanduiding<<} tery geboden wordt, op de boete van vyfentwintig gulden, zich voorzien te houden met een half pond kruid, en een pond kogels, tot patroonen vervaardigt; - een last, die eeven zoo veel zeide, als: wy geeven u over aan de magt uwer haateren en geweldenaaren, en wy staan hun toe, om zich van alle nodige krygsvoorraad, ja zelfs van grof geschut te bedienen, om u, die weerloos zyt, des te spoediger van kant te helpen. - De vredelievende schutters hoopten, door een eerbiedig smeekschrift aan de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, zich van dien onderdrukkenden last ontslagen te zien; maar men gaf hun den tyd niet om dit smeekschrift aan te bieden, wordende zy door den Heer van Slingeland op nieuw tot de daadelyke overgaave der patroonen aangemaant, met bedreiging van by nalaatigheid ontschuttert te worden. Een volk minder braaf zoude door zulk een onrechtmaatigen hoon en verongelyking aan het muiten zyn geslaagen, maar de Haagsche burgers verwierven zich in deezen, door hunne zachtzinnige onderwerping, eene eeuwigduurende eer by de nakomelingschap. - Zy pleegden raad met den edelen voorstander van 't vaderland, dien zy tot hunnen leidsman verkooren hadden, den Graave van Bentinck, die hun omtrent in deeze woorden antwoordde: dewyl u gelast wordt uwe scherpe patroonen over te geeven, zoo voldoet aan dat bevel; gy ziet dat gy van uwe hoofden verlaaten zyt, te weeten van uwen Colonel, Capiteinen enz. - Zie daar dan de braaven in den lande van hunne veiligheid berooft, in een tyd, dat men voor de allergruwelykste onderneemingen beducht moest zyn; in een tyd, dat hunne vyanden in triumph met twee veldstukkenMet dit geschut vestigden zy hunne hoofdwacht in het Staatenkoetshuis in de tweede wagenstraat. binnen kwamen, om . . . . . de hemel weet het - en - deed zien, dat hy in een oogenblik de ontwerpen der menschen kan veriedelen. - Wy zullen hier de haatelyke onrechtvaerdigheden dier burgerbende niet ophaalen; een iegelyk weet dat zy, die men dacht het huis van orange te zyn toegedaan, beschroomt waaren om die luisterryke wachtplaats voorby te gaan; gewis een roomsch burger heeft minder eerbied nodig om het Vatikaan te beschouwen, (hoe sterk de vloekvonnissen mogen zyn, die 'er dikwerf uit afdaalen) dan de vreedsaame Nederlander, die met den naam van Prinsman betyteld was, moest doen blyken, als hy het nedrig oog dorst slaan op die doorluchtige koetswoning. - Doch het Despotismus duurde slechts vier dagen, en scheen alleen geschikt om den hoogmoed met meer oneer te doen bukken. Maar terwyl dus hier in Holland de geweldenary en verschrikking van plaats tot plaats vlogen, was het in verscheide der overige provintien niet rustiger. - In Vriesland ging de geweldenary zeer hoog: de gewaapende aanval tegen den Ammunitiemeester A.J.C. de Beer, welke door de bende vrycorpristen gevangelyk naar Franeker werdt gevoert, en andere ongeregeltheden, noodzaakte den Souverein dezer provintie, die, zoo lang de burgerwaapening niet strydig was geweest met de deugt en billykheid, de- {==93==} {>>pagina-aanduiding<<} zelve had toegelaaten, om die nu by openbaare aankondiging te verbieden; - die schoone stap bragt de allerverschrikkelykste oproerigheden en verwarringen te wege. 'Er had zich te Franeker insgelyks een defensieweezen opgeworpen, het zelve verzette zich tegen dit voorzichtig verbod, beloovende aan een ieder der gewaapenden vier gulden ter week en vrye inquartiering; op welke wederrechtelyke handhaaving ook het vloekgespan het vrycorpsen beslooten te zweeren: ‘dat zy elkander getrouwelyk zouden bystaan, - dat zy de persoonen der minderheid, die zy nu voor hunne eenige Overheden erkendden, in hunne bescherming zouden neemen, en niet zouden rusten voor dat alles op de bewerkers van het kwaad vierdubbeld zoude gewrooken zyn;’ verklaarende verders het geresolveerde der wettige Souvereinen voor nul en onwaarde. Dikwerf heeft men gehoort van het schryven van brandbrieven, misschien soms door den een of anderen snoodaard, door gebrek aan onderhoud uitgedacht; maar onze landsgenooten wisten die booze vond alleen uit haat en vervolgzucht verder uit te breiden: men zond quasi uit naam van zeker genoodschap, tot zinspreuk voerende: tot rechtvaerdige wedervergelding, gedrukte moordbrieven rond, getekend H.J.L. Gits, Secretaris, alleenlyk gedagtekent 19. Augustus 1787, vervult met de afschuwelykste bedreigingen; waar by gevoegt was: dat men zich verbonden had met eede, om leeven en goed te wagen; ja zelfs met de smart en schande van schavot, om, indien 'er eenige aanval tegen de provintie van Utrecht ondernomen wierd, het zelve te zullen wreeken, op 't bloed der geenen die zulks bevolen heeft, zoo wel als op derzelver goederen en familien. - Maar laat ons hier alle die afschuwelykheden ter zyden stellen, en ons oog vestigen op streelender gebeurtenissen. - De mogelykheid der indrukking van Neerlands verlossers, de pruisische legerknechten, hoe zeer ook de nieuwsschryvers aan de tegenstreevers der oude staatsgesteltenis belooft hadden, dat koning Frederich den hoon, zyne dierbaare zuster aangedaan, met onverschilligheid zoude aanzien, was nu bevestigtEn hier moesten de fabelschryvers, die, tot den einde toe, noch de eigenhandige brieven van zyne pruisische Majesteit voor valsch durfden verklaaren; en die zelfs, na het overgaan van verscheiden steden, noch het algemeen wilden wys maaken, dat het geene pruisische troepen, maar vermomde prince soldaaten waaren, de pen eindelyk laaten vallen.. De stad Utrecht was ingenomen, - de vryhelden, aldaar gelegert, liever hunnen eed van in hun ontwerp getrouw te blyven, willende ter zyden leggen, dat goeds moeds het leeven in gevaar te stellen, hadden de voorzichtigheid om uit elkander te gaan, zonder den laatsten-, ja zelfs zonder een enklen drup bloeds te wagen, en waaren welhaast, zoo wel als de geduchte Rhyngraaf met zyn legioen, verstooven, werpende hunne uitgediende geweeren over het marktplein en voor het stadhuis. Gornichem trof het zelfde gelukkig lot twee dagen laaterNamelyk op den 18. September 1787., en werdt door duizend man pruisischen tot {==94==} {>>pagina-aanduiding<<} rede gebragt; - de goede afgedankte regenten naamen derzelver plaatsen weder in; - de vryburgers werden ontwaapend; - en dus ging het met alle overige oproerige plaatsen; waar by opmerkelyk is, dat 'er tot dit wonderwerk niet meer dan vier of vyf dagen vereischt werdt. - Veele schoone schikkingen der vryheidshelden geraakten hier door in duigen; de Graaf van Ryssel werdt tot Commandant van Naarden aangesteldt, - maar - die plaats ging juist op dien tyd aan de pruisischen over. - De Rhyngraaf werdt tot hooft van het cordon der muitelingen benoemt, - doch werdt ten zelfden tyd door de gezegde benden van het waarneemen van dien post kwyt gescholden; - het defensieweezen deed bericht, dat men de steden Gornichem en Viaanen onder water ging zetten, op het zelfde oogenblik, dat men door het inneemen dier plaatsen den oproerigen van die moeite bevrydde, en teffens het land van eene onherstelbaare schade. By de stad Zwolle had zich, eeven als in andere plaatsen, een burgerlegertje neergeslaagen, maar men had naauw de tyd om elkander welkom te wenschen, of de pruisische hoezaaren deeden hen, hals over hooft, verhuizen. - In 't kort, de enkele verschyning van de afgezondenen des hemels, bragt onverwachtst eene algemeene omkeering te weeg. - Afgezondenen des hemels, zegge ik, waarom zouden wy schroomen om de kloekmoedige benden (door een monarch, die de almagt had uitgekooren om ons vaderland voor den val te bevryden, onder het banier van een doorluchtig legerhooft, ter onzer bescherming afgevaardigt) dus te noemen? - Benden, die, als bestryders der oproerigen, en beschermers der eendrachtigen, met het zwaard in de vuist, den vrede kwamen brengen. - Nooit, neen, nooit was een aantocht roemruchtiger! - 't Is groot veele landen te overwinnen, en over veele volken te zegenpraalen; maar 't is vry grooter één land, één volk te bevredigen, en voor den gewissen ondergang te bevryden't Was de eisch van voldoening over den hoon aan 's konings grootmoedige zuster aangedaan, die de pruisische troepen in het land voerde; - maar 't was ook die voldoening, die byzonderlyk het beste, zoo niet het eenigste middel waare, om door de erkentenis der onrechtvaerdigheid, de dwaaling tot inkeer te brengen, en dus den Heere Prince in zyne wettige en bezwooren rechten te doen herstellen, waarop alleen de eendracht gevestigt kost zyn. - De vredelievende neigingen des doorluchtigen Frederichs zyn daar en booven ten vollen beweezen geworden, uit alle de handelingen van zyne krygsbenden; - dezelve vertoonden zich aan de republiek als vrienden, maar geenzins als vyanden. - En met dezelfde neiging was ook het Stadhouderlyk Huis bezielt: - dit bleek uit de schoone missive van de altoos menschlievende Wilhelmine van den 15. September, aan den Heer Hertog van Brunswyk, waar in die vorstin onder anderen zegt: ‘Op het oogenblik, dat Uwe Hoogheid zich aan het hooft van een corps troepen, daar de Koning myn broeder u het bevel over toevertrouwt heeft, naar de provintie van Holland staat te begeeven, zy het my geoorlooft aan Uwe Hoogheid nochmaals de natie aan te beveelen, die my zoo dierbaar is.’ (en verder) ‘Vergeeft my, Mynheer, dat ik uwe Hoogheids goedertierenheid over de misleidde en door drift vervoerde ingezetenen aanroepe, en dat ik uwe Hoogheid verzeker, de verzachting van hun lot en de bescherming aller goede ingezetenen, als eene gunst voor my zelve te willen aanmerken.’ - Dus spreekt 's lands moeder voor haare vyanden en beledigers.. {==95==} {>>pagina-aanduiding<<} Zie daar dan dat schrikgebouw, waar aan men zoo veele jaaren gewerkt had, door een enklen oogwenk der opperste rechtvaerdigheid omvergeworpen en tot een puinhoop gemaakt; - en zie daar dan alle die woelingen, die misleidingen, die vervolgingen, waar door de bastaart belgen, onder voorwendsel van het vaderland te verdedigen, het zelve op den rand des verderfs bragten, verlooren. - Men had aan deeze verderffelyke handelingen alleenlyk zyn welzyn, het welzyn van zyn huishouden, zyn bestand opgeoffert. - Men had de republiek berooft van een deel nuttige leden in de maatschappy; men had de algemeene schatkisten geledigt om de boosheid en het verraad te beloonen, en alles in een chaös van verwarring te brengen. - Men had zich tot elendige vlugtelingen gemaakt, om (in welke luchtstreek men zich ook ging verbergen) van het goed vertrouwen van zyne medemenschen verstooken, als balling rond te zwerven: want het oude spreekwoord, het verraad wordt wel bemind, maar nimmer de verraader, is in alle landen waar. De kortheid des tyds, waar in van plaats tot plaats de gezegende omwenteling geschiedde, mogt met reden als een wonderwerk beschouwt worden: een sterk bewys gewisselyk van de rechtvaerdigheid der zaak: een sterk bewys, dat het aan de hand der almagt waare, dat wy onze verlossing te danken hadden. - Wie zoude hebben durven gelooven, dat menschen, die zich aan een ontzindden haat en wreedheid hadden overgegeeven, en wie de spreuk: dood of vry, in den mond bestorven was, in het zelfde oogenblik waar in zy noch de allerzwaarste bedreigingen deeden, op de enkele aannadering van hunne betemmers, zouden bezwyken? - Dit gebeurde nochthans, - ja, 't gelukkig Nederland moest zich verlost zien, zonder beverwt te worden met het bloed zyner weerspannige inboorlingen. - Een heerlyke zegepraal voor de vreedzaame verdrukten: - hunne landsgenooten behielden het leeven. Het gerucht van de overgaave van Utrecht, Gornichem, en eenige andere Steden, werdt niet eer verbreid, of de schrik was algemeen onder de oproerige party. - Het hoogmoedig defensieweezen bergde zich in Amsteldam, en leidde den schuld der nederlaage op den tot hier toe verhemelden Rhyngraave van Salm: de opperhoofden der misleidden redden zich door de vlugt of verschoolen zich. De blydschap, die zulk een onverwachtte omwenteling in de harten der braave en getrouwe vaderlanderen veroorzaakte, was vry beter te gevoelen, dan te beschryven; is 'er iet treffender, dan zich uit een rampspoedigen toestand in een staat van geluk te zien overbrengen? - Dit ondervond vooral deeze Hofplaats, wier grond nu sedert juist twee jaaren de traanen der behoeftigen en noodlydenden had ingedronken, over het afzyn van haaren algemeenen weldoener. - De ongestrafte en willekeurige wreedheden, vervolgingen en onmenschelyke bedreigingen van heerschzuchtige gewaapenden tegen waapenloozen en onweerbaare landsgenooten, die sedert vier dagen het grof geschut reeds tegen hun zagen aangevoert, deed een iegelyk voor eenige zeldsaame onderneeming beducht zyn; - de dood zwerfde langs de straaten; men dorst zich naauwe- {==96==} {>>pagina-aanduiding<<} lyks veilig achten in zyne woning; en de uitkomst heeft geleerd, dat men niet veel reden had om gerust te zyn. Maar de dwinglandy zach eindelyk haaren scepter verbrooken; 't was in den nanacht tusschen den 17de en 18de September 1787, dat een kleen aantal van acht moedige zwitsersche soldaatenDit geval was, volgens hun eigen verzoek en verkiezing, zoo gering, dewyl zy wel wisten, dat 'er tot de belegering, die zy gingen onderneemen, geen meerder manschap nodig was., die reeds des avonds te vooren tot die heilzaame onderneeming verordent en in de waapens gestelt waaren geworden, zich naar het vereeuwigde Staaten-koetshuis in de tweede wagenstraat, thans de zeldsaame wachtplaats der geweldige vryheidszoonen, begaaven, om die Heeren, ruim dertig in getal zynde, van den last der waapenen te ontslaan. - De twee dreigende veldstukken, welken men geene week te vooren van Woerden in triumph met militaire eer had ingebragt, om zyne medeburgers tot slaaven, onderdaanen of lyken te maaken; moordtuigen, waar van het gezicht den vredelievenden het bloed, dat reeds verpand verklaart scheen, in de aderen had doen stollen, verbaasden den geregelden krygsknecht niet, - en het woord werda! met eene beevende stem door de wachthoudenden uitgeschreeuwt werdt, beantwoord met een militairen vloek, die de kracht had om den vryburger-snaphaan uit de hand te doen vallen. Dit bezoek, dat men uit veele omstandigheden had kunnen voorzien, scheen niet te min, dewyl men in deezen gevalle, gelyk als in meer anderen, door een woedende drift als verblind was, geheel onverwagt; want de wachthoudenden waaren zeer gerust, en vermaakten zich, als naar gewoonte, met het kaartspel; niet zonder van alle ververschingen, die in staat waaren om hen uit den slaap te houden, en van goeden wyn, ter ondersteuning van den heldenmoed, voorzien te zyn; 't welk alles, als een billyk recht van overwinning, door de belegeraars werdt tot buit gemaakt. - In 't kort, de beschermers der nieuwe vaderlandsche vryheid kreegen hun ontslag en werden, met achterlaating hunner geweeren en de beide gezegde veldstukken, die eenige dagen laater gebruikt wierden om hunne Delfsche medemakkers tot rede te brengen, op de vlucht gedreven. (al weder een kleene blyk, dat zy in allen gevalle zelve mede gewerkt hebben tot den val hunner zinnenlooze party). De verstoorde rustverstoorders werden ondertusschen door hunne overwinnaars met zeer veel bescheidenheid behandelt, en kwamen met het verlies hunner lekkernyen en eenige tabaksdoozen, die zy door hunne verhaaste vlugt vergaten mede te neemen, vry. Waar zy zoo spoedig zich verbergden is niet zeker te beslisschen; maar zy scheenen eenslags van de aarde verdweenen. Veelen hunner doldriftigste medestanders hadden zich reeds des daags te vooren weg gemaakt. - 't Scheen hier de tyd om te duchten voor de getergde wederwraak van onschuldige landsgenooten, welken zy sedert zoo lang op eene onmenschelyke wyze verdrukt hadden. - Zie daar dan die Hydra die deeze Hofplaats beroerde in een oogenblik ter neergevelt. {==97==} {>>pagina-aanduiding<<} En wat moest het vaderlandsche hart hier gevoelen, dier getrouwe ingezetenen, die, om dat zy, wars van weiffelary, door eene openbaare belydenis van hunne liefde en achting voor het Huis van Orange, zich dagelyks aan de wreedste vervolgingen hunner Landsgenooten zagen blootgestelt, en die ieder avond, wanneer zy zich, na hunne eerlyke bezigheden ter rust begaaven, duchten moesten, dat veelligt de allarm-trom hen des nachts ter dood zoude komen roepen, Men heeft hier slechts den volgenden moordbrief te leezen, die weder nieuwelyks, zelfs noch op den 15 september uit Franeker aan eenige Staatsleden in Leeuwaarden werdt gezonden, om overtuigt te zyn, dat men niet te veel konde vreezen van weezens, die alle menschelykheid uit hunne ziel verbannen scheenen te hebben. - Zie hier dat meesterstuk van wreedheid in alle zyne bewoordingen! Johannes Casparus Bergsma. ‘Wy zien uit sommige protense Publicatien, dat gy als noch u blyft aanmaatigen, den titul en rang van eersten Heer van het mindergetal; hoe wederrechtelyk zulks ook zy. Wy hooren zelfs, dat gy met uwe vervloekte aanhangers, die reeds sedert eenigen tyd dit zoo gelukkig Land hebben verraaden, en wel speciaal door bewerking van Martinus van Scheltinga, van het Heerenveen, de zaaken zoodanig zoek te bestieren, dat 'er meerder militie in de provintie kome, al waren het ook de eerloozen Plettenbergsche Roovers. En het is daarom, dat wy u waarschouwen en verwittigen, dat alle gewaapende en weldenkende burgers en ingezetenen dier provintie vastelyk besloten hebben, wanneer aannadering van militairen plaats heeft, om het op uwe en uwer mede-aanhangeren, persoonen en goederen te verhaalen; derzelver bezittingen te verwoesten, en alles wat van hun is, in vuur en vlam te zetten, en zich tot den laatsten adem, die in hun is, te zullen verdedigen, en het geheele land te zullen inundeeren. Maak vast staat, dat gy met uwe gedoemde aanhang, de thans herleevende vrye Vriezen niet zult ketenen, voor en al eer gy den laatsten van hun zult hebben te ondergebragt, en dus, wanneer alles voor uwe verdoemde aanhang moet sterven, zoo zullen allen gerust op het slagveld nederleggen, wanneer verzekert zyn u een verwoest land en een knagend geweeten na te laaten, en dat gy niet eenen vryen Vries meer zult behouden in dit land; maar alleen de zulken, die met uwe vervloekte heerschzucht en overheersching zaamen spannen; en heersch dan . . . . . maar in een woesteny. Wy verzekeren u, dat dit met eede door ons allen is bezwooren. Dit is de laatste waarschouwing, die wy u doen, maak hier van het nodig gebruik. Wy zenden eenige copyen aan uwe mede-dwingelanden, en verwachten van u, dat gy van deeze aan uwe medestanders zult kennis geeven, en dat wy over vier en twintig uuren verwittigt zullen worden, wat gy te zaamen hier omtrent besluit, en dat gy uwe twee gyzelaars zult zenden, want op de eerste tyding van in- of aanmarsch van troepen na deeze provintie, is alles gereed tot de uitvoering, en indien gy-lieden niet antwoord, dan zullen wy het daar voor houden, dat gy schuldig zyt aan het inroepen van troepen. Actum by eenpaarige stemmen in het defensie-weezen van de Staaten der stad Franeker op den 15 sept. 1787.’ Was getekent Gl. van Beima, J. Roorda, P. Breugeman, F. Lemkema, E. Eissinga, J. Tuinema, P.H. Remar, J.K. Andala, Douwe Zylstra en A.J.C. de Bere, Commandant Auxiliair.toen zy, by eene schielyke ontwaaking, by de uchtend-scheemering langs de straaten, met blyde stemme hoorden aankondigen: {==98==} {>>pagina-aanduiding<<} Het Land is verlost, onze dwingelanden zyn verjaagt, Orange zegepraalt! Welhaast verrees de Zon. - Zy verrees met eene buitengewoone helderheid; en bragt een dag aan, in schoonheid zeer zeldzaam, in dat jaargetyde - geen wolkje benevelde den gloed haarer straalen - geene purpere regen-koleur; maar een flikkerend Oranje, het merkteken van aangenaam weder, beverwde den Horizon - ja - de Hemel zelve droeg het eerste het merkteken van Neêrlands verlossing. - In den eersten verhefte 'er zich niet dan een verwart gerucht onder een kleenen hoop volks; men stak de hoofden by één; maar niemand durfde noch de waarheid gelooven. - 't Was eindelyk, naar men zegt, een jong meisje, dat het waagde om in het draagen van het wenschelyk zegeteken een voorbeeld te geeven, loopende, al juichende, terwyl het meerendeel der ingezetenen noch in diepen slaap lag, onder het zwaaijen van een Oranje lind, ter straat op - doch welhaast geraakte alles in beweging. - Hier werdt 'er een by het ontsluiten zyner vensters door een allersterkste verwondering aangedaan, op het hooren roepen van Hozée! Oranje booven! een vreugde-galm, die des daags te vooren, met ban en boete of gevangenis zoude zyn gestraft geworden. - Daar weder liep 'er een, die van verre het lang verboden Wilhelmus Lied hoorde opheffen, in verrukking naar zyne gebuuren, om het waare beginsel van dat gejuich te verneemen. Alles scheen een beguichelende droom - konde één enkele nacht zoo veele veranderingen ontwikkelen? De vernietiging van een zevenjaarig saamenstelsel was het werk van eenige weinige uuren het werk eener beschermende Almagt. - De straaten waren welhaast vervult met menschen. - Deeze ging zyne vrienden; geene zyne namaagen met deeze spoedige omwenteling geluk wenschen. - De vreugde vaanen werden alomme ontrolt en uitgestooken. - De vrolyke Oranje liedjes, die, hoe onschuldig ze ook waren, sedert eenigen tyd zoo veele stokslagen gekost hadden, werden nu door de uitgelaatene gemeente met luider stemmen opgedeunt, eene eenvoudige blyk van welmeenende liefde voor den lang verdrukten Vorst, die zelfs in verhevene harten eene soort van verrukking verwekte. - Dan niets was verwonderlyker dan de spoedige verryzing der schoone Oranje-koleur. - Hadden de gewaapende burger-heerschers, als geweldige beschermers hunner uitzonderlyke vryheid, hunne Souvereinen gedwongen dezelve uit hunne provintien te verbannen; in zoo verre, dat men de gewassen en vruchten van die koleur, welken de milde hand van het Opperweezen, tot lekkerny onzer tafels verleende, niet dan besluijert, en met een kleed overdekt ter markt dorst zetten; waarom ook de manhafte vryhelden, veeläl, wanneer zy zich op verfrisschende appelchina's wilden vergasten, dezelve, alvoorens, die eene plaats op hunnen disch toe te staan, van de buitenschil ontkleedden - ja, in zoo verre, dat men, door onbeschofte gerechts dieners, de gezegende goudsbloem van de borst eener vrouwe deed rukken, dezelve verscheuren en met den voet treden; thans was alles oranje: 't was een algemeen çieraad geworden - de knoppen en schellen der huisdeuren, zoo wel die van den adel als der gemeente, waaren 'er meede opgetooit. - De rouwdraagende zelve droeg een breeden oranje strik, ten blyke, dat {==99==} {>>pagina-aanduiding<<} zyne rouw hem niet ongevoelig maakte, aan 's Lands algemeen welzyn. - Welhaast zach men de vreugde vaanen van de kerk- en stadhuis-toorens waaijen. - Het klokken spel verkondigde, door het speelen van het oude vaderlandsche Wilhelmus lied de gelukkige verlossing. - 't Gejuich vervulde de straaten, men hoorde niet dan een vrolyk hozée - de druk en droefgeestigheid, die noch des daags te vooren in de trekken der meeste ingezetenen te leezen was, was thans verkeert in eene vrolyke blygeestigheid. - Die sombre achterhoudenheid, die den Nederlander van den Nederlander scheen te verwyderen, die vrees, dat wantrouwen, welke de te saamenleeving vergiftigden, waaren verdweenen - een iegelyk was in eene soort van verrukking - men omhelsde elkander - de een drukte den ander de hand; men wenschte elkaêr geluk, met de lach der vrolykheid op het weezen - de vrede, de eensgezindheid, scheen herbooren: de vriendelyke overëenkomst, die het menschdom moet verbinden, en die het geluk aller staaten uit moet maaken, door woeste tegenstreevers zoo lang verstoort, kreeg als in een oogenblik het aanzyn weder. - De een burger durfde den ander weêr zynen vriend noemen, zonder vrees van door wreede vervolgers als oproerstookers te worden uitgekreeten. - Geen onderscheid van staat en geboorte; de Nederlanders waaren thans allen lotgenooten en juichten te saamen in de redding van hun vaderland. Nu kreegen de getrouwe schutters de waapens, hun korts te vooren door den raad der dwingelanden ontnoomen, weder.'t Was op den zelfden dag, namenlyk den 18 september, dat het vrycorps ontwaapend werdt, en dat de schuttery derzelver scherpe patroonen weder kreeg. en het willekeurig Corps hunner vyanden werdt op zyne beurt ontwaapend. - Maar wat moesten de geenen gevoelen, die, zonder zich eenige misdaad te verwyten te hebben, alleen op de valsche aanklachten hunner haateren in eene aakelige gevangenis gesloten, reeds de dood, het schavot of ballingschap verwachtten, wanneer men hun, onder het ontkluisteren zeide: Gy zyt vry! Gy wordt aan uw verloste vaderland wedergegeeven! keert tot uw huisgezin, tot uw namaagschap, tot uwe vrienden weder, en geniet onder een beter bestuur uwe vrye voorrechten! gewisselyk, het hart van een onschuldigen moet gloeijen op zulk eene onverwachtte kundschap. - Dan 't was des avonds, dat dat groot, dat gewenscht oogenblik verscheen, 't welk de getrouwen in den lande, geduurende twee jaaren, van den Hemel afgesmeekt, het gehoont, beledigt, en zoo lang gebelgt Opperhooft der Republiek werdt in alle zyne duur bezwooren erfrechten HERSTELT,Des avonds werdt, na de vergadering der Staaten van Holland en Westvriesland, de herstelling van zyne Hoogheid afgekondigt. en hier, hier viel het rampzalig ontwerp, 't welk men gesmeed had, om dit gelukkig Land ten val te brengen, en in onverbreekbre kluisters te werpen, in duigen. Een eendrachtig vreugde gejuich klom, onder het geduu- {==100==} {>>pagina-aanduiding<<} rig roepen van lang leeve onze WILLEM de V.! lang leeve Orange! ten Hemel op - ja hier hoorde men de waare volksstem, zoo lang door dwinglandy gesmoort, zich onbedwongen verheffen. - Zeer was het nu te vreezen, by eene zo spoedige omwenteling, dat de getrouwe aanhangers van het Huis van Orange, die men zoo geweldig verbittert had, by deeze hunne wenschelyke zegepraal, tot eenige weêrwraak tegen hunne vyanden zouden kunnen overslaan, en dat dus het geluk, door eenige misdaadige haatelykheid mogten gestoort worden; - Neen, een iegelyk toonde een vaderlander te weezen; een iegelyk kende den aart en eigenschap van den zachtaartigen vorst, dien men voorstond, en wist, dat ieder drup bloeds, zelfs van zyne wreedste vervolgeren, hem op een traan moest staan - men maakte zich de gunst der Almagt waardig - men spaarde, als Christen, den landsgenooten het leeven; mogten wy hier by voegen kunnen: men spaarde hunne geringste bezittingen! welke eene glorie zoude het geweest zyn voor de goede party, die reeds zoo veel geleeden, zoo veel ondergaan had met een gelaaten geduld en zachtmoedigheid - doch laat ons haar recht doen! verdiende ooit wanörde eenige verschooning, 't was hier, als men in aanmerking neemt, met welk een noodlot men van de andere zyde haar bedreigt had - en dat de ontzachelyke menigte van geweeren, die men in de huizen der zoogenaamde patriotten vond, en die vooral ten blyk strekten van zeer verraderlyke oogmerken, zeer veel tot eenige plundering heeft aanleiding gegeeven, is ten hoogsten waarschynelyk; dewyl 'er in den beginne geene de minste mishandelingen plaats hebben gehad, en dat dezelve eerst begonnen is na het ophaalen dier geweeren, waar by noch het gerucht liep dat 'er zeer gevaarlyke en onmenschelyke ontdekkingen gedaan waaren, die, zoo als het met alle verbreidingen gaat, mogelyk verzwaart zyn geworden - doch laat ons het zeggen, het geen 'er gevonden werdt, was genoeg, om tot bewys te strekken van de allerbooste oogmerken, waardoor ook de uitkomst heeft doen zien, dat deeze daadelyke ophaaling der vrycoristische waapentuigen ten hoogsten noodzaakelyk was; zoo als ook zulks in het vervolg zelfs gerechtelyk werdt ter uitvoer gebragt: 't zoude niet voorzichtig geweest zyn de bestookers van hun vaderland de middelen in handen te laaten om zich over hunnen val te wreeken. - Die billyke roof maakte ondertusschen eene zeldzaame vertooning - men zach niet dan waapenrustingen; burgers, gemeenen, ja zelfs jonge knaapjes gingen ten getaale van twee, drie of vier, den buit ophaalen, en waaren beladen met snaphaanen, patroontassen, sabels, ringkraagen, grenadiers mutsen, die de meesten op het hooft droegen, al 't welk zy in triumph, onder het roepen van Oranje booven! langs de straaten droegen, en vervolgens in een der classen van de oprechte Vaderlandsche Societeit werdt gebragt, doch de vaandels, die eerst met zeer veel bezadigtheid werden opgehaalt, werden door de gemeente in stukken gescheurt, als wanneer een iegelyk zyn best deed om'er een klein stukje, ter gedachtenis, van magtig te worden. - Dit alles, mag men zeggen, ging den gantschen dag in een vrolyke luim en in spotterny, zonder {==101==} {>>pagina-aanduiding<<} eenige haatelykheid, door - maar des avonds werdt het toneel van verwarring geopent; sommigen doldriftigen, die mogelyk eenige meerdere redenen hadden dan anderen, om op hunne ontwaapende vyanden gebeeten te zyn, begosten met glaazen in te slaan; waar in zy, gelyk gewoonlyk in dergelyke gevallen gebeurt, welhaast door meer anderen gevolgt werden, het welk ook den geheelen nacht aanhield - en men mag met recht deezen nacht een wonderverschynsel noemen - men verbeelde zich de straaten opgevult met menschen van allerlei rang, die zich (want het was het schoonste weder dat men ooit in dit jaargetyde beleeft had) tot aan den morgen vermaakten met wandelen; niemand begaf zich ter rust; een iegelyk scheen te vrolyk om in den slaap zyn geluk te willen vergeeten. - Aan de eene zyde hoorde men den walthoorn blaazen; aan de andere de stemmen eener zingende menigte; hier zach men de jeucht, hand aan hand, in 't ronde danssen: - wat verder hoorde men het verbryselen der vensterglaazen; - doch dit laatste verstoordde eenigzins de vergenoeging der geenen, die wel gewenscht hadden, dat 'er niets ondernomen waare geworden dat in het minste strydig was met die vreedelievenheid, die altoos de prinsgezinde party gekentekent had - en 't welk ook mogelyk niet gebeurt zoude zyn, zoo niet de baldadige weigering van eenige styfhoofdige der tegenparty in het draagen van een Oranje teken, het welk de zegepraalende met reden nu dachten te mogen vorderen, en teffens, wy herhaalen het, de ontdekking der menigvuldige verborgen geweeren, de dorst tot weerwraak had vermeerdert. - Hoe het zy de afgedankte Majesteiten vonden hier een beschermer in dien edelen vaderlander zelve, wien zy, meer dan eens, door hunne verfoeijelyke listen, hadden trachten te verstrikken, en wien zy, door hunne lasterschryvers zoo menigwerf hadden doen hoonen en beledigen - ja de moedige Graave van Bentinck kruiste onophoudelyk aan het hooft van eene genoegzaame ruitery door alle hoeken en straaten van deeze hofplaats, om door de allersterkste vermaaningen, en openbaare aanspraaken tot den volke, de vredelievenheid en rust aan te beveelen. - Weest vrolyk! was onder anderen zyn woord, gy hebt daar toe dubbel reden, maar onthoud u van alle oproerigheid, of men zal u doen straffen! - en welk een invloed heeft zulke eene vermaaning niet, voortkomende uit den mond van eenen beminden en geachtten voorstander - ja, 't was aan hem gewisselyk, en aan de vredelievende leden der oprechte Vaderlandsche Societeit, waar van hy het hooft is, dat de ontwaapende vryburgers hunne veiligheid te danken hadden! ook werdt op den 19 september de Heer Graaf door de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland voor zyne onvoorbeeldelyke waakzaamheid en iever plegtiglyk bedankt, met verzoek om verder zynen bystand in deeze, tot het bewaaren der orde te willen verleenen, zoo als blykt uit het volgende declaratoir, het welk wy niet kunnen nalaaten hier mede te deelen. {==102==} {>>pagina-aanduiding<<} ‘Wy ondergetekende W.G.T. Grave van Bentinck, heere van Rhoon, beschreeven in de order van de Ridderschap en Edelen van Holland en Westvriesland, doen te weeten aan een ieder die deeze zullen leezen, dat wy uit kragte van de Resolutie van Hun Ed. Gr. Mog. de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland van heden den 19 September 1787, waarby zyn gequalificeert, en zelfs des noods geauthoriseert, om van Hun Ed. Gr. Mog., en in hoogstderzelver naam te spreeken en certificeeren, ja op allerley wyze voor de zulke te zorgen, oproer en plundering te stuiten, en des noods zelfs geweld met geweld te keeren, goedgevonden hebben en verstaan, de Heer W.N. Maclaine, met zyne onderhebbende manschappen te gelasten en te authoriseeren, om ten voorzeide einde met de noodige waapenen allerley geweld aan huizen en persoonen, en ook voornaamentlyk het plunderen des noods met geweld te keeren.’ Gegeeven te 's Hage den 19 September 1787. Was geteekent, W.G.T. Bentinck. Men ziet hier uit het welverdient vertrouwen, 't welk de Heeren Staaten stelden in den Graaf; en deeze volmagt had ook al de uitwerking, die men 'er van verwachten konde. - 't Was niet alleen de Hofplaats, die de nuttigheid van 'sGraaven waakzaame toeverzicht ondervond; maar andere steden onzer provintien, alwaar de oproerigheid tusschen de beide partyen noch niet gedempt was, genooten daar van het voordeel - die waare vaderlander, (die zelfs in verscheidene gelegenheden getoond had zyn eigen leeven ten besten van 't algemeen te durven in de waagschaal stellen) reisde met eene ongelooffelyke werkzaamheid van plaats tot plaats, om 'er de gemoederen tot rust te brengen - waarom ook met reden zeker iemand zeide: ‘'t Is of de Heer van Rhoon zich in verscheidene persoonen weet te verdeelen; want hy is overal.’ - Voor 't overige werden 'er alle middelen in het werk gesteld, om de beweegingen van vyandlykheid te keer te gaan. - 'Er werden de allersterkste waarschouwingen gedaan, zelfs met bedreiging van doodstraf, tegen hun, die zich aan eenige feitelyke aanranding zouden schuldig maaken - onder welke waarschouwingen wy met recht als de uitmuntendste mogen achten, de menschlievende vermaaning, door zyne Hoogheid zelve, daadelyk op zyne aankomst in zyne Hofplaats, aan het algemeen gedaan - en, waar in onder anderen die edelmoedige Vorst zich dus uitlaat: ‘Gemeent te hebben een iegelyk ingezeten, op het ernstigste en vriendelykste te moeten aanmaanen, en verzoeken om zich vervolgens stil en ordentelyk te gedraagen, niemant, wie hy ook zyn moge, eenige de minste molest aan te doen, veel min zich aan eenige buitenspoorigheid, of feitelyke aanranding van persoonen of huizen enz. schuldig te maa- {==t.o. 102==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding JONKHEER.W.G.F. GRAAVE van BENTINCK HEERE van RHOON en PENDRECHT, etc. etc. etc. God Neêrlands noodbaak, gaf een proef van Alvermoogen En goedheid tevens, toen Hij sprak: dat BENTINCK zij!... 't Oudridderlijk Geslacht sloeg troonwaard biddende oogen, En straks verscheen dat Licht, tot eer der Maatschappij. Dat elk, met diep ontzach, dan in dit Beeld bewonder', Zo groot een' Staatsman als ernsthaften burgerheld; Een' steun van 'tAlgemeen; een' Volksvriend, maar bijzonder Een' schrik der muitzucht en een' geessel van 't geweld! ORANJE houd' 's Mans naam, in dankbre zeegning, heilig, En 't Graaflijk Vlek blijv' steeds, door zijn bescherming veilig. Johan van Hoogstraten. ==} {>>afbeelding<<} Temminck del.t 1787. I.F. Iacobs De Agè Excud.t 's Hage. F. Sansom van London, Sculp.t {==t.o. 103==} {>>pagina-aanduiding<<} {==103==} {>>pagina-aanduiding<<} ken.’ - Verklaarende wyders: ‘dat zulks niet anders, dan zyne billyke verontwaardiging en hoogst misnoegen zoude verwekken.’ - Eene schoone voorzorge, die voorzeker de patriotsche geweldenaars, welken slechts hen, die niet tot hunne saamenzweering behoorden, strafffeloos aan den moord en aan de mishandeling overlieten; zonder hun zelfs het recht, noch de macht te laaten, om zich in geval van nood te kunnen verdeedigen, moest doen bloozen - ja, noch meer, die onderdrukte burgers, die men korts te vooren wederrechtelyk van hunne waapentuigen berooft had gehad, waaren thans beschermers hunner vyanden, en hielden, alle weerwraak ter zyde stellende, de wacht in hunne huizen ter beveiliging hunner persoonen en goederen.- Ondertusschen brachten die voorzichtige maatregels zeer veel toe, om alle oproerige beweegingen, die de billyke vergenoeging zouden hebben kunnen verstooren, te stuiten, en het geen te meer de al te ieverigen onder de gemeente in toom hield, was de betoging, die men hun deed, dat de minste schyn van vervolgzucht het hart van den vredelievendsten der vorsten bedroefde, en hem de komst in zyne residentie-plaats zoude doen vertraagen, eene bedreiging, die niet dan eene sterken invloed konde hebben op menschen, wier hoogste verlangen was hem weder te zien. - Dit bragt ook de meeste gemoederen tot bedaaren, en 't was op den 20 september, dat men, op de plechtige aanzoek der Staaten van Holland en Westvriesland, den algemeenen Weldoener weder in zyne geboorte-stad zach verschynen. - Nooit was eene inhaaling van schooner omstandigheden vergezelt. - Men roeme vry de glorieryke wederkeering der Roomsche overwinnaaren, die, gevolgt door een' sleep van overwonnen helden, met de bebloedde waapens in de vuist, door het vreugtgeschrei hunner onderdaanen werden verwellekomt, terwyl de krygsrol hunner gesneuvelde vyanden, in de harten de eerbied en verwondering; maar teffens den schrik verwekt. - Vry grootscher is hier de intreede van een vreede-vorst, die met den olyftak in de hand, door geduld en lydzaamheid op zyne vyanden zegepraalt. - Hier ryd de Vader des Lands, voortgetrokken, niet door fiere rossen, die als de gevoellooze werktuigen in de hand, die hen voortzweept, hun last draagen, zonder te weeten welk een schat zy met zich voeren; maar door zyne kinderen, die hem eerbiedigen en beminnen, terwyl de Burger-Keurbende, waar van hy het Hoofd is, de welgeoeffende Haagsche Schutters, wier trouw door de verdrukking en verguizing den proef had doorgestaan in zeer nette en zindelyke uniformen gekleed, in twee reijen geschaart, met de vrye blinkende geweeren, aan zyne veiligheid toegewyd, hem den onverhinderden doortocht baanen, op welk gezicht wy den zachtaardigen Vorst, dunkt ons by zich zelve, hooren zeggen: ‘Zie daar myne getrouwe Stadgenooten, die door geen verraad van hunnen plicht zyn afgevallen, ik zal hun beschermer zyn, en hun zegenen!’ Hier gloeijen de harten van een gelukkig geworden volk van blydschap, liefde en achting, op het wederzien van een vorst door wiens afzyn men alles had zien verkwynen. - Het duizend, duizendmaal welkom welbemindde! {==104==} {>>pagina-aanduiding<<} vervulde de lucht. - Men spant de paarden van de koets om zelve den lang gewenschten naar zyn Hof te sleepen, en door dat liefde teken aan zyne beledigeren te toonen wat de deugt waardig is. - Een iegelyk tracht zyn aandeel te krygen aan dien zachten last. - Welk een vertooning voor gevoelige harten! welk een schouwtoneel voor een grootmoedigen die zyn volk bemint! - Willem de Vyfde was aangedaan - eene dankbaare ontroernis voor de blyken van eene achting en eerbied zoo ongeveinst, was in alle de trekken van zyn zacht gelaat te leezen, de traanen vloeiden hem langs de wangen, traanen van een vader voor zyne kinderen; uit eene gantsch andere gemoeds drift ontstaande, dan die, welken hy, twee jaaren geleden, over de boosheid zyner ontaarde vervolgers liet vallen - die dagen van verkeertheid waaren thans in geluk verandert, en een enkel oogenblik van den tyd, dien men hier beleefde, scheen al het geleeden leed te vergoeden. - Op het Hof komende, werdt de vorst, by het uittreden van de koets, te gemoete gegaan door eenige zindelyke in het wit getooide meisjes, die hem uit vercierde korfjes, rykelyk met orange strikken omstrengeld, met bloemen bestrooiden, terwyl de volksstem onophoudelyk het hozée! lang leeve Orange! deed opklimmen. - En deze zelfde hulde bewees men aan 'slands moeder en de vorstelyke telgen twee dagen laater. - Men ontfing hun met alle de tekens van trouw, liefde, en achting, welke men aan eene kloekmoedige bemiddelaarster en beschermster, die haar leeven voor het vaderland in de waagschaal had gestelt, verschuldigt is. - Geene dwingelanden meer, die haar beletten om tot haare bezittingen te naderen - de boosheid was op de vlugt gedreeven. - De rechtvaerdigheid had de belediging; haar aangedaan, gewrooken. - en de goede ingezetenen van 's Gravenhage deeden hier hun best, om door de schoonste blyken van dankbaare erkentenis, den hoon haar door hunne landsgenooten aangedaan, uit te wisschen en vergoeden. - De welverdiende hulde, die men de beste der vorstinnen, als 'sLands verloster en behoedster aandeed, verwekte ondertusschen niet minder aandoening in de verheven ziel deezer groote vrouw, en in die haarer beminnelyke teglen, die haar vergezelden, als die, welke haar doorluchtige gemaal gevoelt had. - Nooit was de trouw en eerbied van de eene zyde, en de liefde en goedgunstigheid van de andere, baarblykelyker dan by deeze gezegende verwellekoming. - En thans vertoond zich weder eene lofwaardige Schuttery, met den schitterenden snaphaan gewaapend, in twee reyen geschaart, niet om eene koninglyke princes aan te randen, gelyk wel eer haare gehuurde geweldenaars; maar om aan haare lang gewenschte intreede te meerder luister by te zetten. Nu had de Hofplaats haare dierbaarste geschenken weder - alles juichte - de geheele avondt werdt in vrolykheid doorgebragt; sommigen der inwooners verlichtten hunne huizen - dan op den volgende vierde men door eene algemeene verlichting der stad en allerlei openbaare vreugde-bedryven Neêrlandsch verlossingsfeest: alleen de wooningen der meest schuldige saamgezwoornen als zynde voor 't meerendeel van hunne vensterglaazen berooft, en met planken bespykert, {==105==} {>>pagina-aanduiding<<} door sommigen patriotsche gordynen genaamt, waaren van dit merk van vrolykheid uitgezondert. Hoe zeer ook deeze verlichtingen naar de kortheid des tyds die 'er was, om eenige toebereidsels te maaken, zeer fraai waaren. - Dezelve kwamen in geene vergelyking met die, welken op den 8sten Maart 1788, het eerste gezegend geboortefeest van 's Lands dierbaaren Erfstadhouder, na de herstelling, werden ingerigt, die op den 7 augustus by het heilryk geboortefeest haarer Koninglyke Hoogheid, naar men hoopt, weder plaats zullen hebben. - Men mag met recht zeggen, dat die prachtige en zeldzaame vertooning alle denkbeeld te booven ging.Niet alleen de gemeente, maar zelfs deftige burgers vermaakten zich in het openbaar met ronde-danssen, en met uitzingen van triumph-liedjes, 't was of al de ingezetenen niet meer dan één huishouden uitmaakten - en men mag met recht zeggen, dat nooit vrolykheid met zoo veele rondborstigheid gepaart ging. In die zelfde kerk, daar men korts te vooren door sommige Predikheeren, de verkeertheid had hooren begunstigen en voorstaan, werdt by de gelukkige tegenwoordigheid van den herstelden vorst, voor en na de Godsdienstoeffening op den 23 September het Wilhelmus lied opgeheft, het welk de traanen van verrukking van een vertederde gemeente met blydschap uit de oogen deed vloeijen. - De vergenoeging over de wonderbaare en spoedige omwenteling heerschte nu welhaast van plaats tot plaats; ofschoon de herstelling in verscheiden stedenAls onder anderen te Amsterdam, alwaar de oproerige party noch in alle gewelddadigheden voortging. - Deeze stad was de schuilplaats der muitende vlugtelingen, die zich noch vleiden met eene uitkomst; de buitenposten waaren reeds verlaaten, en door onze Pruissische verlossers ingenoomen, wanneer men noch voornam zich tegen hun te verdeedigen. Op den 9 October wierpen de Auxiliairen noch de batteryen op; het genoodschap van waapenhandel deed noch aan verscheide braave en aanzienlyke voorstanders van Oranje het arrest aanzeggen, of dezelve uit hunne huizen opligten, en naar de hoofdwacht brengen, terwyl de razende dichter-courantier J. Nomsz uitschreeuwde: men moest alle de Oranje vrienden in hechtenis neemen, met bedreiging van een derzelven op te offeren voor een iegelyk Patriot, die in Pruissische handen zoude geraaken. noch tegenkanting en zwaarigheden ontmoette; dan 'er bleef voor de verdervende hand geene middelen meer over om te stryden tegen de magt van een albestuurend Opperweezen, waar aan het eindelyk behaagde de lang verdrukte Republiek aan de dwingelandy te ontrukken - de goede en getrouwe Regenten door de onrechtvaerdigheid van hunne ampten ontzet, werden nu weder herstelt, met verklaaring: dat geene anderen, als wettige Magistraaten zullen worden erkent, noch in de vergaderingen geadmitteert, als zynde vervallen van hunne posten, en gelast zich verder met geene de minste directie van Staats- en Stads bestuur te bemoeijen. - Dus kreegen 's Lands wetten het oude aanzien weder. - 't Verlies van veele milioenen en andere nadeelen, door de verdervende cabaal aan den Lande toegebragt, zoo wel als de rampspoeden, waar in men een oneindig aantal byzondere persoonen gestort had, was zoo ras niet te herstellen. - Helaas de republiek zal noch lang de lidtekens draagen der diepe wonden, die men haar heeft toegebragt! - {==106==} {>>pagina-aanduiding<<} Maar wat was nu het noodlot 't welk den muitelingen te vreezen stond? - de meest schuldigen waaren uit hun vaderland, dat zy verarmt en ontzenuwd hadden gevlugt; of zy hielden zich verborgen voor het oog der waereld. - Een iegelyk was beducht, dat het zoo volkryk, en eertyds bloeijend Nederland, nu door het uitoeffenen der welverdiende straffen, eene halve verwoesting ging ondergaan. - Neen; 't was Willem de V. genoeg dat de dwingelandy zyner vervolgeren ontwaapend, en dat het verraad ontmaskert waare. - Hy wilde vergeeven; in 't kort, hy scheen meer dan mensch te zyn, en bewerkte eene algemeene genade voor al de geenen, die tot hunnen pligt van getrouwheid wilden wederkeeren. - Zulk eene grootmoedigheid voegde aan Willem den geduldigen; zulk eene grootmoedigheid voegde aan zyne koninglyke Gemalin. - Haare beledigde heldinnenmoed, die niets beoogt had, dan het Vaderland van haaren doorluchtigen Gemaal en vorstelyke Telgen te verlossen uit de hand der verderving, eischte geen enkelen drup van het bloed der beledigers. - Zy zach dien Gemaal herstelt in zyn duurbezwooren en wettig Erfrecht, en dus de gezegende Constitutie, waar aan de behoudenis der Republiek verknocht is, bevestigt. - De veriedeling van het ontwerp van derzelver ondergang was de eenigste wraak, die zy begeerde, en zy wrong, om zoo te spreeken, haaren koninglyken broeder het strafzwaard uit de hand - zoo als reeds hier vooren uit haare menschlievende brieven aan den Heer Hertog van Brunswyk gebleeken is. - En hebben wy grooter kenmerk van haare zucht, om te vergeeven, noodig, dan het schoone antwoord dier groote vrouwe aan de Gecommitteerden van de Staaten op de aanbieding van satisfactie voor den hoon haar aangedaan? - men leeze slechts deeze weinige regels van het zelve, om een engel te hooren spreeken: ‘Verre van niet geraakt te zyn over het lot van hun, die voor de schuldige auteurs en medewerkers moeten gehouden worden, (namenlyk van de geweldige aanranding haarer hooge persoon) gevoel ik eenen waaren afkeer van alle eigenlyke strafoeffening over de verongelykingen aan my geschied, en myne aankleeving aan de belangens van een Land, het welk ik uit hoofde van verscheide betrekkingen als myn vaderland aanmerke, benevens myne achting voor eene vrye Natie, van wie ik sedert byna twintig jaaren veele blyken van genegenheid ontfangen heb, doen my niets vuriger wenschen, dan door dadelyke blyken de waare gevoelens van myn hart open te leggen, en zoo veel de billykheid en 's Lands welzyn kunnen toelaaten, en behoudens de egards, die ik aan myn huis en, in myne gemelde relatie aan deeze zelve Natie verschuldigd ben, het lot der eevengemelde persoonen te verzachten.’ Verklaarende Haar Koninglyke Hoogheid wyders, vreemt te zyn van eenig verlangen, om de eer of goederen en vooral niet het leeven der meergemelde auteurs en uitwerkers te zien aangetast enz. - Het geen ten vollen overeenstemt met het geen die vorstin aan de Heeren Geelvink en Temminck antwoorde, op de aanbieding van satisfactie der stad Amsteldam: ‘In der daad (zegt zy) ik begeer niets minder als straf voor de geweldaadigheden, die men {==107==} {>>pagina-aanduiding<<} zich jegens my veroorloft heeft.’ Zie daar nochthans de kwytschelding van een wanbedryf, 't welk met niets minder dan met het hoofd der schuldigen zouden hebben kunnen betaalt worden. Maar het menschlievend hart van 's Lands Moeder was hier mede niet voldaan; zy wilde een noch zeldzaamer blyk van grootmoedigheid geeven, verzoekende zelfs de ontstaaking haarer listige en lafhartige beledigers, die in Wezel in eene gestrenge gevangenis gekerkert, hunne straf voor oogen hadden - aan welk verzoek terstond voldaan werdt, en dezelve op vrye voeten werden gestelt. O gy elendelingen, die misleid zyt geworden door heerschzuchtige demagogen, in wier hand gy niet dan blinde werktuigen waard, ter uitvoering van hunne verraderlyke ontwerpen, laat zoo veel goedheid, zoo veel menschenliefde uwe versteende harten aandoen! - Legt allen haat en partyschap af! gy ziet uwe dwaalingen. - Zy zyn u vergeeven, maak u die vergeeving waardig. - 't Is thans het uur, om met bezadigtheid te overweegen, welke verdrukkingen gy den besten der vorsten sedert ruim zeven jaaren hebt aangedaan, en de vreedelievende handelingen, waar meede hy die beantwoordde, daar tegen te vergelyken. - Herroept u met schrik de eerste beweegreden der saamenzweeringen; de vernietiging van het Erfstadhouderschap, en dus de omverrukking van de groote steunpylaar, waarop de Republiek moet rusten. - Hier om moest men hem, die 'er meede bekleed was, verdacht maaken, - de vloekstem; de waapentuigen; de gehuurde pennen; het graveerstift; 't heeft alles de heerschzucht in de hand gewerkt, om het Staatsgestel in de war te brengen. - Alles scheen u de overwinning te belooven; de goedheid zelve van den Vorst, dien gy verdrukte, scheen uwe veiligheid; ja, gy waard op het punt van onder het banier der boosheid van de veelbeloovende aanvoerers, welke u bedrogen, door eene blinde zegepraal, den val uws Vaderlands te bewerken. - Maar - de wonderhand der Almacht verbrak, in een oogenblik, uw ontzachlyk saamenstelsel; 'er was eene Wilhelmina de Groote gebooren, die, door de dwingelandy beledigt, dat Vaderland tot verloster moest strekken. - 't Is thans aan u om door het aanneemen der verzoening den zegen dier verlossing, die u zelve en uwe nakomelingen in uwe rechten bevestigt, te verdienen, en de nadeelen te doen vergeeten, die uw razerny den Lande heeft toegebragt; en gevolgelyk u den schoonen tytel van Patriot, dien gy zoo lang verkeerdelyk gedraagen hebt, waardig te maaken. - Dus bloeije op nieuw ons gezegend gewest; altoos verknocht aan het doorluchtig Huis van Orange onder de beveiliging van zyne twee Hooge Bondgenooten, en keere tot deszelfs ouden luister weder. {==108==} {>>pagina-aanduiding<<} Maar laat ons nu te rug keeren tot dat verschynsel, het welk in het vooruitzicht zoo veel beloofde, en dat, als een nieuw licht, van achter de aakelige onweêrswolk, die 't zuchtend Nederland bedreigde, kwam opdagen: Wy meenen de instelling der Burgermaatschappyën, waar aan dit Gedenkschift is toegeheiligt - en, die men, ten tyde van de verdrukking, moest aanmerken als het eenig middel om een tegenwigt uit te maaken tegen een verderffelyke cabaal, die het vry gewest in uitheemsche kluisters ging werpen, niet minder knellend misschien, dat die, waar uit het weleer door Vader Willem ontslaakt was geworden. Onze oude zinspreuk Eendracht maakt Macht, eeven groot als waarachtig, met de vryheid der Republiek gebooren, is een der eerste regels van ons staatkundig systema, zonder 't welke ons Land niet bestaan kan. - 't Was dus niet onnatuurlyk, dat de braave en getrouwe ingezetenen, die, met siddering, dagelyks de menigvuldige genootschappen, welken de waapens hadden opgevat, om de oude en gezegende Staatsgesteltenis te bestryden, zagen toeneemen, door eene vreedelievende te saam verbinding een schutsmuur van verdeediging trachtten op te werpen tegen hunne dwingelanden. Reeds vyf jaaren te vooren had een oprecht vaderlander in de stad Leiden, die veelligt bereids, als in het verschiet, het toppunt ontdekte tot het welk de partydigheid éénmaal moest opklimmen, een ontwerp gevormt ter oprechting eener zoo nuttige broederschap, en verscheidene zyner vrienden en getrouwe onder zyne mede-ingezetenen waaren zyne loffelyke neiging ter redding van het zinkend Vaderland toegedaan. - Maar - het verraad, dat altyd op zyn luimen leid, wist zich al weder tusschen beiden te stellen, en die heilzaame pooging werdt veriedelt. - Alleenlyk het zegel, waar onder men die maatschappy zoude ingericht hebben, en 't welk sedert dien tyd door sommigen in de bittere dagen der verdrukking, in het verborgen, op de borst gedragen werdt, is bewaart gebleeven, en ook door de thans in stand zynde Societeit der gezegde stad aangenoomen geworden, betekenende een brandend Altaar waar op een Hart, en twee over elkander gekruiste Degens. - De tyd ter inrichting van een zoo noodzaakelyk tegenwigt, tegen de beraadslagingen der boosheid, scheen eerst gebooren te moeten worden met het beginsel van het Wonderjaar 1787: Dat jaar, zoo verschrikkelyk, en teffens zoo zegenryk: dat jaar, dat de allersnoodste, de onmenschelykste wanbedryven voortbragt: dat jaar, dat in een Land van vryheid de vryheid niet alleen door den eenen burger aan den ander; maar zelfs aan eene koninglyke Princes zach betwisten: - dat jaar, waar in de Republiek op het punt was, van een bloedbad te worden, - maar ook teffens het jaar onzer verlossing, moest een algemeene te saamvereeniging uitwerken, onder hun, die noch den naam van Batavers waardig waaren. - 't Was aan de boorden der Rotte, dat het licht der Eendracht, als een nieuw gestarnte onvoorziens ten voorschyn kwam; onvoorziens zeggen wy - ja de oprechting der oprechte Vaderlandsche Societeit in Neêrlandsch koopstad, die de eerste is geweest; en die, om zoo te spreeken, het voorbeeld heeft gegeeven, aan alle de andere was geene vooraf geregelde beschikking; maar eigenlyk {==109==} {>>pagina-aanduiding<<} het toevallig uitwerksel van eene voorafgegaane gebeurtenis, die de hoogste eer doet aan de waare Oprechters, welke, zoo als wy zeggen, in den eersten geen 't minst vast gestelt oogmerk hadden ter instelling eener Societeit, maar alleenlyk, met eene vaderlandsche trouw en kloekmoedigheid bezielt, hunne mede-ingezetenen trachtten by één te brengen, om zich met moed, als waare Belgen tegen de steeds toeneemende dwingelandy te veréénigen, en hunne wettige Regeering, en Constitutie, zoo veel mogelyk, te beschermen, en des noods, geweld met geweld te keer te gaan. - 't Waaren namelyk drie der achtenswaardigste burgeren der opgemelde stad, die het wagen durfen om met een loffelyken iever den moed hunner landsgenooten tot die heilzaame poging op te wakkeren - doch wy zullen, om in deeze een klaarder licht by te zetten, hier het uittreksel mede deelen van een echten brief, welken men de goedheid heeft gehad ons toe te vertrouwen. Myn Heer en geëerde Vriend! ‘UEd. wilde gaarne van my hebben eenige opening of bericht, hoe men alhier tot zoo een geluk gekomen is, dat men eene Societeit heeft opgerecht onder de Anti-dotaalen, wat wel de naaste aanleiding daar toe geweest is, en of 'er door dien weg eenig lucht gekomen is, dat men met vertrouwen kan vooronderstellen, dat het van een goed succes zal zyn; byzonder of men wel in de Leden van de Societeit kan bespeuren, dat zy tot behoud der oude bezwooren Constitutie te bewaaren, werken, den Heere Prince van Orange als Erfstadhouder, Kapitein, Admiraal en Generaal, als het Eminent Hoofd in onze Staats-regeering voor al zoeken gemaintineert te krygen, enz, enz. Het zal voor het tegenwoordige niet noodig zyn op te haalen de gronden der oorzaaken van onze rampen; het listig ontworpen plan om Z.D.H. van zyne hoogheid te verstooten, is bekent. - Wy zullen niet onderzoeken of de Regenten het kwaad hadden kunnen en moeten weeren; maar wy zullen ons maar kortelyk bepaalen, wat byzonder de aanleidende oorzaak is geweest, waar door de Societeit is in de waereld gekomen, en zullen dierhalven beginnen met het laatste, doch voornaame stuk, dat onze grondwettige Herstellers meenden uit te voeren, namenlyk: om ter Staatsvergadering ook de stemme van de stad Rotterdam tegens de belangens van Z.D. Hoogheid, Neêrlands Erfstadhouder, te doen werken. Weet dan, mynheer! wat middelen men in het werk gestelt heeft, of men het geweld (tegen onze bezwoorene privilegien aan) heeft in de stad gebragt, en men het daar door zoo verre heeft weeten te derigeeren, dat men in de plaats van een Stadsschuttery, getrouw aan eed en pligt, een formidabel vrycorps heeft trachten in te voeren, dat door deszelfs extraordinaire exercitien zoo moest zyn, als één vrycorps in de gantsche Republiek; men echter niet in staat geweest is om die oude bekende liefde voor- en die onverbreekelyke gehechtheid aan den doorluchtigen huize van Orange uit de harten der meeste ingezetenen van Rottes burgery uit te roeijen; byzonder niet die nadrukkelyke liefde voor den persoon van Z.D.H. Willem den V., als dat ge- {==110==} {>>pagina-aanduiding<<} schenk des hemels op hunne gebeden in den tyd der benaauwtheid van God verkreegen. Daar kwam by, dat de wind-vaen onder de vroedschappen gedraeit was; en wy nu, zoogenaamt, veertien goede regenten hebbende, zoo moest men nu dit collegie augmenteeren met nog zestien nieuwe Raaden, by directe aanstelling van Hun Ed. Gr. Mog. en dus lieden, naar vreemde smaak: tot dat einde hadden de requestranten, uit de zoogenaamde vaderlandsche societeit op de Wynhaaven, een request gepresenteert; waar op Hun Ed. Gr. Mog. van de vroedschappen bericht gevraagt hadden; welk bericht van de vroedschap aan Hun Ed. Gr. Mog. gegeeven, zoo gefundeert was, dat de nieuwe patriotten zich daar sterk tegen opposeerden, en onder den haaren beraadslaagden, om wanneer zy door rede hunne begeerte niet konden verkrygen, het zelve dan met geweld van waapenen door te dringenZulks voegde ook aan willekeurige Majesteiten, die men gewaapend had om hunne heeren en meesters aan hun gezach te onderpwerpen.: tot dat einde werden op den 22 en 23 December alle de 24 compagnien by één geroepen; ieder compagnie afzonderlyk en op onderscheiden plaatsen, in den Doelen, en in andere logementen, by wyze van comparitie, in welke comparitie voorgestelt werdt, om uit ieder compagnie twee man van de schutters te verkiezen, welken acces zouden hebben in krygsraads vergadering, om de rekening te doen en de schutters te doen begraaven, na hun overlyden, met militaire honneurs, waar toe dan de krygsraad de buitengewoone begraafniskosten zoude te goed komen: dit moest met meerderheid van stemmen geschieden; hier wat tegenkanting daar wat ingang vindende; dit wierd by meerderheid vastgestelt (en dit waren ook de articulen by de oproeping bepaalt) maar een derde, en daar hun eigenlyk de schoe wrong, was verzweegen. - Doe was 't Heeren! eer wy scheiden; daar was noch iets, daar wy de Heeren noch eens over vraagen moeten: het zal ulieden bekent zyn, dat Heeren geconstitueerden een Request hebben gepresenteert by Hun Ed. Gr. Mog.; maar de Heeren zullen ook gezien hebben, dat infaame bericht door de meerderheid der vroedschap; het zal noodig zyn Heeren Requestranten, de stem der schuttery te versterken; niemand van de Heeren, denken wy, zal hier toe zyne stem weigeren, en dus zullen wy tot dat einde alle de naamen van de Heeren maar optekenen.Op zulk een beslisschenden toon, waar door aan de geenen, die noch iets zouden hebben willen inbrengen, den mond werdt toegedaan, werden doorgaans de deliberatien der vrye geweldenaars beslooten. Dit was in substantie de handelwyze in alle de 24 compagnien; maar byzonder in de compagnie No. 24 was een schutter, met naame M. de Haan, welke zeide: tot dat einde moet myn naam niet gebruikt worden; waar op eenige van de officiers hem vraagden: dit en dats kind! zal je ons weder contrarieeren?Geen gering staaltje van goede opvoeding. - {==111==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik heb meerder eerbied voor myne wettige regenten, en dus laat ik my niet gebruiken tot onderdrukking van myne wettige vroedschap; gy hebt te weinig eerbied voor de overigheid; daar op antwoordde een van de officieren: de vroedschappen zyn maar varkens; als men ze by de ooren grypt, dan kruipen ze achter uit; anderen zeiden: ze dienen wel gedwongen te worden! Dit werdt door de nieuwerwetsche helden met handgeklap toegejuicht. De Kapitein dier compagnie, zynde van Zwyndrecht, hier mede noch niet voldaan, zeide: als ze niet goedwillig willen, zullen wy ze met geweld dwingen!Dus spreekt een manhafte Hopman van een gelegaliseerde Muiterbende. Deeze unie geformeert zynde, werd door eene commissie uit dezelve aan den grooten krygsraad gepresenteert; waar by zy goed recht (zoo zy zeggen) eischten, en begeerden, dat de krygsraad het verzoekschrift der geconstitueerden en constituenten secondeerden; maar intusschen laaten die lieden in dat Request zien, tot wat einde zy de waapens draagen; namelyk om een nieuwerwets heilig recht te beschermen, en hem, die het zelve aanrand, al waare hy ook op den stoel der eere gezeten, het staal in het eerloos hart te drukken. - Toen begonnen de vroedschappen te begrypen, dat het aan hunne persoonen kwam, en dus was het nu tyd, om de burgery op te speuren tot het tekenen van een Declaratoir: tot dat einde vervoegde men zich by eenige fatzoenelyke burgers, die bekent waaren de vastgestelde constitutie bestendig aan te kleeven: door hunne hand werdt dit Declaratoir geteekent; ter tekening gepresenteert; of men verleende zyn huis om te laaten tekenen, (na dat aan sommige verzekering gegeeven was, dat men ten behoorlyken tyd mede werken zou, om zyne doorluchtige Hoogheid in zyne waardigheid te herstellen) die tekening ging tamelyk voort; maar toen de nieuwe patriotten begonnen te begrypen, dat, als de volksstem gehoort wierdt, het dan voor hun verlooren was, dachten zy de zaak met geweld te moeten voortzetten. Tot dat groote werk was bestemt den 8 January 1787, zynde Maandag, gewoonlyk de dag, dat de vroedschap vergadert, om dan, wanneer dezelve vergadert was, hun stem tot de vermeerdering der vroedschap af te dwingen. - Zyne Exellentie de Marquis de Verac, Ambassadeur van zyne Allerchristelykste Majesteit, beneffens de Rhyngraaf van Salm, waaren ook maandag ter maaltyd genoodigt by den heer fiscaal Pieter Paulus. - Dan eer die gevreesde dag aankwam, zaten veelen als verslagen, en het scheen, dat, terwyl wy slag op slag voelden, de Goddelyke hand ons overgegeeven had in de hand onzer vyanden; dan nimmer dacht eenig mensch, dat hy, door wien alle dingen zyn, in zoo een korten tyd daar zou stellen, het geen wy nu mogen aanschouwen, en het geen wy wenschen, dat van achteren de blyken van de Goddelyke goedkeuring zal wegdraagen. {==112==} {>>pagina-aanduiding<<} Onder het gerucht van dien aanslag, die zich verspreidde den 2 of 3den dag van het nieuw begonnen jaar; merkten zekere drie vrienden op, dat veelen uit de schutters tekenden op het Declaratoir, ja, zy hadden gelegenheid om te verneemen, dat meer dan 100 schutters zich, door een apart declaratoir vereenigt hadden, waar onder 'er zelfs waaren, die zich uitten, dat wel wensten eene gelegenheid te hebben om malkanderen nader te kennen, om in tyd van nood met elkander geregelt te werken. Nu dachten de drie genoemde vrienden is het tyd om te beproeven, of God door hunne hand iets wilde daar stellen. Een deezer Heeren zegt tot den ander: gaa en zie of'er eenige gelegenheid is, en besteed dat u nodig is! - Dit werdt zeer geheim uitgevoert en met dien ernst, dat noch des saturdags avonds ten 9 uuren; zynde den 6 January, het tegenwoordig Societeits-huis werdt ontruimt, de gezegde drie vrienden verkoozen een uit de schutters, met naame Michiel de Haan, zynde een man van een standvaste en onderneemenden aard, en lieten de Huurcedul op zyn naam tekenen, ten einde dezelve als Castelein zoude kunnen fungeeren, dewyl de drie gezegde vrienden enkelyk maar dachten op eene verzaameling van schutters,En niet zoo als wy gezegt hebben aan de oprichting des Societeit die zy daar na bevorderden. ten einde in geval van nood, geweld met geweld te keeren. - De zondag gekomen zynde begreep men, dat de verrichtingen tot bewaaring van haardsteê en altaaren ook Godsdienst was 'Er was weinig tyd te verliezen in het neemen van goede maatregels, dewyl den volgenden dag door de kwalyk gezindden tot het verraad bestemt was. dus proponeerde een der drie vrienden, om terstond comparitie te beleggen tegen des avonds ten 6 uuren, - dit geschiedde, en 'er werden eenige schutters uitgezonden, om hier en daar by welbekenden kundschap te doen van dit voorneemen (Intusschen moeten wy noch melden, dat door de goddelyke goedheid de kerk van Rotterdam, booven alle andere kerken van Nederland noch mag roemen op veelen en getrouwe wachters op Sions muuren, waar door ook den ernst tot het gebruik maaken van de getrouwe Predikanten zeer groot is). Deeze kundschap verspreidde het gerucht door de verzaamelde menigte in de kerken by het aanvangen van den namiddag Godsdienst; na dat de koning der kerke den mond zyner getrouwe knechten dien dag geopend had, om te waarschouwen tegen het verderf, dat ons dreigde; zoo was het ook, dat God, inzonderheid ook den avond Godsdienst van Do. Smits wilde doen dienen, om de harten te doen ontvlammen in brandende begeerten, om uit te komen voor de waare belangens van Vaderland en Godsdienst. Intusschen het bestemde uur naderende, begaf zich een der drie vrienden ter adsistentie en opzicht by den Castelein in het tegenwoordig Societeits-huis, om de aan den Castelein gegeeven instructie te doen uitvoeren, daar op vergaderde een goed aantal schutters en burgers; maar by het einde van den avond Godsdienst kwamen zy, met zoo een vervaarlyken {==113==} {>>pagina-aanduiding<<} toeloop, naar het Societeits-Huis, dat het vervult werdt tot op de bovendste verdieping. - dit was voor den gezegden der drie vrienden een hachelyk tydstip, daar hy, en allen, die in 't zelve huis waaren, als ook de kastelein, bloot gestelt waaren, om door de valsche patriotten beschuldigt te worden van complotteering en saamenspanning, en dus blootgestelt stond, om door den hooftofficier te worden aangetast, - schout en dienaars kruisten ook al voor de deur van het Societeits-Huis, onder de meenigte, die zich voor het zelve verzamelde, - onder dat alles waaren 'er al veele heethoofdige, in het huis, zoo onder de burgers als onder de schutters, welke riepen; waar toe heeft men ons by den anderen geroepen? die ons geroepen heeft moet ons waapens bezorgen: waneer moeten wy slaags? in deeze hachelyke omstandigheden verloor de kastelein, het geheel dessein van zyne gekregene instructie, - dus 'er moest een soort van noodschoot gedaan worden: - men stelde schielyk, een consept op van eene Societeit, 't Is aan die opstellers ontegenzeggelyk, dat den eertytel van eerste oprichters der Societeiten toekomt.men benoemde eenige heeren oud-schepenen tot directeuren van de Societeit, verders vier geconstitueerden, om die heeren directeurs tot dat groote werk te solliciteeren, en om verder met dezelve de belangens der Societeit te regelen: dit schielyk gedaan zynde, werdt door den kastelein audientie gevraagt; het ontwerp voorgeleezen, dat dadelyk algemeen met Vivat beantwoord werdt; dus werdt dan voorgestelt dit ontwerp te ondertekenen; met verzoek, dat elk die getekent had wederom naar huis zoude gaan, ten einde men in het Societeits-huis eenige ruimte kreeg; dit geschiedde by aanvang; dan de God, wiens oogen de gantsche aarde doorloopen, beschikte in den weg zyner aanbiddelyke voorzienigheid, dat de Heer Mr. J. Cornets de Groot, op eene enkele sollicitatie na, onder het gehoor van Do. Smits te zyn geweest, by het eindigen van den Godsdienst mede naar het Societeits-huis kwam, waar door de drie opgemelde vrienden min of meer gedekt waaren, en by het inkomen, verbaast staande, vroeg; hoe veele manschappen 'er wel waaren? wordende geantwoord; myn heer, tot in de haansbalken vol: daar op ging de heer de Groot naar alle de vertrekken, en deed eene aanspraak, met vermaaning om met bedaartheid en orde, en nimmer aanvallender, maar wel verweerender wyze te werk te gaan, en, na een minnelyk compliment gemaakt te hebben, vertrok dezelve. - Hier door werdt de gantsche menigte bedaart, - en een iegelyk ging, zoo als verzocht was, na dat hy getekend had, naar zyne woning, zoo dat des avonds de klok negen uuren de gantsche menigte reeds vertrokken was. - Dit wonder, door Gods hand verricht gaf eene schrik en beweging in de harten onzer Vyanden, zoo dat 'er van hunne onderneeming des maandags niets geworden is, als eene hoope beweegingen van het bezetten van het Stadhuis door de schuttery, en dus van het weezenlyke niets met al, - zyne exelentie de marquis de Verrac reeds weg zonder iets gezien te hebben. {==114==} {>>pagina-aanduiding<<} Dan de nieuwe gekomen gecommitteerden verzuimden, niets; maar voerden spoedig het eerste gedeelte van hunne commissie uit, en hadden het genoegen, dat de heer J. de Groot dadelyk met zeer veele genegenheid de beroeping tot directeur aannam; beneffens ook de heer J.B. de Monté, maar de andere heeren, die geroepen waaren excuseerden zich elk op zyne wyze, hier door werdt eenigen stilstand veroorzaakt. - Intusschen werdt het Societeits-huis klaar gemaakt, dan 'er werden eenige heeren by provisie aangestelt, om met de twee boovengemelde heeren dit groote werk te helpen op fundament stellen, zoo verre als het zich tot heden noch bevind. Ondertusschen nam men de gelegenheid waar, om ook in het Societeits-huis de burgery het Declaratoir, tegen de vermeerdering van het vroedschaps-collegie te laaten tekenen, waar toe de toevloed vry sterk was, - dit stak onze zoogenaamde grondwettige herstellers schrikkelyk in den krop; maar God die de wyzen vangt in hunne arglistigheid; en den raad der verdraayingen verkeert ving deeze vyanden in hunne eigene netten, en zy moesten zelve de werktuigen weezen ter bevestiging van de Societeit. Nu viel 'er, gelyk gezegt is, een en ander te prepareerden, tot donderdag den 18 jannuary de Societeit geopend werd door de inlyving der leden, met het betaalen van de nodige contingenten, en het uitwisselen van een zeker bewysteken van lidmaatschap, - de Societeit sterk aangroeijende, vonden een zeker getal oudscheepenen goed zich aan te bieden, om te zyn geconstitueerden voor en in naame van het gantsche lighaam der Societeit, om zoo by de representatie de belangens der burgery te maintineeren; onder deeze heeren, bevonden zich die, welken zich by de eerste aanzoek der burgers zoo geëxcuseert haddenDit is het algemeen beloop der waereldsche zaaken. Men vreest zich in te wikkelen in onderneemingen, alvoorens men van derzelve gelukkige uitkomst verzekert is.. Om wat reden nu die heeren dit werk de burgery uit de hand schynen te neemen, weeten wy niet, - Hier in is in de daad iets hartgrievends. - Hoe zoude het by voorbeeld een braaf krygsheld gevallen, die, na alle de gevaaren te hebben doorgeworstelt zich door een werkeloozen aanschouwer, die geweigert had hem zynen bystand te bieden, de lauerkrans van het hooft te zien neemen?alleenlyk wenschen wy, dat God dezelve getrouw maakte, om het groot einde te bevorderen, namelyk de herstelling van onze gevestigde constitutie, beneffens die van onzen Erfstadhouder op dat die gestelt worde op zyne hoogte, om aan Staat, Kerk, en Vaderland tot zegen te gedyen. Waar mede enz.’Die brief was gedagtekent Rotterdam den 17 February 1787.. Zie daar dan, dat kind der vaderlandsche trouw gebooren, dat gewisselyk tot een heilzaam einde in de waereld zoude gekomen zyn, indien alle de bestuurders der Oprechte Vaderlandsche Societeiten waaren bezielt geweest met eene onwankelbaaren moed, met {==115==} {>>pagina-aanduiding<<} de zuivere en edele gevoelens van waare getrouwheid, en met eene billyke begeerte om de burgery nader met den Prins te vereenigen; doch het heeft in het eind de Almagt behaagt, om de Republiek op eene andere wyze te redden, en toe te laaten, dat de muitelingen in hunne razerny door eene daad van verblinding in hunne eigene strikken vielen, eene daad, waar door zy een der magtigste vorsten van Europa opriepen, om het ongelyk te wreeken en het Land te bevryden. Roemwaardig zyn ondertusschen de geenen, waar aan men deezen grondslag der Oprechte Vaderlandsche Societeit te danken heeft, - mogte het ons vrystaan hier hunne naamen, die in 's lands historie-bladen tot het laatste nageslagt behoorden te worden overgebragt in te voeren! maar die edelmoedigen voorstanders van ons oude staatsgestel bestaande, zoo als wy hier vooren gezegt hebben, in een drie manschap van braave Burgers, begeeren hunnen loffelyken iever, voor de redding van hun Vaderland, achter het gordyn der nederigheid verborgen te houden, - 't is hun genoeg zich voor de goede zaak in de bresse te hebben gestelt, zonder een anderen lof of belooning te willen erlangen dan de enkele vergenoeging, die het weldoen met zich draagt. De Oprechte Vaderlandsche Societeit, dus zoo als wy in den bovenstaanden brief gezien hebben, op den 7 January 1781 binnen de stad Rotterdam opgerecht zynde, en op den 18 daar aan volgenden onder het bestuur der nieuw gekoozen Directeuren zynde, geopent en bevestigt, dat is ruim drie maanden vroeger, dan die van 's Gravenhage zach men wel haast dat het de waare en oprechte vaderlandsche vrienden niet te doen geweest waare, om slechts eene maatschappy tot tydkorting of vermaak te hebben opgericht; maar veel-eer een middel ter handhaaving van 's Lands grondwetten; want, een dier edele oprechters het geluk hebbende, om een van de eerste staatkundigen dezer Republiek, en teffens een der bekendste aankleevers van 's lands gevestigde constitutie, en van het doorluchtig Huis van Oranje, tot zynen raadsman te verkrygen, ontwierp dezelve een allerheilzaamst en noodzaakelyk Declaratoir, geschikt om de waare volksstem te doen spreeken. - Een stuk, dat wy hier woordelyk zullen mede deelen, dewyl het de waare en eerste grondslag is geweest, waar op zich de gantsche stem der getrouwen onder de natie heeft doen hooren; dewyl het zelve reeds in de maand February 1787 ontworpen, en in de maand Maart het allereerste in Rotterdam is getekent; doch, om het weinig succes aldaar, in de maand April allereerst aan de Societeit van Overschie is overgebragt, alwaar hetzelve gretig ontfangen en met alle magt getekent werdt, zoo dat het gerucht daar van niet alleen verspreid werdt in Schiedam en Delfshaaven; maar zelfs welhaast ter kennisse kwam van zyne Hoog Edelheid, den Heere Graave van Bentinck, Heere van Rhoon, nadien de bovengezegde edelmoedige ieveraar zich niet ontzach om op levens- en lyfsgevaar dit gewigtig stuk op verscheidene plaatsen waereldkundig te maaken, en te bevorderen om met de daad te doen zien, dat 'er noch eenige duizenden in den lande waaren, die zich met mannenmoed voor hunnen godsdienst, vryheid en voorrechten in de bresse wilden stellen. - {==116==} {>>pagina-aanduiding<<} Declaratoir. ‘Wy ondergeschreevene In- en Opgezetenen van de Provintie van Holland, allen boven de zestien jaaren oud, en in niemands huis of lyfdienst zynde, gade geslagen hebbende de rampen en onheilen, die het vaderland in 't gemeen, en deze provintie in het byzonder zyn overgekomen en noch drukken, als mede de verderffelyke gevolgen, voor Staat en Kerk, daar uit te vreezen en te verwachten; voort in overweeging neemende, dat by verscheiden gedrukte geschriften en nieuwspapieren voorgegeeven wordt; dat het grootst-veiligste en het beste gedeelte der Hollandsche Natie genegen zoude zyn, tot die veranderingen, welken, met betrekking tot den Burgerstaat van ons vaderland ondernomen zyn, noch dagelyks worden, en in het vervolg zouden kunnen worden ondernomen; daar by beducht zynde, dat ons aanhoudend zwygen, voor eene stilzwygende beäming, goedkeuring, toestemming, bewilliging of mede werking uitgelegt en opgevat worde, betuigen en verklaaren by deezen, op het allervuurigste te wenschen en te verlangen; dat de Stadhouderlyke Staatsregeering in stand blyve, zoo, en in dier voegen als dezelve by de verheffing van Prins Willem den IV, glorieuser gedachtenisse tot Stadhouder, Capitein, Admiraal en Generaal, is aangenomen en vastgestelt; by het leeven van dien Vorst gevestigt, en, by de aanvaarding der Stadhouderlyke waardigheden door den tegenwoordigen Heere Erfstadhouder, dadelyk in stand was. - En overzulks, dat de Magistraten en Regeeringen in hun bewind en gezach, zoo als die ten zelfden tyden waaren, gehandhaaft; de in- en opgezetenen by hunne Rechten en gerechtigheden en privilegien bewaart; alle byzondere Societeiten, het zy van waapenhandel, het zy van anderen, wat naam zy draagen, en opgericht, of strekkende, om, buiten de Magistraaten; zich met het bewind van 's Lands zaaken te bemoeyen, afgeschaft en te niet gedaan; de schutteryen, overeenkomstig haare verordeningen, zoo als die waaren in den jaare 1779 in stand gebragt, - wyders alle gepleegde excessen en abuizen, onder welken sommige In- en Opgezetenen gedrukt mogten leggen, en welken noch niet verholpen en gebetert zyn, verholpen en gebetert, en eindelyk Zyne Doorluchtige Hoogheid Prins Willem de Vde, Erfstadhouder, Erfgouverneur, Captitein, Admiraal en Generaal in de oeffening van alle zyne hooge Waardigheden, zoo als Hoogstdezelve, by Hoogstdesselfs meerderjaarigheid in 1766 in de dadelyke aanvaarding van dezelve en derzelver genot is getreden, Herstelt worde.’ Actum Rotterdam (of elders) den 20 Maart 1787. {==117==} {>>pagina-aanduiding<<} Men ziet uit de dagtekening van dit stuk, dat hetzelve, zoo als hier booven is aangemerkt, reeds eene maand voor de oprechting van de Haagsche Societeit, en ruim twee maanden voor het Haagsche Declaratoir, waar van wy hier na spreeken zullen, is in de waereld gebragt, en dat het dus met recht (wy herhaalen het) als de eerste oproeping der waare volkstem geacht moet worden, gaande de tekening op hetzelve te Overschie, Schiedam en Delfshaaven zeer sterk voort, en 't voegt een iegelyk oprecht Vaderlander den moed des ieveraars, die het zelfs buiten zyne stad Rotterdam dorst bevorderen en onder den volke brengen, te bewonderen, als men in aanmerking neemt, hoe gevaarlyk het in die dagen van verschrikking was, om zich tegen het geweld en dwinglandy te verzetten. - Bedenkelyk moet het ondertusschen voorkomen, dat dit nuttig Declaratoir in Rotterdam niet met meerder drift ontfangen werdt's Is best de redenen daar van achter het gordyn verborgen te laaten. daar de Burgery deezer Stad, in allen gevallen, reeds van de eerste tyden der verkeertheid af, zich als de moedigste van geheel Holland getoont heeft in het tegenstreeven van de slinksche Cabaal, - 't was reeds in den jaare 1783 dat men door een verzoekschrift, (betytelt met den scheldnaam van zoopjes Request) zich tegen de oprechting van het Vrycorps opwierp, - 't was in 1786, dat men, door het Antidotaal Request, tegen de onrechtvaerdige verzoeken van de groote patriotsche Soieteit ter vernietiging der oude Burgerwacht voor zyne voorrechten dorst pleiten. - Doch de weinige invloed, welke de verzoeken en adressen der goede party hadden, maakte altyd de vermetelheid van de verdervende Cabaal des te grooter. - Helaas! - zulke dagen hebben wy in ons Nederland gezien, dat zelfs de wettige regeering zich als genoodzaakt vond om de oogen voor het onrecht hunner onderhoorigen te sluiten, en het moest eindelyk eerst tot een openbaare volks-heersching overslaan, waardoor de Regenten begreepen dat het tyd was om de getrouwe der Burgery tot het tekenen van een Declaratoir, van te vredenheid met hunne Regeering gelegenheid te geeven, - dan men ziet van achteren, dat dat Declaratoir (waar in van de Herstelling van Zyne Hoogh. geen gewag werdt gemaakt) zeer weinig zoude uitgewerkt hebben; indien om zoo te spreeken de vaderlandsche drift der meergemelde drie braave Burgers niet gaande was geworden, tot het onderneemen van een krachtdaadiger middel tot herstel, het welk aanleiding gaf tot de gebeurtenis van den 7 January, welke de oorzaak was van de onverwachte oprechting der Oprechte Vaderlandsche Societeit, die noch op den zelfden avond plaats had, en tot welker beschermheer den Heer J. Cornets de Groot, beneffens de Heer de Monté (als tweede Directeur) verkoozen werden, waar door dan ook voor 't minst de vermeerdering der Vroedschap, die op den volgenden dag door de dwingelandy zoude doorgedrongen worden, in duigen viel. {==118==} {>>pagina-aanduiding<<} Deeze heilzaame grondslag was niet eer gelegt, - of men steldde allerlei listen en laagen in het werk om denzelven te ondermynen. - Wy zullen hier niet spreeken van de tegenheden, welken de waare oprechters en voorstanders in den kring hunner maatschappy zelve moesten ondergaan; men ziet uit den bovenstaanden brief genoeg, dat, na veele gevaaren te hebben doorgeworsteld, en na op de allerbeste wyze hun heilzaam ontwerp bevestig te hebben, dezelve als uit hunne plaats werden gedrongen, en wel door sommigen der genen, die in den beginne zwaarigheid maakten om zich met de zaak in te laaten. - Helaas, de vervolgingen der verderfelyke cabaal was genoeg om de standvastigheid der braaven op de proef te stellen - kon het anders zyn; of deze moest alles in het werk stellen om het eenig middel, waar door men eindelyk de waare Volkstem deed kennen, ten afgrond te brengen. - Men verbreidde de aller-schandelykste laster-logens tegens de maatschappy: men vervolgde dezelve door de wreedste mishandelingen, en het bewind scheen de magt om het kwaad te bedwingen, verlooren te hebben. - Maar dit alles waren slechts beginsels die in geene vergelyking kwamen, met den moord, roof en plundering waar van deeze broederschap in het vervolg het slachtoffer was. Wy hebben zoo eeven gezegt, dat het boovengemelde Declaratoir in Overschie, met de allergrootste drift door de voornaamste inwooners ontfangen en getekent werd, zulks zal niemand verwonderen, als men weet met welk eene onwankelbaare getrouwheid deeze Dorpelingen zich, reeds van den beginne, aan den huize van Orange, en aan de gevestigde Staatsgesteltenis hadden verknocht getoont, het welk hun door de zoogenaamde patriotsche party met wrede en onrechtvaerdige vervolgingen werdt betaald gezet. - En laat ons hier noch byvoegen dat het in dit vaderlandsche Dorp was, dat men het eerst, op voorbeeld der braave Rotterdammeren eene Societeit heeft opgerechtNamelyk op den 5 February 1787., zynde dezelve haaren oorsprong verschuldigt aan een heldhaftig corps van waapenhandel, dat geene andere bedoeling had, dan om, in geval van nood, zich tegen de geweldenary en tegen het verraad te verweeren, doch 't welk door het willekeurig gezag der muitelingen, aan wie het niet min geoorlooft was de waapens tegen hunne Landsgenooten aan te voeren, welhaast vernietigd werdt. - Ja 't waaren eenige officiers uit dit corps, waaraan dit Dorp de oprechting zyner Societeit verschuldigt was. - Thans zach men in de stad Delft denzelfden iever in het getrouwe burgerhart ontbranden, hier waar het koud gebeente rust der beschermers van Nederland. - Was 't wonder dat zich, by het graf van den Grondlegger der Republiek de Volkstem verhefte, ter herstelling der gezegende Constitutie, waar op alleen het behoud dier Republiek ge- {==119==} {>>pagina-aanduiding<<} vestigd was? - Hier scheen vader Willem uit zyne grafzerk te roepen: ‘zyt gy die braave, die heldhaftige Belgen, die ik uit de boey der dwingelandy heb verlost? waar is uwe vryheid? - waar zyn de geheiligde voorrechten, die ik met myn bloed voor u gekocht en bezegeld hebbe? - waar is die trouw uwer voorzaaten? - zult gy uw Vaderland door uwe afvallige Landsgenooten ten val zien brengen, en u weder in vreemde kluisters doen werpen, of u ter slachbank zien voeren? - Vereenigt u met elkander om in den nood het geweld te keer te gaan, dit deeden uwe eerste Voorvaders, en dit zyt gy aan uwe nakomelingen verschuldigt; - maar houd, zoo lang mogelyk, het zwaard in de schede! volgt de zachtaardigheid van uwen doorluchtigen Stadhouder, en laat altoos uw liefde voor het Vaderland met vrede-liefde gepaart gaan. - Spaart het bloed der teegenstreveren, - zy zyn uwe landsgenooten, - zy zyn uwe broeders, - zy waaren uwe vrienden, - ja! dus scheen de vader der vryheid te spreeken. - Konden de waare Nederlanders de prachtige lykbus, voor hem weleer door een dankbaaren Staat gesticht, aanschouwen zonder deeze woorden in hunne harten te hooren?’ - Wy zullen hier het echt verhaal van de oprechting der Delfsche Societeit, waar mede men ons wel heeft willen begunstigen woordelyk mede deelen. Korte schets, Betreffende den oorsprong, wisselvalligheden en bloey der Oprechte Vaderlandsche Societeit, binnen de Stad Delft. ‘De woedende orcaanen, die de over lang gevestigde Constitutie tusschen de gevaarlykste klippen dreeven, van tyd tot tyd schipbreuk deeden lyden, en eindelyk dreigden gantsch te verbreizelen, lieten meede geweldige schokken in het reine en standvastige Delft gevoelen. Een alles omhelzende beschryving van dien tyd te beginnen, zoude een werk op het touw gezet zyn, welks weeving, om deszelfs fynheid niet ongevaarlyk en van eene te groote uitgebreidheid zoude weezen. - Wy zullen dan alleenlyk aanstippen die gevallen, die zich in den weg naar ons doelwit bevinden, en die niet op zyde te schuiven zyn; en daar ons oogmerk is een kleine bondel der geschiedenissen van de Oprechte Vaderlandsche Societeit binnen Delft by één te brengen, moet men den oorsprong, de oprechting eerst opdelven, dewelke zich aan een ieder gemakkelyk voordoet, wie eenig gevoel over zyn Vaderland in de laatste jaren gehad heeft. De waapenoeffening der alhier zoogenaamde Patriotten (welker eerste beginselen van de maand January 1784. te rekenen zyn,) begon van tyd tot tyd toe te neemen, en de daaden der dwingelandy hielden niet op zich als bergen vol gevaar te ver- {==120==} {>>pagina-aanduiding<<} toonen; terwyl de getrouwen aan hun eed en vaderland, als verdedigers der zuilen van ons Staatsgebouw zich verzamelen met hunne schutterlyken geweeren, aanvang neemende van den 31 October 1785, om waare het mogelyk het dreigend gevaar af te wenden, maar, daar het aantal weldenkende, die zich daarin niet oeffenden, en eevenwel wilden meede werken, van eene groote uitgebreidheid was, overweegden weldenkende vrienden om een middel tot saamenwerking uit te vinden. - De oprechte vaderlandsche Societeit te Rotterdam kwam ras in derzelver ooglynen, en bespeurende de genegenheid van veelen tot eene dergelyke inrichting, en om de eerste navolgers te zyn, werdt 'er eene byéénkomst belegt, op zaturdag-avond den 10 Maart 1787, op eene bovenkamer ten huize van eenen William Webb, die beneden openlyk koffy-huis hield. - Deeze vergadering, waar by het genoegen uit de oogen straalde, de vaderlandsche liefde als een starre glinsterde, en het vertrouwen, als van oprechte broederen zich openbaarde, was voor desselfs aanvang tal- en luisterryk, en verciert met de tegenwoordigheid van drie braave Regenten, dewelke zoo wel als alle anderen van gevoelen waaren, niet dan als auditores te mogen aangemerkt worden, en ook niet dan als Honoraire leden der opterichtene Societeit te kunnen weezen.Wenschelyk waare het geweest, dat deeze stelregel in meer andere Steden insgelyks had plaats gehad. - Deeze vergadering door eigen yver by elkander gekomen, werdt geopend op eene wyze, welke aller goedkeurig naar zich trok, zoo dat men vier heeren benoemde tot het formeren van een Reglement, die yverig in hunne opgedraagene last reeds op den 17 Maart in gereedheid waaren; wanneer in eene tweede byéénkomst de Oprichting en wetten werden vastgesteld, het koffy-huis geslooten, en voorts vier heeren, benevens noch vier anderen tot Commissarissen benoemt. De toeloop der braave Delvenaaren tot deelneeming in deeze Broederschap, was onophoudelyk, en hoe hoog de oprechte vaderlands-liefde in deeze bekommerlyke tyden, (als steunende op deszelfs zuiverheid) noch haar hoofd durfde opsteeken, blykt uit het door meer dan 1200 menschen geteekent Declaratior van het Staats-, Stadhouders- en Stadsbestuur aan te kleeven. - De braave Regenten aangeport door hun gewisse tot handhaaving van Neêrlands Hoeksteen en grondwetten, yverden om den voorrang van het honoraire Lidmaatschap; zoo dat zy, binnen kort, groot in getal werden. - Zoo draa de oprechting geschied was, herïnnerde men zich den yver voor het behoud van het Vaderland van het bedoelde schutterlyk gezelschap, onder de zinspreuk: De Godsdienst, Eendracht, Liefde, en Trouw, Is 't vaste fondament van ieder Staatsgebouw. Men gevoelde de broederlyke achting, het geen op eene algemeene vergadering op {==121==} {>>pagina-aanduiding<<} den 21 Maart, een voor hun, naar verdienste zeer gunstige Resolutie uitwerkte, namelyk: dat alle excerceerende Leden den vryen toegang tot de tweede Classe deezer Societeit zouden genieten, zonder Entré of Contributie (ten zy zulks verkiezende) te betaalen; mits het Reglement en Declaratoir binnen een bepaalden tyd teekenende. Deeze uitwerking, als mede die, dat alle Ingezetenen, onder approbatie van Commissarissen, zonder ballottage tot den 31 Maart, werden aangenoomen, maakte het getal zoo groot, dat de kamers, wanneer alle de Leden by elkander zouden komen, veel te bekrompen scheenen te zyn.’ Intusschen, dat dit gebeurde, waaren de zoogenaamde Patriotsche Genootschappen in de Provincie niet minder yverig, om hunne vreesselyke voorneemens ter uitvoer te brengen, - de afgrysselyke tydingen, zoo van Amsterdam als Rotterdam gaaven eene geene onnatuurlyke aandoening, onder de Leden, en duldden niet langer stil te zitten; maar op eene eerbiedige wyze zyn waar gevoelen te openbaaren, zoo als op den 26 April, in een Request aan de wettige Regeering plaats had. Daar nu deeze stap alleen stedelyk was, en niets kon helpen aan de geheele party, trachtte men een adres van geen minder aanbelang aan de Staaten van Holland en Westvriesland tot appui van het Declaratoir van Zyn Doorluchtige Hoogheid te maaken, waar toe men den 30sten Mey resolveerde; maar het geen (wie verwachtte het anders?) zoo min als die van duizende andere ingezetenen der provintie door eene gunstige dispositie gevolgt werdt. Hoe langer hoe meerder dan onderdrukt wordende, moest alleen de zuiverheid van het gewisse een eerlyk man opbeuren; doch daar het kwaad zich als een kanker aanhoudend hier uitbreidde, deed zich weinig hoop op tot herstel, en dezelve verminderde noch meer, toen het vliegend-Leger op deeze weerlooze stad afkwam. Op den 23 Augustus was dan de dag, dat men den standaard der tyrannen op de Stadspoorte plantte, en de lugt weergalmde van de onwettigste bedryven waar van de beschryving verre buiten dit bestek is, maar welker gevolgen waaren, dat den volgenden dag eenen gewaapende bende uit dit vliegend gespuis onze leege Societeit, als een bolwerk teegen hunne ongerechtigheden innamen, en die voorheen als een reine Tempel was, nu als door verkeerde dienaaren onteert werdt. Maar laat onze pen deeze gruwelheden voorby snellen, en het gordyn laaten vallen; - daar nu de bloey herleeft, seedert den 18 September1787, wanneer de zaaken zich omwendden, en veele vlugtelingen weder thuis kwamen, - sedert welken tyd het genootschap (naamenlyk van Waapenhandel) niet meer was, en hunne openlyke geweldenaryen een einde namen, uitwerkende een einde van de voornaamste geschiedenisen deezer Oprechte Vaderlandsche Societeit.’ - Wy mogen niet vergeeten om onder de eerste Leden en voorstanders deezer Societeit vier achtbaare Grysaarts op te tellen; naamenlyk den Heere Mr. Jacob van der {==122==} {>>pagina-aanduiding<<} Lely, sedert 1730. Raad in de Vroedschap te Delft, hebbende ruim negentig jaaren bereikt. De Heer Notaris Johan Arnold Pryn, oud zeven-en-tachtig jaaren. De Heer Adrianus Sterk en de Heer Jan Breur, beiden ruim tachtig, hebbende van de zes Predikheeren deezer Stad 'er vier het lidmaatschap getekent, Tot hier toe hadden de wreede vervolgingen der muitelingen, die als met een souverein gezach bekleed werden, om hunne medeburgers en landsgenooten te overheeschen, den moed der waare vaderlanderen, die niet haakten dan naar eensgezintheid, en om de gelukkige Staatsgesteltenis weder herbooren te zien doen zwygen, - de vreeze voor onverdiende doodstraf, ballingschap, berooving van goederen, schande, en moord, had de meesten in eene soort van werkeloosheid gestort, maar (zoo veel vermag een heldhaftig voorbeeld) men had niet eer de heilzaame inrichting van het volkryk Rotterdam en van Delf gezien, of men zach, van plaats tot plaats, zoo in de steden als ten platte lande de oprechte trouw eeven als de glans der vriendelyke morgenzon, van achter de wolken der tegenspoeden uitblinken. Toen zagen veelen met verwondering, en sommigen met schrik, dat het grootste deel der natie, schoon in het verborgen, noch aan haare pligten was verknocht gebleeven. - 't Was vooral het vorstelyk 's Graavenhage, het geboortevlek van den besten der vorsten, en van zyne beminnelyke telgen, de gezegende Hofplaats, waar van zy de hoogste burgers waaren, - 't was het verblyf, waar uit de haat en dwingelandy den algemeenen beschermer en weldoender als verbannen hadden, dat het eerste, door de oprechting eener Oprechte Vaderlandsche Societeit de oproeping der volkstem navolgde. Eenige weinige braave Burgers, in zeker huis genaamt de Byekorf (waar ook vervolgens een der Classe der gezegde Societeit vergadering hielt) in stille vrolykheid by elkander gezeten waaren de eerste, die zich te saam verbonden, om zoo veel in hun vermogen was, dit groote werk een beginsel te doen verkrygen, - de liefde en eerbied, welke het meerendeel der ingezeten voedde voor het Huis van Orange, aan welks herstelling de herstelling van de Republiek verknocht was, maakte het niet moeyelyk derzelver drift tot eene zoo nuttige te saamverbinding op te wakkeren; en men zach welhaast edelen en grooten en andere achtbaare burgers werkzaam ter bevordering van de oprechting eener Societeit die als in hecht siment gelegt, niet dan zegen voor den Lande konde voorspellen. - Wy hebben hier vooren de naamen der waare oprechteren aangedacht.Zie Bladzyde 79. 'Er vergaderde dan op den 10 April 1787, in een daar voor gehuurt vertrek, de navolgende Heeren, ten einde de oprechting dier eendrachtige maatschappy te regeleeren: J. van Bentinck; de Luitenant Colonel van Bentinck, Capitein in de Hollandsche Guardes; de Baron van Nagel, Kamerheer van Zyne Doorluchtigste Hoogheid; J.F. Bymholt, de Baron de {==t.o. 122==} {>>pagina-aanduiding<<} {==t.o. 123==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding SIGILLUM HAGANAE SOCIETATIS CIVICAE INCIDIT IN SCYLLAM CUPIENS VITARE CHARYBDIN. HET VADERLAND Den Aon Excud: D: Macalester Inv: et Delin: J: Turpin Sculpt: ==} {>>afbeelding<<} {==123==} {>>pagina-aanduiding<<} Pagniet, Luitenant Colonel en Capitein in de Hollandse Guardes; de Advocaat van Hees; D. Macalester Jonker Loup, de Griffier Maclaine; Advocaat van Selderen van Beveren; Petraeus; J. van den Hoek; Drognat; Kreveld; Moraaz; C. van Diest; Oosterhoud; A. le Maitre; Hensbergen; Suberbielle; Vlamersveld; van Wyck; Bymhold junior. Door deezen werdt dan, na dat de Oprechte Vaderlandsche Societeit op den 14 April 1787 plechtlyk was ingericht, een Reglement voor de Maatschappy opgestelt, in allen gevalle geschikt om alle wanordens en verkeertheden voor te komen, wordende by het vyfde artykel den Heer Graave van Rhoon, als daar toe met algemeene goedkeuring verzocht zynde, benoemt als President, en Hoofd der Oprechte Vaderlandsche Societeit, en konde men een beter beschermer verkiezen, dan een man van een aller edelst caracter, wien het oude vaderlandsche bloed door de aderen vloeide; de kleinzoon van een staatspersoon, die, ten tyde van Willem den IV. hoogloffelyker gedachtenis hem met moed was voorgegaan in het herstellen der beste regeeringsvorm? Konde men een beter voorstander verkiezen, dan een Ridder, wien men meer dan eens zyn leeven in gevaar had zien stellen voor de belangen der Republiek, en die door zyne aanzienelyke geboorte en waardigheden, de onrechtvaerdigheid, in haare onderneemingen konde te rug doen treden? - Men beschouwe hier nevens zyn beeltenis, het toont ons in iedereen weezenstrek de zachtaardigheid eener zuivere ziel, - en alle die hoedanigheden, die wy door den beroemden Dichter van Hoogstraten zoo natuurlyk in het byschrift zien gekentekent. Het tafereel, waar na dit beeltenis gegraveert is, is heerlyk getekent door den kunstigen Portrait-Schilder Temminck. De Heer Graaf zich aan het hooft der opterichtene Maatschappy gestelt ziende, sloeg vervolgens voor, om, als tot eene heilige verbintenis deezer broederschap een Zegel in te richten, zinspeelende op de nuttigheid derzelve, welk voorstel door een iegelyk der vergadering werdt toegejuicht, - en door Jonker Macalester Loup werdt ter uitvoer gebragt, op eene wyze, die in allen gevalle door de grootsche eenvoudigheid aan den geest en aan het vernuft van den tekenaar eer doet, - men ziet dit emblematique stuk in het groot gegraveert, en gekoleurt, volgens desselfs vereischte ordonnantie, hier ingevoegt, - met eene verklaaring, die men de goedheid heeft gehad ons mede te deelen, - dienende ter opheldering van desselfs betekening. Verklaaring van het Zegel der Oprechte Vaderlandsche Societeit in 's Gravenhage. Het vaderland. Dit woord is in het midden des Rings geplaatst, als het woord der Maatschappy, zynde de liefde en trouw voor het Vaderland den schoonen grondslag, waar op {==124==} {>>pagina-aanduiding<<} deeze loffelyke broederschap is opgericht; waarom ook niemant, dan zy, die nimmer van die trouw waaren afgeweeken, en die zich ongeveinst als voorstanders der oude en gezegende staatsregeering durfden verklaaren, in dezelve werdt aangenomen of ontfangen, ook niet dan dezulken, die de jaaren bereikt hadden, in welken de rede ontwikkelt wat een braaf ingezeten aan zyn Vaderland verschuldigt is.Gewisselyk 'er werden in deze Broederschap noch kinders noch onwyzen ontfangen even gelyk in de genootschappen der tegenparty. - Dit woord is in de taal des Lands uitgedrukt, om te betekenen, dat het het Land der Batavers betreft; - de letters van het zelve zyn groen, dewyl die koleur, in de beeldenspraake voor de Hoop, de Sterkte, de Nuttigheid, en Vreugde gebruikt wordt. De grond van het Zegel is wit, beduidende de Zuiverheid, het Genoegen, de Vryheid, Waarheid, Gerechtheid en Nederigheid; hoedanigheden, zonder welken men te recht oordeelde, dat eene deugtsaame Maatschappy niet bestaan konde, en, die als het waare kenmerk strekken van de heilige beweegredenen der grondvesting. - Het wit is daarenbooven de koleur van het Licht, waar mede men mag zeggen dat het Opperweezen zelve omkleed is. Het zinnebeeld is de Geduurzaamheid, wordende verbeeld door een Ring, waar door het woord Vaderland omslooten wordt, en die door drie omgekeerde rechte handen, welker twee voorste vingers uitgestrekt zyn, op eenen gelyken afstand wordt vastgehouden, en achter iedere hand staat de letter S. - De Ring is Goud eensdeels, dewyl de gelukkige Constitutie van ons Vaderland door onze voorvaderen, gelyk het Goud gezuivert en volmaakt zynde, de verganklykheid ontheeven is; ten anderen verbeeld het Goud de Gerechtigheid, het Verstand en de Wysheid, 't welk alles betrekking heeft tot de Geduurzaamheid; want ontbreeken ooit deeze eigenschappen, dan is het verderf en het volkomen verval onzer schoone Constitutie onvermydelyk, daarenbooven verbeeld een Gouden Ring de gelukkigste, - de Goud'-eeuw. De drie Handen met den letter S. bedoelen het Staats-, Stadhouderlyk- en Stads-bestuur. Het zyn rechte Handen; wars van alle slinksche beweeging; het zyn omgekeerde Handen; om dat in eene zuivere Regeering geen geld of geschenken iet vermag. De twee uitgestrekte Vingers vertoonen de Eed, als zynde onverbreekelyk. - De Ring wordt eenpaarig vastgehouden, dus is ook onze Constitutioneele Bestuuring eenpaarig: iedere Hand is in een eenvoudigen afstand, op dat de Ring of de Geduurzaamheid onbeweeglyk blyve: de drie letters S. zyn Rood het welk de Broederlyke liefde de Werkzaamheid en de Eerbaarheid kenschetst. De spreuk is: Incidit in Scyllam Cupiens Vitare Charybdin. dat is: Hy vervalt op den Scylla, die de Charybdis vermyd. {==125==} {>>pagina-aanduiding<<} Deeze spreuk is in de Latynsche taale gesteld, om dat de leerbeelden van uitheemsche volkeren het meeste treffen. - De Romeinen waaren eertyds het magtigste volk op aarde; doch hun onvoorzichtig bestuur, hunne eerzucht, en eigenbelang, onder schyn van verbetering, de heilzaamste wetten met den voet treedde, hebben den ondergang des Roomschen Ryks, en hun bederf berokkend. Scylla is eene dreigende Rots, aan welker overzyde zich een afgrysselyke Draaikolk bevind, Charybdis genaamt, en die beiden de zeevaart, in het Naauw van Messina ten aller uiterste gevaarlyk maaken, want: ontwykt men een weinig te verre den Scylla, dan wordt men door den Charybdis naar de afgrond geslingert. - Dus gebruikten de ouden deeze klip en stroom als een Zinnebeeld, om de voorzichtigheid in het vermyden van twee over elkander staande gevaaren aan te pryzen; en men maakte dezelve gemeenlyk toepasselyk op de gewigtigste staats bestuuren: men begrypt dus zeer ligt, dat dit zinnebeeld hier insgelyks op het eevenwigt toepasselyk is.Men vind in Ovidius eene Fabel-beschryving van den Scylla en Charybdis, doch die hier weinig te passe zoude komen. - Deeze spreuk is in zwarte letters gesteld, verbeeldende het zwart de duisternis, die doorgaans van gevaar vergezelt gaat. - Het betekent, behalven dien, eigenaardig snoodheid, boosheid, kwaadaardigheid, verraad, ondergang, droefheid, wanhoop, rampzaligheid, en alles wat aan de hel vermaagschapt is. Dus is de Gouden Ring ver van dit ontzachlyk omschrift geplaatst; want beide dezelve naar de eene of ander zyde, zoude een zwarte schaduw deszelfs glans verdooven. De Geduurzaamheid van ons Vaderland hangt dan af van een eevenredig, eenvoudig, en oplettend Bestuur, indien de eene Hand de vingers toevouwt, is de Eed verbrooken, keert eene andere zich om, dan is de Trouw verlooren, en het Vaderland vervalt in den allerrampzaligsten toestand. Dit Zegel wordt gevoert door eene Haagsche Broederschap die zich aldus bekent maakt: Sigillum Haganae Societatis Civicae. M. DCC. LXXXVII. dat is: Zegel van het Haagsche Burger-genootschap. De woorden zyn Zilver ten teken der blanke onschuld, en zuiverheid: in de latynsche taale, op dat ieder vreemdeling 't gewigt van hunne oogmerken kan begrypen. De Roode Sluijer, daar men de woorden op leest omringt het Zinnebeeld, {==126==} {>>pagina-aanduiding<<} om het ontzachgelyke te kentekenen van eene Maatschappy, die zich uit liefde en trouw voor een zinkend Vaderland verbonden heeft tegen den listigen arm van gewaapende dwingelanden voor de Duurzaamheid van onze beproefde, en door het bloed onzer voorvaderen gevestigde Constitutie. De vyf Strikken, waar mede de Sluijer is vastgestrikt, betekenen de vyf zinnen, ten blyke, dat alles ter oprechting deezer Oprechte Vaderlandsche Societeit met bedaartheid, vredelievenheid en ryp overleg besloten werdt. Het jaargetal moet het tydstip der oprechting vereeuwigen. De Verklaring was eigenhandig onderschreeven door den geestigen teekenaar Macalester Loup. Men moet erkennen dat dit Zegel het waare merk draagt van de rechtvaerdigheid en billykheid, waarop de Societeit gegrondvest is. - Dat men dit grootsche en teffens eenvoudige bezegeling in vergelyking brenge met de hemeltergende Zinnebeelden, waarmede die der gewapende dwingelanden bevlekt waaren; maar zy hadden geene ziel om hier over te bloozen. - En wat behoeven wy hier meer te zeggen, men leze het navolgende vers, waarin zich de Dichter met zyn heerlyk onderwerp vereeuwigt! De staats-stadhouderlijke- en stads-regeeringsvorm. bewaart het vaderland, bij godsdienst, eendragt, vrede! . . . en brengt de vrijheidshulk, zelfs in den zwaarsten storm, 'op 's palinuurs geleî, dra ter behouden rhede! werdt dit drievoudig snoer, door 't vuige zelfbelang, Dat nieuwigheden drijft, op 't snoodst' vanëen gereeten, Dan, dan nijgt neêrland naar zijn' wisschen ondergang, en 't roemrijkst volk der aard torscht haast een' slaafschen keten. bezef en leer toch eens, eer alles hooploos wordt, verdoold berokkenaar van deez' verwarde tijden! ‘dat hij vaal ijlings, in Charybdis draaikok, stort, Die scylla's steile rots omzichtig waant te mijden’. JOHAN VAN HOOGSTRATEN. 's Graavenhaage in Bloeimaand MDCCLXXXVII. {==127==} {>>pagina-aanduiding<<} Geen laster noch bedreigingen van de verdervende cabaale was in staat de vaderlandsche vlyt van het beste deel der Ingezetenen te weêrhouden: het aantal der tekenaaren was in weinige dagen byna ongelooflyk, Zie hier achter de bylaagen, waarin derzelver naamen getrouwelyk geboekt staan.bevindende zich onder dezelve eene menigte Grooten en Edelen van den Lande, en de aanzienelyksten der Burgerschaar. - De Societeit werdt verdeelt in verscheidene Classen, die naderhand tot drie werden gebragt, op dat een iegelyk, naar zynen rang en middelen, en naar zyne verkiezing tot het Lidmaatschap zoude konnen toetreden. De Heer Graave van Rhoon, als Hooft en Beschermheer van allen, woonde beurtelings derzelver vergaderingen by, niets verzuimende om altoos den Vaderlandschen kring tot Vreede, eendracht, en bezadigtheid aan te maanen. - En men gaf algemeenlyk het woord van goedkeuring door een billyk vertrouwen in deszelfs heilzaam bestuur, van in alles, wat door hem, ten nutte en beste des Lands zoude ondernomen en vast gestelt worden, een vlytig genoegen te neemen. - Eerlang werdt door die van Delf, welker instelling eenigen tyd vroeger geschiedde, aan de Leden van 's Hage het Lidmaatschap in den haare aangeboden. - Een schoon beginsel van vereeniging! De Societeit deezer Hofplaats nu welhaast gelukkig tot stand gebragt zynde, dacht men met reden het een pligt te zyn om Neêrlands Erf-stadhouder, en zyne Koninglyke Gemalin van deeze loffelyke inrichting kennis te moeten geeven; dus werdt 'er op den 30 April 1787, aan ieder dier hooge persoonen een byzonderen brief afgevaardigt van den volgenden inhoud. - Doorluchtigste Hoog-gebooren Vorst! ‘Wy neemen eerbiedig de vryheid Uwe Hoogheid, by deezen aan te bieden een exemplaar van het Reglement der Oprechte Vaderlandsche Societeit alhier opgerecht, en waarvan het getal Leden reeds bestaat uit 367 't geen gevoegt by dat van noch vier andere Societeiten, welken tot byzondere Classen zullen geformeert worden, uitmaakt het notabel getal van meer dan 1600 persoonen, waaronder wy durven zeggen, dat zich eene groote menigte van de aanzienelyksten ingezetenen deezer plaats bevinden; daar wy vertrouwen, dat Uwe Hoogheid by de lecture van 't zelve zal zien, dat ons voornaam oogmerk met deeze Oprechting is: om de van ons geweekene Eendracht weder, zoo veel mogelyk, te doen herleeven; zoo vleijen wy ons, dat uwe Hoogheid deeze duidelyke blyken van hetzelve verlangen onzer meeste en beste inwoonders wel met zyne goedkeuring zal vereeren. {==128==} {>>pagina-aanduiding<<} Wy neemen verders deeze gelegenheid waar, om uwe Hoogheid van onze oprechte aankleeving voor uwe Hoogheids persoon en vorstelyk Huis te verzekeren, terwyl wy verder betuigen met alle nederige hoogachting te zyn:’ Doorluchtigste Vorst en Heer! Uwer Doorluchtigste Hoogheids bereidwillige en gehoorzaamen Dienaaren. De President en Leeden van Directie der Oprechte Vaderlandsche Societeit in 's Gravenhage. (was getekent) W.G.F. Bentinck, (laager stond) ter ordonnantie van denzelven (was getekent) W.N. Maclaine, Secrataris. Doorluchtigste hoog-gebooren vorstin! ‘De Leden van Directie der Oprechte Vaderlandsche Societeit in 's Gravenhage neemen de vryheid aan uwe Koninglyke Hoogheid te presenteeren hun Reglement. Een werk, van dien aard, schynt in den eersten opslag weinig geschikt om aan eene Vorstin van die geboorte, als uwe Koninglyke Hoogheid te worden aangeboden; dan daar hetzelve voornaamentlyk geschikt is, om de eendracht en het goed vertrouwen in ons Vaderland te doen herleeven, hebben wy gemeent, dat hetzelve aan uwe Koninglyke Hoogheid, van wiens zucht en werkzaamheid, tot die zelfde herstelling, wy zoo veele preuvers hebben, niet onverschillig zyn zal. Wy wenschen derhalven, dat onze poogingen, gesterkt door die van een aantal van-meer dan zestien hondert Leden, welken zich reeds, zoo in onze, als in noch vier andere Societeiten in deeze plaats, die met ons staan veréénigt te worden, hebben aangegeeven, daar in iets zullen kunnen toebrengen; en kan intusschen de beschouwing van zoo een notabel getal ingezetenen, (waar onder wy een reeks van de aanzienlykste Burgers en inwoonders zouden kunnen noemen,) die in zoo weinige dagen reeds zyn opgekomen, en openlyk hun verlangen tot herstellng van de rust hebben {==129==} {>>pagina-aanduiding<<} te kennen gegeeven, eenige oogenblikken genoegen aan uwe Koninglyke Hoogheid verwekken, zoo zullen wy ons daarmede gelukkig rekenen. Wy hebben de eere ons in 't gunstig aandenken van uwe Koninglyke Hoogheid aan te bevelen, terwyl wy, met de zuiverste gevoelens eener onbepaalde hoogachting de eer hebben ons te noemen’: Doorluchtigste Hoog-gebooren Vorstin. Uwer Doorluchtigste en Koninglyke Hoogheids bereidwillige en gehoorzaame Dienaaren, De President en Leden van Directie der Oprechte Vaderlandsche Societeit in 's Gravenhage. (was getekend) W.G.F. van Bentinck. (laager stond) ter ordonnantie van denzelven (was getekend) P.A. de Moraaz, Secretaris. Deeze beiden brieven zyn door Haare Doorluchtigste en Koninglyke Hoogheden met de allergrootste minzaamheid beäntwoord geworden. - En konden dezelve anders dan genoegen neemen in eene oprechting, waarvan het deugtzaam grondbeginsel en oogmerk zoo wel overéénkwam met den vredelievenden aard deezer hoog vorstelyke persoonen? - Men zach in allen gevallen (wy kunnen het niet te veel herhaalen,) dat deeze Maatschappy alleen gebouwt was op de loffelyke begeerte om de rust en eendracht te herstellen, en om in stille bezadigheid, zonder het geweld der waapenen de waare Volkstem, ter redding van het zinkend vaderland op te roepen, en door dezelve de kreet der dwingelandy te doen zwygen. - Ja, de schoone grondregels deezer vestiging vertoonden zich in alles; men leeze alleenlyk de volgende voordacht door Heeren Commissarissen in de openbaare vergadering der Societeit gedaan, waar uit ten klaarsten blykt dat men hier de haat en wreede vervolgingen der woeste tegenparty met toegeevenheid, en zonder weerwraak wilde betaalen. - ‘Heeren Commissarissen geadverteert zynde, dat eenige kwalyk gezindde persoonen, aan wie deeze Societeit in den weg staat, ziende dat zy daar op niets konden vinden, zich geuit hadden als of zy alle mogelyke moeiten zouden in het werk stellen, om, door opstoking en andere gewoone middelen tweespalt te veroorzaaken; of wel door andere kunst-werken eenige of meerder Leden tot buitenspoorigheden {==130==} {>>pagina-aanduiding<<} te verleiden,Dit was de algemeene leerregel in het waapenschool der zoogenaamde Patriotten. vinden zich verplicht, tot welzyn van alle de Leden, hun dit te communiceeren, en ten vriendelyksten te verzoeken, daar op de naauwste attentie te slaan, en zich wel te wachten voor alle onvoorzichtige gesprekken en uitdrukkingen, die eenigen aanstoot kunnen veroorzaaken, zoo de regeerings zaaken als derzelver hooge Leden betreffende.’ Noch openbaarde zich dit merkteken van rechtzinnigheid in het volgende artykel, vervat in de Instuctie voor Commissarissen: ‘Daar het eenig oogmerk van het oprechten deezer Societeit het algemeen welzyn van 't Vaderland is, zullen Commissarissen altyd gehouden zyn hunne stemmen uit te brengen, en hunne beraadslaagingen te neemen, zonder eenig aanzien des persoons, zonder reguarde te neemen op particuliere inzichten, haat of vriendschap, alleen het oog vestigende op de waare belangens van het Gemeenebest den bloei deezer Societeit, en de eendrachtige vriendschap onder dezelve bestaande.’ Doch deeze voorzorg en goede verstandhouding beletten niet, dat, schoon men de Societeit in het algemeen niet, gelyk op veele andere plaatsen, met plondering en vernieling heeft aangevallen; men echter het leeven van de byzondere Leden van wat staat of rang, dikwerf in het dringendste gevaar zach; men ontzach zich niet den Graave van Bentinck, Het Hoofd der broederschap, zelve met zwaare steenen na te werpen, om een oproer aan den gang te krygen, het welk, indien 'er niet eene zeldzaame geduldigheid onder de goede party had geheerscht, mogelyk stroomen van burgerbloed zoude hebben doen vloeijen. - Dit benam ondertusschen den braave Haagenaaren den moed niet, om te pleiten voor de zaak waar voor zy zich tesaam verbonden hadden. - De waare Volkstem deed zich kennen, en 'er werdt reeds, omtrent eene maand na de oprechting der Societeit een Declaratoir en RequestZie de Bylaagen hier achter. door hun aan Hun Ed. Gr. Mog. de toenmaalige Heeren Staaten van Holland en West-vriesland, ingelevert; waar van de hoofdzaaken in allen deelen overeenkwaamen, met dat, het welk wy hier booven hebben meede gedeelt, het welk de Heer President zich door die van Overschie had doen ter handstellen, - Naamenlyk een ernstig betoog van den naby zynden val der Republiek, en eene oprechte en rechtmaatige betuiging van de begeerte, om de oude, gezegende en duur bezwooren Constitutie weder hersteld te zien. - - Maar men leefde toen in die gelukkige tyden niet, - om spoedig gehoor te moogen hoopen, op dergelyke smeekschriften, - 't geklank der vrye waapenen; 't geschreeuw der lasterschryveren; het verwart gerucht der oproerigheid verdoofde de zachte stem des onschulds en der billykheid. - Wat invloed had het zachtaardig, het lydsaam, het toegewend, het grootmoedig Declaratoir op den 26 Mey door den onderdrukten Vorst zelve uitgebracht. - Zyne zachtaardig- {==131==} {>>pagina-aanduiding<<} heid verwekte te meerder drift ter vervolging, zyne toegeevenheid te meerder styfhoofdigheid, en zyne grootheid van ziel maakte zyne vyanden tot lafhartigen en redelooze wanschepsels. - Het bovenstaande Request nu als aan den spyker hangende: gaf zulks aanleiding tot het navolgende vertoogje; gegeeven in de Societeit van 's Hage den 10 Juny 1787. ‘De goede Ingezeetenen worden door zoo veel valsche en ongegrondde geruchten misleid, en door zoo veel kwalyk gezinden bang gemaakt, dat het ten uitersten nodig wordt, hun eene behoorlyke kennis te geeven van het gebeurde met de Requesten, om Herstelling van zyne Hoogheid; die Requesten zyn nu reeds ingelevert door den Haag, Amsterdam, Delft, Leiden, Gorcum, den Brielle, Rotterdam, Gouda, Rhoon, Pendrecht, Overschie, Voorhout, Oud Beyerland, Heinenoord, Soetermeer, Zegwaart, Rhynzaterwoude, Alphen, Boskoop, Waddingsveen, Aalsmeer, Scheveningen, Pynaken, Benthuizen, Terheide, Loosduinen, Monster, Poeldyk, Moer-Capel, Giessendam, Ridderkerk, enz. Dezelve zyn allen door de Leden van de Staatsvergadering overgenoomen; maar omtrent dat van den Haag, en dat alleen, zyn Gecommitteerde Raaden gelast: om naar het bestaan der Constituanten te verneemen; te weeten, om dat het getal zoo aanmerkelyk groot is, wil men weeten of 'er geene onbevoegde Persoonen getekent hebben. Het oogmerk deezer tekening is: zoo onschuldig, dat het door niemand kan verdacht gemaakt worden: men kan het niet genoeg zeggen en herzeggen: het is enkel en alleen om de waare begeerte van het grootste en aanzienelykste deel der Natie aan den dag te leggen, en dus de echte Volkstem te doen hooren, dat men de Requesten tekent, dit kan niets gevaarlyks, en noch minder iet strafbaars heeten. - De Couranten zyn dagelyks vol van allerley advertentien, van aangebodene qualificatien tot tekenen van andere Requesten en Declaratoiren, om allerhande nieuwigheden en veranderingen in de Constitutie, en die worden overal aangemoedigt; maar deeze vrye en ongedwongen tekening moet eigenlyk dienen, om duidelyk voor de Staaten en Regenten, als Representanten des Volks, en voor de Ingezeten onderling te doen doorsteeken, wat de Natie in het algemeen denkt, en dat de wensch der vrye Nederlanderen geen andere is, dan dat de bezwoore Regeeringsvorm blyve gehandhaaft, en op die betaamelyke voordragt van hunnen wensch eene billyke aandacht gevestigd worde.’ Midlerwyl was nu, niet alleen byna in de meeste Steden van Holland, maar ook in zeer veele Dorpen de Oprechting eener Vaderlandsche Societeit algemeen geworden. - waarna welhaast een wenschelyk ontwerp gesmeed werdt, om dezelve als met elkander te verbinden en vereenigen; 't welk door die van Amsterdam, reeds in den beginne der maand Mey aan de Haagsche Societeit werdt voorgedraagen, en door deze met genoegen aangenomen, zoo als blykt uit de navolgende brieven. {==132==} {>>pagina-aanduiding<<} Wel Edele Heeren! ‘wy hebben wel op zyn tyd Uw ed. Missive, onder Adres van den Heer Macalester onzen mede Commissaris ontfangen, en zyn daar over zeer dankbaar, zullende, met allen yver trachten, het vertrouwen in ons gesteld te beantwoorden; het aanbod van Correspondentie gaarne aanneemende, en UEd. verzoekende een van UEd. Commissarissen naar ons te zenden, om op aanstaanden Dinsdag zich ten 6 uuren 's namiddags te vervoegen ten huize van onze President den Heer van Rhoon, om particulierlyk met de Heeren uit Rotterdam, Delft en Gouda, te beraamen, zoodaanige arrangementen als tot het algemeen nut nodig zullen geoordeelt worden, en daar van, voor en aleer daar op finaal te besluiten ieder in den zynen rapport te doen en de nodige authorisatie tot eene volgende legaale vergadering te kunnen verzoeken. - Wyders zullen wy ook nader beraamen, zoo de adressen, als de forme van onze Correspondentie en hebben de eere ons met byzondere achting te noemen.’ UEd. goede Vrienden, President en Leden van Directie der Oprechte Vaderlandsche Societeit. (was getekent) W.G.F. Bentinck. (lager stond) ter ordonnantie van denzelven (was getekend) P.A. de Moraaz, Secretaris. Den 19 Mey, 1787. En dat wyders alle de gezamentlyke Oprechte Vaderlandsche Societeiten als één Lichaam uitmaakten, blykt uit den navolgenden, aan de Directeuren derzelven, na dat plegtelyk de algemeene verbintenis was voorgeslagen, uit den Hage geschreeven. Wel Edele Heeren! ‘By ons tot nut van de algemeene goede zaak nodig zynde geacht, eene vergadering van de gezaamenlyke Oprechte Vaderlandsche Societeiten te convoceeren, hebben wy dien volgende goedgevonden de voorsz. vergadering te beschryven tegen dingsdag, die weezen zal den 29 Mey, ten einde de besoignes ten zelven dage een aanvang mogen neemen, verzoekende, dat Uw Edelens de Heeren uwe Gedeputeerden ten voorschreeve dage believen alhier in 's Hage te laaten weezen praecis om 6 uuren des namiddags, ten Huize bekent; voorzien met zoodanigen last, Resolutie en Authorisatie, als nodig zullen achten, om op de voorvallende zaaken, ten meesten nutte van {==133==} {>>pagina-aanduiding<<} 't algemeen te kunnen delibereeren en resolveeren; mitsgaders ook gemunieert met de nodige brieven van credentie.’ Waar mede wy de eer hebben ons met hoogachting te noemen, UEd. goede Vrienden, President en Leden van de Directie der Oprechte Vaderlandsche Societeit in 's Hage. (was getekent) W.G.F. Bentinck. (lager stond) ter ordonnantie van denzelven (was getekend) W.N. Maclaine, Secretaris. De te saam vereeniging en onderlinge verstandhouding, was eigenlyk dat geene, 't welk de sterkte deezer Broederschap moest uitmaaken. - Men begrypt zeer ligt, dat de inrichting derzelve op vastgestelde oogmerken, ter redding van het verdrukte Vaderland, gegrond waare; de hoofdzaak was in alle de Societeiten dezelfde, naamenlyk de herstelling der oude bezwooren Regeeringsvorm, en 't was eene eendrachtige te saamenwerking, die gewisselyk dit heilzaam oogmerk best bevorderen konde. - En, laat ons het erkennen, de verdervende party, was de waare vaderlanders in het onderhouden der eensgezintheid onder hunne genootschappen voorgegaan; 't was de getrouwheid die 'er onderling onder het eedgespan plaats had, waar door zy zich zoo lang staande hebben gehouden, en waar door teffens de verfoeijelyke ontwerpen door hun ten val der Republiek gesmeed, zoo lang vermomt waaren gebleeven. - Zy zouden, zonder deeze verknochtheid aan elkander, wel haast verstrooit zyn geworden. - En, vermocht die eendrachtigheid zoo veel in den raad der boozen; wat moest dezelve dan niet uitwerken in den Rey van braave vaderlanderen, wier iever alleen gegrond was op de rechtvaerdigheid? De Oprechte Vaderlandsche Societeit der Hofplaats werdt vervolgens van vier op drie Classen gebracht; doch men zach dat dezelve als aan elkander vermaagschapt waaren; want 'er werdt eerlang met algemeene goedkeuring een geschikt gebouw aangekocht, alwaar dezelve in daar toe aangelegde vertrekken vergaderden; het welk de Broederschap (om zoo te spreeken) het aanzien gaf van niet meer dan één Lighaam uit te maaken. Zie daar dan de Oprechte Vaderlandsche Societeit deezer Hofplaats, die eigenlyk het voorwerp is van dit Gedenkschrift, opgericht. - Zoo als dezelve als noch bestaat en naar wy hoopen altoos moge blyven bestaan. Wy kunnen niet nalaaten de navolgende Verzen tot derzelver glory, ons door welmeenende Dichters, en waarachtige vaderlanders geschonken, mede te deelen. {==134==} {>>pagina-aanduiding<<} Aan de heeren leden der Oprechte Vaderlandsche Societeit, gevestigd in 'sGraavenhaage, by de heuchelyke omwenteling in herftsmaand MDCCLXXXVII. Onbezweeken Batavieren! wars van vuige bastaardy, Paerels aan de kroon der Vryheid! hoort myn' zang, dien ik u wy'! Reik my 't speeltuig, wenschlyke Eendragt! streelende Eendragt! roem der aard', Englen wellust, vreugd van 't menschdom! aller schepslen hulde waard'. Cyterspeelers! 'k volg uw gangen, in dit staatlyk gloriekoor; Hier ontsluit, de lieve Vriendschap, voor elk onzer 't harttresoor; Teedre Vriendschap! tweespalthaatster, nydverpletster, raad in nood, Eedle troosteres in rampen, traanenstelpster in den dood! {==135==} {>>pagina-aanduiding<<} Vreêbazuinster, hemelschoonheid! schenkme uw' invloed, en geef vuur Aan de toonen, die myn kunstnimf slaat, tot lof van 't Albestuur. Donkere onweêrwolken broeidden, aan den trans van Leeuwendaal, En de Oranjezon vertoonde slechts een flaauwe koesterstraal; Roer- en- zeil- en treil- en mastloos, fel gezweept door deez' orkaan, Lag de Hulk van Staat te worstlen, midden op den Oceäan; Aller moed was reeds aan 't wanklen - kracht onbrak ervaaren Liên, Niemand kon, 't gefolterd Vaartuig, in deez' branding, bystand biên: - Dan! de grootste Woedetemmer, Hy, die alles maakt gedwee, Spreekt - en op één' oogwenk steevend Kiel en Vracht ter zaalge rheê. - Christen! die een oord van wondren, door God zelv' gewrocht, bewoont, Heeft dit, Neêrlands veilige Toevlugt, in uw redding, niet getoond? Een ontzinde hoop van muiters, niet te vreden met hun lot, Spanden saam', tot 's Lands verwoesting, maar, - zie dra hunn' waan bespot! - Op de stip, dat zy beraamden, onverschrokken, als een held, Caezars lauwerspoor te drukken, wordt hunn' moed in 't zand geveld. Iuich, Bataaf! des om uw zege - maar erken, tot 's Hoogsten eer, Een' onzichtbren Vrymagtsvinger, in deez' heuchlyke ommekeer: Tuig dit, voor geheel de waereld! - dreun welklinkend maatgeschal, En zwaai dankbre wierooköffers, aan den Vorst van 't gantsch heeläl; Ia en Amen, worde uw bede! - heil zy Bato's erf bereid, Tot de tydstroom zal verzinken in de zee der eeuwigheid. JOHAN VAN HOOGSTRATEN. {==136==} {>>pagina-aanduiding<<} Lierzang toegewyd aan de gesamentlyke leden, van de Oprechte Vaderlandsche Societeit, opgericht in 'sGravenhage. Door liefde tot het Vaderland, Van de eerste Jeugd my in geplant, Voel ik, ô Braaven! thans de zwakke dichtäar zwellen. Dus, gryp ik 't doffe speeltuig aan! Om tot uw' lof de luitte te slaan; En zal dan onbeschroomt de slappe snaaren stellen. Uw zuivere Eendracht, Belgen stoet! Die gy in uwen boezem voedt, Eerbiedige ik, als een der beste hemelgaven; Daar gy, door 't Vaderlandsche hart, (Dat vuige twist en tweedracht tart) Van Bentinck word geleid op 't edel spoor der Braaven! Schoon, dwangzucht word ten top gevoerd, Dat Land, en Stad, en Volk beroert, En 't waglend Staatsgebouw doet beven voor gevaaren; Dat Recht en, en Wetten ondermynt, En 't eerlyk Burger hart verpynt; Doet niets u schroomen voor een vloekrot muitenaaren, {==137==} {>>pagina-aanduiding<<} Die tweedrachts stokers, helsche schyn! Door de onweêrskreet van vry te zyn; Doen, al wat eerlyk heet, in wreede kluisters boeyen: Zy gorden door hun snood bestaan, Het moordgeweer, de wapens aan; En durven onbeschroomt, 't onschuldig bloed doen vloeyen. De godsdienst van den vroegsten stondt, Dat onze vaderlandsche grond Is vry gemaakt van 't Juk der spaansche dwinglandyen, Word aangerand, door smaad, en hoon; Ja, de almacht zelve die haar' troon Op starren heeft gegrondt, hoort men vaak snood bestryën. Uit haat voor Nassauws edlen Naam, Ziet men een eerloos rot te zaam, In dit ons Nederland, een helsche vierschaar spannen; Waar in hy, die een bloempje of lindt, Van 't fraay Oranje, 't meeste bemind, Wordt ten schavot gedoemt, of uit het land verbannen. Helaas! de pen beeft me in de hand! Men dorst Oranjes liefste Pand, 's Lands vrome Debora beledigen en hoonen; Der volk'ren recht wordt haar betwist; Hier ziet men hoog verraad en list, Haar, die den vreê brengt, met ondankbaarheid beloonen. Wiens ooge ontrold geen zilte traan, Door 't pleegen van deeze euveldaên, Niet waardig om daar van hier meerder te gewagen? Liefst keer ik dan, Batavan! my, In de eendrachts tempel aan uw zy, Om aan uwe edle trouw een' lofzang op te draagen. Die eendracht blyft uw onderpand! Door eendracht bloeit het vaderland; Door eendracht ziet men nooit een Staat, of volk beroeren; Door eendracht krygt men meerder macht, Deze eendracht van ons voorgeslacht, Doet nog het zevental der pylen t'zamen snoeren. {==138==} {>>pagina-aanduiding<<} Gy broeders van dit Tempel-choor! De braave Bentinck gaat u voor; Gaat, volgt zyn voorbeeld in de dreigentste gevaaren! Volgt vol van moed zyn kloek beleid! Dan word' uw roem alom verspreid, Wanneer gy waaken moet voor haardstede en altaaren. Zyn redenen vol kragt, en klem, Doen rasch der volkren oproer-stem Voor de rechtvaerdigheid der waare volkstem wyken. Dus zal zyn roem, zyn lof, en eer, Langs 't perk der eeuwen, heinde en veer, In 't Nederlandsch geschicht met gulde lett'ren pryken. Dan, daar ik in myn boekvertrek, Een schets maak van dit dichtbestek, Om u Bataven! op myn doffe lier te looven; Hoor ik, . . . ô schielyk ommekeer! Ik hoor . . . daar valt de dichtpen neêr! Een Jongen! . . . Hemel! . . . roept: Vivat Oranje Booven! Myn zangster beeft thans op dit woord, Door dwangzucht veel te lang gesmoord, Dat de Inquisitie zelf verbooden had te noemen; De Jongen word door beulen magt, Straks naar d[e]n kerker toegebragt, Om ongehoort, in spyt der wetten, hem te doemen. Dan neen, 'k schep moed, myn hart, en mond, Voorzegt my, in deez' uchtendstond, De Oranje Vlag zal van den Haagschen tooren waaijen; Het volk op 't cierlykst opgekwikt, Met schoon Oranje kleur gestrikt, Zal straks in volle vreugd zyn hoedt en mutsjes draaijen. 't Geroep volduurt! - ô zaalge dag! Nu straald, de vriendelyke lag, Een yder als voorheen weêr minnelyk uit de oogen. Hier zingt vol vreugd, en Man, en Vrouw; Daar dreund 't Wilhelmus van Nassauw; Gints breid men kransjes voor groencierende eerebogen. {==139==} {>>pagina-aanduiding<<} Nu meld het algemeen gerucht, 't Geroep vervuldt de dunne lucht, Houzee! nu zal de Prins weer schielyk tot ons keeren. Rasch bloeyt de Haagsche Burgery; Nu, nu, zal de eendrachts Maatschappy, Met Bentinck aan haar hoofd, weêr juichend triumpheeren. Myn dierbre vrienden, welk geluk! - Voor weinig tyds was ons de druk, En 't snerpend onheil op het aangezicht te leezen; Dan, de almacht sprak! wie zwygt dan niet? Die redde ons uit het zielsverdriet; Zy wreekte ons! en die wraak, leert ons Gods naam te vreezen. Gy ziet dan, braave Broederschap! Uw glory tot den hoogsten trap. De trotsche Hydra deed u nimmermeer vertzagen. Geduldig zyn heeft u bevryd! By u gold 't oude lyk, en myd;Deze Spreuk is te leezen voor het Diaconie, Oude Vrouwen, en Kinder Huis, in 's Gravenhage. Dus kondt gy bitschen hoon, en smaadheid ligt verdraagen. Waakt Belgen! waakt dan op den duur! Voor Staats-, Stadhouders-, Stadsbestuur, Zulks doedt u naar het spoor der oude Helden streeven. Dan blyft elk aan uw trouw verplicht: Dan ziet ge een Eerzuil opgericht, Dan blyft ge altoos in 't hart van Bato's nakroost leeven. J. BOOL. {==140==} {>>pagina-aanduiding<<} Aan de heeren leden der Oprechte Vaderlandsche Societeit. Juicht braave broederschap! de heerschzucht legt geveld, De vorst, welëer gedoemd - is in triumph hersteld! - Gy deed alöm uw stem, tot heil, van Bato, hooren, En, hebt 's Lands waar belang standvastig trouw gezwooren! Ja, dan schoon 't wettig recht, door ongeveinsd beleid, Met kracht van reede voor uw welvaard werd bepleit; Schoon fiere Bentinck goed, en bloed, en rust, en leeven, Voor 't zinkend vaderland, ten beste wilde geeven; Schoon Hollands Ridder, met de Haagsche Burgery, Met u, getrouwen! als het hoofd der Maatschappy, De waarborg wilde zyn voor 's Lands alöude wetten, Om, aan gevloekten dwang, ééns paal en perk te zetten; Nooit had ontäard geweld, door opgeruide list, Zulk zielverlangend heil, den edlen Belg betwist! Roekloozen yver, met het wapentuig in handen, Doorwroete Neêrlands hart, en merg, en ingewanden; Men zag de bloedvlag, in den boezem van ons Land, Door muitery alöm, onwrikbaar vast geplant; Terwyl het snood bedrog, gestyft in haar bedryven, Zich van het Leliryk een richtsnoer voor liet schryven. Dit zag 's Lands Debora, de kundigste Vorstin: De luister van Euroop, de roem der huwlyks min; De liefde van het volk, bewoogen door 't bezeffen Wat onheil Batoos erf nu ylings stond te treffen; Zy vreest voor geen gevaar, maar bied haar krachten aan, Om, in dien jonsten nood het Land noch by te staan. Dan hier, - hier klopt my 't hart, een drom van aterlingen, Bestaan deez deugd-vriendin in haaren togt te dwingen; Te dwingen, met geweer en sabel in de vuist, Dus werd Wilmina's trouw, door driest geweld verguist, {==141==} {>>pagina-aanduiding<<} En Pruischens Kroon-vorstin, door beulen zelf omgeeven, Van Batoos vryen grond als balling weg gedreeven. Onzaalge toestand, voor dit zegenryk gewest! Uw bloey werd door den moed der Vaderen gevest, En, nu zag men, helaas! uw heil door Landverraderen, Tot op den oever van een steilen afgrond naaderen. - Toen God, de Vormer van het eindeloos heeläl, 's Lands redding, aan een heir, van engelen beval, Die dienstbaar, aan zyn wil, door hemelvuur gedreeven, Op 't ondermaandsche rond, tot nut van 't menschdom zweeven, Zyn last volvoeren, en, door geestelyken gloed, De stem van de natuur, doen werken in het bloed. Van hier voelt Fredrik Willm, de vader der Germannen, De roersels van zyn hart, veréénigd t'zaamen spannen, Toen hy de maare ontving, dat Leeuwendaals geslacht, Aan 's Konings Zuster, ook de woede hadt volbracht: - 't Was of zyn schrandre geest, dus, ylings overrompeld, By zulk een vreemd verhaal! in 't graf werd neêr gedompeld; Dan slechts één ademtocht en, hy herkrygt zyn kragt; Zend fluks, beveelen af, aan zyn geduchte macht, Om met verëenden moed, voor hem steeds onbezweeken, De snood geschondene eer, van 's vorsten kroon te wreeken. - Dit was van zulk gevolg, dat kerk en vaderland, Niet aan de gouddorst van tierannen werd verpand; Neen, al hun trots bezweek; hun list welëer verbolgen, Voelt nu het knaagend ik - reeds op de hielen volgen; Wyl de onschuld triumpheert, en Neêrlands braaven Vorst! Op nieuw met eer bekroond, weer 't wettig erfrecht torst: - Dus word de lieve Vreê, noch onlangs gansch verlooren, Door d'eed'len invloed van Orange weêr herbooren: Terwyl de kuische blos van Willems groote Vrouw Ons hart op 't naauwst verbind, in onbezweeke trouw; Wyl zy haar lachend oog vest op een drietal telgen, De blydschap van haar ziel; de hoop der braave Belgen, Der Belgen! - die verëend, by 't vierde Staats-herstel, De geessels zullen zyn der dienaars, van de hel; En steeds door eed, en pligt, en fieren moed gedreeven, Voor vryheid, Godsdienst, en Orange zullen leeven! - J.M. Sobels. Den 16 van Herfstmaand 1787. {==142==} {>>pagina-aanduiding<<} Van alle de Vaderlandsche Societeiten is 'er byna geene, die meer tegenheden heeft ondergaan dan die van Amsterdam; de oprechting derzelve was vergezelt van de allertreffendste onlusten, van welken ons kleen bestek ons niet toelaat een volledig verhaal te doen. - Zeker is het dat de edele vaderlanders, de Heeren Hartsing en van Helsdingen, wier lofwaardige naamen, men zoo dikwerf in de schendbladen met vervloeking heeft zien rond draagen, al hunnen moed en standvastigheid nodig hadden, om dit groote werk een beginssel te geeven. - 't Ontbrak ondertusschen de Amstelstad aan geene braave en getrouwe onder de Burgery en Ingezetenen, die de vernietiging van het oude en duur bezwooren Staats gestel met weerzin beschouwden, en die de dwingelandy, waar door zelfs de wettige, en braave Regenten ontzet werden, van hunne ampten, om dezelve door de aanhangers en voorstanders der verdervende cabaal te doen bekleden, indien het mogelyk waare een perk meenden te moeten stellen. - Ja, de aanmerkelyke toeloop ter tekening van het lidmaatschap der Societeit, waar onder men eene menigte der aanzienlykste inwooners en regeerings persoonen telde, bragt in weinige dagen het getal der Leden tot eene ontzachelyke hoogte; zynde dat der tekenaaren voor de herstelling der oude regeeringsvorm derwyze sterk, dat de lysten derzelven slechts in koffers en kisten werden geworpen, zonder daar van eene optelling te doen. - En deeze gewenschte voortgang was juist het geene dat aan de zyde der geweldige party de drift verwekte om met magt deezen vaderlandschen iever te smooren. - Wanneer men dus zach, dat noch onwettig gezach noch list de instelling deezer Maatschappy konde beletten; dewyl men geen waarheid tot derzelver bezwaar wist in te brengen, en, zoo als uit derzelver gedrukte qualificatien ter tekening, als uit het Reglement der Societeit, ten klaarsten bleek, dat men niets beöogde dan eene herstelling van de Staats en Stadhouderlyke Regering, die laatstelyk in den jaaren 1766 bezwooren was geworden; en dat men in alles zich ten striksten wilde gedraagen, volgens de wetten deezer Lande, Loffelyk was de vlyt der Commissarissen om altoos de Leden der kleine Classen te vermaanen van zich van alle oproerigheden, of aanleiding tot dezelve, zorgvuldige te wachten, noch immer de tegenparty door beledigingen te hoonen.begon men het op een plunderen te zetten, om dus door roof en moord het naar zyn zin te krygen. - Maar was het geene misdaad genoeg in het oog van het Patriottismus, dat eene vreedzaame broederschap zich dorst verstouten tot het inleeveren van Requesten; niet met den bajonet op den snaphaan, zoo als men de dwangschriften der vrycorpsen in bragt, (die zich het willekeurig recht van requestreeren boven hunnen meedeburgers hadden verkreegen) maar met de verschuldigde eerbied voor den Souverein; niet om, gelyk de eerstgemeldden, het vaderland ten val te brengen, maar om het voor deszelfs ondergang te bewaaren. - Ja, 'er was niet meer nodig voor geweldenaaren om hunnen meedemenschen tot slachtoffers van hunnen haat te maaken, en hier toe was niet veel moeds nodig, dewyl zy zedert {==143==} {>>pagina-aanduiding<<} lang hadden ondervonden, met welk eene zachte lydzaamheid de vreedzaame party hunne wreedheden verdraagde, - en ziende zich daar en booven noch gerugsteunt door de benden van een zoo heldhaftigen bondgenoot, als de Rhyngraave van Salm, welken juist gevallig kort voor de plundering, waaren in de Stad gerukt. - Men smeedde dan eerst verscheiden logenachtige vonden om het gemeen tegen de Societeit te verbitteren, (onder anderen als of 'er geld werdt uitgedeelt aan de tekenaaren der requesten en qualificatien; maar die omkooping voegde alleen de Heeren gewaapenden, die zich reeds naar het scheen van 's Lands kasse hadden meester gemaakt, om dezelve van eenige millioenen te ontlasten,) toen ging het werk aan den gang, De Boekverkooper Arends moest, om het drukken der Requesten en Qualificatien, de eerste woede bezuuren, en werd in zyn persoon en goederen deerlyk mishandelt.en de gerechtigheid had ongelukkiglyk een slaapdrank ingenoomen. - Het onkundig gemeen 't welk doorgaans niet dan het werktuig is van de drift van loozer opstookers, die zich achter het gordyn verborgen houden, viel als uitzinnig aan, op de vergaderplaatsen der Societeit, byzonderlyk op zekeren herberg, genaamt 's Lands Welvaaren; een van de Leden der Maatschappy, een braaf oud man, die het waagen dorst zich in den Herberg te laaten vinden, werdt, onder voorwendsel van een vriend van Orange te zyn, in de gragt geworpen, anderen werden gescholden en beledigt. - Het huis werdt ten eenemaal geplundert, terwyl twee Compagnien burgers, door het hooggeëerbiedigt Defensie weezen, afgezonden, om quasi het oproer te bedwingen, voor het meerendeel de plunderaaren de behulpzaame hand boden, neemende teffens het barbaarsch vermaak, om de geenen, die zy in het huis vergadert vonden, met de waapens aan te vallen, te slaan en verwonden, en vervolgens, als de snoodste booswichten, naar de hooftwacht te voeren; en dus ging het op alle andere plaatsen daar het de dwingelandy op gemunt hadt; zoo dat men wel haast zach, dat het grootste deel deezer schuttery eigenlyk geschikt was om den muitelingen, en geenzins den lydenden te beveiligen. - En waare het noch alleen het doldriftig gemeen geweest, dat in dergelyke omstandigheden geene rede kent, 't welk zich aan die ongeregeltheden had schuldig gemaakt! neen; men ontdekte onder dien woesten hoop verscheidene vermomde aanzienlyke Ingezetenen. - De Eilanden Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg, werden vervolgens niet minder gehavend, en hier werd de plundering op eene doorsleepen wyze aan den gang gebragt. - Men deed naamenlyk, om eene reden tot misnoegen te vinden, een onbekendden hoop, als oproerzuchtige prinsgezinden; onder het verboden uitroepen van Orange booven in het huis dringen van zeker Apothecar op Kattenburg, (die als een zoogenaamde Patriot bekend was,) deeze hoop sloeg aldaar eenige glaazen in, en verbryzelde quasi eenige potjes en flesjes van weinig belang, alleen om, zoo als ligt te raaden was, eene schynbaare beweegreden tot beschuldiging en wraak- {==144==} {>>pagina-aanduiding<<} oeffening te hebben, waar door men een glimp van verschoonbaarheid konde geeven, aan de geweldenaryen, die men 'er op liet volgen, en deeze list was niet meer twyffelachtig, wanneer men naderhand die zelfde gewaande prinsseluiden en Orange booven schreeuwers de huizen der Orange-party zach aanvallen. - De looze bestorming op des Apothecars glaazen en zalfpotjes, deed dan ook in der yl een groot aantal van gewaapende vryën, door eene bende Auxiliairen verzelt, en met brandende toortsen voorzien, op het Eiland aanrukken. - De bewooners haalden de valbruggen op; maar dit baatte weinig, want de aanvallers wisten zich van een vaartuig te voorzien, waarmeede zy eene volkoome belegering deeden, schietende dadelyk met scherp, en kanonneerende uit twee veldstukken, niet alleen met ketting-kogels, maar met allerlei schroot en steenen; derwyze dat de arme Eilanders, na een tegenweer van eenige uuren zich moesten overgeeven: de mishandelingen en wreedheden, welken toen de arme overwonnenen van hunne overweldigers moesten ondergaan, hebben byna geen voorbeeld. - Alles werdt uitgeplundert, - men zach de onnozele kinders, half naakt uitgekleed, langs de straat schreiën, op het zien hunner onschuldige ouders, die men met touwen om den hals, terwyl het bloed uit neus en mond vloeide, naar het Defensie-weezen sleepte, om aldaar aan paalen gebonden verhoort te worden. - En wat was eigenlyk de hooft oorzaak dier geweldige plundering; het rampzalig voorwendsel, dat 'er geheele magazynen van waapens en moordgeweeren verborgen waaren; doch waarvan men naderhand met schaamte de valschheid beweezen zach. - Zynde het eenig waapentuig, waarmeede de Eilanders zich hadden trachten te beveiligen, niet dan slechte handgeweeren, en twee kleine byna onbruikbaare stukjes, die men by geval op een aldaar leggend koopvaardy schip vond. Het aantal der huizen, welken 'er ten dien dage in Amsterdam werden uitgeplundert, wordt op ruim veertig gestelt, - en dit alles scheen straffeloos; dit alles moesten de braaven uit de burgery aanzien, zonder de hand van bescherming aan hunne ongelukkige stadgenooten te durven bieden; Ja - men mogt naauwelyks zulke feitelykheden mispryzen, - terwyl het aan de andere zyde den lasterschryveren vrystond, om de gebeurtenissen te verdraaijen, vervalschen, versieren, ja verzinnen, en in stuivers blaadjes rond te breiden. - Dus werdt ook de verwydering van een der Commissarissen van de Societeit uitgebazuint als het merkteken van eene groote misdaadigheid; of schoon men zelfs zeer wel overtuigd waare, dat dien heer niets verricht had, dan 't geen met den pligt van een man van eer en deugt, van een oprecht beminnaar van zyn vaderland overéénkwam, en dat hy alleenlyk de Stad voor een tyd verlaaten had uit eene voorzichtigheid, die men in zulke dagen van moord en vervolging, daar alle beteugeling stil staat, aan zich zelven en aan zyn huisgezin verschuldigt is, eeven gelyk men in eene woesteny eene bende struikroovers ontvlugt, waarvan men anderzins verzekert is te zullen worden afgemaakt. De Oprechte Vaderlandsche Societeiten in Haarlem, Leiden, Gouda {==145==} {>>pagina-aanduiding<<} Gornichem en andere steden deezer provintie, byna allen op dezelfde grondregels opgericht, zyn niet min aandacht waardig; maar 't is ons niet mogelyk over alle dezelve breedvoerig uit te weiden; veele byzonderheden, die van Leiden betreffende, zyn zoo wel voor ons, als voor het meerendeel der Landsgenooten, onder een dikken sluijer bedekt. - Er is naauwelyks eene stad in Holland, waar de zoogenaamde Patriotsche party met meer willekeurigheid geheerscht heeft als in deeze, en ook geene stad waar de oprechte vaderlandsche trouw, aan de andere zyde meerder ernstig en ieveriger is geweest: dus mag men byna zeggen, dat nergens de waare en bastaart Belgen zich meer duidelyk van elkander onderscheiden hebben. - Maar - de onrechtvaerdigen hadden de overmagt, want zy werden krachtdaadig gehandhaaft, . . . . en hier gold, zoo het ooit gegolden heeft, het oude spreekwoord: overheert moet lyden. - Zoude men nu moeten besluiten dat zich de in derzelver Maatschappy opgeroepen Volkstem minder deed kennen dan in andere plaatsen? - Neen zeker, maar het valt twee oproerige muitelingen ligt, om door hun razenden kreet de zachte stem van tien vreedzaamen te smooren en overschreeuwen. - Het bleek by de optelling der teekenaaren, dat 'er behalven het groot aantal, dat niet heeft durven teekenen, noch veelen waaren, die geen deel aan de boosheid hadden, te meer als men in aanmerking neemt, dat, schoon men het gedrukt Request (door de verregaande vervolgzucht der Vryheidszoonen, en door de tegenwerking der toenmaalige regeering) niet meer dan ruim één dag ter teekening konde leggen, men 'er echter noch een getal van omtrent 1200 konde bekomen; terwyl 'er, behalven de smalle gemeente, noch ten minsten naby de drie duizend burgers van verschillenden rang overig waaren, die openbaarlyk zich onthielden van in de Patriotsche Societeiten deel te neemen. - Ondertusschen had men de meeste Academinsten tot de oproerige party weeten te doen overslaan. - Wy willen hier niet onderstellen, dat zoo veele braave jongelingen, wier ouders dikwerf geheel andere gevoelens omhelsden, een personeelen haat tegen het Huis van Orange hadden. - De jeucht haakt naar nieuwigheden, en vooral daar het 'er op aankomt, om tekens van heldhaftigheid en bravoure te geeven, 't was dus geen wonder, dat sommige jonge studenten door kwaade geesten misleid, het zinnebeeld, 't welk aan hunnen senaat achtbaarheid byzet, naamenlyk het beeld van Minerva, 't welk zoo wel de woedende oorlogsdrift, als de edele zucht tot wysheid verbeeld, voor eenigen tyd in het eerstgemelde karacter, dat is als krygs godin wilden eerbiedigen. - Dan het is gelukkig voor Neêrlands Staats-weezen dat die tyd niet lang geduurt heeft, dewyl het anderzins te vreezen zoude zyn geweest, dat de drie faculteiten der geleertheid door het verzuim met de waapenhandel, een nadeeligen schok zouden hebben ondergaan, die misschien zeer goede kryshelden, maar zeer slechte rechtsgeleerden, geestelyken, en doctooren zoude hebben voortgebragt, Men zach dat dit zoo begreepen werdt in de openbaare beklagen en verzoeken tegen het geduurig uittrekken der Heeren Studenten naar Utrecht.in 't kort de Rhynstad, waaraan men leenspreukig, met {==146==} {>>pagina-aanduiding<<} opzicht tot de weetenschappen den naam van Hollandsch Athene geeft, verdiende nooit meer dien naam dan nu.Naamenlyk volgens den aard der Ingezetenen; dewyl de Athenienzers, meer woelziek dan eenig volk op aarde zich verslaafden aan nieuwigheden, aan ledigheid en onnutte betrachtingen. - Laat ons hier alleenlyk noch byvoegen, dat zy, die de waare Vaderlandsche Societeit binnen Leiden tot stand hebben durven brengen, den hoogsten lof verdienen, aangemerkt het verraad, de gevaaren, en vervolgingen, waardoor zy onophoudelyk gedwarsboomt werden, - best is het het overige aan de ontwikkeling van laater dagen te laaten. - 't Zal 'er mogelyk veelen verwonderen, als wy hier zeggen; dat 'er in de Stad Brielle, die, van het begin der oproerigheden af, tot den einde geduurzaame blyken heeft gegeeven van eene getrouwe verknochtheid aan de oude Regeeringsvorm, en aan het Huis van Orange geene volkomene oprechting eener Vaderlandsche Societeit onder de ingezetenen, zoo als in ander steden heeft plaats gehad, zynde het ontwerp dien aangaande als in zyne geboorte gesmoort. - Doch het navolgende zal in deeze een helderer licht byzetten. Korte schets van het voorgevallene in de Stad Brielle ten aanzien van de Oprechting eener Vaderlandsche Societeit. ‘De dagelyks toeneemende heerschzucht en dwingelandy der oproerige cabaal, had reeds lang in de harten van twee waarachtige vrienden des vaderlands, namenlyk de twee Heeren W.P. van Alderwaereld, thans Vroedschap van den Brielle, en den Heer W.F.T. de Mikker, de lofwaardige drift doen ontvlammen, tot het oprechten eener waare Vaderlandsche Societeit, in overweeging van de nuttigheid en noodzaakelykheid van zulk eene instelling; maar de wyze op welke dit kind zou gebooren moeten worden, bleef by hun altoos eene moeyelyke taak, nochthans het gevaar des Lands 't welk van dag tot dag dringender werdt, deed hen eindelyk besluiten, om alle hunne vermogens ten dien einde in het werk te stellen. - Zy deelden dus hun ontwerp mede aan den Wel Edel Gestr. Heer Stadhouder, Brender à Brandes, insgelyks Vroedschap der Stad, en aan den Heer vaandrig van het witte vaandel der schuttery L. van Bokkelen, thans Scheepen van den Brielle, beiden niet min beproeft in trouw en iever voor de goede zaak, welke Heeren dit ontwerp in allen gevallen goedkeurden, en zich daadlyk geneigt en bereid vonden, om met hun de handen in één te slaan, aanneemende om de gevoelens van het groote gros der burgery (by veelen van welken eene onvergenoegtheid heerschte, ten aanzien van zeker gezelschap, (zoo als het genaamt werdt) van eenige officieren der schuttery, het welk weekelyks in een logement werdt gehouden) omtrent het gezegde oogmerk te onderzoeken; het welk dan ook geschied- {==147==} {>>pagina-aanduiding<<} de, en wel met een allerwenschelyksten uitslag, als betoonende men in het algemeen daar toe eene byzondere geneigtheid te hebben, zoodanig, dat men naderhand, toen dit opgeworpen balletje was rondgeloopen, de gezegde Heeren geen rust liet ter in het werkstelling van hun ontwerp, hun dagelyks aanmaanende om het door te zetten, en zulks te sterker, naar maate, dat de onvergenoegtheid over het subsisteeren van het voorzeide weekelyks gezelschap meer veld won. - Zoo dat dan de vier Heeren ten spoedigsten 'er toe beslooten; ofschoon zy echter tevens als zeer nuttig begreepen, om, waare het mogelyk, eenige Leden van het gezelschap officieren, van wier loffelyke denkwyze zy zich ten vollen verzekert hielden, ook daar heenen te brengen, en dus te saamen als eenen lyn te trekken, en waarlyk met iever de goede zaak te bevorderen; het welk ook zeer wel gelukt zoude hebben, indien niet de vreeze, van aan de Heer Burgemeester Roetz (die de oprechter en president van het gezelschap was) hier door te zullen mishaagen, hen had terug gehouden. - De zucht tot redding van het Vaderland weegde echter (dewyl men reeds een begin met de zaak gemaakt had) zwaarder; het welk hen deed besluiten om toevlucht te neemen tot den Heere Graave van Bentinck, door den onderstaanden brief, vergezelt van een afdruk van het Reglement, het welk door een der Heeren meerendeel ontworpen, en verder door de drie anderen tot volkomenheid gebragt was.’ Copye Missive, geschreeven in den Brielle aan den Hoog edelen gebooren Heere Graave van Bentinck in dato den 30 Mey 1787. HOOG EDEL GEBOOREN HEER EN GRAAF! ‘Aangedaan door eene onvermoeiden yver en de behartiging der belangen van ons dierbaar, doch zinkend Vaderland - en die van de daar aan zoo zeer geattacheerde kloekmoedige en welmeenende Burgery onzer Stad, doen ons de vryheid nemen door deeze ons aan U Wel Ed. geb. te addresseeren. Naar den loop van het nuttig declaratoir, waar van wy de eere hebben een exemplaar hier nevens te voegen, is 'er op 't voorstel van eenige Heeren officieren van de Schuttery by de zelve beslooten weekelyks met elkander te houden een gezelschap, ten einde in 't zelve te delibereeren, en te handelen over al het geene, dat tot bevordering der goede zaak onze vaderlands, en die der Brielsche Burgery zoude kunnen strekken, welk gezelschap dus, zoo verre wy kunnen bezeffen, zou uitmaaken een zoo genaamd defensie weezen. Dan vermits, door het houden deezer weekelyksche byeenkomsten, de goede Burgery, die toch gaarn ook iet heeft in te brengen, zoo zy vermeenen, in geenen deelen gekent; maar van alles onkundig gehouden wordt, is 'er by dezelve daar door ontstaan eene merkelyke gisting, die echter wel niet uitgebarsten; maar niet te min over het algemeen smeulende is. - Een aantal van dezel- {==148==} {>>pagina-aanduiding<<} ve hebben dit aan ons doen blyken, en ons gebeden, dat wy toch op de eene of andere wyze de oprichting van eene Oprechte Vaderlandsche Societeit binnen deeze stad wilden bewerken; als wanneer zy, zoo zy zich, en te recht, verbeelden nuttige Leden konden zyn ter handhaaving der oude Constitutie ter verdelging der nieuwe opgeworpen landverdervende regeeringsvorm, in één woord ter presteering van die vaderlandsche sentimenten, als by het bovengemelde declaratoir gemanifisteert zyn, gaande dit hun verlangen tevens gepaart met eene expresse declaratie, niet te willen zyn de blinde werktuigen, van een deel hunner mede-burgery, die hun schynen als jongens te gebruiken; dat zy dan liever hun geweer aan den wand willen hangen en zich van alles onttrekken, enz. Wy hebben Hoog Edel Geb. Heer deeze te onvredenheid zoo veel mogelyk, bedaart, door aan de goede lieden te verzekeren, ons niet te zullen onttrekken; maar alles te beproeven, om, langs billyke en gepaste wegen ter adoptering van hun verlangen te concerteeren - Wy hebben vervolgens alvoorens een en andere Heeren Regenten, welken voor eene Societeit zyn, te hebben gesprooken, uit eenige der voornaamste leden van het weekelyks gezelschap, (waar in een onzer de eer heeft, vaendrig der schutterye zynde, mede te paroisseeren) herhaalde reizen gesprooken; maar, eilaas! zonder vrucht. - De meesten inclineeren wel tot ons voorstel in de oprichting eener Societeit, dan zyn echter bezet met vreeze om de eerste te willen zyn; ofschoon 'er niet te min veelen zyn, die zich wel expresselyk hebben gedeclareert ilico te zullen tekenen, wanneer eene oprechting werkelyk daar was. Dit alles heeft ons doen besluiten een Reglement voor eene Societeit te concipieeren, en het zelve gestelt en ingericht, als onzes erachtens best strookt, met den aard en het locaale onzer burgery, waar van wy het genoegen hebben Uw Hoog Edel. Geb. hier nevens een exemplaar te doen toekomen, met ootmoedig verzoek het zelve ten allerspoedigsten te willen brengen ter kennisse van het departement van Directie der Oprechte Vaderlandsche Societeit in 's Hage, ten einde het zelve door haar Wel Edle worde geapprobeert, en omtrent de hooftbedoeling (zoo nodig) gedresseert, en wy door haar verzocht om, onder Uw Hoog Edel Geb. vleugelen en opperdirectie (welke wy Uw Hoog Edel Geb. allervriendelyks bidden, tot heil van ons vaderland en deeze stad, en ter encourageering te willen aanvaarden) ons begonnen werk voort te zetten, en het Reglement door onze burgery ter tekening te doen Effectueeren. Voort overige hebben wy de eere, na Gods dierbaarste zegeningen over alle uwe Constitutioneele onderneemingen te hebben afgebeeden, met alle hoogachting ons te noemen.’ (Was getekent) W.P. van Alderwaereld, L. van Bokkelen en W.P Turnbull de Mikker. (zynde de vierde der Heeren absent.) {==149==} {>>pagina-aanduiding<<} ‘Deeze brief bleef tot groot leedweezen en verwondering der schryveren, onbeantwoord; het welk zy dachten te moeten toeschryven, aan de toegeevenheid van den Graaf van Bentinck voor den Heer Burgemeester Roetz, die, (alhoewel niet openlyk,) de oprichting eener algemeene Societeit onder den Ingezetenen geduurzaam heeft afgekeurt. - De eenige weg, die 'er voor de vier Heeren open bleef, om hun besluit te volvoeren was dus (daar de aanzoeken der Burgers niet alleen bleeven aanhouden; maar zeer vermenigvuldigden,) om alle pogingen in het werk te stellen om den Heer Roetz, die veel invloed had op de Burgery, en in dien tyd, zeer bemind was by dezelve, in hunne belangens over te haalen het welk de bovengemelde Heer van Bokkelen op zich nam te beproeven, en wel met dien uitslag, dat zyn Wel Edle Gestrenge in het weekelyks gezelschap in de maand Mey zulks voorstelde, betuigende ons ontworpen Reglement goed te keuren, onder belofte het zelve te zullen tekenen, zoo ras wy daartoe in gereedheid zouden zyn - het geen ten gevolge had, dat een aantal officiers openlyk diesweegens mede hunne goede geneigtheid verklaarden. - Dus verre dachten zy dus zich met triumph te kunnen vleijen, en zy zouden ook zekerlyk in hun oogmerk geslaagt zyn, indien de gemelde Heer Burgemeester zyne belofte was nagekomen, doch in deeze verwachting bedroogen zy zich - zyn Wel Edel Gestrenge persisteerde wel nader op den middag van dien zelven dag aan voorn. Heer van Bokkelen, die desselfs approbatie kwam vraagen, om Communicatie van het geconcipieerde en ter tekening gereed gemaakte Reglement aan de gantsche Burgery te geeven, (welke juist als toen door zyn Wel Edlen Gestrengen was opgeroepen ter tekening voor de oude Constitutie) by deszelfs gegeeven woord, met vryheid laating om zich by het volk hier op te beroepen; maar toonde zich ten zelven oogenblik reeds huiverig het zelve te tekenen, voorgeevende dit niet te kunnen doen, voor en al eer meerdere Regenten hier toe accedeerden, verzoekende een blad hier voor open te laaten, en intusschen voort te gaan. - Die Communicatie geschiedde dan ook aan de vergaderde menigte niet alleen door den Heer van Bokkelen; maar gedeeltelyk door zyn Wel Edlen Gestrengen zelve, en de Heeren van Alderwaereld, Brender à Brandis en de Mikker tekenden ten zelve oogenblik, wordende die tekening des anderendaags, door die van acht Burgers agtervolgt. Hier over vergenoegt, wachtten de vier Heeren met verlangen den volgenden dag in, op welken een zeer groot aantal, zoo Burgers als Ingezetenen van den Lande van Voorne, (welke door den Saturdag waaren verhindert geweest), hun hadden toegezegt zich als Leden te zullen aangeeven. - Dan zy hebben dit genoegen niet mogen smaaken, maar zich gedrongen gevonden het werk te doen staaken nadien zy door de tweede en derde hand, werden geinformeert dat de Heer Burgemeester Roetz, en anderen zyner mede-Regenten, zich alle moeite gaaven, door intimidatie der Burgery hunne pogingen te weerstreeven enz. En hoe zeer zy ook daar na hebben getracht {==150==} {>>pagina-aanduiding<<} om dit vooroordeel uit de weg te ruimen, 't was alles te vergeefs. - De Heer Roetz; dien zy op zyn woord aanmaanden, en dus niet met glans te rug kon, proponeerde hun wel de oprechting eener Societeit, gecombineert met het voorzeide Gezelschap, 't welk aanleiding gaf tot diverse conferentien, zelfs in 't zelve Gezelschap, dat op zulk eene wyze, dat eindelyk de vier vaderlandsche vrinden op eens resolveerden zich te onttrekken, en zich te vergenoegen, met die kalmte, die hun belanglooze vlyt van voor het heil der Burgery geyvert te hebben in hunne ziel gaf. Wat 'er verder omtrent het voorn. Gezelschap, dat naderhand de zinspreuk heeft aangenoomen van:’ De eerste Grondslag der Vryheid (‘En 't welk mede, gelyk de plegtige Vaderlandsche Burger maatschappyen, in de andere Steden Gecommitteerdens heeft afgevaardigt gehad ter algemeene vergadering der Societeiten) of wat 'er in het bestuur van het zelve heeft plaats gehad, noch de wyze op welke het geëindigt heeft, zal men zich in deeze niet inlaaten, men erkent niet te min dat het van veel nut voor de Stad Brielle geweest zy, als hebbende 'er zich aller braafste Lieden in bevonden, welke hun kop, in cas van nood gewillig voor Orange en de goede zaak zouden hebben gewaagt, - ook heeft de groote meerderheid van het zelve veel gecontribueert, tot de remotie der Patriotsche Regenten dier Stad, en met de Burgery den grond gelegt tot het gedaane verzoek omtrent die der Amptenaaren’ enz. Men ziet dus uit dit verhaal, dat het boovengemelde Gezelschap eigenlyk niet anders was, dan eene welgezindde te saam vereeniging van eenige vrienden van het vaderland, die in hun kleenen kring met iever het welzyn der Republiek trachtten te bevorderen; maar het blykt teffens dat dit weldenkend Genootschap, niet tot dien stand is gebragt geworden, waar in de vaderlandsche Maatschappyen in de andere steden zyn opgericht, waar van de hoofdzaak was, om door eene algemeene verbintenis, der weldenkende Ingezetenen, van wat staat of rang dezelve mogten zyn, de waare Volkstem te doen kennen in welk geval de geringste eerlyke Burger als met den edelman gelyk staat, het welk ook in tyd van nood al de sterkte van het tegenwigt tegen de saamenzweering der verdervende party zoude hebben moeten uitmaaken - zoo als zulks ook door de vier opgemelde Heeren, naar luid van hun mislukt ontwerp ter oprichting eener algemeene Societeit, schynt begreepen geweest te zyn. - De loffelyke iever voor de grondvesting deezer burger Maatschappyën huisveste ondertusschen niet alleen in de steden; neen, de zucht voor het vaderland blonk ook uit in de meeste dorpen en ten platte Lande. Het altoos getrouwe Overschie was, gelyk wy gezien hebben het eerste om het voorbeeld van Rotterdam na te volgen - niet minder verdienen de braave In- en opgezeetenen van den dorpe van Ryswyk te worden aangedagt - zy, die, schoon gedreigt met moord en roof, en omringt van het vlie- {==151==} {>>pagina-aanduiding<<} gend leger der gewaapende dwingelanden, standvastig zyn gebleeven. - Men heeft de goedheid gehad om ons, zoo wegens de oprichting hunner Vaderlandsche Societeit, als wegens de geweldenary tegen dezelve gepleegt, met een echt verhaal te begunstigen, 't welk wy hier mede zullen deelen. - Memorie van de voornaamste gebeurtenissen op den Dorpe van Ryswyk, zoo voor- als by-, en na de gelukkige omwending van zaaken. ‘In het gemelde Dorp en Ambachte van dien, is alles stil geweest, tot in den beginne van den Jaare 1787 als wanneer zich de partyschap begon te ontdekken, wanneer door den Roomschen Pastoor (op aanzetting van den Heer Vreedenburgh, Bosveld, en van der Kun) zyne gemeente werdt aangespoort, de wapens op te vatten, en een Genootschap van zoogenaamde Patriotten op het rechten, het welk zoo veel invloed had, dat zy in het begin van Mey op de buitenplaats van den Heer Vreedenburgh begonnen te exerceeren. En werden tot Officieren verkooren, Gerrit van der Kun Capitein; Leendert Verheul Capitein Luitenant, Jan Hilgerson Luitenant en Secretaris; Ary van Ryn Vaandrig; tot Geconstitueerden Leendert van der Marle en Antony van der Leede.Deeze Geconstitueerden hebben by het Gerechte van Ryswyk, uit naam van het Genootschap, aan Schout en Scheepenen kennis gegeeven, dat zy voorneemens waaren, om des Sondags, na den middag, na Kerktyd, met slaande trom, door het Dorp te marcheeren, en werd door den Heer Vreedenburgh aan den Wel Eerwaarden, en in de Gemeinte van Ryswyk, zeer geliefden Predikant, Dominé Joh: Brill, verzogt des avonds naar gewoonte, geene Cathechisatie te houden. Wyders werden tot Geconstitueerden op de generaale vergaderingen verkooren G. van der Kun, en Jan Hilgerson, welken die vergadering hebben bygewoont en waargenoomen. By het door marcheeren van het zoogenaamt vliegend of kruipend Legertje werden de straaten en wegen bezet, en de doorpassagie belet; eenige huizen gevisiteert, inzonderheid de oprechte Vaderlandsche Societeit; daar de papieren weggehaalt werden, met bedreigingen gelastende, om de manqueerende ten eersten te bezorgen. Hier na quam een brief, geschreeven door Jan Hilgerson aan een der Directeuren van de Orange Societeit, Willem van den Bergh, in qualiteit als Secretaris van 't Genootschap van Wappenhandel te Ryswyk, ten zinspreuk voerende Vryheid is Bataafsche blyheid, met zwaare bedreigingen om de manqueerende papieren en het signet der Societeit; en inzonderheid om twee brieven eigenhandig (zoo hy meldde) geschreeven door zyne Doorluchtigste Hoogheid, den Heere Prince van Orange en Nas- {==152==} {>>pagina-aanduiding<<} sauw enz. enz. enz. dewelke in de Societeit zoude berustende zyn; als mede geweeren, scherpe patroonen, en handgranaaten, dewelke hy zeide te zyn geborgen aan het Hotel van zyne Exellentie den Heere d' Almeyda Envoye van Portugal, wel verstaande op de Buitenplaats Buitenlust te Ryswyk. Deeze origineele brief is overgegeeven aan wylen den Wel Edlen Gestrengen Heer Fiscaal 't Hoen; hebbende door gemelde en andere bedreigingen veele Prinsgezindden moeten vlugten, om onheilen te ontgaan: ook by het uitgaan van de gereformeerde Kerk, de Roomsgezindde Kerk ten gelyken tyd uitgaande, werden de Gereformeerden, die allen den Prins waaren toegedaan, door de Roomschen, die genoegzaam allen tegen waaren, bedreigt, bespot, en beschimpt; zeggende: dat zy nu haast van de Gereformeerde Kerk zouden gebruik maaken als haar toebehoorende, en, dat de gereformeerden bly zouden zyn, wanneer men hun vergundde, om in haare Kerk haar dienst te verrichtten, en wat dies meer is. De Prinsgezindden oplettende op alle het gemeldde van tyd tot tyd voorvallende, vonden goed, om voor eerst Geconstitueerden te verkiezen, om die geenen, die voor de oude Constitutie waaren te laaten tekenen; waar toe verkooren werden Willem van den Bergh, Willem Joris Capelle en Lucas Roelofs, welken ieder eene acte van qualificatie bekwaamen, en allen, die daar toe geneegen waaren, dezelve lieten tekenen; welker getal beliep op 160 persoonen, allen van de Gereformeerde Gemeinte, en vonden wyders goed om, op den 13 Juny 1787, eene oprechte Vaderlandsche Societeit op te rechten; waar toe zich aanboden, als Directeuren; Hendrik Roelofs, Willem van den Bergh; en Jacobus Oosterveen en tot Commissarissen Willem Joris Capelle; Lugas Roelofs; Cornelis Vonk; Hendrik Riem; Abraham Solleveld, en Gerrit Munts, allen w[e]lken gemelde Societeit, op een behoorlyk Reglement, in vier byzondere Classen, hebben opgericht zynde sterk 70 persoonen. Edog werden genoodzaakt, by het aankomen van het vliegend of kruipend legertje hunne Societeit te sluiten, en werden gelyk booven gemeld is van hunne papieren voor een groot gedeelte berooft.’ Vervolgens by de hoogstgelukkige omwending. ‘Lucas Roelofs, zynde te vooren op de bedreiginge aan hem gedaan, van hem te zullen oppakken en gevangen neemen, geretireert in 's Hage, ziende hoe de geweeren der haagsche genootschappen werden opgehaalt, - verzocht eenige Hagenaars met hem naar Ryswyk te gaan, omme aldaar de geweeren insgelyks op te haalen, ten einde te verhoeden dat geene desperate dingen mogten werden gedaan, werdt van eenige gevolgt; waarby zich eenige weinige ingezetenen van Ryswyk voegden, en haalden de geweeren op (zonder de minste plundering) dezelve eerst brengende in de Societeit, en vervolgens in de groote Oprechte Vaderlandsche Societeit in den Haag. Des anderen daags 's morgens werden hun door den Tuin- {==153==} {>>pagina-aanduiding<<} man van Antony van den Kun het vaandel en twee trommen te huis gezonden; edog eene groote menigte Hagenaars kwaamen op Ryswyk, plunderden drie of vier huizen, en haalden het vaandel en de trommen weg; willende verders de roomsche kerk onder den voet haalen, het welk, met zeere groote moeite, door hem werdt belet, beneffens verdere voorgenomen plunderingen; gaande de gezegde menigte wyders naar Delf. Zyne exelentie den Heere Grave van Bentinck, Heere van Rhoon, enz. enz. zorgende, dat 'er geene meerdere onlusten zouden voorvallen, zond eenige vrywillige burgers, geleid door den Heer Guicherit, om wagt te helpen houden in de Societeit welke daar insgelyk wacht hield, en verdere plunderingen hebben belet, (uitgezondert, dat hier of daar, aan eenige weinige huizen wat glazen zyn ingeslagen) tot dat eene regelmatige Burger-schuttery, op approbatie van Hunne Edel Achtbaaren Heeren Schout Burgemeesteren en Scheepenen, van 's Hage, als Ambachtsheeren van Ryswyk is opgerecht, dewelke wyders alle combustie en overlast heeft geweert, en het Dorp in rust gehouden; zonder eenige hulp van noden te hebben.‘ - Het blykt uit dit oprecht verhaal, 't geen de taal der zuivere waarheid is, hoe verre het reeds met de Republiek gekomen was. - De openbaare en heerschende Godsdienst door den Souverein aangenomen, scheen reeds deszelfs achtbaarheid te verliezen. - En 't was niet te verwonderen, dat onstaatkundige Roomsgezindden, die dagelyks de blyken zagen van de onderlinge verbintenissen van het Patriottismus met het Fransche Ryk zich vleiden, welhaast den Godsdienst van dat Ryk hier te Lande boven alle anderen te zien zegepraalen, en zich dus ook gerechtigt te zien tot het bekleden van ampten en voordeelige bedieningen, welke hoop een der sterkste dryfveeren was, waar door veele onkundigen tot buitenspoorigheden verleid zyn geworden. - Wy kunnen niet nalaaten hier noch te zeggen dat reeds op den 16 Mey 1787 en volgende dagen 150 der aanzienlykste inwooners van dit Dorp hunne trouw voor het vaderland hadden doen blyken, door het tekenen der bekendde Acte, voor de oude en heilig bezwooren Staats-regeering, hebbende tot gecommitteerden benoemt, Willem van den Bergh; Willem Joris van Kapel; en Lucas Roelofs: De eerste Tekenaars waaren: De Wel Eerwaarde Heer Johan Brill, Predikant. De Wel Edele Heeren: P. Schade; P. Havart; Gysbert Karel van Hogendorp. Verders alle de Schepens; de meeste Welgebooren Mannen, en Kerkendraaden. De Copie van de gemeldde Acte is benevens die van de Hage, en meer andere plaatsen, door den Hoog Edelen Heere Graave van Bentinck aan den Raad Pensionaris ter hand gesteld geworden. - Het schrikbaarend vliegend legertje der zoogenaamde patriotten, in de nabuurschap omzwervende, hebben dezelve, (zelfs met de allerzwaarste bedreigingen) deeze Acte trachten in handen te krygen; doch dit is hun mislukt, en dus is dezelve bewaart gebleeven. - {==154==} {>>pagina-aanduiding<<} Het waaren ondertusschen de braave ingezetenen van Ryswyk niet alleen, die, om dat zy hunne stem ten besten van het vaderland dorsten doen hooren, hun Dorp, door plundering, vreesden te zullen zien verwoesten; men leeze onder anderen het navolgende:’ Bericht aangaande de Oprechting eener waare Vaderlandsche Societeit, in den Dorpe van Loosduinen en het verdere voorgevallene aldaar. ‘'t Was de Heer Maclaine, Griffier van den Raad van Braband, en mede voorstander der Maatschappy in 's Hage, die met eene edelen iever bezielt, het eerste de goede geneigtheid van de weldenkende ingezetenen in het gemelde dorp heeft aangespoort, tot de grondvesting hunner vaderlandsche broederschap: dus wierden op den 28 April 1787, zekeren Pieter Bal en Adrianus van der Gaag, van wier loffelyke trouw men reden had verzekert te zyn, dieswegen door gemelde heer onderhouden, ten einde te onderzoeken of 'er geene gelegenheid zoude weezen tot het oprechten eener Oprechte Vaderlandsche Societeit, tot het welk zy beiden zich ten hoogsten genegen toonden, waarop welhaast een groot gedeelte van de voornaamste burgers hier van onderricht, zich vervoegden ten huize van den voornoemden Adrianus van der Gaag, kastelein in het waapen van den Prins van Orange, met begeerte om in die oprechting deel te neemen. - Zoo dat de Heer Maclaine in de daar aan volgende week zich meede aldaar liet vinden, als wanneer de geenen, die zich voor die nuttige zaak genegen toonden, tot Commissarissen verkoozen Anthony van den Berg; Pieter Bal; Philips Schneyder en Adrianus van der Gaag, onder wier opzicht dan ook op den 5 Mey 1787, de Oprechte Vaderlandsche Societeit van Loosduinen werdt opgerecht, welke by het tekenen van het bekende Request door 113 tekenaaren begunstigt werdt; waarby men als iets aanmerkelyk moet voegen, dat zich niet meer dan een enkele Roomsgezinden bevond. Het geen ondertusschen dit goede werk in den beginne zeer benadeelde was: dat zekere Hendrik de Zoete, toen ten tyde Koster, en Schoolmeester van Loosduinen, zich met de Roomsgezindden vereenigt hebbende, een genootschap oprichtte, waar van hy het eenigste Lid was, dat tot de Gereformeerde gemeente behoorde. In den eersten gedroegen zich de beide partyen zeer geschikt; doch de vreedzaame, moesten eerlang de allersterkste beledigingen en hoon ondergaan, en byzonderlyk des Zondags, wanneer het Genootschap excerseerde, (zelfs onder den Kerkdienst,) dewyl als dan de lieden, die uit de Kerk kwamen, zoo door het gezegde Genootschap, als door eene menigte toegevloeide Hagenaars belet, naauwelyk tot hunne huizen konden komen; wordende dien woesten hoop doorgaans geassisteert door den schout en dienaars van 's Hage, als mede door den drost van der Meer, die zelfs de vermeetenheid had om de boeken der geenen, die uit de Kerk kwaamen, te visenteeren, en 'er de Orange- {==155==} {>>pagina-aanduiding<<} lintjes uit te rukken. - En dus groeiden dagelyks de geweldenary en onrechtvaerdigheid aan. Op den 16 Augustus bestond Antony Schravenmade, broodbakker van het Dorp (by gelegenheid dat aldaar de brandspuit werdt geprobeert, en de rekening daar van gedaan) van een opgeruidden hoop verzelt, twee of meer brandmeesters af te zetten; doch dit werdt cordaat te keer gegaan; waarop de voornoemde een request vervaardigde; maar hetzelve is nooit ingeleevert. Niet lang daarna werden 'er door de oproerige cabaal geconstitueerden benoemt, naamenlyk Bastiaan van der Ruit, en de Heer Geersma, welken te Monster by het gerecht verzochten, om de regeering te veranderen, en den braaven Antony van den Berg, en Nicolaas van Breemen te removeeren (gemerkt Loosduinen ten halven onder het rechtsgebied van Monster behoort;) dan zy werden uitgestelt, en hebben geen antwoord gekreegen voor de gelukkige omwending die 'er welhaast volgde. Op den 4 September, des morgens ten half 5 uuren kwam een detachement van ruim 120 mannen; zy maakten zich meester van het Dorp, bezette het aan alle wegen en toegangen tot op den afstand van byna een kwartier uur van de Hage; wordende toen alle de burgers genoodzaakt hunne deuren en vensters geslooten te houden, onder het aanhoudend geschreeuw: de deur toe! terwyl de overweldigers hen bedreigden met hunne zabels en handgeweeren. Middelerwyl kwam ook het Dorpgenootschap in de waapenen: de bevelhebbers van het vliegend leeger drongen in de Vaderlandsche Societeit, maakten zich meester van de papieren, en gingen by de Commissarissen om van dezelven insgelyks de papieren en boeken op te eisschen, welken men gedwongen was te berde te brengen, beneffens het gefourneerde geld vorderende dat men hun eene exacte rekening zoude doen; zoo dat alle de documenten werden gerooft, onder eene menigte mishandelingen. - Ondertusschen begaf zich de overige hoop naar alle die lieden, die men dacht het Huis van Orange voor te staan, haalende met alle bedenkelyke geweldenary hunne jachtgeweeren op, die men vervolgens weg voerde, zonder, dat 'er ooit een enkele is weder gegeeven: by welke ophaaling vooral uitmuntte zekeren Laurens van der Lans, Heer van Directie, benevens van der Heiden toen tabak-verkooper in 's Hage. In 't kort alle beminnaars van Orange werden op de allerwreedste en baldaadigste wyze aangevallen. Reinier van Alkemade werdt gedwongen om by het genootschap op te komen, beschuldigt zynde, dat hy papieren onder zich had berustende, ter oorzaake, dat hy benoemt was als mede Commissaris der Societeit, en indien zyne gebuuren hunnen zin hadden gehad, zouden zy hem op het kanon gebonden hebben: dit lot bejegende zeker kleermaakers baas, met naame Geerlof Sook, om dat hy eenige orange bloemen voor een raam binnen zyn huis had de pronk durven zetten; doch welken hy daarna op aanrading in een tuin verborgen had, van waar men dezelve weg haalden, en hem daarop aan het kanon gebonden zynde, met den zabel den dood dreigde. Deeze woeste ben- {==156==} {>>pagina-aanduiding<<} de, na zich dus aan de allersnoodste baldadigheden te hebben overgegeeven, vertrok des namiddags, onder een aller ysselykst gevloek en geschreeuw, weder naar hun kamp, het welk toen te Naaldwyk lag; terwyl de elendige Loosduinsche Dorpelingen slechts zaten af te wachten, wat het einde dier wreedheid zoude weezen. - Dan des Zondags avonds des 16 September vernaamen zy dat de Stad Utrecht tot den Prins was overgegaan. Op den volgenden dag zach men noch een gedeelte van het genootschap de wacht te Hondsholredyk betrekken, en des Dingsdag zagen zy de Oranje-vlag van den Haagschen tooren waajen, waarop zy des avonds het Genootschap in minder dan een half uur ontwaapenden, stellende alles in het werk, dat tot hunne eigene veiligheid en die van hunne vyanden konde dienen, en bewaarende dus manmoedig hun Dorp voor plundering. - Op de volgende dagen trokken eenigen der Leden hunner Societeit, met een Detachement Dragonders naar Wateringen, Kwintheul, Poeldyk, Naaldwyk, Monster, enz., en ontwaapende het gantsche Westland; waarna zy, toen alles door Gods goedheid dus wel was afgeloopen, tot hunne algemeene veiligheid, aan beide de gerechten verlof verzochten, tot het oprechten van eene Burger wachtdoende Compagnie; het welk gunstig werdt toegestaan; waar op verkooren werden: tot Capitein Philip Schneyder; tot Capitein Luitenant Adrianus van der Gaag, en tot Luitenants Hermanus van Warmenhooven, en A. Westmaas, voorts tot Secretaris Pieter Bal, en aldus waakten zy met 70 gewaapende mannen voor de algemeene rust en veiligheid.’ Op deeze wyze ging het byna in alle de Hollandsche Dorpen en gehuchten, - en men mag de hier ontleedde gebeurtenissen van Ryswyk en Loosduinen om zoo te spreeken, als een algemeene schetse aanmerken van de oprechtingen der Vaderlandsche Societeiten, die 'er in de overige Dorpen hebben plaats gehad. Het perk waarin dit Gedenkschrift dient te blyven, laat niet toe de loffelyke trouw en iever, die 'er van plaats tot plaats, ter bevordering der wenschelyke maatschappy in de harten der weldenkenden heeft uitgeblonken, gedachtig te zyn; men ziet, uit de weinige voorbeelden, hier aangehaalt, dat de aard van Neêrlands volk, hoe zeer een heerschzuchtig eedgespan van geweldenaren, denzelven heeft getracht te verbasteren, noch niet verlooren was. - Het meerendeel der bewooners van ons gewest heeft getoont, dat zy noch den naam van Batavers waardig waaren; geene beloften; geene bedreigingen; geene wreede verguizingen, waaren in staat hen te doen wankelen. Het heeft ondertusschen sommigen dikwerf verwondert, dat deeze braave burgerschaaren, met zoo veel trouw en vaderland-liefde bezielt, niet algemeenlyk getracht hebben om den bystand van hunnen Doorluchtigen Erfstadhouder in de rechtvaerdige eisschen op de herstelling der oude constitutie in te roepen, als hebbende die eisschen niet min het welzyn, ja het volstrekt behoud der Republiek ten doelwit als het persoonelyk belang van den vorst en van zyn doorluchtig huis. - Maar men moet onderstellen, dat, schoon hier over alomme zeer ernstig gedacht zy, het al te geduldig, zachtaardig, en {==157==} {>>pagina-aanduiding<<} toegeevent caracter van dien lydzaamen verdrukten (zoo hoog door zyne vrienden geeerbiedigt) die poging onder de meeste schutters en burgers in de steden heeft tegen gehouden; of men moet gelooven, dat zulks, gelyk alle anderen goede onderneemingen door eenigen bedekten list is veriedelt geworden; dit weet men, dat dezelfde getrouwe Stad Rotterdam, die de eerste was in het stichten eener Oprechte Vaderlandsche Societeit, en dus ook de eerste, waarin zich de waare Volkstem dorst laaten hooren, de eenigste is, waarin men een voorstel om 's princen medewerking, in de aanspraak op de herstelling zyner duur bezwooren Erf-rechten te verzoeken, heeft ontworpen; doch het welk het geluk niet had om in handen van zyne Hoogheid te mogen komen; dewyl gevalliglyk de veeren, en alle middelen ter verzending op den volgenden morgen onvoorziens geslooten waaren.De tegenheden der waereldsche lotgevallen zyn dikwerf onbegrypelyk. - Wy achten dit stuk te vaderlands, om het hier niet als een cieraad van dit Gedenkschrift te doen verstrekken. Aan zyne doorluchtige hoogheid den heere Prince van Orange en Nassauw, Erfstadhouder, Capitein, Admiraal, Generaal, der vereenigde Nederlanden. enz. enz. enz. Doorluchtigste vorst en heere! ‘Waaren uwe Doorluchtigste Hoogheids voorvaders, Hoogloffelyker Memorie, naast God, weleer het oogpunt van Nederlands vooruitgezicht; waaren die voortreffelyke Helden de middelen in Gods hand, waar door het zieltogend vaderland, telkens van den oever van deszelfs ondergang werd terug gebragt en herstelt in een staat van welvaart en magt, waarop gantsch Europa met verbaazing nederzag. - Hoe billyk, hoe volkomen rechtmaatig, doorluchtigste Vorst! zyt gy thans in het nypen van den nood, in het branden der gevaaren, wederom onzen toevlugt, daar een burger oorlog, en alle desselfs ysselyke gevolgen, met een donderende stem ons toegrimt; daar onze vierschaaren voor ons ontoeganglyk worden gemaakt, en het geroep van verdrukte onschuldigen onder ons reeds tot God is opgeklommen; daar wy de vrye oeffening van onze Godsdienst (men bedekke vry het oogmerk zoo {==158==} {>>pagina-aanduiding<<} listig als men kan) in een klaarblykelyk gevaar zien; daar het schenden onzer heiligdommen, ten aanhooren van veele getuigen, byna onverschillig wordt aangezien, en de God-onteerende laster en leugentaal vry worden toegelaaten. Genoodzaakt door alle deeze rampen, en door het zien verdrukken en bespotten van alle poogingen, wenden wy, allen burgers en ingezetenen der Stad Rotterdam, ons, byna hoopenloos tot Uwe Doorluchtigste Hoogheid, en leggen onze ootmoedige Bede voor uwe Hoogheid neder. Onze Wensch en Bede Doorluchtigste Vorst! is, dat het uwe Hoogheid behaagen moge, al zulke doorwerkende middelen ter hand te neemen waardoor het verregaande geweld binnen onze Stad, en verder in andere steden behoorlyk worde paalen gesteld, het waapenen van eenigen uit de Burgeryen, ter onderdrukking van anderen volkoomen worde belet; onze gereformeerde Godsdienst behoorlyk worde gehandhaaft; geene bedieningen binnen onze Stad, in Regeeringe, Schuttery, of anderzins worden vergeeven of vervult als aan- en door gebooren Burgers onzer stad, Ledemaaten der publieke Kerk; de, door geweld in de Regeering gedrongen, persoonen, beneevens alle die geenen, welken door daaden hebben beweezen, het toe te leggen op de omkeeringe van onze vastgestelde Regeeringsvorm, als verbreekers van hunnen Eed, werkdadiglyk van de Regeering worden ontzet en geweert. Wy laaten aan Uwe Doorlugtige Hoogheid volkomen over de wyze, volgens welke Uwe Hoogheid goedvinden zal deeze onze ootmoedige Bede ter uitvoeringe te brengen; en voegen by het bovengemelde alleenlyk deezen onzen wensch, dat 'er zoo spoedig mogelyk zoodanige order worde gestelt, dat de waare Volkstem zich met gerustheid kan doen hooren booven eenigen onder ons, welken zich door geweld van waapenen over ons hebben gestelt, met verwaarloozing van hun beroep en Neering, waardoor de stads inkomsten, op eene onverantwoordelyke wyze worden verspilt en verteert, uit welke handelingen eene algemeene armoede, en ondergang van onze stad en van ons geheele Vaderland te wagten is. Uwe Doorlugtige Hoogheid gelieve, ten dien einde aan te wenden de erffelyke opgedraagen macht en gezach, biedende wy onze persoonen en bezittingen, Uwe Doorlugtige Hoogheid ter dispositie aan, om zoo veel mogelyk te dienen, en helpen uitvoeren de middelen en maatregelen, welken uwe Hoogheid zal achten nodig te zyn, tot herstelling der rust en veiligheid binnen onze stad en Vaderland. Uwe Doorluchtigste Hoogheid vergunne ons van het laatste te mogen betuigen, dat wy, door deeze onze poogingen niet anders wenschen en verlangen, als die Regeeringsvorm, waar door wy nu zoo veele jaaren een gelukkig, en door God gezegend Land, in vreede en welvaart hebben mogen bewoonen, bevestigt en voor alle geweld beveiligt te zien, en booven, alles onze duurgekochte Godsdienst en Vryheid worde verzekert, ten minsten strekken deeze poogingen dan onze nakomelingen ten spreekende bewyzen, dat wy het verliezen van zulke, alles overtreffende, zegeningen {==159==} {>>pagina-aanduiding<<} en voorrechten, niet stilzwygend hebben aangezien: Hoe zoude het Nageslagt met recht tegen ons, hunne Vaderen, getuigen, indien dag, waar in de Rechter van Hemel en Aarde, alle de volkeren der waereld rechten zal, als zy ons alsdan op Heidensche natien weezen, welken in afgoden-tempels voor hunne altaaren, al strydende gestoven zyn, indien wy noch langer zweegen? Neen! Doorluchtige Vorst! eer vergeete ons eigen hart zich zelve! eer verstyve ons bloed en verdwynen onze leevensgeesten, dan dat wy ons Vaderland, onzen Godsdienst, en Vryheid, en de weldaaden, door Uwe Doorluchtige Voorvaderen aan ons beweezen niet gedenken, beschermen, en waardeeren zouden. Wy wenschen, dat de Godheid onze Bede verhooren zal en Uwe Doorluchtige Hoogheid doen voorkomen, alle de nodige middelen ter herstelling van onze rust: ter vernieuwinge van den band der eendragt; zoo gaa het uwe Doorluchtigste Hoogheid, de uitmuntende Vorstin Uwer Hoogheids Koninglyke Gemalin, de Vorstelyke Spruiten, Neerlands hoop en verwachtinge; zoo gaa het met ons Vaderland, en een ieder onzer, in deezen tyd en in eeuwigheid wel!’ Rotterdam 26 Mey 1787. Dit loffelyk declaratoir werdt uit aanmerking der dagelyks toeneemende geweldadigheden, tegen alle de geene, die eenig middel tot herstelling durfden in aanmerking brengen, niet openbaarlyk ter tekening gelegt zoo als uit het volgende stukje blykt. De opstellers dezes ‘Voorneemens zynde zich te adresseeren aan Zyne Doorlugtige Hoogheid, den Heere Prince van Orange, ten einde, zoo voor zich zelve, als ook uit naam van een groot aantal medeburgers, de adsistentie van Hooggedachten Vorst te soliciteeren, tegen alle misbruik en overheersching, en ter weder verkryging van onze geschondene burgerlyke en Godsdienstige voorrechten, dan naadien de Opstellers voornoemt verkoren hebben (tot voorkoming van Conbustie of in het oog loopende bewegingen) eene publieke tekening te vermyden, en alleen maar verkoren hebben gebruik te maaken van een zeker bewysteken van toestemming, zoo worden de geenen, die tot dit heilzaam oogmerk gelieven mede te werken verzogt op de vertooning van dit Declaratoir hunne namen te tekenen op een kaartje gekenmerkt met een Cachet, welk Cachet dienen zal om deeze teekening tot een lichaam te maaken - Waartoe de God van Nederland zynen genaderyken zegen verleene!’ De Opstellers dezes. Rotterdam den 21 July 1787. Gelukkig Land dat op zulke kinders mag roemen! {==160==} {>>pagina-aanduiding<<} 't Is billyk hier noch eene kleine bespiegeling by te voegen, wegens de nuttigheid deezer Societeiten, die, na den gelukkigen ommekeer, welken de zaaken genoomen hebben, van minder belang schynen als men rede had te verwachten; - 't Heeft de God van Nederland behaagt ('t is waar) een volk, dat hy lief had, op eene onverwachtte en wonderbaare wyze voor den naderenden val te bevryden, en een lang gehoonden vorst in zyn wettig Erfrecht te herstellen, zonder de medewerking dier Maatschappyen; maar derzelver oogmerk blyft niet te min groot en Vaderlandsch; en schoon de almagt, om eigenlyk te spreeken veeleer de vyanden en verdervers door hunne eigene buitenspoorigheden en razerny zelve heeft doen dienen, om alle hunne heillooze ontwerpen van verraad te veriedelen, zoo mag men met eerbied onderstellen, dat het haar behaagt heeft; om alvoorens de waare Volkstem te doen verheffen. - De Oprechte Vaderlandsche Societeiten schynen als de weegschaale in haare hand geweest te zyn, om de rechtvaerdigheid op het onrecht te doen overweegen. - Zy had de taal der eendracht, zachtzinnigheid en vredelievenheid doen spreeken, door het voortbrengen van nederige en eerbiedige smeekschriften om herstel; dezelve had geene kracht op heerschzuchtige harten, - zy liet haaren donder hooren, - zy riep den wreekenden arm eens magtigen koning op, en verhefte daar door het strafzwaart niet ter verdelging - maar - ter bedreiging. - Dan 't was deeze onvoorziene redding niet, die men konde en moest verwachten ten tyde van de oprechting der gezegde Societeiten; de dagelyks toeneemende genootschappen van gewaapende Landverderveren maakten eene te saamvereeniging van Landbevryders noodzaakelyk ten einde des noods het geweld met geweld te keer te gaan en de dwingelandy te beteugelen: het geen gewisselyk geschied zoude zyn indien het de hemel niet behaagt had het verschrikkelyk tydstip voor te komen, waar in het getrouwe en braave deel des volks de waapens, of de kluisters zoude hebben moeten verkiezen. - Ja, 't was in dat tydstip, in dien uitersten nood, in welken het meerdergetal der Nederlanderen, wier lydzaamheid men zoo lang getergt had, zich aan hunne wreede landsgenooten zouden hebben moeten onderwerpen, of vergaan, dat de meeste leden der Maatschappyën, zich zouden in de bresse gesteld hebben om den algemeenen vyand te ontwaapenen, en dat men zoude hebben doen zien dat 'er niet minder krygstuig gesmeed was voor den arm der rechtvaerdigheid, dan voor dien der dwingelandy, - in welken iever geene plaats meerder krachtdadig heeft uitgemunt, dan ons vorstelyk 's Gravenhage, alwaar een groot aantal der ingezetenen bereid waaren, om onder het geleide van veele geoeffende en kloekmoedige officieren in dienst der Republiek (die in de laatste zoo verschrikkelyke en bange dagen, vrywillig in het huis van den Edelen beschermer der Societeit, met de getrouwe schutters tegen het oproer bleeven waaken) hun lyf en leeven ter redding van het vaderland op te offeren. - Maar de algoedheid heeft, gelyk, wy zoo eeven zeiden, dien bitteren nooddwang verhoed, - het bloed van schuldigen en schuldeloozen is bewaart gebleeven - en de Republiek is behouden! {==161==} {>>pagina-aanduiding<<} Men moet ook niet min met dankbaarheid erkennen, dat het de eendrachtige Leden deezer burger Maatschappyën zyn, waaraan men grootendeels te danken had, dat de plundering, die 'er door de wraaklust van een lang verdrukt volk by de gezegende verlossing begost uit te barsten, in haar beginsel gestuit werdt. - Deeze edelmoedigen beschermden in die dagen hunne snoodste vyanden, die hen dikwerf niet dan smaad, verguizing, en de allerwreedste mishandelingen, hadden doen ondergaan. - 't Was deftig, waarlyk! dat zy, die zich korts te vooren op eene onwettige en hoonende wyze door hunne besnaphaande vervolgers de waapens ter verweering hadden zien betwisten, met die zelfde waapens, die zelfde vervolgers beveiligden. - Zy bewaarden hunne goederen en persoonen; en zulks wel zonder zelfsbelangZoo als zulks byzonderlyk bleek in de Stad Rotterdam, alwaar de braave schuttery de grootheid van ziel had, om eene merkenswaardige somme, welke hun voor het beveiligen hunner vyanden werde aangeboden, edelmoedig van de hand te wyzen. trouwens zy hadden in hunne pogingen tot het herstellen der rust, en het beteugelen der wederwraak een schoon voorbeeld in het Hooft hunner Societeit den Graave van Rhoon, die, zoo als wy reeds meer hebben aangedacht, alle zyne vermogens in het werk steldde, om de driftige gemoederen tot bedaaren te brengen. - Welke vlyt de achting en toegenegenheid, die hy zich by het algemeen verkregen had, zeer sterk vermeerderde; derwyze, dat men een man, die zoo veel vermogt op de harten der ingezetenen, allerbekwaamst meende te zyn, tot algemeene Rechtsbeschermer en beveiliger van den burgerstaat. - 't Was dus in de maand September 1787, kort na de gezegende omwending, dat men in de Societeit in de Hofstraat, zynde de tweede klasse, onder de te saam vergaderde Leden voorsteldde, om de verkiezing van den Heer Graaf tot Bailluw en Hooftschout van 's Graavenhage, by ootmoedige smeekschrift, aan zyne Doorluchtigste Hoogheid voor te draagen; een voorstel, 't welk men wel kan begrypen, dat volgens het bekent vaderlands Caracter van den Graaf, met eene algemeene toejuiching werdt aangenomen, - De nagenoemde Commissarissen hadden dan denzelfden avond de eer, om, ter gehoor van zyne Hoogheid toegelaaten zynde, hun Request, uit aller naamen aan te bieden, waarvan hier het afschrift: Aan zyne doorluchtigste hoogheid den heere Prince van Orange en Nassau Erfstadhouder, Capitein, Admiraal Generaal der Vereenigde Nederlanden. ‘Geeven aller ootmoedigst, en teffens aller blymoedigst te kennen: Jacobus Reyvers; David Pino, Senior; Wouter van der Horst; David Pino, Junior; Ferdinand Meza; {==162==} {>>pagina-aanduiding<<} P. Felkers; en Jan Hendrik du Croissi, allen Schutters en Burgers, mitsgaders Commissarissen en Secretaris van de oprechte Vaderlandsche Societeit in de Goude Leeuw in de Hofstraat, alhier in 's Gravenhage: dat de Supplianten, tot hunne groote vreugde en blydschap verneemen, hoe gaarne dat de Burgers en Schutters van 's Gravenhage, als mede de Leden van de voorzeide Societeit, en andere mede Leden van de oprechte Vaderlandsche Societeit alhier, verlangden, dat tot Bailluw en Schout van 's Gavenhage wierde aangestelt den Vaderlandlievenden, zeer bemindden, en getrouwen, Willem Gustaaf Frederick Graave van Bentinck Heere van Rhoon. Dat in een opheden by Supplianten beleide en gehouden Convocatie, door den eersten Suppliant aan alle de prezent zynde menigte Schutters, Burgers en verdere Leden der gemelde Societeit, is gevraagt, wie dezelve gaarne zouden zien, dat tot Bailluw en Hooftschout van 's Graavenhage wierde aangestelt? dezelve vraag door allen, met een driemaal herhaalt Hoezée is beantwoord geworden: onze getrouwe Graaf Bentinck, onzen Rhoon onzen besten Graaf. Dat, op de vraag of men niet zoude goedvinden, ter bereiking van dat verlangen, dat men zich ten spoedigsten adresseerde aan Uwe Doorluchtigste Hoogheid? die vraag, door een gelyk driemaal Hoezée is beantwoord met ja, wanneer ook, ten gelyken tyd, de Supplianten, op derzelver aanbieding, door alle de tegenwoordige menigte zyn verzocht en gequalificeert het zelve verzoek mede ten naame van dezelve te willen uitvoeren. Redenen, waaromme de Supplianten, zoo voor zich zelve, als gequalificeerdens van de menigte Schutters en Burgers van 's Graavenhage, als verdere Leden van de oprechte Vaderlandsche Societeit, in de Hofstraat, alhier, zich aller ootmoedigst zyn keerende tot uwe Doorluchtigste Hoogheid; eerbiedig verzoekende, dat het uwe Doorluchtigste Hoogheid zal gelieven te behaagen van aan het verlangen van alle getrouwe Hagenaaren te voldoen, met den welmeenenden, getrouwen, en bemindden Graaf Willem, Gustaaf, Frederich, Graaf van Bentinck, Heere van Rhoon, aan te stellen als Bailluw en Hoofschout van het Vorstelyk 's Graavenhage!’ 't Welk doende enz. De aanstelling van den edelen Ridder in het gezegde Ampt, waar door dit Request dadelyk achtervolgt werdt, baarde aan alle weldenkende inwooners der Hofplaats, die denzelven met recht, als een vrede engel beschouwden, eene waare vergenoeging. Dan om voor een oogenblik weder te keeren tot het nut 't welk men zich van de grondvesting der Oprechte Vaderlandsche Societeiten, die niet dan de {==163==} {>>pagina-aanduiding<<} hoogste eer doed aan den aard een's volks, schynt te mogen belooven; hetzelve zal altoos van te meer of minder gewigt zyn naar gelang der toekomende omstandigheden en gebeurtenissen. - Thans heeft men 'er voor 't minst de waare Belgen door leeren kennen. - De Vaders des Lands, weeten hunne getrouwe kinders te onderscheiden: - de schoone grondregels, waar op de te saam verbintenis gevestigt is, zullen dezelve doen strekken tot beveiliging van de rust in den burgerstaat, in 't kort de voortduuring dezer Maatschappy kan niet dan wenschelyk weezen, om te helpen waaken tegen alle slinksche berokkeningen, die 'er verder door de noch woelende muitzucht zoude kunnen ondernomen worden. - De zwarte wolken van haat en partyschap benevelen noch van alomme de minnelyke straalen van het koesterend Zonnelicht, de tweedracht verheft somwylen noch den verlamden arm om hoog, en doet een gesmoorden kreet uit haaren kerker opryzenBeklaagelyk is het, dat 'er thans in vreemde gewesten in een tyd, dat de waarheid over het bedrog heeft mogen zegepraalen, noch laaghartige geesten gevonden worden, die zich afpeinzen, om door allerlei valsche verzinselen, en verdraaijingen de ontmaskerde en met schande overdekte vyanden der Republiek te verhemelen, en ondersteunen. De befaamde Post van den Nederrhyn schynt, by voorbeeld in het kunstig vervalschen der allerbekendste geschiedenissen een deftigen opvolger gevonden te hebben, in een Graave de Mirabeau: de verboden bladschryvers hebben hunne gehuurde pennen aan den Courier de l'Escaut overgegeeven; - maar de tyden van het bygeloof zyn voorby. 't is tegen deezen, dat zich de vreedzaame Volkstem met eene zachtaardige en braave Burgerliefde moet doen hooren; en van waar kan dezelve zich met meerder kracht verheffen dan uit het midden van eene eendrachtige en welgezindde Maatschappy, wier eerste oogmerk en grondbeginsel was, om, onder eene billyke gehoorzaamheid aan wettige en wyze Overheden, te waaken voor den Godsdienst en voor de vryheid, die door het bloed onzer Voorvaderen zoo duur gekocht zyn geworden, - en voor al dankbaar te zyn aan het Doorluchtig Huis, waar aan de Republiek haare grootwording verschuldigt is. en - Waarde landgenooten! Getrouwen onder Neêrlands volk! gy, die in bangste dagen der vervolging, op het gevaar van goed en leeven uwe stem voor de rechtvaerdigheid durfde verheffen! gy, die schoon gy Söms uw Vader, Broeder, Zoon, of lieven boezemvriend onschuldig ten kerker zaagt verwyzen, getrouw dorst blyven aan uwe pligten! gy, die door geene beledigingen of hoon, u door uwen wreeden mede-burger aangedaan, en door bedreiging noch belofte nooit hebt vergeeten, dat gy afstammelingen zyt der oude Batavers! - Gy, die niet vreesde om deel te neemen in eene te saam verbinding van getouwe voorstan- {==164==} {>>pagina-aanduiding<<} deren der geheiligde wetten en voorrechten, u door Vader Willem verkreegen! - juicht in 's Lands zegepraal! - Het vierde Staatsherstel door twee vermogende Bondgenooten beveiligt is thans onverbreekelyk - De zegen des Hemels is by dat Staats herstel in uw Neêrland weer gekeert. - Onze altoos vruchtbaare akkers en weelige boomgaarden, die, geduurende de twee voorgaande jaaren, (waar in het eene wanbedryf het ander opvolgde) de verkeerdheid van een ondankbaar volk scheenen te betreuren, vloeijen thans over van den ryken oogst van gewassen en vruchten. - Orange heeft door zyn geduld en lydzaamheid de boosheid overwonnen. - Orange, in zyne eer en hooge waardigheden herstelt vind (op nieuw als 't hooft der Republiek in gehuldigt) de byna verbrooken Uniband door zyn Doorluchtigen Voorvader gevestigt, weder te saamen, en brengt met de herstelling der deugt de welvaart in het Land zyner geboorte mede. Hoe gelukkig kunnen wy zyn onder de bescherming van dien Lieveling des Hemels, en onder het zacht bestuur van wyze en rechtmatige Overheden! - Mogte slechts Neêrlands volk weder algemeenlyk met elkander vereenigt zyn! - Mogten die beklagenswaardigen, die door de listige en bedriegelyke aanslagen van doorsleepener heerschzuchtigen misleid zyn geworden, oprechtelyk van hunne dwaalingen zyn terug gekeert. - Daar zyn 'er gewisselyk, die overtuigt van het bedrog hunner looze aanvoerers en opstookers, thans eene ongeveinsde hulde aan de rechtvaerdigheid toebrengen; maar hoe veelen, helaas! die, met het zege teken van 's Lands verlossing verciert, noch den snooden haat en partyschap hunner zwarte zielen verbergen, onder het momkleed van berouw (en deezen zyn het meest te duchten) hoe veelen die openlyk noch hunne oproerigheid durven aan den dag leggen. - Mogte die zelfde Almagt, die hunne Land en volk verdervende ontwerpen veriedelt heeft in hunne verstaalde harten spreeken, op dat zy zich de vergeeving, die hun zoo menschlievend, is toegestaan waardig maaken - dan, ja dan! zoude de kalmte en eensgezindheid herleeven en de eertyds geëerbiedigde en thans vernederde Republiek weder in haaren ouden luister herstelt worden. En gy, braave Inwoonders van het Vorstelyk 's Gravenhage! gy, die u verheugen moogt in het geluk van uwen Doorluchtigen en beste medeburger, met zyn deugtsaam Huis, weder in uw midden te zien, houd u altoos verknocht aan zyne belangen; want zy zyn de belangen van uw Vaderland, Godsdienst en vryheid. De grondslag uwer Maatschappy is de bewerking der eendracht onder den Landsgenooten en de beteugeling van alle muitzuchtige beginsels; laat dezelve altoos onwrikbaar blyven - hen leert die zich durfden waapenen om 's Lands geheiligde Constitutie en ingestelde wetten te bestryden door het voorbeeld van zachtmoedige onderschikking, dat u by de geheele waereld als een braaf volk doet eeren, dat de eerste trap tot een willekeurige Volksregeering niet dan verwarring voortbrengt en op eene volstrekte heerschloosheid moet uitloopen, die niet dan een gewissen ondergang kan veroorzaaken - vry te zyn onder {==165==} {>>pagina-aanduiding<<} de gehoorzaamheid van een billyk en wettig Bestuur maakt een wenschelyk leevenslot uit. Bied in tyd van nood (waar voor wy hoopen dat de Algoedheid het lieve Vaderland behoede) altoos de Rechte Hand aan de bewaaring van het Staats-Stadhouderlyk- en Stads-Bestuur, op 't welk de geduurzaamheid uwer Republiek gevestigt is! Zoo worde het zinnebeeld van het Zegel uwer Broederschap bewaarheid! Beschermt, beveiligt als waare kinders van de vaderen des Lands het duur bezwooren Staatsgestel, en gedenkt altoos aan uwe zinspreuk: INCIDIT IN SCYLLAM CUPIENS VITARE CHARYBDIN. {==166==} {>>pagina-aanduiding<<} Erata. Bladzyde 26 regel 20 staat verkocht, lees verknocht De overige ingesloopen Drukfeilen verzoeken wy den Leezer gunstelyk te verschoonen. Bericht aan den binder. Plaat de Eerzuil, opgericht voor Willem de Vyfde, voor den Tytel. - het Pourtrait van Graaf Rhoon, pag. 103 - het Zegel, in het midden het Vaderland. 123 Het Carton pag. 79. moet 'er uit gesneeden en dat aan de Tytel vast moet 'er in gevoegt worden. De Bylaagen moeten achter het Werk gevoegt worden, eerst Bylaagen, en dan Bylaagen A. {==167==} {>>pagina-aanduiding<<} Extract uit het Register der Resolutien van de Edele Mog. Heeren Gecomm. Raden van de Staten van Holland en West Vriesland genomen op den 8 Juny 1787. By Resumptie Gedelibereert zynde op de authorisatie en qualificatie, vervat by hun Ed. Groot. Mog. Resolutie van den 2. dezer op de Requeste door J.C. Bentinck, J. van der Hoek, J.T. Drognat, A. Kreveld, C. van Diest, A. le Maitre C. z., J. van Heynsbergen en G. Oosterhout, alle Burgers en Ingezetenen van 's Graavenhage, voor zich, en als Geconstitueerdens van een in Cyffer uitgedrukt aantal van 3161. hunner Medeburgers, ten zelve dage aan Hun Ed. Groot Mog. gepraesenteerd. Is, onverminderd hun Ed. Mog. nader deliberatien goedgevonden en verstaan aan gem. J.C. Bentinck, c.f. van wegens hun Ed. Groot Mog te gelasten, om binnen den tyd van acht dagen, na de insinuatie van deze hunner Ed. Mog. Resolutie, ter Secretarie van Holland te Furneren een behoorlyke geauthentiseerde Copie van de Acte of Actens, waaruit zy lieden de voorsz. aan zich geadscribeerde qualiteit deriveren, gelyk mede van de naamtekeningen der geenen, welke dezelve Acte of Actens zouden mogen hebben ondertekend, geschikt naar de Specificquelyk door hun op te gevene ordre des tyds, waarop de gem. naamtekeningen onder de voorsz. Acte of Actens zouden mogen gesteld wezen, en teffens met designatie van de plaatsen alwaar de gem. Acte of Actens ter tekening zyn voorgelegt geweest. En zal Extract dezer ter hand gesteld worden aan voorn. J.C. Bentinck c.f., zo tot naricht, als om zich daar naar te reguleeren, mitsgaders aan den Advocaat Fiscaal Luyken, om te strekken tot deszelfs informatie. (Onderstond) Accordeert met voorsz. Register (Was getekend:) A.J. ROYER. Edele mogende heeren! Ter voldoeninge aan den innehoude van de Resolutie door UEd. Mog. op den 8 deezer genomen, en ten zelven dagen insinueert, hebben wy ter Secretarye van Holland gefurneert drie behoorlyk Geauthentiseerde Copyen van de Actens, waaruit wy onse geadscribeerde qualiteit Deriveren, gelyk mede van de naamtekeningen der genen, welke dezelve Actens respectivelyk hebben onderteekend. De gem. Naamtekeningen zyn onder de voorsz. Actens gesteld op drie aan eenvolgende dagen, te weten op den 30. en 31 May en 1 Juny, beide dezes Jaars: dan terwyl geen byzondere Notitie is gehouden van de personen, welke op elke van gem. dagen de voorsz. Actens respectivelyk hebben ondertekend. Zo is het ons thans ook niet mogelyk om Specifiquelyk op te geven welke personen op elke van de gem. dagen de voorsz. Actens respectivelyk ondertekend hebben. De Plaatsen alwaar de gem. Actens ter Tekening zyn voorgelegd, zyn het Logement de Goude Leeuw op het Buitenhoff, de Goude Leeuw in de Hofstraat, en de Drie Haasjes in het Hofpoortje. Wy vertrouwen daar mede aan de bevelen van UEd. Mog. te hebben voldaan, en hebben voorts de Eere van met alle Eerbied te zyn. EDELE MOGENDE HEEREN! (Onderstond:) UEd. Mog. Gehoorzame Dienaren. 's Hage. den 14 Juny 1787. (Was getekend) J.C. Bentinck. J. van der Hoek. J.T. Drognat. Arn. Kreveld. C. van Diest. A. le Maitre Cz. J. van Heynsbergen. G. Oosterhout. {==168==} {>>pagina-aanduiding<<} Wy Ondergetekende alle Burgers In- en Opgezetenen van 's Gravenhage, verklaaren hier meede volkomen te vrede te zyn met de Staats en Erfstadhouderlyke Regering zoo als dezelve door 's Lands Octrooyen, Privilegien en Wetten en wel laastelyk in den Jaaren 1766. is gevestigdt. Weshalven wy Ondergetekende voornoemt goedgevonden hebben en verstaan zo als by deeze ook goedvinden en verstaan willen hebben om de Heeren J.C. Bentinck, J. van der Hoek, J.T. Drognat, A. Krevelt, C. van Diest, A. le Maitre Cornz., J. van Heinsbergen en G. Oosterhout, te Committeren zo als by deeze ook worden Gecommitteert, gelast en gequalificeer om in naame van ons voornoemd 't zy by wege van Requeste of andersints in 't werk te stellen zodanige middelen (met 's Lands wetten overeenkomst) als nodig zullen oordeelen, om ons het gunt in 't voornoemd Declaratoïr is vervat te doen erlangen, allerheiligst belovende alles goed te keuren wat gemelde Heeren in onze naamen zullen verzoeken, doen, ofte beloven. Actum 's Gravenhage den 29 Mey 1787. en volgende dagen. Aan de Edele Groot Mogende Heeren Staaten van Holland en Westvriesland. Geeven zeer eerbiediglyk te kennen de Ondergeteekende Commissarissen of Geconstitueerdens van een zeer groot aantal Burgers en Ingezeetenen deezer Landen in 's Hage. Dat de Onderget. met het allergrievendst leedweezen voor UWED. Gr. Mog. moeten openleggen hunne gegronde bekommeringe, wegens den ongelukkigen en akeligen toestand, waar inne deeze, eertyds zoo gezegende, Republiecq in 't gemeen, en deeze Provincie in het byzonder, door binnenlandsche verdeeldheden is gebragt, zodanig, dat, indien daar in niet promptelyk werde voorzien, de totaale ondergang van de Republiecq het onvermydelyk gevolg daar van zyn zal. Dat de Onderget. zich by deezen niet zullen begeeven in een breedvoerige voordragt van den oorsprong van dit onheil, dan dat zy lieden zig gehouden en verpligt oordeelen, om, met alle reverentie, onder het oog van UWED. Gr. Mog. te moeten brengen, dat zy al den twist, tweespalt, toomeloozen dwang en wederregtelykheeden beneevens de omkeeringen in de Regeeringe van zommige Steeden, en de fytelyke stremming der vrye deliberatien in andere met de dadelyke ontzetting van Zyne Hoogheid van een gedeelte der exercitie Zyner Erffelyke Waardigheeden, moeten toekennen aan den haat en drift van zommigen, die eene zamenspanning schynen gemaakt te hebben, omme, met de wapenen in de hand alles om te keeren, en de zoo gelukkige Constitutie, waar by de Republiecq in 't algemeen, en deeze Provincie in 't byzonder, zoo zeer in voorspoed, aanzien en vermogen zyn toegenomen, te vernietigen, ofte hare kragt en essentie weg te neemen, en die tot bereiking deezer oogmerken, onder den bedriegelyken naam van liefde en yver voor 't Vaderland, van tyd tot tyd zig, of in trouppen vereenigt, of in Wetgeevende Genoodschappen en verbintenissen samengevoegd hebbende, de trouwe van UWED. Gr. Mog. hebben verrast en vervolgens by aanhoudenheid niet alleen zig opgeworpen tot Regeerders in de Regeering, en tot bevoorregte onderdrukkers van hunne stille Meedeburgers en Ingezeetenen; maar welke zich eindelyk ook tot die ondragelyke laatdunkendheid hebben laten vervoeren, dat zy zig over al als de Majesteit des Lands en als uitbrengers van de stem des geheelen Volks hebben aangematigd, om boven en behalven de voorsz. stremming der vrye deliberatien der Regeeringen, en de voorsz. Remotie der aanzienlykste en eerbiedenswaardigste Regenten, overal, met eene geweldadige drift, hunne Meede Ingezeetenen te overheerschen; de onwettigste voorstellingen by alle geleegendheeden te doen; den Stadhouder opentlyk en onvoorbeeldelyk te hoonen en te lasteren; en eindelyk zich aan te gorden, om, met verbreeking der heiligste Banden van de Unie, het territoir van anderen Provincien, in meer dan eene geleegendheid, te schenden, en dadelyk, met verbreeking der Unie, eene Burgerlyke Oorlog aan te vangen. Dat de Onderget. schrikken om alle de treurige en akelige gevolgen en rampen, hier uit reeds voortgevloeid en nog te verwagten, op te haalen: zy vertrouwen dat dezelve overvloedig genoeg aan U.W. Ed. Gr. Mog. zullen zyn bekend, en dat dezelven hun wettigen, om eindelyk hunne klagten, bekommeringen en instantien in derzelver schoot uit te storten, en met alle nadruk aan UW. Ed. Gr. Mog. voor te dragen, dat nimmer of ooit de Voorstellingen, Requesten, Declaratoiren, of wat het verder zyn mooge, van de voorsz. door drift vervoerde of misleide Meedeburgers en Ingezeetenen voor de stemme des Volks kunnen of behooren gehouden te worden: dat een oneindig grooter getal van 's Lands Ingezeetenen, die hoofd voor hoofd 't zelve recht hebben als de gequalificeerdste onder hun: den leevendigsten afkeer gevoeld van alle de voorsz. onwettige en alles verwoestende stappen, en volmaakt te vreeden is met de Constitutie van Regeering, zoo als die met het Erf-stadhouderschap met het Huis van Oranje vereenigt, en in 't byzonder in den Jaare 1766. wettig, unaniem en plegtig is vastgesteld en beéédigd; en die vervolgens, 't zy met eerbied gezegd, zonder de grootste onregtvaardigheid voor dat verdienstelyk Huis, en zonder 't aanmerkelykst nadeel voor de Republiecq niet kan of mag veranderd worden. {==169==} {>>pagina-aanduiding<<} Dat de Onderget. vertrouwen dat geen eenig bedaard, verstandig en Vaderlandsch Ingezeeten daar aan twyffelen kan, of die Regeeringsvorm die verordeningen, die zamengestelde of individueele departementen, welke zoo wys en zoo gelukkig na den aart van dit Gemeenebest, ter regering van alle de deelen van de Wetgeevende en uitvoerende magt, zyn beraamd, en met eenen Heiligen eed en plegtige sanctie eenparig vastgesteld, moeten door UW. Ed. Gr. Mog, die de wettige en (onder Req.) aan die verordeningen door plegtigen eede verbondene Representanten der Natie zyn, heilig worden bewaard en beschermd, ten dien effecte dat geene kleiner gedeeltens van 't Volk, hier en daar door valsche inductie opgeruid, en door weinige heerschzugtige lieden ondersteund en aangevoert, ja door eenen vreemden invloed maar al te jammerlyk misleid, daar tegens mogen gehoord worden, en dat naar dezelve Grondwetten van deezen Staat, in een tyd van Cabale en Burgertwisten naar der Onderget. eerbiedige gedagten, aan eene kleine temporeele meerderheid van stemmen te minder het vermogen behoord te worden toegekend, om die hoofd inrigtingen en grondzuilen te veranderen, welke met eenparige toestemming en op een algemeene inroep der geheele Natie voor altoos zyn vastgesteld en bezwooren, en waar by het geheele lighaam der gerepresenteerde Natie, zoo wel als den Heere Stadhouder aan wie een wettig Erf-regt door geene politicque Dispositiën, naar die zelfde grondwetten, kan ontnomen worden, ten hoogsten zyn geïntresseerd, en die in allen gevallen daar over respectivelyk zoude moeten gehoord en geraadpleegd worden. Dat de Onderget. alleen de vryheid neemen verder op te merken, dat, ingevalle door een prompte herstelling van Zyne Hoogheid in het Commando van het Guarnizoen van den Hage, opheffing van de (onder Req.) zoo illegaale gedecerneerde suspensie van het Capitein-Generaalschap van Holland geene geleegendheid gegeeven worde, dat Hoogst-dezelve zig ten spoedigste kan laaten vinden in deeze Provincie, om op eene Constitutioneele wyze, gezamentlyk met U W. Ed. Gr. Mog. en verdere Leeden van Regeering, meede te werken aan de herstelling van de rust en 't vertrouwen, zoo tusschen Regenten en Ingezeetenen, als tusschen deeze laatste onderling, ter verdere sluiting van alle geweld en overheersching; ter reparatie van de fytelyke beroeringen, bedreigingen en remotiën van Regeeringen; ter bescherming van de Privilegiën en Voorregten der Ingezeetenen, en vooräl van het Privilegie de non evocando; en eindelyk tot kragtige handhaving van de Justitie; de Republiecq en deeze Provincie noodzakelyk moeten verlooren gaan, en een Toneel staat te worden van de ysselykste aller Oorlogen en Verwoestingen, die der Burgeren namentlyk, en der Broederen onder elkander. Dat zy dus verwagten dat UWED. Gr. Mog. deeze eerbiedige en nadrukkelyke instantien, door den nood des Vaderlands afgeperst, in serieuse overweeging neemen zullen, zoo uit hoofde van de regtvaardige aanspraak die Zyn Hoogheid, volgens een incontestabel Erfregt op de dadelyke exercitie van de voorsz. Regten, aan zyne wettige Praeeminentien verknogt, heeft, als uit kragt van den wensch en begeerte der geheele weldenkende Natie, die de herstelling van dit Erfregt, als de heiligste bescherming van 's volks ware Vryheid en Regten aanmerkt, en Reclameert; terwyl niet alleen geen ander middel, hoe genaamd, toereikend is, om op Constitutioneele gronden de zoo nodige rust te herstellen; maar ook om dat de Ondergetekende vertrouwen, dat de zaaken tot die klaarheid, en dat uiterste gekomen zyn, dat het niet meer twyffelagtig by UWED. Gr. Mog. zal kunnen weezen, dat alle de rampen, die ons drukken, elkander gevolgt zyn van 't oogenblik, dat de voorsz. onvoorbeeldige drift, tweespalt, en dwang Zyne Hoogheid genoodzaakt hebben deeze Pronvincie voor een tyd te verlaten; en dat, zonder zyne weederkomst en weeder aanvaarding zyner voorsz. hooge functien, de rust niet kan worden hersteld, en de Republiecq voor hare geheele ondergang bewaart, gelyk alle deeze gewigtige objecten breeder en duidlyker in het opentlyk Declaratoir van Zyne Hoogheid van den 26 Mey laastleden zyn voortgedragen. Weshalven de Ondergetekende eerbiedig verzoeken en insteeren dat UWED. Mog eerst en vooräl, en wel ten spoedigste tot de opheffing der voorsz. Resolutie, waar by het Commando over 't Guarnizoen van 's Hage aan Zyn Hoogheid is ontnoomen, en Hoogstdezelve in Zyne Qualiteit als Capitein Generaal van deeze Provincie is gesuspendeert, gelieven te resolveeren. 't Welk doende, &c. {==170==} {>>pagina-aanduiding<<} Lyst der tekenaars op het request, ter wederherstelling en beveiliging der oude en wettige constitutie. A. Ardesch, Anton Amiabel, David Nicolaas Allardt, Johannes Allen, Charles Robert Aalslat, Johan van Amiabel, Nicolaas Allen, Johannes Asch, Dirk van den Arnhem, N. v. Annocque, Louïs Allen, John Alvarez, F. Amiabel, Bartholomeus Nz. Allen, M. Ailiaud, Pieter Arense, Pieter Amiabel, Johannes Aalsers, Gerrit Aljen, Johannes Akkerman, Joh. Hendk. Alerots, P. genaamt Vogeliani. Allier, Pieter Amiabel, Pieter Agé, J.F. Jacobs de Alphen, L. van Aten, Hermanus Aalsloot, Lodewyk Annokee, Isaak Antonie. Ambragus. Andres, Ph.A. Anneinnatu, J.W. Angos, Charle Allier, H. Alefs, Dirk Ahlbach, Adam Ardesch, Antony Ably, Casber Ably, Tieleman Ambrosius, P. Aarbodem, Dirk Amiabel, Pieter Arnaud, Jan Isaak Amiabel, Nicolaas Apes, Joseph Althof, Carel Alsdorff, J. Amiabel J. Alderwegen. P. v. Aubert, Jan Louis Amiabel, B. Ably, Jacob Anselon, F. Altena, W. van Aligh, F. Annokkee, J. Alten, J G. van Avenarius, Philip Carel Annokee, Junior, L. Adams, Senior, M. Adams, Junior, M. Aken, P. van Aldburg, H.C. Aumergue, Franssis de Alderwegen, C. v. Anderen, Matthys Arense, H. Aardbodem, J. Alberts, Jan Engelbart Abt, C.A. Asselt, Willem van Arbodem, Arnoldius Aarbodem, Dirk B. Blankevoord, F.P. Buge, J.F. Beerens, B. Burgersdyk, Adrianus Bolomey, P.F.L. Bresler, P. Baum, L.P. Bonnet, Jean Bonnouvrié, J. Barckemeyer, G. Betting, Jan Blom, H. Berlenbach, Antonie Berg, B. v.d. Bosch, Aalbert Buyl, Willem van Beverdyk, Jean Bremen, L. v. Banda, H. Berg, Martinus van den Berg, J G. Berg, Samuel van den Bergh, Arnoldus van den Bergh, W. v.d. Bymholt, T. Bakker, Jan Born, Roelof v. Besanger, Simon Burg, Allart van der Brilman, Johannes Berg, Antonie v.d. Berg, Hermanus van den Beeker, Antonie Bartoldi. Bastel, J.D. Beukers, Jan Boeb, J.H. Bekkers, Jacob Boeha, Siemon Brezé, Gysbert Broekhuysen, Franciskus van Bouwman, D. Brakel, Benjamin van Bartels, Willem Zwerus Brouwer, Poulus Bruno, Willem Beurq[u]in, Jean Jaques Berger, J.C. Blans, Johannes Buyl, R. v. Boejenk, J.A. Burg, Hendrik van der Buyteweg, j. Berkhuysen, Pieter Bakker, Andries Jacobus Berckelbach v.d. Sprenkel, P. Bout, Johannes Bisus, Abraham Bogaers, Jan Bollandt, Abraham Boshuysen, Willem Ballerstein, David Bakker, Christoffel Boor, Johannes Beeldemaker, B.C. Brouwer, J. Baak, W.H. van Braad, Steeven Barbiers, P.A. Blom, S. Bron, J.F. Bucheler, Christ. {==171==} {>>pagina-aanduiding<<} Bekker, Hendrik Brummeling, Johs. Beglinger, Johs Bogaers, F. Braun, Johannes Bouls, Adrianus Gerardus Backhuysen, H. Bach, W. Baneker, P. Bakker, Joseph Bakker, T. Bakker, Johannes Jacobus Bergh, Johannes van den Boot, C. Blasiere, J.J. Brink, Teunis Biemont, Antonie van Berck, Michiel van Best, J.H. Beer. P.R.D. Berkel, J. van Bruyns. Johs. Burghardt, J.F. Bosch, P. v.d. Broekhoven, Johannes Blanszaar, Lourens Burg, Pieter van der Biemont, Willem van Briel, Johs. Ants. Bakhuyzen, Nicolaas Blom, C. Buysterlinck, Dirk Beener, Nulten Bremen, Erig Jacob van Best, J.A. Boumar, Engel Johannes Berkley, Joseph Bouwman, Hendrik Byvank, J.W. Boot, W. Blans, Willem Boeseken, Jan Boon, Willem Bodien, Christoffel Schlundt Bayart & Soenn. Charles Burkes, Wouter Bex, Dirk Beson, Hermanus Beener, Wilhelm Frederik Bauman, G.J. Bosman, Christoffel Bekker, T.O. Behagel, Frans Brand, Johannes Bosch, A. v.d. Boejenk, N. Blommers, Bartholomeus Bakker, Arie Behagel, Dirk Behagel, Paulus Bautzer, J. Brandt, J. van den Burg, Tobias van der Bierau, J. Hartm. Boudewyn, Pieter Blans, Michiel Bouwmans, G. Beelaey, M. Burg, J.A. v.d. Behagel, Hendrik Backhuysen, G. Breemer, Caspaar Bremer, Mattheus Beringer, Johan Godfried Beerenhout, Paulus Boek, Hendrik Bruyn, Paulus de Bax, Hendrik Bruyn, Arnoldus de Boeseken, Willem Borst; Jean van der Baalen Jz. J. van Busch, Augustus Cornelis de Bouger, Nicolaas Broekhooven, Lucas Burght, B. van der Blaauwsonnevelt, Johannes v. Baar, J, La Buulder, Fredrik Burck, Josin Brandt, Johannes Bluw, J.G. Bremaat, Anthony Breugele, Pieter van Benner, Johannes Blom, A. Blokpoel, Arie Bohemer, C. Baalen, J. van Brugman, P.H. Busschens, Hendrik Byleveld, Pieter Bomhout, Cornelis Boon, Ary Bymholt, J.T. Becks, Adrianus Bodien, Martin Schlundt Bruno, Pieter Bruno, W. Buyl, Corn. van Beyersbers, Johannes van Bruyn, Ingenas de Beek, Johannes van der Biggendorpe, Lucas Bommel, Gilles van Bez, Arnoldus Hermanus Blommers, Antoni Bilderdyk, W. Bouvink, J.A. Bool, Junior, Johs. Benni, Abraham Bouvegter, Christoffel Beekman, A. Bergh, P. van den Burgh, Alexander Eduwart v.d. Bruno, Davet Brawaardt, J. Beyerbergen, Bartholomeus Brouwer, J. Bastet, J. Bongaertz, David Bongaertz, Frederik Bauman, Jacob Busekom, Mattewes van Berger, Coen. Beglinger, Jacob Breetvelt, Hendrik Bruyn, J.B. de Barre, S. Bang, Johannes Hendrik v.d. Bonekamp, Jan Dirk Bemmelen, A. v. Brauw, Johannes Burg, Arend van der Burg, Hendrik van der Berg, Johannis van der Bron, Jean Louis Blokpo, johannis Berengs, H.C. Brugman, H. Burger, Johannes Brinksma, H. Bullot, E. Behmeil, B. Breitvelt. Pieter Bender, J. Bout, Jacobus Burg, Wilm van der Bollinger, Georg Frederik Bresler, C. Brylessel, Jacobus Boersch, Frederik Samuel Boers, Barent Bally, J. Berlangh, Willem de Bakker, Paulus Boisselaar, J. Bach, J.C. Bakker, Hendrik Blom, Johan Brummeling, Wouter Bout, joh. de Burg, Hendrik van der Brink, Reynier Beson, J. Bent, Corn. van der Brakel, Andr. van Bos, Petrus Gerardus Byneveld, Hend. Byneveld, Elias Bachoven, J.F. Balsing, D.W. Botti, L. Bois, Du Brokkelie, j. Bisa, M. Berger, E. Byleveld, Johannis Bulger, M. Bleock, Georg Coenraad Berg, N. van den Boshart, Jacob Berg, Evert van den Bernardou, Simon Berg, B. van den Bruin, W. de Baum, J. Pieter Blankevoord, H. Blyser, H. den Biggendorp, Bart. Bauman, G. Berg, Wm. van den Berle, Johannis Andreas Berg, Ant. van den Bakker, C, Berkeveld. Beels, Maurits. Burg, S. van der Brach, Jacob Buytendorp, Willem Breetveldt, Leendert Burg, Johannis van der Bondt, F. de Beekman, H. Bakker, Johannis Burgerion, j. Bruyn, Jacobus de Blankwaard, Jacobus Bois, Andreas Wilhelmus du Baggerman, Ari Berk, Hermanus van Borneman, Johan Bartels, Pieter Beson, H. v. Brandt, Jr. L. v.d. Bos, Gerrit Bisschop, Casper Burtner, A. Bisschop, G. Bruggemans, Jz. A. Beylevelt, Johannes Berkhout, N, Beck, J. Brashofder, Johannis Brussel, j. van Benhalal, Jacob Beglinger, Josep Braxhoofden, M. Bolion, Cornelis Buschell, L.S. Brandt, Leendert van den Beson, j. Buelder, D Bourgonje, H. Brandt, Johannis van Burg, Aldert van der Bremen, Carel van Blank, Geys Behaagen, Andris Bender, Johan Philip Bertelson, Antini Bosman, N. Byleveld, Th. van Bonnouvrier, j. Barnsteen, j. de Beem, P. {==172==} {>>pagina-aanduiding<<} Bodenstap, j. Bouwscholten, H. Baake, Justus Beeldemaker, Senior, C. Beveren, W[i]llem van Buyser, Dirk Braxhoofden, Pieter Bax, Hendrik Bosman, Gerrit Badde, H. Barleben, C. Beekhuyzen, A. Burg, j.A. van der Bresler, C. j. Bodaan, Pieter Barleben, A. Berger, J[o]han Frederik Blaanckwaar, Jacobus Bolonye, R. Borchard, C. Bodenstaf, Coenraad Byllardt, C. van de Buiggerman, Johannis Beyerbach, j.j.F. Bus, Willem jacobus de Brandt, W. v.d. Beyne, j. Barbier, j.P. Brentdezer, johannes Berg, Gerrit van den Bent, Cornelis van der Blanken, Christiaan Benne, G. van der Berger, Hendrik Baanekamp, M. Bek, G. van der Bleck,Johannis Burner, Cornelis van Bremen, Carel van Baumhart, Fredrik Bob, Herman Burnier, j. Baggerman, G. Bruyn, A. de Brinkjom, Theodorus van Barraud, Daniel Beglinger, Lambertus Bosman, H. Blankesteyn, C. van Bongaerts, G. Brun, Jan Jaques le Baretta, Franciscus Badousk, P. Brant, P. Bauman, Christiaan Bulaarr, Joseph Bichtenkerch, Daniel Buchtenkerch, Jan Blekking, G.W. Bouwmeester, Steeve Bekink, Willem Bouwmeester, Johannis C. Coeland, Pieter Chataigne, P. Casse, J. du Crepin, P.J. Couzyn, W. Carter, R. Croissy, J.H. du Coster, Jr. A.C. Campen, Jacob Cievers, Casper Clerc, jean Jacob le Comte, Jean le Campen, J.L. van Campen P. van Campbell, Joh. Coli, Pieter Chais, C.A. Corving, Andries Theodorus Collet, Benjamyn Cox, Jan Willem Coster, Aldert Willem Chauteur, J. Le Coelandt, J. Caszel, Senior, Cornelis van Calee, H. de Calee, J. de Calee, Jr. Hendk. de Calee, W. de Camby, Hermanus Criest, Jacob Comte, Francois le Chreselius, Willem Carbentus, G. Carbentus, H.P. Carbentus, Hermanus Corving, Johannes Carriere, Daniel Comte, Frederic le Cools, P. Ciliakus, P. Charsdorp, Az. Gerardus van Clemens, J.H. Clement, Lourens Collet, Cornells Coenraads, Willem Caarten, Adam Cooper, Abraham Theodorus Crodde, Klaas Corts, Jacobus Gerardus Clement, Eduart Coolsaat, Johannes Coolsaat, Pieter Clement, B. Coigné, P. Claûse, Jacob Castel, Johannes van Castel, Machiel van Campbel, Junior, Joh. Combe, Hendrik La Christ, Godfried Chriofkes, Contini, D.S. Crilder, J. Coutume, Josib Campen, Franciscus van Cariot, Jan Coolhaas, Cornelis Chervet, j.D. Coster, H. Coenen, W. Crepin, T. Coelet, Cornelis Chef d'hotel, J.J. Clements, J.H. Coucourt, j. Colet, Pieter Clements, A. Camfferman, S. Camfferman, A. Cambon, J.J. de Colet, P. Casstel, Junior, C. van Chabert, J.J. Casper, Jacobus Crauer, L. Clerx, J. Collard, J. Coülier, J.F. Coeland, J.M. Chexaou, R. Coelandt, Adrianus Collet, Jacob Collet, Nicolas D. Donart, Willem Dominicus, Johan Dall, F. ten Deel. A. Deventer, A. Delruël, Jacob Diemen, Br. L. van Diest, Wil. van Diest, Hendk. van Dinteren, Gerrit van Dunlop, David Deel, Ab. Doorschot, C. v. Daniels, Albertus Dam, Antonie van Dirks, Joggem Deventer, C. Daalen, Nicolaas van Duyfhuis, Hendrik van Deventer, J.D. Droesbeek. Nicolaas Dries, Hermanus Dorsen, Willem van Drecht. R. van Drecht, J.A. van Duyn, Zacharias Gerardus Darly, W. Deker, D.J. Dortmond, Arnoldus van Deventer, J.A. Detmar, C. Duys, Dirk. Doon, Johannes Duuzenberg, T.W. Denteren, Daniel van Dall, E.G. ten Dekker, Gabriel Dill, Andries Gerardus Deykerhoff, Christoffel Doorn, Roelof van Domsfarter, Pieter Dekker, Huybert Dey, L.J.G. Dewaart, J. Dekker, Wim. Dorst, Pieter van Doorne, Dirk van Diringer, J. Daan, Andries Doeyenburg, Johannes Dekker, Willem Doesburg, Coenraad Duyn, Hendrik Detmaar, Jan Dorsten, J. van Deeve, Willem Deelen, Casper van Duynevelt, Johannes Dort, Jacobus van Dort, Theodorus van Deljeru, Jurriaan Dalgery, Jan Deyk, Cornelis van Deest, Willem van Dusaris, Adrianus Dintre, M. van Dusaris, Lambertus Deest, Antoonie van Drost, Egbert Deelen, Joseph v. Dony, F.J. Duyebugh, Gerrit van Deele, Willem van Dalskon, Andrea Duynevled, Paulus van Dik, Piet van Durr, Johan Peter Duynevelt, Johannes van Drest, Frans van Dop, Dirk Dornseiffen, G.S. Dona, Antony Donnr, Jacobus Deel, Pieter van Drankier, A. Dinteren, Cornelis van Deyterman, Johs. Wilhs. Dongen, Johan Wilhem Dooremans, Gerrit Dardel, Louïs Dey, J.H. Dyk, Christiaan van Diklashorst, W. Jan Dero, Eustache {==173==} {>>pagina-aanduiding<<} Deschamps, Pierre Guillaume Dort, G. van Doorn, Cornelis van Doorn, Willem van Daüber, J. Diest, Cornelis van Duynen, W. van Domene, Christoph Dorfft, J.S.S. Dusaard, Cornelis Dortmont, Corn. van Doollis, Johannis Dyk, H. van Drankier, J. Deyckerhof, Fredrik Diest, Atmus Dirks, N. Driessen, Evert Dreher, Philip Duin, Huib van Diehl, Daniël Derié, M.S. Denbelart. J. van Dokkum, K. van Dam, Johannis van Durand, Dirk Dieben, Js. Js. Dolk, Pieter Drope, F. Dam, Johannis van Dominicus, T. Düsard, D. Dresler, Karel Philip Drogenbroek, Jacob E. Engelen, L. v. Euller, M. Ecoffey, A. Eyk, Cornelis van Eyk, johannes van Epen, Alexander van Engel, D. Eerhart, Antonie Elbert, Anthonie Eerhart, Frans Eeltjes, A. Eyfferts, Johannes Hermanus Eldik, J.M. van Egerdante, Jacob Ebbens, Hendrik Engel, Frederik Eykhout, Cornelis Ebbens, Johannes Ernsteyn, Antonie Everse, J.H. Eekhout, Cornelis Elderik, Johannes Baltasar Epen, Arnold van Engelen, Johannes van Echten, H.C. van Es, Gerrit van Eyndhoven, Gerardus van Engelen, Frans van Eem, Cornelis van der Eschhooffen, Georg Philip Ewes, Henderik Engeraam, P. Empelman, Hendrik Engelen, j. van Eck, Dirk van Emeni, Johannes Epen, G. v. Evening, Johannes van Elion, J.W. Evertesse, Johannes Eyfferts, jan Carel Evertens, Gerrit Equiller, Abraham d' Ebbens, adrianus Emrich, J.B. Engenasi, C.H. Engel, Lodewyk Ebersbach, Frederich Eyck, Pieter van Eyff[elaar, J.H.] Ehe, Stephanus Emmerling, C. Engels, J.W. Epenburg, Jan van Eck, Gerrit van Eck, Johannes van Essen, J.A. van Eyckhoff, Govert van den Engel, D.C. Engenraam, Senior, P. Egmondt, C.F. van Eksel, Dirk van Eyck, Hendrik van der Engers, J. v. Eyk, G.J. van Edelbloed, Dirk Engels, E.P. Emmerik, j.j. Elsen, Johan Steven Engenraam, Cornelis Engeleer, Jacob Elst, Lammert van der Emmig, J.H. Engelhart, A. Es, Manus van F. Faber, L.C. Fermman, Joanes Fallot. Felkers, P. Freni, S. Ferchou, Lourens Feyt, C. Fulpen, R. van Fooy, Magchiel de Fabre, j. Fosse, N.j. de La Freund, George Frederick Frits, j. Feller, j. Fauché, Pierre Fritz, j. Faber, Louis Furremyer, Adam Favre, Louis Ferdinand Frieswyk, Bz.W.H. Frey, j.j. Fysenaar, Hendrik Furnee, W, Freund, C.j. Frets, Willem Fuyk, Klaas van der Feyt, j. Freni, Louis j. Pz. Fischer, A. Frysenaar, A. Frezer, j. Franken, Cornelis Fortman, Is. Faber, Johannes Fient, B. Flinck, Jooris Farriben, Johannis Feuilloy, F. Fuchs, j. Daniel Flegler, J.F. Floriand, j. Ferchou, Noel Fabritius, P.G, Freveld, F. Fraterman, Pieter Frensel, Hendrik Frysuger, Johannes Faver, Gerrit Fresier, Carel Accus Folie, François Friedel, Dierive Cardel Frans, S.C. Fruf, Christian Fanderiz, F. Foormen, Jan Otto Fulpen, E. van Franse, j. Frins, Johannes Feling, Johannes Fenneberger, Johannes G. Goederson, D. Goederson, R.E. Gosse, Jr. Pierre Gangel, j.W. Graauw, W.D. Gosse, C.F. Gautier, N. Goedman, Adam Goedman, Nicolaas Gautier, Pr. Grieffkes, N. Gouzy, G. Gabry, C. Gunkel, L. Gosman, Christiaan Grel, Paulus Guicherit, D.j. Grootveldt, Hermanus van Gezelle, Pieter Gisser, Jacob Geusdon, Jan Graavers, Gerrit Graaf, Leendert van der Grutterswyk, Arent Grutterswyk, B. Gulden, Casper van Grey, j. Gast, L. de Geevel, Johannes E. Gunkel, Frederik Lodewyk Guillot, claude Goch, Johannes van Greebe, J.T. Gockel, Chr. Groebe, Nicolaas Goch, Vincent van Gluneux, Hendrik Gray, F. Groot, F.A. de Gusman, j.P. Gielen, Kaspar van Grou, jean George Geson, Evert Graeff, C. v.d. Gròvermans, Hendrik Gog, Huybert van Garos, Jacobus Gautier, E.S.W. Gervaix, jean Marc. Gunter, Johan Hendrick Gogh, Arnoldus van Groot, Arent de Geoffroy, Franç is Goh, Caarel van Gosman, junior, C[h]ristiaan Groot, Fredrik de Gobel, Jan Hendrik Gout, Cornelis Gellecom, A. v. Groot, C. de Geursen, Johannes Gierard, Cornelis Gaal, Johannes Gilbert, j. Gunbeg, Jan Greuter, Pieter de Grap, Christiaan Gaade, Martinus Gooyaars, Adrianus Guicherit, W.S. Grandlienard, A. Ginkel, KLaas van Graaff, Leendert van der Gunberg, jan Hendrik Gervais, D. Gratiot, Pieter Ganberg, Davit Guttee, johan Hendk. Gueret, Izaak Gimbe[r]g, W.H. Grendt Andries van der Gogli, Gerrit van {==174==} {>>pagina-aanduiding<<} Ginke, Egbertus van Gheyn, Willem van Geervliet, H. van Geys, A. Goestorff, B. Grundt, Johannes de Gilligam, Frans Gent, T. van de Galjaart, L. Graaf, C. Graaff, j. van de Gaillard. Jz.J. G[...]ebel, Wilhelm Henrich Glazer, Johannis Goud, j. Graaff, Bastz. Hendrik de Goete, Johan Gelder, Otto van Gezon, j. Glazer, Jeremias G[...]undt, H.S. Gutlive, Georg Willem Gooyers, H. de Grand, Jan la Geel, Martinus Graaff, Johannis Gerweg, Gloudie Ginkel, Sander van Goltermans, Frederik Gest, D. Wst. Greefkes, M. Gettinger, J. Gulik, W. v. Gyssel, L. van Graaf, Hendrik de Groneman, Johannes Hendrik Geemert, J. van Gerritse, Jacobus Graaf, C.D. Goldsmeding, Jacobus Gee, Isaac de Grootenrooy, Stephanus Grey Jacobus Geselle, Jacobus Gysbers, W. Gielen, Gerrit Gout, j. Guldi, Johannes Goyers, J. Gorius, B. de Groosjohan, N. Grovermans, J. Geemert, C. van Geemert, P.C. van Goudoever, H. Galiaard, Willem Groenewegen, Jan Harmen Gog, G. van German, Striebag Galjaard, Allebertus Gockel, J.B. Goyaarts, Pieter Gluneu, Hendrik Groothuis, J. Gaag, A. van der Gogh, Davit van Gerken, C. Grimme, T.D. Goher, Daniël Gautier, Pieter Nicolaas Goyer, Hendrik de Grevers, Antony Grundutz. A. v. H. Goddee, F. Grim, T. Goudoever. T v. Gielen, Hendrik van Gorkum, Joans. van Gasparani, Silvestro H. Hoek, J.G. v.d. Hoogstraten, J. v. Hennevelt, W. Hardenberg, Coenraad Haagen, Ch.G. Hoogenhuyze Servaas van Havelaar, D. Horst, W. v.d. Haas, A. de Haan, J[o]hannes de Haag, T.P,C. Hurnar, Jan. Halfschmidt, J.C. Henbergen, Willem van Hardenberg, H. Hunsel, Pieter van Hennevelt A. Hulst Johannes van Houtschilt, Johannes Hartveld, Ary Hes, Coenraad Heer, Willem, Henneman, Martinus Hilt, J. Heyden Willem van de Hërll. Daniel Haesteren Jacobus van Hamer j. van de Haan, H. de Hennevelt, H.G. Heyde, David Huyser, Johan Carel Helden, Abraham van Halbeek, J. Joachem Hazelzeth, Matthys Heymans, Cornelis Houven, Hendrik van der Hoezeé, Junior Daniel Hoorn, Roelof van Haffner, Johan Miechael Hendrisius, Willem Haaksma Jacobus Heitfeldt, Pieter Haan, M. de Hol, Cornelis Houwen, Gerardus van der Hiewig, Joh. F. Hilt, Pieter Hek, Johannes Heyman, Willem Hochepied, j. Happel, R.A. Haase, F.J.C. Harsveldt, C. Hoest, P.J. v. Hertog, W.H. de Hamburg, j. Haagen, Karel van der Heyden, Pieter van d. Hengstenberg, W.H. Hardenhorst, Teynis Hornen, Samuel van der Henstenberg, Johan. Christ. Hogenboom, Gerrit Huybers, Hendrik Hemberge, j. Hoest, Benjamyn van Haakmyster, A. Honart, Hendrik van den Huys, Johan Jacob Huys, Johan Nicolaas Haarhuys, Hendrik Willem Hassel, Jacobus van Hugg., j.j. Hasemont, Arnoldus Houwen, Johannes van der Hill, Theod: van der Hunsel Dirk van Hanier, Otto Holsteyn, Nicolaas Hoek, Maarte Houten, Arie van Hendik, Kegel Joh. Hasebach, Antoni Harsveldt, Willem Hofsteyn Gz, Gerrit Hoepeling, Henderik Hoven, Cornelis van Heyh, H. Hubert, Francois Holte, Gerrit van Houven, G. v.d. Heyneman, Joh. Hutz, Jacob Houwen, H D. Husen. Johannes Huyser, Dirk Hulst, Jacob van Helwig, Johan Godfried. Haverbeek, Harmanus Hoek, B. van der Hamer, Joseph, Havenaar, Hendrik Harmsen, A. Horst. B. Holomeus van Helden, P.T. van Horch, Frantz Heeswyck, H. v. Hartenhorst, Pieter Harryvan, j. Hildebrandt, Johan Conrad Hofman, Lodewyk Hulst, Pieter Hessen, Frans Halin, Jocob Herman, Hermanus Hotz, Jan Homan, Louïs Houtwipper, A. Hoffman, Js.C. Hennevelt, Johannes Heide, johannes van der Hoven, C. v. Hoos, Gerrit Hooft Pieter Hollekers, Johannes Hurau, Isaak Heyde, Augustinus Hammend, Cornelis Hoffman, J.E. Hellewich, Jacobus Harmeyer, B. Hulst, Anna van Hust, Willem van Halemens, Charel Heynsbergen, Pieter van Hees, Hendrik Herman van Hess, Pieter Hugtingh, Jan Allardus Hess, Johannes Hees, D. van Haaksm, A. Helsa, Jan Jacob Hamworld, Herman Hoest, Abraham van Harling, Antoni van Hochepied, Jacob Houten, Hermanus van Hooft, Antonie Haesteren, H. van Houten, H. van Haaster, H. van Heyn, J.F. Heymans, P. Haan, Jos. Honne, Pieter Heest, M. van Houten, Hendrik van Haartert, Johannit van Homburg, Hen. Hartog, Johannes den Hollekes, J. Huis, J.G. Hoeven, G. v. d, Hendriksen, Johannis Hartendorp, Jo. Hackenbracht, A. Hacken[b]racht, J. Hagen, Elb. van der Hurau, E. Hoffeling, A. Hoogstraaten, A. van Hoeven, Wolter ter Hoffman, J.A. Huyser, Hendrik {==175==} {>>pagina-aanduiding<<} Hogenstryd, A. Hogenband, Weyland Corstiaan v.d. Heusden, Jacobus van Harmsen, Johan Homberg, Coenraad Heer, Johannis Herkhuyse, G. v. Hartony, Christiaan Huysman, Johannes Haantjes, J.N. Haak, Dirk Hogenhuyzen, H.T.F. van Heldn, C. van Hollander, Corn. Heyn, J. Heytmulder, J.F. Hoogstraaten, G.D.N.J. Hout, Nicolaas Rubert van Heusde, J. van Heydeck, C. Helsloot, Pieter Hoek, J. v.d. Hendriks, J. Heuvel, O. van den Heyez, Carel Hendrik Helde, van Hagendoord, H. Haan, Marselis de Heinlein, Heinrich Hoeber, David Haring, A. Hemmes, Johannis Himberg, johannis van Heskes, Willem Helygenhuys, johannes Haakmeester, Aalbertus Houyt, Huyten Heteren, L. van Haan, C.D. Herman, j.C. Hoek, B. v.d. Haas, Michiel de Haan, Hermanus de Hove, A. v. Haas, Benjamin de Heesewyk, J. van Heesewyk, A van Hove, junior, H. van Huyser, W. Henkes, Pieter. Harsvelt, Matthys Hinsbeek, Gerrit van Huysman, P. Haas, johannes Hubert, j. Heydt, Joseph Hartong, j. Holstein, Js. Hartog, johannes Harting, Arnoldus Heeser, R. de Hoffman, Petrus Haak, A. Hotz, Hendrik Hoeven, Benjamin van der Hedikhuizen, j. van Hinselaar, jan Harsvelt, j. Hergenhan, Gotfried Reinhart Harmyer, Johannes Hollenbach, johan Georg Hageman, H. Heygen, jacobus Hilger, V. Hoos, C. Helmigh, Junior, S.H. Huyser, J. Hartryk, F.C. Hoek, j. van der Huyser, johan Henrich Heskes, K. Haag, Kaal van der Hes, Johan Christoffel Hornung, johannes Harmeyer, C. Hubenet, H. Harrivan, Nol Hes, Christoffel Hogenband, Jacobus Hagen, D. Heeswyk, W van. Haak, jacobus van der Hoffman, johannis Houven, R. van der Hollruher, C. Hoeven, Willem ter Heymam, Samuel Havelaar, P. Hoeksma, Lambertus Hoeven, Cornelis van der Hilt, Hendrik Hasemont, C. Hertog, H. den Heymans, P.C. Huybie, j. Harst, j. van der Hulst, Johan Hofland, P. Hiddaga, johannes Hiddga, j. Haase, H. v.d. Hellegheus, D.W. Houten, N. v.d. Huyer, Johan Herp, Hendrik van Husen, Jurriaan Hoeven, Pieter van der Haak, Pieter van der Hout, Cornelis van der Heppener, Jacob Henneveit, J. Heel, Otto van Havart, J. Haas, J. v.d. Hoeven, Cornelis van der Hazemond, Pieter Hartenrot, P. Heymans, J. Hoyel, Arnoldus Henkers, Leendert Henkers, Johannes Hont, Willem van der Henkes, Leendert Haan, Pieter de I. Indewey, J. Joli, Pieter Jetter, Johan Georg Jortrand, Adrien Ihoolen, Junior, Isak Juweel, H. Jong, P. de Illi, Johannes Jong, W.N. de Jusler, Johannes Iderot, Fridk van Junier, Joh. Pieter Jan, Jongk Jong, Johan, Eelrich Joetran, Caarel Jong, Simon de Jansen, J. Jager, Willem Jerankamp, Johannes Jong, Klaas de Jurven, Johan Pieter Jaquin, Bernardus Joncourt, Louis de Jonckers, M.J. Janse, Johannes Janse, Tomas Jone, M. Jansen, D. Jaquillard. P. Joogner, Johannes Jong, C. de Josal, Kristoffel Joosten, Junior, E.B. Ingen, Dirk van Immink, Ab. Jong, C. de Jacobs, Johannis Joha, E. Johanson, F.H. Jooste E. Jongh, Cornelis de Jansen, Johannes Jung. Jacob Jacobs, Pieter Jansen, Ysen Joseph, Giern Jansen, D.J. Jans. Tjerk Immier, J.H. K. Kocker, L.C.L. Kaay, Jacobus van der Krantz, Johs. Berns. Kroll, C. Kest, Wittens C.G. v.d. Kinkeed, Pieter Koli, Daniel Kerling, Corneli[s] Knobel, Martinus Koppers, H. Koster, Dirk Koster, Abraham Klepper, Johan Christoph Kruk, Arie Kraan, Andries van der Kroonenberg, Mattheys Koelegaar, Johannes Kok, C. Kirchmyer, J. Kors, Christiaan Koy, Klaas van der Kraamer, J. Kuyp, Siemon van der Kok, Pieter koens, J.C. Knies, W. Kleyn, J.C. Kampen, Hendrik van Kempe, A. van Kissenburg, David Koppenaal, W. Kiffmeyer, Johan Hinricheim Keurenaar, C. Klaasen, Jan Hendrik Kempen, Poulus van Kempff, J.P. Klaasen, Jan Fredrik Krekel, A. Koppenaal, Gerrit Koch, Johannes Kegeser, Hendrik Knodt, J.A. Koch, Johan Jacob Koch, J.T.E. Keus, Arie L. Krul, Gerardus Koens, Daniel Knor, Jacob Rudolp Koning, P. Koens, Martynus Krantz, J J. Kramer, Martinus Koenart, Bernardus Kral, Frans Kuhn, jacob Krabbe, Arnoldus Keyselaar, Jacobus van Keuskamp, A. Kock, Johannes Klepper, Nicolaas Kruyvers, Johannes Kicherer, Jacob Kirchoffer, Junior, Johannes Keuskamp, Johannes Koens, Jan Kok, Antonie Kistmulder, johannes Kempen, Adrianus van Kann, J,M. Koster, Dsrk {==176==} {>>pagina-aanduiding<<} Kleszenaar, C.H. Kaay, Frans van der Knegt, Joh. Hendk. Koelman, Johan Balser Krantz, j. Kevers, Wynand Kooper, Johannes Kriegers, Daniel Krieger, Daniel Koene, Hendrik Koevenhoven, Martinus Ketting, Johannes Koch, Willem Frederick Kups, Coenraat Koens, Abraham Kock, joh. Diettrich Koenard, Willem Konig, Uz. Hendrik, Konig, G. Kleeff, Gerrit van Kok, N. Koke, A. Kelder, Piet Koning, Hermanus Kain, Gotfreid Kieldonk, Aalbert Krap, Johannes Kool, Johannes Koppel, Christian Kronenberg, G. Kissenburg, Dirk Kissenburg, Barent Kaes, Philippus Kouwenhoven, Cornelis van Kocks, Hermanus Krieger, Coenraat Kaay, Tieleman van der Koch, Friderich Keyser, Hendrik Kistenburg, Manus Kortman, Wi[l]lem Kok, Willem Kok, Johannes Knooft, Hendrik Kramer, Hendrik Kelder, Cornelis Kras, J. Kreekel, Johannes Keyser, Thomas Kok, Pieter Kaak, Jacobus Koenart, Bernardus Krom, Christiaan König, H. Kramer, Nicolaas Kronenberg, Andries Koolen, Johannes Koolen, Coelart van Klepper, S. Kissenburgt, Joannes Koningh, Jacobus de Klees, J Filip Konig, W. Klis, J. & W. Klammer, H. Kempen, W. van Kemman, Hendrik Willem Keekel, Joh. Georg. Kaeskamp, J. Koli, Pieter Kuning, Hermanus Keller, Isaac van Kolster, M. Krabbe, Hendrik Kleyndorp, Joseph Koreman, H.Ch. Kobon, M. Krul, Jacobus Keller, Pieter Kerperik, Petrus van Kemmeren, Philip Kolding, Johan Andries Koning, Theunis Kinneme, Siri Kombrink, C.S. Klasman, H. Kames, Andries Kempe, Willem van Keegel, Frederic Kraeutler, J.D. Kerseboom, Cornelis Kokie, H. Kley, Ferdinand van der Krabbe, Willem Kampman, Evert Kropmans, Adrianus Kansselaar, Willem Kalf, Lowles Knaap, Hendrik Kohler, Johannes Knaap, Servaas Johanne[s] Krigers, C. Kloubach, Frans Koenraats, Frans Kerkenaar, J, Hendrik Kock, Fr. An. Koch, Fred. Car. Kerpestein, A. Keller, W. Keuskamp, J. Kofrath, Willem Kolet, Pieter Kelhover, A.D. Kelhover, Anthony Kakebeen, Zegerus Zegers Knosius,Lodewyk Kneyets, A. Koeher, johannes,Hyd. Kaa, Pieter van der Korman, J. Kwant, J. Klomp, Johan Anton Krua, M. Kaa, Jacobus van der Kyser, Pieter Kommer, J. Kaay, J.C. van der Krieger, J. Karbergen, Antony Kesler, Johannis Kroes, Pieter Kalfus, Carl Koppenaal, J. Kerkhoff Evert K[l]eef, W.H. v. Kochebache, A. Koekebacker, C. Kneynenberg, J. Kuhling, J.C. Kbach, j.C. v. Kanselaar, J. Kok, Hermanus Kok, A. Kramers, P. Kerker, B. Kock, J.H. Korner, Johan Cornelis Konstman, J.G. Knops, A. Koning, H. de Keus, L[eendert] Keus, jacob Kobold, Georg Fredrik Kleyn, L. Kraan, H. Kuyper, johannis Kiekens, B. Krook, D. Kaa, Willem van der Kraft, Junior, Jacob Kieger, Otto Heindu Kramer, Nicolaas Krabbe, Johannis Kerm, Thomas Kokler, johannes Philip Krilder, C. Kock, Johannis Kerkenaar, Hendrik Kok, Gerhardus Karssen, Nic. van Kievit, Willem Kootenburg, Willem Godfried L. Lannooy, Abraham de Lille, H.M. de Lullius Adrianus Lullius, Didericus Lushoud, C. van Leulliet, j. Ley, C. v.d. Lieberam, J.C. Lerven, Jan van Leeuw, johannes de Lit, Louwis van Luker, johs. M. Laak, W. ter Lang, Jan de Lehmann, Johan Georg Ludovici, Johan Philip Linden, Leendert van der Linden, Antonie van der Liemans, Jan Antonie Leon, Fredrik Limberg, Jr. H.H. Leeuven, Anderyes van Leeuwen, W. van Laak, J. ter Letterie, M.B. Lee, Pieter van der Loo, J. van der Lapie; Johannes Limberg, H.H. Lucasie, Senior, Johannes Limbach, J.F. Lavies, J. Lulius, T. Liesen, Bernardus Lampe, Jacob Lignac, Willem Linge, K. van der Lelonge. Abram Lannooy, Antonie Leene, Christiaan Hendrik Les, Johan Hendrik Lectair, A. Loef, Johannes Leeuw, Vincent de Leeuwen, Cornelis van Linstee, J.H. van Ligtenberg, j.j. Lee, Pieter van der Lausser, J.G. Lofz, L. Linden, Johannes van der Lagrand, Gerrit Leeuwen, L. van Lavoine, P.A. Lucadoe, j. Lensing, David Luhw. H.C. Laak, J. ter Lansink. Hendrik Lyneker, johan Frans v. Lagerwy, johannis Lambert, George Friedrich Leeune, J. van Lettrie, j. Lyherrr, Falentyn Martinus Ledderaas, Matthys Linden, jacob Carel Philip v.d. Loopers, Huybert Lens, J. Leeuwen, C. van Letterie, Cornelis Lokman, Pieter Ligtenberg, G. Lingelbach, Nicolaas Loo, D. van Lofaleu, Johannes Lewentius, Johan Casper Legeret, P. Laak, jacobus van Louwe, P. Laccrox, J. Laarman, K. {==177==} {>>pagina-aanduiding<<} Laan, Michiel van der Lemmes, Arie Lee, M van der Linner, J. Lucadou, J. Liefde, Abraham de Loket, M. Lis, L. van Laros, Johannis Lubben, johannis van der Leeuwen, Engel van Loo, C. van Leyer, G. Loo, Jacobus La Louwmond, D. Lang, Jacob Lagerwey, H. Linden, Willem Bernardus v.d. Ledderoos, Cornelis Lucos, Christiaan Lanschot, Cornelis van Liernur, George Martinus Lehman, H. Georg Loef, Ger. Lier, W. v. Leuliet, M. Lammers, Barent Linden, Hendrik van Laffree, johannes Laak, W. ter Laak, G. ter Ledel, J Liefde, A. de Leydenroth, J.W. Letterie, N. Linden, F. van der Loenen, L. v. Lier, Hendrik van Lemmes, Arie Latur, Gerrit Lens, J. Lausser, Fr. Leonard Loo W. de Laros, B. Leentvaar, Ary Ligtenfels, Joha Philips Letterie, Pieter, Lehman, j.C. Leydenroth, j.M. Lieberam, J.H. Lang, Hendrik Litturi, P.J. Lettrie, Junior, J.A. Lifting, Fredrik Lyher, Matthys Jacobus Liernur, Alexander Linden, Adrianus van der Leeuwen, Arie van Loesekoot, Pieter Lem, Cornelis Leydenroth, J.C. Long, H. Lafra, Frank Liernur, johan Frederic Liefde, Willem de Linden, Bernardus van Leeuw, Jacobus de Lissoo, Antony Lappi, J.H. Leeuw, Vincent de M. Mejan, A. Muerer, F.W. Meer, A. van der Mes, Hendrk Muller, Johs. Mede, j G. de Malrath, j. Mol, Daniel Moraaz, P.A. de Mione, G. Le Mohr, j.G. Maclaine, C.A. Macalester, D. Milleville, [J.] de Mondriaan, Cornelis Marda. Cornelis Mullem, J. van Maritz, David Mederbach, Johannes Mellynk, Lammert Meza, F. de Mondt, Senior, J.A. Marree, Pieter de Meurs, Pr. van Mandenaan, Pieter Mol, Johannes Mariouw, Daniel Philippus Mees, Fk. Monderiaan, Johannes Muntz, Jacobus Mees J.H. Morren, Jan Hendrik Marthe, Jean Mulder, J. Minalts, N. Muller, Eduard Maas, P.J. Muller, W.H. Mansvelt Junior, S. Mulder, J. Mulder, D Martyn, Tieleman Maareu, F. van Mestrop, R Middelkoop, B J. v. Meuron, J.P. Mackay, johannes Melschers, Carel Mertens, Josephus Meyer, Benjamyn Mansvelt, Willem Middelkoop, Pieter Metzingk, Ferdinand Merge, Johannes de Mutters, Johannes Michels, Jacobus Mensing, Willem Melsert, Abraham, Muly, Johan Frederich Mumzen, Jurie Janus Mestrop, M.P. Maitre, Coenraat la Mestrop, Jan Pieter Mul, v. H.W. van der Mutters, Junior J Martin, J.M. Margadant, G.H. Meyer, Coenraat Michiel, J.J. Meyer, M. de Muller, Adriaan Meyer, S.L. de Muyzer, J Mutzenbach, J. Herm. Meyer, Johan Fredrik Christ. Mandean, Jan Joacob Moet, B. de Mulder, Andov Mansvelt, Pieter Marjouw, Cornelis Marchal, C. Marle, Junior, Egbertus van Martyn, Abraham Meulman, M. Meyer, Jacob Marsal, Christian Minlot, Nicolas Joseph Meisner, J.P. Margadant, A, Muysebaart, Dirk Mackaay, P. Moulin, A. Nicolaas du Meyer, Arie Maclaine, W.N. Mansvelt, Hendrik Mulder, Adrianus Meyer, Benjamin Meyer, David Meyer, Johannes Medenbach, Anderis Mansveld. Molier, Jan Meyder, Christiaan Moller, Adolph Meyboom, Pieter Meyer, Leendert Moestart, Harmanns Maxwils, Bart Mazinsky. Mieden, C. Wouters van der Middelkoop, j.A. van Michon, Jean David Moulin, Benjamin du Munk, Pieter Marjouw, H, Mecke, j. Munser, Georg Muller. Marda, Johannes Mandemaker, Dirk Muller, C.L. Molier, Andries Makaay, Lambertus Marda, j. Molier, Dirk Moulilin, Johannes Jacobus du Memeling, R.G. Meerloo, Johannes van Milius, Johan Godfried Moses, David Michel, Joh. W.C. Morkel, J.H. Muller, Pieter Johannes Marck, Willem van der Muller, P.W. Mets, Frans Harme Martinus, Johannes Mongers, Gerrit Mutters, Juniot, H. Mackay, Andries Meyer, Jan de Munts, J. Milders, Everhard Muuren, Johannis W. Meer, Roeland van der Mol, J. Mulder, L. Martyn, Feleman Musenig, J. Meyer, Johan Frie[d]erik Monkramer, Fredrik Muns, P. Moor, Fredrich Metman, Hendrik Meer, Andries van der Myn, Abraham van der Meer, W.D. Mans, C. Mutzenbach, C. Meer, H. v.d. Maaten, G. van Moet, J.L. de Mutters, P. Masbergen, Arnoldus Mertz. J.C. Molenbrocker, Pieter Meyer, Tieleman Mulli, C. Mansvelt Johannis Mehl, J.C. Mutter, Willem Mutters, j. Michels, J.J. Muns, Fieter Myggel, C. Maasen, B. Maasen, N. Marche, P. Masson, H J. Meerlo, B. van Melzen, Antony van Meerlo, B. van Martyn, Antonie Muller, Johan Adam Mary, Junior, Meyndert {==178==} {>>pagina-aanduiding<<} Markus, J.W. Mandel, J. Molsberger, Hendrik Moor, C. Muller, Adriaan Mechelen, H. van Meer, Junior, P. v.d. Mattern, Gotfried Metz, C.H. Meyer, Christiaan Mansvelt, Willem Morigeneg, C. Munt, Johannes Piter Moulin, D.H. du Moggelswaab, Johannis Meyer, H. Man, P. de Man, C. de Makkaay, Pieter Mol, Ati Mels, J. Michon, J.J. Molitoor, Hendrik Meer, Willem van Maas, H. Mohlenbeek, P. Martyn, S. Meuron, David Meer, Cornelis van der Merwyk, Jan van Marle, Joseph Leopold de Manen, C. van Meer, D. van der Marda, Abraham Mackbeen, Daniel Metaal, Pieter Metaal, Dirk Mook, j.A. Meyere, J. de N. Nieuwenhuysen, A. van Neuwerhusen, Jan Nieuwenbroek, Adrs. Neys, P. de Nongersser, Johannes Eliüs Nietzel, F.L.P. Norman, J. Naafs, Jan Nieuwenhuyzen, B.J. Neys, Adrianus de Neys, Cornelis de Nïeuwen, Hendrik Neede, Jacobus van Nagank, A. Nicolet, Albert Nigtevings, Jan Nukerli, W.N. Nas, Roelof van der Nyssen, Johannes Noordhoff, Jacobus Nietman, David Noordendorp, Johannes, Neys, Maximiliaan de Naber, Willem Hendrik Nikkel, Johannes Nys, Cornelis de Nepveu, Pieter Alexander Nepveu, Gerrit Nuick, Adam Noordman, David Nieuwenhuisen, J.J. Nautz, Johannes Nieuwenhuysen, Joh. Nieuwenhuysen, Willem van Nivet, Jan Nieuwenhuisen, H. Nieuwenhuisen, Barent Nuys, Pieter de Nieuwerkerk, F. Nieuwenhuysen, Johannes Nooyen, Diederik Niemeyer, Barnardus Niederer, Coenrat Nieuwenhoven, Thobias van Nestim, J.G.J. Nieuwenhoven, Tobias van Nielen, Jan Nuys, Jurrrie Nater, Johannes Nieuwenhuyzen, B. Nutbey, A. Nietman, J. Coenraad Noordyk, J. Nieuwehove. Hendrik van Noteboom, Sjonke Neervoort, Joris Noordman, David Nemans, Pieter Nep, Johan Hendrik Nieuwenhuisen, J. Nieuwenhuisen, Evert Nuys, Philipus Nuys, A. de Neuhof, Georg Nater, J-a Nagrang, Johannes Nieuwenhuysen, Frans Nicol, Daniel Noort. Cornelis van Nooy, Jan Mattys van Nyssen, Johannis Neuman, J. O. Onymos, Joseph Opdenhoff, J. Olden. R. van Oldersom, Janus Oldersom, Huybert Ort, Junior Johs. Otten, Hermanus Oester, O.C. Ouburg, M. Overduyn, Casper Os, Thomas van Oerlemans, Johannes (Onleesbaar) met Hoogd : Letter. Otten, Jzaak (Onleesbaar) † dit merk geset. Gyen, Gerrit van (Onleesbaar) met hoogd : Letter. (Onleesbaar) met hoogd : letter. Olphen, Gys van Os, Paulus van Oostendorp, L. (Onleesbaar), Johan Daniel Ochs, J. Hendrik (Onleesbaar), Johan Georg Oeffelman, C.H, (Onleesbaar) Johan met hoogd : Letter Oostendorp, Ant. Overdorp, Henderik Ogten, C. van [Os, Dirk van] (Onleesbaar) met hoogd : Letter. Overing, Pieter (Onleesbaar) met hoogd : Letter. Olingus, H. Osoe, N. Os, Henrik van Ogten, A. van Ogten, Jan van Opdenhoff, Willem Oorschot, F. Otten, Jac. Hend. Ottenhoff, Hendricus van Offeren, jabobus van Orteling, j.P. Overduyn, F. Otto, Willem Orth, Frans Ossenbruggen, D. van Oudheusden, P.R. Otten, Johannis Oudheusde, Johannes van Ockenburg, j. van Oest, j. van Oyen, Pieter van Onzelen, C. v. P. Paas, Pr. Pantekoek, Carel Ponse T. Palairet, D. Ponse, Hk. Rs. Paas, D. Pabbruwe, C. Peel, Andries Pulver, D. Penning, Pieter Pot, Johannes van der Philip, Joseph Pino, Junior, D. Pino, D. Perret, J.T. Petten, Hendk. van Peters, J.E.F. Pas, j.W. Paas, Leonardus Post, Pr. Poeteren, Adrianus van Piko, Johannes Pesters, Jan Pabst, Adolp Lodewyk Pottier, J. Pino, A. Penning, Junior, N.L. Poeteren, L. v. Pino, J. Pino, W. Pino, Daniel Pluygers, Johs. Porta, Antonio de Pyper, Pieter de Petten, P. van Petten, Louwerens van Poonie, Antonie van Peters, L. Paliek Lambertus Penny, Willem Parys, Abraham Petersen, P. Christiaan Ploegh, Pieter Pabst, Filipus Plög, Christiaan Petreus j.B. Puyn, jacobus Petri, johan Pol, Ari van der Pluygers, H Pikmans, Willem Polder, Jan Pieters, Pieter Pan, Cornelis Piswisse, j. Pico, P. Pero, A.J. Pauli, Cornelis Petri, johan. Balthasar Putters, Lambertus Pranger, Daniel Pothoven, Hendrik Prins, j.H. Polder, F. Pos, Pieter Phlink, joseph Paters, Mattys Plankerman, Dirk Paater, Johannes Pypers, Hk. Pouly, jacob Pouly, Coenraad Putten, A van Putten, G. van de Perret Junior, j.T. Prangan, W. {==179==} {>>pagina-aanduiding<<} Palek, P. Pabst, Fredrik Pysel, B. Pypers, Pieter de Plankerman, Willem Pikaar, G. Pieton, jan Pannekoek, Frans Pelkman, Cornelis Petersen, Wighart Poeteren, Pieter van Pepyn, W H. Puthoff, Willem Portou, j.A. Pelkman, Adrianus Poeteren, Jan van Parels, Christiaan Post, N. Pronk, jacob Pau, J. Plas, G. van der Pypers, Fredrik Permentier, Joseph Permentier, Junior, Jacobus Putters, Eduwardus Pinzer Johannes Justus Penny, Isak Pietersen, Wm. Pertou, Johannes Pot, D.W. van der Poeteren, Huybert van Paff, F. Palieke, Pieter Post, Gerrit Pylaats, J.H. Pypers, J.C. Pipin, Gerrit Putten, Bar van Peusen, P.C. Pontier, S. Pontier, Martinus Periottet, Jacob Pystoor, j. Palis, Samuei Pyzel, Aalbertus Pluygers, j.H. Provu, Pieter Pieker, Dirk Pomphius, Jacobus Perura, Jacob Plankerman, W. Q. Quakenbeek, Joseph van Queborn, Johs. Hendr. R. Raad, J. de Regenboogen, J.G. Roskes, Pr. Rassel, Gerardus van der Rooy, J. de Roeloffs, Cornelis Reyvers, J. Reumer, A. Ray, johannes Le Richter, N. Rooye, F. v. Roelofswaart, Zachs. Roosendaal, Martinus Ras, Sp. Hendrik Gerrit Roeffert, Johannes Reene, L.L. van Raats Herms. Rosmalen, Poulus van Ravensteyn, W. van Ras, Gz. Johannes Raat, J.D. Rietvelt, Ls. Ridder, Hendrik de Rau, Johan Philip Ritsman, Jan Willem Rohling, G. Richter, Christ. Reichner, J. Roelofswaard, J. Rietveld, Dirk Raayen, Jacob van Rotteveel, Jan Willemse Ryswyk, Hendrik van Rochefort, C W. de Rodenburg. Johannes Ryn, Arnoldus van Radi, Pitr. Ruckert, J.H. Sen. Rietvelt, Pieter Roest, Maggiel Roest, Govert Ruckert, j.E. Ravesteyn, Pieter van Ruyter, P. de Roy, Cn. Le Roos, Simon Riel, Hannes Rohr, Casper Rotteveel, Pieter Ryke, J.M. Rouw, Hermanis Rousteau, F. Raa, Hendrik van Roehr, Simon Roodenburg, M. Rode, G,H. Robbers, Johannes Ruyter, Isak de Rotteveel, J. Ryswyk, Leendert van Ree, Jeroen de Ravoo, Johannis Richard, A.L. Richardt, Hendrik Rosmoolen, de Zoon Johannes Roosendaal, P. Rutters, J. Rossum, Pieter van Roberti, Jacobus Ros, Johannes Ruyter, Cornelis de Rummel, Johan Henderich Ruttig, Frans Rohling, Junior, G. Ryck. Johannes Daniel van Rooye, B. v. Reichner, Emanuel Rynnoy, Johannis Reysewyk, Abr. van Ratelband, Joh. Ropel, Hendrik Rysewyk, Jacobus van Ryck, Frans de Roosendaal, P. Roelofswaart, Jacobus Ramoe, Lammert Roermeester, A. Rilf. Jacob Roerbach, Adrianus Reyen, J. v. Riel, Harmanus van Rietbroek, Dirk Remweswaal, Dirk Roodenburg, Coert Rooy, Gerrit de Roosendaal, johannes Rongee, Johan Christiaan Roskes, H. Rooden, Gerrit van Rensdyk, Albert van Romein, Johannes Riem, Jeremias Roelofswaardt, David Roelofswaard, Pieter Reynders, Pieter Ryf, Johannes Robes, Andries Roelofswaart, Joh: Riem, Johannes Regenboog, j. Reeborn, H. Roelofswaart, H. Rygersberg, Leendert Rennooy, H. v. Ryn, N. van Reysewyk, Pieter van Rolls, Cornelis Rosmalen, W. v. Rinnooy, Hendrik Rosmoolen, Zoon, Johannis Roos, G. Reffl[i]ngh, Fredrik Jan Reede, Leendert de Ruiter, Mart. de Rohn, Johannis Ruydt, Hendrik van der Remmerswaal, Kryn Rochat, Abrah. David Jeremias Ros, P. Reyders, Kryn Johannes Rutlinger, Jacob Riet, Job van Ravestyn, Hendrik van Rabeling, Pieter Roelivelt, W.D. Reinhard, Johannes Rietter, Antoon Royen, Willem van Raatgever, Gysbertus Rotteveel, C. Rosmoolen, j. Rosmuller, J. Ruckert, Junior, j.H. Roden, j. v. Ros, B.A. Roosaa, Peter Ruyter, Pouwelus de Roux, Ale Ritsman, Simon Reuzelaar, H.J. Regnier, F.P. Robert, j.F. Rotteveel, S. Rinders, D. Rynders, j. Raye, C. v. Rietvelt, D. Roelofs, L. Ridder, Matthys Regenbogen, A. Ruyter, P.D. Ratelbant, E. Reylering, W. Rossum, W. van Rostang, Johannes Michel Rubsamen, Johan Antony Ruyter, Cornelis de Robis, Andries Ruygrok, H. Rooyen, j. van Rieman, Jan Roberti, H. Roehr, Fredrik. Ryswyk, W. van Roerveld, Lodewyk Riel, Johas van Roerrade, Christiaan Roosendaal, Martinus Rosier, Dirk Ruiter, Adrianus de Rameillf, Christiaan Rogatsnik, Johannis Ridter, F. de Reys, j.H. Richter, Cornelis Racle, Adam Nicola Russeman, Dorus Rommel, Mattys Roos, Carel Raman, Magiel Roodenbach, Willem S. Scheurleer, T.A. Soldaan, Freedk. Christ. Stechwey, Lodewyk Schmitt, J. Schmolck J.J. Sontag, Jean Schallje, F.P. Schempfer, C. Schade, P. Schneider, A. Swaap, Johan Fr. Sobels, J.M. Sloot, Junior, Johannes Sandberg, Schutz, H. Sieghers, E.R. de Sloot, J. Swaart, Th. v.d. Swart, Maggiel de Schonck, P.W. Schaasberg, Martinus Stien, Johan Speck, M.P. van d. Stoll, Casper Schuller, Willem Schuller, Johannes Christoffel {==180==} {>>pagina-aanduiding<<} Schneyder, Christiaan Schonewolff, Johannes Singels, Carel Hendrik Schalwyk, Joh. Hend. van Schalkwyk, W. Schuttenhelm, Nicolaas Smits, Willem Christoffel Sanden, Fredk Augustinus v.d. Swaaf, J. de Sowaal, Philippus Swart, Jacobus de Stadlander, P. Sage, P. Le Scholl, Johannes Seryn, Henderich Sisterman, Marselis Stryp, Huyp Schmidt, Joanes Adolp Schulser, Valendien Schouten, Jacobus Sardyn, Antonie Sardyn, Willem Sardyn, Antonie Sauer, Johannes W. Sunyer, Johan Hendrik Smits, Hermanus Sanger, Hendrik Willem Stol, A. Swart, Pieter de Schaik, A. van Stoel, C. v.d. Stam, Frederick Schick, Johannes Abraham Schuttenhelm, Junior, Ab. Schultz, C.P. Smits, A. Schaasberg, S. Swaaff, P. de Stroef, H. Swaan, C. de Soke, G.F. Schwartzman, J.G. Siliakus, Pieter Santhuysen, W.A. van Swanino, joseph Schayaur, Antony van Selken, j.H. Swaart, Ari van der Stechwey, Jan Stapele, M. v. Schouten, J. Stapele, Reynier, van Seylders, j. Sloot, L. Schaage, H. van Scholl, Gerhard Schramm, Christian Spoor, Willem Sigelinski, Hendrik Sonnevelt, C. v. Spil, Huybert ter Smitt, j. Adam Sman, N. v.d. Sonsvelt, A. v. Straatman, Adolph Schepman, Dirk Schugel, j.P. Strubel, Georg Swanenburg, A. v. Schaasberg, Major, J. Semius, Jacob Stricker, j.P. Scheurman, H.C. Steffen, H. Staal, P. Swynbergen, Louwerens Spil, Johannis ter Staal, Jan Valentyn Schlinglof, Peter Suyle, Karel van Schulling, j. Schepman, W. Sertmeyer, David Schryver, Gerardus Snyders, Frans Steen, C. van der Siliakus, Jurriaan Sustra, Franciscus Sof, Johan Jacob Schalkwyk, Dirk Santen, Jr. Pieter van Swaaff, Willem de Smits, j. Storm, S.L. Schues, Arnoldus Stern, Dirk Lodewyk Somme, Johannes Otto Schryver, D. Snaals, KLaas van der Stammlaar, Johann Hendrik Schnetzler, M. Swaart, Johannes van Smelting, F.J. Smit, Jan Singelman, Anthony Sandri, Johannes Augustinus Smits, Jacob Sont, Claas van Steinnekker, Johannes Geideon Schallje, j.C. Spek, Jurie van der Spies, Theunis Sythoff, J.D. S[t]ar Hendrik van der Steffen, Jacob Schiellet, H. Spagenberg, L. Slikkers, August. Hendrik Spangenberg, N. Saalting, j. Sluys, Willem van der Soelen, Kryn, van Steuyver, Louwerens Stesing, Jacob Stroppe, Johannes Simon, Johannes Sluys, Adrianus van der Sluytman, J. Schaalje, Cs.J. Serphanion, Louis Francois Stauff, Andries Schaagen, Cornelis van Schade, Johannes Stechwey, J.H. Stauff, Ferdinand Struber, Henrich Slikhuys, K. Sander, Anthony Stockum, B. van Soomersschoeff, T. Son, C. van Stumpkes, Godefredus Slomp, Felix Sardyn, Hendrik Stutterheim, Fredrik Johan Schouten, Jacobus Schouten, David Straten, Hendrik van Straten, C.C. van der Swartz, J.C. Schneider, H. Sypers, J.A. Schryver, Dirk Soest, Johannes van Saraber, Jacob Springvliet, Pieter Sagel, Martiun Scheps, C. Straatjes, P. Schreuder, H. [Soller, Christiaan] Sanden, Joh. van der Snyders, Martinus Steennyer, W. Hendriscus Snyder, Jan Steen, johannes van der Schroef, J.F. Schouten, Hendrik Simond, J.D. Stutterheim, Wilhelm Sibersman, H. Simons, J.H. Sesnykie, Fredrik Schuller, Johan Georg Spek. A. v.d. Seynders, J. Spek, P. van der Swaar, Joris Sebald, J.B. Swaard, Hin. van der Schroot, Pieter Stevens, Gerardus Stutterheim, Gerhardus Stutterheim, J.F. Stutterheim, P.P. Stutterheim, Hendrik Straus, Junior, Jan Hendrik Slosser, B. Sombroek, M. Scholder, Carel Smidt, Johan Michaël Schillet, Ph. Strp, Jacobus Senger, Peter Schellt, Wilhem Sanden, Wouter van der Swiebel, Dirk Schilt, T. Siteersteyn, Martinus Sauveplane, P.D. Schlegel, Christiaan Swaan, G. Steffanus, Sigilinski, J.G. Schuttenhelm, Senior, A. Setten, J.H. van Scheuten, j.A. Stockum, W.P. Sieraal, P. Sieraal, D. Snoek, J. van der Staal, Pieter Smits, J. Schwartz, Johan Godfried Schipper, Gerrit Strobel, J.F. Smiets, Jan Schellenberger, Godlie[...] Stade, jac. van Setter, J.C. Son, Johan Hendrik Siepold, J.P. Scheltema, Bartolomeus Spanjert, W.T. Scheppach, J.S. Scheer, Johan Philip Sit, Gert de Siemen, jan Sweers, H. Schrepfer, Fr. Symons, Ambrosius Soetens, W. Spurie, J Schravenhoek, H. van Sinderen, Junior, R. van Scheerhout, Hermanus Schippers, Johannis Sanen, W.J. van Simon, J. Son, Jan van Souwer, Willem Scheffer, J. Sprengelmeyer, Hendrik Sauts, G.W. Schutman, G. Soomeren, J. v. Stemvoort, D. Schoevers, S. Sisterman, C. Scharai, Stephanus Stipriaan, Simon van Schuts, J.H. Serin, J J. Schraag, W. Soer, j. Schmidt, Tobias Schroder, E. v. Spek, Johannes Christ. van der Schaasberg, Arent Suurstad, J.H. Spek, Y. van der Steffen, Andreas Schreiber, D.P. Schuts, O. Schuttenhelm, Adolf Swarts, Jacobus Syp, J. Schuller, Samuel Schuller, Samuel Adrianus Snyders, W. Slang, Johannis Swiebel, Reinier Schutt, Joächim Schryver, Y. {==181==} {>>pagina-aanduiding<<} Schuts, A. Sloterdyk, Hermanus van Sidofski, Joh. Hendr. Christ. Swartz, Jacob Staal, Hendrik Soller, Christiaan Scheuer, j.B. Scholl, J.R. Schalkwyk. H,R. Siber, W. Steen, J. van der Stas, Jan Batist Schmid, Georg Bos Saraber, Elie Suurlander, Fredrik Stuifsandt, T. Sluymers, Samuel Swart, Antoni de Stezlincye, Cornelis Stade, J,A. v. Spenciers, R.H. Semmeler, J.W. Salir, G. v.d. Sonnevelt, T. Sen, M. Schouten, Johannes Slokki, Frans Samuel Sneybeek, Adam Spies, Johannes Sluitermans, J. Soevenar, Anthoni Stolver, J. Schaffenaar, Stevens, Pieter Swaart, Johannis van Stol, Hendrik Seydel, Junior, Joh. Christ. Staade, J.M. Swaaff, Bernardus de Sluiterman, Jan Smit, H. Strong, H. Schild, Johannis Silliman, J.L. Selvries, Lodewyk Soeten, Jan Stockum, j. van Sluyster, Bernardus T. Thiel, H. van Temminck, L. Temminck, A. Thierry, joh. Tongeren, W. v. Toll, Poulus van Tomey, Joseph Toorn, johs. van der Tollus, Hendrik Tol, Dirkzoon, Johannis van Toorenburg, P.t. van Toer, A. Le Tamboer, Florus Timmerman, Willem Tripp, Andreas Troost, Johan Christiaan Taroskie, Tomet, Cornelis Trigt, Johannis R. van Tewes, Johannes Tewes, Cornelis Teniers, G.A. Tolantes, johannis van Trigt, Dirk van Toorenburg, jacob van Tamboer, G. Trouillé, J.A.G. Thiel, Gerardus van Tonnen, H. Triep, jacobus Tol, Dirk van Tengeler, J.W. Tessier, J.W. Toorenburg, Bart. van Tol, Lavien van Teissier, J. Trippelaer, H. Toale, Jos, Tiel, Marcus van Timmermans, Hendricus Termos, E. Tonnon, Nicolaas To[p], A. Tol, Daniel van Thierry, R. Truy, Stevanis Toorn, G. v.d. Tredoux, J.W. Toornburg, Jacob van Thiele, Christiaan Tekelenburg, Johannes Thomas, Johannes Tredoux, C.F. Tredoux, F.C. Tieleman, C.A. Tak, B. v.d. Tekelenburg, jacobus van Tremus, J. Godfried Tonderie, F. Tak, H.J. Toorn, Simon van der Tadey, J. Tinken, Cornelis Thol, W. van Teleen, j. U. Utzel, Johannes van Uyllenhaak, W. Uytes, J.T. Ulrich, J. Urense, Jacobus Ussel, Cor. van Usener, Fred. Utrecht, C. van Uysink, j.N. Uding, Cornelis Uriot, Claude Joseph. Ulenberg, S.J. Ulenberg, P.J, Ulrich, J.H. Uding, Adrianus Uttenhoven, M. van V. Vooren, P. van der Voir, Philippe le Vlamersveld, Johs. Volck, Jh. Vyver, Anth. van de Vlamersvelt, F. Ven, H. v.d. Verzyl, Muilman G. Vinkestyn, G. van Vugt, A. v. Vugt, H.A. van Viveen, Antony Vorst, j. Corn. Vermasen, D. Vlamersveld, D. Vinju, Az. Corn. Vrythoff, Jan Bernardus Vet, Maggiel de Viersen, Johannes van Vasman, Cebastiaan Verhorst, J.H. Vallet, G. Visser, Harmanus Verseef, W. Vervoord, Wiilem Vos, Pieter Vermaak, Baltus Vries, M. de Vliet, Bastiaan van Ven, Jan van Voerman, Johannes Vreeswyk, Hendrik Vinju, Johannes Vliet, G. van Vorst, M. Voigt, H. Voerman, Nicolaas Vlieg, C.M. Vertin, Junior, Jan Vermeulen, j. Vermaak, Jorianus Veeneka, L. Vivieen, Johannes Vink, B. Visser, Wz., J. Vinju, M. Vosmaer, A. Vopel, Daniel Vinju, A.A. Vinju, Dk. Vos, Gerrit de Velse, Frans van Vries, H.D. Violliger. C. Vianen, Wiilem van Vergeson, Engelbregt Ven, j.j. van der Voigt, Hendrik Vyver, A. van de Vertin, Pieter Voigt, Levien Hendrik Vries, Johannes de Vos, Hendrik de Volck, Frederik Karel Vermeget, Gerardus Vrint, Willem Jacobus Vertoogen, Adam Verlaen, j.H. Verkuyl, Dirk Vasman, Hermanus Vos, Dirk de Valois, Willem Jacobus Vursen, Nicolaas van Visser, Johannes Valck van Herdt, Jan Willem Vriel, j. van Valck, Johannis van der Volhard, j. Vergeson, Barnardus Vergeson, Jacobus Versteeg, Jan Vrind, Jacobus de Verhoeff, Otto Vet, Johannes de Volcker, Johan Leonhart Verheeven, L. Veer, P.H. de Villeneuve, A. j. Voerman, Dirk Vark, Huybert P. Verbrugge, Jan Vaupell, j.A. Valck, Cornelis van der Veltmans, Andries Veltman, Junior, A. Vliet, Ferdinand van Vliet. L. v.d. Viering, H. Verblest, Cornelis Vrouenvelder, Koen[raad] Voigt, Willem Valck, Willem van der Velsen, P. v. Verschuur, Hendrik Vink, j. Vrind, Hendrik de Vollenwviye, Roedolf Vyver, Pieter van de Verlinden, Johannes Vogelaar. K. Vinju, Junior, Jan Voldere, J. van Vianen, Hendrik Vsoissony, G. Vermos, Doris Vinckhuysen, Johannis Vinkenburg. C H. Valkenburg, Dirk Vuurback, S. Voerman, W. Vink, Johannis Vergoor, Gerrit Vris, Elias Jans de Vierzen, Hendrik van Vigne, Johannis La Verveen, J.F. Verheven, Johannis Petrus Valck, Johannis van der Vink, M. Valk, Willem van der Voerman, Jan Hend. Voorden, Anthony van Valk, C. van der Verschuer, M. Vogelsang, Vense, Arend Willem Vos, H. de Vemminck, A.G. Vermeulen, G. Voerman, Roelof Vervloet, G. Vincke, j. Voerman, j. Vermeulen, G.H. {==182==} {>>pagina-aanduiding<<} Vink, Willem Vervloet, j. Vasbinder, J. Voermans, P. Visser, D.H. Velde, W. van de Visser, Andries de Varkevisser, M. Vruch, P. de Vianen, Adriaan van Vinju, j. Vogel, G. de Vinke, Paulus Vyfhuisen, J. Veen, A. v. Valkenburg, Gerrit Valck, C. van der Vogel, Johan Vosding, Arnoldus Varsem, Andrea Vliet, Carel van Verhorst, Arie Vorst, Thomas van der Vry, Theunis de Vry, Koos de Vianen, Huybertus van Vael, G. van Vogel, W. de Vreede, Willem Veer, Joh. de Voogelesang. Machgiel Visser, Adam W. Weeber, H. Westendorp, G Gz. Waldeck, W. Weymar, A. Weydom, Jan Jacob Weelden, Pieter van Weerdt, Adolf van de Weymar, F.W. Westermans, H. Wiemers, Joseph Wildtz, Johannes Winkelman, Ottez J.P. Wolff, Jacobus Wel, Alexander van Westhreene, Wertmuller, Daniel Lodewyk Weymer, Gerret Wiers, D. Waardt, Ecke de Washff, E. Wytvliet, A. v. Weelden, G. van Weezel, Gabriel van Weynants, Johannes Winkelman, O.R.F.W. Wit, Pieter de Wettig, C. [...]n Wagener, Johannes Westerman, B.A. Witenbach, Jean George Wel, Josua van Waal, Jan de Walter, Johannes Waater, Arnold. Hendr. v.d. Wittinck, H. Wagner, Henrich Wildt, j.A. Wiet, H. de Waldeck, j.T. Woest, Jacobus Wynzouw, Jan Wensel, Jurrie Wilde, J. de Wieggreffe, C.H. Wegman, Jan Wysele, Joh Wicherte, G. Wolters, H. Wilde, Johannes de Weyerman, Arnoldus Westhreene, F.A. van Wyland, Jan Wimmers, J. Welde, Cornelis de Windereg, Jacobus Wi[l]de, C. de Wilde, Corn: de Wit, Huybert de Wynants, j.P. Weedepoel, J Sh. Westerman, Willem Wal, Johannes van der Westerlaan, Hendrik Westerman, j. Wette, Johannes Wynen, Pieter van Weisebruch, j.D. Werckhove, Geysbertus Weeber, H. Wolters. Fredrik Wesbroek, Dirk Willemsen, Willem Wolff, Jacobus van der Weezel, Joh van Westman, Petrus Walder, Fleelix Wilde, Gerrit de Wilde, j.W. de Wolff, Jan de Weedepoel, G. Waldeck, P.F. Werders, Johannes Wunnyk, Engel Wyaarda, Johannes Wihelmi, Johannis Windt, H. de Wolff, Pieter Wils, Johannes Wit, Casper Weyerman, Jan Wertmuller, J. Christian Wit Mr. Cornelis de Wit, Martinus de Westerhoff, Johann[u]s Wiedmeyer, Christoffel Fr. Wynvoord, Pieter Wys, J.B. Wiers, Samuel Wewer, Fredrik Wit, Albertus de Wagner, Andries Wel, Matthys van Wyden, A. van der Weelters, R. Wolff, Junior Hartog Wynties, J. Woltzen, Wyerts Wandens, Johannis Wylven, H. van Westerberg, G.W. Windemoet, Cornelis Weille, Janus de Weesel, M. van Weber, J.L. Wit, P. de Weyermans, Jan [Hendrus] Wintersteyn, J.A. Woll, Philip Willemse, Antonie Weymeling, J. Weymans, W.A.F. Wagner, Fredrik Wurtz. Jan Pieter Wit, H. de Woest, Hermanus Wytvliet, B. Wit, Hendrik de Wunderlich. Johannes Pieter Wees, Hendrik van Weyden, Dirk van der Winbergen, C. Wens, Hend Walzhoek, Joseph Wichem, G. van Wegner, Johannes Witten, Willer N. Woesthoff, Gerrit Anthony Wagner, Johan Georg Wit, L. de Wielick, Coenraad van Wild, Johan Georg Werkhove, Gysbertus Weyerman, P. Walstok,F. Wyland, A. Waal, D. de Willemse, C. Wolsoets, Jacobus Werners, Jacob Wys, H. de Walder, Johannes Wagner, Willem Wichman, J. Henrich Wagner, H.E. Wouw, Adam van Wilsink, H. Weytze, Fredrik Wyken, H. Weybster, Johan Wilhem Wagner, Lodewyk Wettig, A. Weydman, Jacob Walraven, Bastiaan Wilde, Fred. de Wit, Stephanus Y. Ypenburg, Cornelis van Z. Zelder van Beveren, G. v. Zaxly, Jan Casper Zedel, Adrianus van Zanthuysen, L. van Zuylen, J. van Zant, J.B. van der Zanthuyse, Hendrik van Zuylen, Ary van Zellman, Johan Fredrik Zyl, N. van der Zwaanenburg, Antonie van Zwanenburg, Anthony van Zeppel, M. Zonneveld, J. van Ziegelaar, Johannes Ziegelaar, Bernhart Zouw, N. van der Zeeuw, Pieter de Zadel, Johannis van Zehmer, Adrian Zwaan, Johannes de Zwaan, Gerrit de Zwaan, Jurreyaanis de Zadel, Adrianus van Zwieten, Johannis van Zeeuw, L. de Zwran, Jan Andries de Zwaen, J.D. Zwart, J. de Zuylekom, Fredrik van Zutz, G.F. Ziehoff, C. Zeggelen, Johannis van Zelisse, Arie Zuylen, Joh. van Zuurmond, Jacob Zeppel, M. Zuurmond, J. Zaan, J.H. Zelderaath, J. Zoete, Sz. Sl. de Zoete, Samuel de Zoete, Cornelis de Zeegelaar, Gerrit Ziusmeester, Cris Zwaart. Thomas van der Zilly, Jurie Philip Overgeslagen namen. Ailiaud, N. Aardtze, Kryn Bronswyk, Dirk B[o]dien, E. Schlundt Baron, Johannes Coolsaat, Car[e]l Contini, D. Hüns, Pieter Hollensteyn, J. Kleybergen, J. Johannes Masson, H.M. Nieuendorp, J. Papst, Philipus {==183==} {>>pagina-aanduiding<<} Naamen der leden van het eerste departement van de Oprechte Vaderlandsche Societeit in 's Hage. President, W.G.F. Graaf van Bentinck, Heer van Rhoon. Commissarissen Directeurs. A.W.C. Baron van Nagell, Heer van Ampsen. J.C. Graaf van Bentinck. H. Baron van Kinkel. Jonker D. Macalester Loup. d'Heer Mr. C.A. Maclaine. . . . . . J. van der Hoek. . . . . . J.T. Drognat. . . . . . A. Krevelt. d'Heer Mr. H.E. Bymholt. . . . . . C. van Diest. . . . . . A. van Wyck. . . . . .A le Maitre, C.Z.. . . . . .J. Heynsbergen. . . . . .G. Oosterhout. . . . . .A.N. du Moulin. . . . . .J. Amman. C.F. Graaf van Bentinck. Secretarissen. d'Heer P.A. de Moraaz. d'Heer W.N. Maclaine. Thesauriers dezer societeit. A.W.C. Baron Nagell. d'Heer J. van der Hoek. d'Heer A. van Wyck. . . . . .A.N. du Moulin. Thesaurier Generaal van 't Vaderlandsche Fonds. Jonker D. Macalester Loup. {==184==} {>>pagina-aanduiding<<} C. Bentinck. R.j.C. de Pagniet. Francois van Hees. G. de Zelderen van Beveren. J.B. Petreus. De Superbeille. Bymholt. O.C. Oester. Gerrit Goury. Fs.A. Scheurleer. J.W. Muller. P. van der Vooren. Ducaylar. P.H. de Veer. J.H. Ruckert. H.A. van Vugt. J. van Zuylen. P.F. Gosse. Wm. Thornburry. A. Temminck. J.D.L. Sweerts de Landas. Scheyd de Groulard. L. van Piettenberg. Otto Limburg Stirum. Grevestein. A.J. Torek. J. Betting. J.M. Singendonck. H. Aylva Eberstein. P.F.L. Bolomey. J.F. de Lannoy. C.H.L. von Harling. C. van Lynden. J. Bouwens van Nieuwveen P.A. de Rochefort. D.W. van der Bruggen. T.G.W. van Lynden van Hovelaken. W.S. Guichirit J.U.S L. Ducaylar. O.G.van Byland. T.G. van Byland. F. Pardicque. Van der Ven. H. van Hees. L. Glaver. H. van Voerst. H. Loos. C. Marda. C. Hardenberg. P.J. Maas. A. van Schinne. Beresteyn. C. Wouters van der Mieden. F. Sontag. Westendorp. P. Roskes. E Schlundt Bodien. L.P.S. Kocker. J. Opdenhoff. H. Muysson. A. de Lannoy. J.D. Sweerts de Landas. C. Pantekoek. L.C. Faber. J.A. Mondt. P. Schade. H.W. Beentink. J. Pardicque. A. Ardesch. A. van den Vyver. G.A. de Grovesiruis. F.B. de Bons. J. van der Hoek. F.C. van Heerdt. O.W. van Till. J.L. Reynst. W.H. van der Duyn. Joh. de Veer. De Milleville. W.H. Naber. A.L. Richard. T.G. de Cottens J. Bartoldi, J.J. Schmolck. S. Besanger. W. Verzeef. P.H. Brugman. J. Volhard. H. Hardenberg. C.M. Vlieg. W. van Hogendorp. J. le Comte. H. Schutz. A. Weymar. J. Dominicus. G. Barkemeyer. Limburg Stirum. T. Bolaers. J. Pesters. C.G.A. Gr. van Byland. P. Le Voir. F. van Rooye. F. Vlamelsveld. P. van Weelden. T.P.C. Haag. A. Deventer. A. Bachman. P. Paas. M. van den Bergh. B. van den Bergh, junior. I. van Hees. P. Blom. D. Palairet. Hend. van Diest. A. Ponse. W. Waldeck. P. Gautier. M. Ouburgh. J.A.G. Trouillé. F. Alvares. H. de Haan. Doorschodt. F.M. Lyherr. J.F. Bugé. S.L. Storm. C.J. Schaalje. P.J. van Teylingen. G.M. t Hoen. B. van Rooye. T.F. Bisschoff. C. Kroll. W.H. de Hertogh. F. ten Dall. Chataigné. J. Le Roy. De Nassau. G.A. de Constant de Villars. F. v. Steiguer. Dav. Wyfs. G. Emants. N. Goedman. Did. Lulius. Ad. Lulius. P.A. Godin. J.[...].G. Slank C.B. van Schwartz. J. van Hoogstraaten. Hoeuft. W. van Diest. H. van Trebra. P. Berkelbach. Vander Sprenkel. J. Kramer. T. Ponse. C. Effinguer. Quarles de Quarles. N. Holstein. N.A. van Heynsbergen. L. van Zuylekom. J.C. Hoffman. A. Deel. D. van Hees, D. Bouwens. C.W. le Jeune. P.J. Timmerman. P. Bresler W.R.J.W. van Heeckeren Nettelhorst. H.D. van Alphen van den Broek. Heekeren Wiersen. J.A. Bouvink. Joh. Deel. C.B. de Saumaize. De la Pottrie, junior. Adam Goedman. Hend. Mes. I.J. Blassiere. Z. Roelofswaart. G.O. van Burmania. F.A. de Goltz. C. Gabry. J.J. vanZuylen van Nyevelt. W. van der Duyn. J. Marda. R. Carters. J.G. Schwartzman. P.H.F. Maraquin. D. v. Leventer. J. Muller. S. van Hogenhuyze Van Claerbergen. T. Bedaule. B.A. Westerman. C.H. de Chambrier. J. Vlamelsveld. G. Carbentus. J.P. Mestrop. J. van Mullem. C. Deventer. J.D. Deventer. H. Backhuysen. C. van Bergen. A. van Vugt. C.A. Chais. J. Schmidt. T.O Becker. B. van der Burght. W.H. Vrieswyk. S.W. van Randwyk. A Ardesch. Charles Bigot. Lyklama a Nyeholt. A. Mejann. J.H. Prins. D.J. Guicherit. F. Melsert. C.C. Tielman. A. Gloukner. J. van Houtté. W.D. Graauw. Corn. Vinju. C.E. Roëll. J. van Molrath. W.N. Pesters. H.M. de Lille. G. Beelaerts van Wieldrecht. C.W. de Rochefort. J.B. Krantz. H. van Thiel. J.E. Hoffman. G.A. Christ. G. Morsër. J.B. Vrythoff. C. van der Ley. J. van Gorkum. J.M. Sobels. W.H. Muller. L. Chr. Kellner. A.J. van Munster, A. van der Meer. C. van der Oudermeulen Js. I. Buyteweg. Bonnier. J G. de Mede, J. Stas. {==185==} {>>pagina-aanduiding<<} C. de Moulin. B.E. Paravecini de Cappelli. J. v. Westenhout. J.B. Perret. j. Roest. B. Beerens. J.W.E. Chellus. J. Stein. D. Heilbron C.S. Wynants. C.G. van der Kest Wittens. Gysbert Karel van Hogendorp. J.F. van Hogendorp. D. Marits. F. van Byland. G.W.J. de Villates. J.P. Kempff. C. Bresler. Pierre Gosse, junior. O.R.F. Winkelmans. A.F. Rolland. R. van Olden. Corn. Roeloffs. C. Braams. J. Cornets de Groot. E.R. de Sieghers. J. de Vries. J. Michel. J.M. Boejenk. D.J. Story. J. v. Sina. H. ten Bruggen Cate. P Coland. J.G. Lausser. F. Mens. H.G.J de Lannoy. A. van Dyk. F. Berghe de Trips. M. van der Speck. J.F. van Lyncker. J. Kerpestein. T. van der Hill. B. van der Hoek. D. Vinju. P. de Ruyter. D. Goederson. A. Bernard. H. van Petten, J.F. Eifferts. H. de Wint. J. van Aalsloot. J. Van Utsel, J. van Veen. J.A. Vaupel. A.J. Villeneuve. J. Kloster. C.F. Cuncell. G.J. van der Heim. H.C. Scheurman. Pieter van Heynsbergen. L. Gunkel. J. Morgan. J.T. Pallairet. G. Verzyl Muitman. A. Laurillard. A.S. van Heteren. W.A. van Heemskerk. N. de Graauw. N. Gautier. A. van de Vyver. J. van Blaauw Sonnevelt P. le Sage. C. de Witt. Mz. M. de Witt. G. Hogenraad Dz. S. Berkenbosch Blok. V.L.S. Deel. L. de Witt Lz. D. Hogenraad. H. van Kouwenhoven Pals. J.F. Bouman, C.C. van der Straaten. C.H. Klessenaar. A. van Maurik. S.J. Schenus. J.W. Graswinkel. P. van Petten. L. Temminck. P. Hofstede. A. Margadant. J.H. Everse. J. van Weesel. G. Kryt. A.W.C. Heide Hompesch. C. Overstraaten. A. van Nieuwenhuyzen. D. van Eck. M. van Stapele. R. van Stapele. F.W. Tengeler. Samuel Duval. J.J. Ths. Duval. W. Boot. J. van der Kaay. B. Bolomey. D.N. Amiabel. J. van der Toorn. C.G. Haagen. J.T. Stomy. W. de Meester I. Philip. J. Thierry. S. van den Bergh. I.R.F. Spenciers Loriol. I. Kool. Nicolaes van Daalen. Martinus Schaasberg. N Voerman. A. Eeltjes. I. Alleu. L.S. le Jeune. J.H. Verlaen. Pieter Mansveld. S. de Roock. M.J. Jonckers. P.A. Berbiers. Unjern Sternber Abm. Verstolk. Bart. Suermondt. B.[J]. Verbrugge Wmsz. D.F. van Grovestins. A.C. Schuyt. J. de Raad. B. de Salis H. de Haze Bomme. J.P. Pesters. C B. Wieling. J.C. Reigersman. H. Collot d'Escury. H. Vosmaer. F. van der Hoop. Jan C. van Citters. P. Bogaers. A. Verzyl. J. Volck P. Havart. [Samuel Konig]. J. Rourwurt. Pieter Kinkeed. H.H.L. van Basel. P.W. Schonck. G.C. Blanken. E.R. Reigersman. P.F. Lankester. Dirk Ko[e]k. Tobias van Westhreene. O. Repelaar. B. Cocq van Haasten. J. Bongé. Jan Bakker. Baltus Vermaak G.J. Besseling. Jusius de Bly. Jacob Camper. Jan Beukers. W. van Leeuwen. J.F. Zellman. Louis Charles Baron de Loo. W. Mensing. Joseph de Veer. J.G. Regenbogen. Heekeren de Molencaten. Q. van Stryen. G.J. de Hochepied. A.C. Coster. J. van der Loo. M. De Haan. A. Schuttenhelm Josef Ooymos, Hofdoct. F. van Maanen J. Delruës. F.C. Soldaen. Lod. Stechwey. W. van den Bergh. H. Indewey. A. van den Bergh. F.S.W. Gautier. S Schaasberg. J. Indewey. J.P. Winkelman. W. Hennevelt H. van Hoogwerff. Bonnouvrie. Sandberg. H. Weeber. H. Blom. M. Greefkes. D. Havelaar. J Casper Zaxly. D. Vlamelsveld. M. Euller. Willem Coster. C.P. Schultz. I.J. Mandeau. Jan de Waal. G. Ligtenberg. François le Comte. J.P. Meissner. H.P. Vark. C. Schlund Bodien. L. Spangenberg. P.F. van Helden. N. Spangenberg. J.B. de Bruyn. J. van der Sanden. J.Teissier. B. Fient. J. Roelofswaart. H. Houtwippen. C. van den Boon Mesch. J.C. Schwartz. Antony van den Berg. G. van Vinkenstein. J. van Baalen. Jz. C. van Ogten. R.G. Memeling. J.H. Morrien. S. Schaasberg. Louis de Joncourt. P. Westman. H. Nieuwenhuyzen. C.A. Du can. G.W. Du can. T. Nieuwenkerk. D.C. Dutilh. H. van Berk. I.H. Polhaus. J.B. Havart. C. van Buyl. L. van der Graaf. W. van Loo. A. de Mey. A.P. Fremeaux. J.F. Bron. S. Repelaer. C.A.M. de Vattel. L. Andres. [J]. Naafs. {==186==} {>>pagina-aanduiding<<} A. Heymans J. Heymans J.D. Nyman. M. Muilman J.J. van Westrenen A. Bresser. J.A. Woursterberger de Berthouw. J.B. Vintcent. George Konez. Joseph de Graaf. Naamlyst der leden van de Oprechte Vaderlandsche Societeit Goude Leeuw. Commissarissen en Oprechters. JACOB REYVERS. DAVID PINO, Senior. WOUTER v.d. HORST. DAVID PINO, Junior. FERDINAND DEMEZA. PHILIPPUS FELKERS. JAN HENDRIK DUCROISSI, Notaris. Leden. A. Pieter Aillaud. Philip Andres. Jaques François Allaz. Johan Alsdorff. J.F. d'Agé. Antonie André. Mattheus Adams. Johannes Allen. Mattheus Adams, L[a]mbertus van Alphen. J. van Amerongh H. Akkerman. J. Annokée. J.L. Aubert. Pieter van Alderweegen. Jacobus Amiabel. Johannes Gerardus van Alten. Maurits Allier. Renier van den As. Louis Annocqué. Antonie Ardesch. Frans Anselon. A. Albach. A.A. van Arnhem. Johannes Aljon. Jacob Ably. C. Abbt. Dirk Agterberg. J. Ardesch. Nicolaas Amiabel. C.R. Allen. Bartholomeus Amiabel. David Nicolaas Amiabel. P. Ambrosius. Achenbach J.P. van Aken. J. Annokée. Louis Annocqué. Lodewyk Aalsloot. Bartholomeus Amiabel. Tieleman Ably. Casper Ably. Willem van Altema. Martinus van Attenho- Dirk Aarbodem. Pieter Allierd Coenrz. Hendrik Christoffel Aldenburch. Gerk Aalefs. J.J. Arnoux. Pieter Amiabel. J. Aarbodem. B. Bonouvrier. Bongé. J.H. Best. A. Bekker. Hermanus Brinksma. {==187==} {>>pagina-aanduiding<<} Antonie Berlenbach Roelof van Born Louis Sam. Buschel Cornelis Beeldemaker L. van den Brand, junior Andries Jacobus Bakker Willem de Berlangh j.j.F. Byerbach. j.A. Best Iohannes Breydekker Leonardus van Breemen Antonie van den Bergh Johannes Beegelinger I.D. Bastet H. Burgers. L. van den Brand, Senior Ian Beukers Iustus Baake Jacob Berrotet I. de Barmstein P. Bodaan A.C. de Busch G.F. Bollinger A. de Bruyn T.K. van Bylevelt Gerrit Bisschop Cornelis Bakker Beyvank Ian Herman Blom Carel Beck Hendrik van den Burgh j. Boisselaar Nicolaas Boeienck j. Buyteweg. Hendrik Beuger A. van den Bergh Hendrik Blom C. Boot D.I. de Bekker I.H. Boel I. van Brussel W. bruno Alexander van den Bosch Adam Burtner Iohannes Bruyns Fredrik Samuel Boersch Christoffel Buchelaar Iohan Godfried Beeringer Hendrik Bekker Pieter van den Brand Evert Bekker I.F. Burghart Teunis brink I.P. Barbier Iohannes Bronkhorst Hendrik van der Burgh I.G. Bekker W.H. v. Baak Beretta I. Beretta I. Bender Arie Baggerman Adrianus Burgersdyk C. Bakker G. Bongaerts Iohannes Benner Arie Beekhuysen Ian van den Bylaart Nicolaas van den Bergh Barend Beerens Ian Betting Abraham Baud Christiaan Bauman C. van Breemen Dirk Behaagel Willem Buytendorp Iohannes Burger Coenraad Berger Theodorus van den Berg I. van den Brand Daniel Briel Iohannes Beegelinger Samson Godliep Bauman Ian Boeseken Andries Bosman Leendert Botti Arend van der Blom Iohannes Brummeling Leendert Breedvelt Zweer[ds] van der Burgh Iohan Georg Bergh Pieter van der Burgh Abraham Baudat D. Bouman Hendrik Bouman I. Bantzer P.R. de Beer Ian van Brussel Martinus van Brussel Mauritz Belo Iean Francois Bron Reinier Brink Priemus Badousek A.R. van Buyl M. Boonekamp W.S. Bartels A. Bernhard H. Beekman Cornelis van Blankestein Iacobus Iohannes Blankevoort Fredrick Beekman Iohannes Braun Elias Berger Iacob Brach J.C. van Balen Christoffel Bakker Philip Buyser Iohannes Broekhooven Arnoldus de Bruyn Willem Booseken Iohan Iacob Boshart I. Burgerjon Aalbert Bos Willem Bruno I. Bonouvrier Mauritz Bol Adam Blydenbach Willem van den Bergh Iosephus Beyne Gerrit Willem Blekking A. van den Burg. Hendrik Bax Henrich Bodde Iacob Bekkers Nicolaas Bakhuysen Abraham Byleveld Christoffel Binbergen Pieter Beem. Iohannes van Brand Simon Boeha I. Bruyns Iohannes Baron Dirk Willem Bulsing Frans Bergman Laurens Bodaan Iohannes Bruggemans Iacobus van der Beek I. Bisseling Iustus de Bly C. van der Byl Bullot Willem van der Burg Georg Philippus Beukers Hermanus van Bork C. Bisschops I. Beyleveld. I. Bonet P. Berkhuysen Iohannes Bout Iacobus Byleveld Simon Bernardo Barend Boers Willem Iacobus de Buys Iohannes Blokpoel Gerrit Bosman G.C. Bleck Iohan Pieter Baum B. van den Berg W. de Bruyne Iacobus de Bruyn Willem Boshuysen Iacobus Blankwaard A. Boon Antonie van den Berg Carel van Breemen I. Brouwer I. Beglinger Tacob van Breemen I. Bourquin Ian Hendrik Burnier Huybert Burgersdyk, Cornelisz: Iohannes Blik Hendrik Bekker Iohan Fredrik Ber W. van Buyl C. Hendrik de Calée Iohannes Cambell W. Cousyn H.P. Carbentus Iohannes Cambei Pieter Crepin I. Coeland Iean du Casse Iohannes Lambertus van Campen. Thomas Crepin De Cambon Andries Theodorus Corving Isaac Iacob Chef d'Hotel Iohannes Hendrikus Clements Willem de Calée Isaac Cassemajoor I. Corving Cornelis Coolhaas Ian Cariot Ian François Coulier W. Coenen G. Carbentus Iohan Fredrik Cottler I. de Calée S. Camfferman H. de Calée, junior I.I. Chabert Pieter van Campen Daniel Ioseph Contini L Crauer Mattheus Crespin D. Anthony Dona I. Doon Fredrik Dykerhof Christoffel Dykerhof H. van Duyfhuys Willem Donart Gerrit van Dinteren Peter van der Does Willem Dekker Dirk Dop Frans Dominikus Pieter Demarée Cornelis van Dinteren A. Diest Daniel van Dinteren François Deaumergue Christoffel Detmar D.H. Dumoulin Martinus Dolphin Iochem Dirks Daniel Donker Gabriel Dekker Ian Dupré I.A. van Drecht Willem Darly Willem van Duynen E.G. ten Dall Willem van Dorst Cornelis Deyns {==188==} {>>pagina-aanduiding<<} Egnatius Deeringer F.W. Dautzenberg Cornelis Denys Iohannis van Dam D. Doudiet Iohannes Drankier Pieter Dubisson Christiaan Delserie Daniel Diehl Fredrik Drope Adrianus Denys Nicolaas Dirks Hendrik van Dyk Ioahnnis Doolis R. van Drecht Philip Daubich Gabriel van Dam Iaques Demeuse Pieter Denys David Dunlop Ian van Dorsten Uco Hendrik van Dam A. Daniels Iohannes van Dam Michel Samuel Deriée I.W. Dorgeis Frans van Diest Andries Dannenburg Hermanus Demarée Nicolaas Droesbeek Dreyklufft H. van Dyk. E. H.C. van Echten Daniel Engel Fredrik Engel Leonardus van Engelen A. Ecoffey G.B. Eshoven P. Engeraam I.B. Emrich Matthys Eullers Hendrik Ebbens Adrianus Ebbens A. Engenasie Iohannes Willem Engels Iohannes van Engelen A. Eeltjes Iohannes van Engelen Stephanus Hee Hendrik van der Eyk I.M. van Eldik D. Edelbloet P. van Else C. van Eyk I E[...]geler Christiaan Emmerling Iohannes Hermanus Eyffers Cornelis E[n]geraam Cornelis Eykhout Iohannes Valentyn Engers Iohannes van Eyk Pieter Engenraam Junior Arnoldus van Eepen Willem Eckkenhuysen Eversbach Antonie Elbert G. van Epen D.C. Engel Iacob Andries van Essen I.I. Emmerik A. Engelhart Iacob Eijerdans Sarabert Elie Cornelis Fredrik van Egmond G. van Eck I. Ebbens Iohannes Hendrik Eldrik Hermanus Entlich Peeter Entz Iohannes Balthazar Eldrik I. van Ebergini F. Johan Casper Franse Iacob Faber R. van Fulpen Nicolaas François Feuillois Iohan George Fritz A. Fischer Valentyn Frevel Iohan George Frey Iacobus Fritz Iacob Freni Albertus Fritz Iohannes Fenneman Charles Favre Machiel de Fooy Georg Fredrik Freund Pieter Godfried Fabricius Cornelis Fyt E. van Fulpen Carel Friedel Dirk Willem Firing W. Furnée François Faimonville Ian Ioseph Fritz I. Feller, junior Von Frank N.I. de la Fosse Iohannes Frense Engelbregt Fergison G. Barend Gutterswyk T. Grim I. de Gee Geiger Willem Gysberts Hendrik Gluneux Pieter Gesellee Gaulaz H. Grundt L. de Gast Paulus Grel Otte van Gulde F.A. de Groot A. Gutterswyk I. Goestce I. v. Geemert Gerardus Granvall Iohan van Geldorff Christiaan Gocker S. van Gellekom Gerrit van Gaameren G: van Goor Huybert van Goch Sander van Ginkel Willem van Guelik Ioh. Groothuis Ian Marc Gervaix Casper Graaf Pieter Gooyaars Egbertus van Ginkel Christiaan de Groot Iohannes Everhard Geevel Iohannes van Goch Hendrik de Graaf Daniel Gohier Bartholomeus Goesdorff Casper van Gille Christoph Getlinger Willem Hendrik van Geervliet Iacob Gisser Hermanus Goudoever I. van Goch Louis Galeaart François Godde Fredrik Lodewyk Gunkel N. Groebe Casper van Gulden Iohan Georg Getter Gerrit Graavens Nicolaas Groos Iohan Willem van Gheyn Gerrit Gille Christiaan van Grieshelm Andries van der Grendt Arie van der Gaag I. Gerritze Iohannes Guesdom Leendert van der Graaf Iacobus Grey Martinus Greefkens I. Gooiers Iohannes Geeson I. Garnier Iohannes Graaf Iohannes Elias Goetzee Iohannes Goud Albertus Galjaard Ieremias Glazer I.W. Gangel C. Gosman Iean Geoffroy T. Gillekamp Iacobus Godsmeeding Iohannes Gettinger Willem Galjaard Iohan Bernhard Goekel Hendrik de Gooyer Lambertus van Gyzel Iohan Christiaan Gossert I.P. Gosman F.A. Groeneman Glaudi Geerweg Antonie Greevers Iohan Diderik Grimmé Iohannes Goedier Leonard Galjaard Ian Hendrik Göbel Frans de Gooyer. H. Cornelis van der Hout A. Hennevelt M. de Haas Antonie Hurau Pieter van Hunsel Ian Haavenaar Willem Hennevelt W. ter Hoeve Benjamin de Haas Cornelis Heymans H.G. Hennevelt, junior Willem Heer F.C. Hartryk I. de Haan I.D. Hartilief F. Hoolboom I.I. Huys I.C. Hennevelt Laurentz Hellman Otto van den Heuvel Lambertus Harievan Iohannes Heyneman Hendrik Hotz D. Heyde Ioh. Hofnout Iohan Christoph Herman Georg Michiel Havenaar Willem van Hembergen Hermanus Haverbeek Albertus Hackenbracht Iohannes Hackenbracht Ian Hendrikse Cornelis Haazemond Pieter Hardenhorst Sebastiaan Havart Willem Hendrik Hengstenberg {==189==} {>>pagina-aanduiding<<} Iohannes Hilt Elbertus van der Haagen Willem Harsvelt Iohannes Heer G. Hoogeboom Iacobus van Heusden Chr. Heydeck I. van der Harst Dirk van Hunsel Otto van Heel Iohan Nicolaas Haantjens Lammert Harting Iohan Harmsen Daniel Houzée, junior Hendrik van Heeswyk Antonie van Heeswyk I. van Heeswyk Willem van Heeswyk Iohannes Holstyn I.G. van der Hoek I. van Hedikhuysen Nicolaas van den Houte Pieter Hardenhorst, Senior Martinus Hardenhorst, junior Iohannes Frederik Heyn Iacobus van Heusden, junior Iillis de Haas Dirk Haage Michiel van Hees Iohannes Hilger Hermanus Helmigh Ian Hulst Iohannes Hendrik Helmigh Willem Reinier van der Heyde Iacobus Hoogstraaten Iohan Hendrik Hentse Iohannes Gabriel Huis I.H. Heyffelaar Iohannes Heymans Pieter van der Heyde Pieter Heymans Cornelis Hurau Iohannes den Hartog Iacob Heppener Hendrik Willem Haarhuys D. ten Hagen Willem Hendricius Hendrik Hilt Iacobus van Hassel Cornelis Harsvelt I. van der Houwe C. van Holten I. Harsveld H. Hubenet M. Hoek Willem Heyman Abraham van Helden Cornelis Holl Hendrik van den Hoonart Arie van Houten A. van Hoven. I.C. de Haan G. Holstyn, junior Ieremias van der Hoek I. ten Hage Pieter Havelaar Petrus Hofman Andries van Hove, Senior Hermanus de Haan Barend van der Hoek Iacobus van den Hoogenbant Henry Hell I. van der Hoek Ian Halfsmit Gerrit van Herkhuysen Gerrit van der Hoeven I. Hendrikse Cornells Hollander Benjamin van der Hoeven H. van der Houven D. Holl Iacob Heppenaar Iohan Hullman I.M. d'Harvant Herman Hullman Christiaan Harmeijer Pieter Hilt Arie den Hertog Iohannes Martinus Hofhout Iohannes Hendrik Huyser Martinus de Haan I.C. Hoencoop Dirk Dirkse Hoek Dirk Cornelis Hoek L. van Heteren I. Hartong Pieter Heytveld M. Hazelzeth I.F. Herpst Costeanus van den Hoogenband I. hochepied Cornelis de haan I. van der haas I.C. haaze P.C. heymans Iohannes hinfelaar Iohannes Andreas hofman R. van der houven P. helsloot Cornelis van hilden Willem hekkers I. van den hamer Huibert van der haak Antonie hasselbagt Iohan huyer Hendrik hagendoorn Cornelis van der harst Willem harremeijer R. hagendoorn M. van der haagen Willem hoos Ian Ioachim hägg Hendrik haverbeek N.h. van hout A. van heyningen Frans Adrianus hubert hendrik hinkel Pieter harrach Christaan henke I.C. van heel H. hoepeling. I. P. Imgart Willem Ibach Dirk van Ingen Claas de Jongh Raimondus Jordaan W.N. de Jongh Hendrik Joosten Matthys Jonen Johan Ulrich Jong Dirk Johannes Jansen Johannes Illi Fr. hend. Johanson Jan Cornelisse de Jong E.B. Jooste, junior Iohannes Insler Fredrik van Iderot Pieter Joli Willem Jager J.G. Jetter Simon de Jong Tjerk Jansen Engelbert Jooste, Senior Abraham Imminck Pieter de Jong Gerrit Jillise Jacob Jong hermanus Juweel Elias Joha Coenraad de Jong J.C. Jetter. K. Pieter Kools J.H. Kock D. Koolie J.F.E. Koch J:J: Krantz Kryt P: Koolie Andries van der Kraan Jacob Rudolf Knodt J.A. Knodt Leendert Keus F:A: Koch Daniel Koens Martinus Koens Johannes Koens Abraham Koens Johannes Kooper J: Keuskamp Arie Keus Jacob Keus Jacobus van Karnebeek George Fridrich Kobold D:h:M: Kolster J: Kock Willem Koppenaal Pieter Collet J: Krabbe J:J: Koch J: Kerkhoffer h: Klaasman Jacob Kirchmeijer C: Kok P: Kramers Willem Fredrik Koch h: Kok Jean George Keetel Arie Kerpenstein Jan Diderich Koch C: Keurenaar hendrik Koolmans Nicolaas Kok J:K: Kleyn Wouter van de Klashorst Trasis Krab Petrus Keizer Cornelis Klinkenberg Johannes Klinkenberg Willem Krabbe Johannes Kock Isaak van Keller Jacob Kicherer Adam Krekel Arnoldus Krabbe J:G: Konstman Johannes Keuskamp, junior Koller Antoni Johannes Keyzer A: Keuskamp Christoffel Gustaaf Keliaan Jacobus van der Kaay G: van Kuyk J: Keller J:C: van der Kaay Abraham Theodorus Kooper Johannes Köhler Fredrik Krieger Hendrik Krabbe Pieter Kok hendrik Willem Kemman Iohannes Koenrardus Koens {==190==} {>>pagina-aanduiding<<} Iacob Krafft Iacob Krafft, junior Ian Melchior Kam Kerpestein Johannes Kock Cornelis Kersseboom Iohannes Krantz Iohannes Cornelis Kerner Daniel Kreek Leonard Christiaan Lebrecht Köcker Otto Hendrik de Krieger Iohan Coenraad Krieg Hendrik Keizer Iohannes Kuyper Willem Keller I Krilder I. Kortier Willem van der Kaay Iacob Koch Iohan Antoni Klomp N. van der Kooy W. Knies H. van Kampen Ian Daniel Kraeutler Kempff P. Kolet M. Kroonenberg Franciscus van Kampen W. Hendrik Kegel Iohannes Kissenburg Iohannes Koppenaal Abraham Koekebakker Antoni Knops Ioh. George Köhler Teunis Kooning Ioh: Philip Köhler Cornelis Krilder M: van Kempen Willem Godfried Kootenberg D: Kok I:F: Klaasen Antonie Konings A:W: Keller C:F: Koehler H: van de Klashorst I:C: Klous: L. Hendrik Long I:M: Leidenroth I: Legarde Iohannes Lappé Barend Lammers H.H. Limberg H.H. Limberg, junior Ian de Lang Ian Casper Lieberam Machiel van der Lee P. Letterie Iohan Georg Lehman W. Lignac G. de Lange I.C. Leydenroth Willem van Lier Hendrik van Lier M. Leuillet H:G: Lehman I: C: Lehman Pieter Louwe Iohannes de Leeuw Leendert van Lis I: Lux Laurens van Leeuwen Hermanus Lagerwey Hendrik van Lutzenburg Christiaan van Lieshout I: Leuillet Philip Carel Latour Coenraad Lemaitre K: van der Linger I: Lux Ian Hendrik de Loos Iacob Lintz Iohan Leonard Lauser I:P: Ludovici Godfried Lodewyk Iohannes Laffrée Iohan Casper Laurentius M:A: van Lamzweerde I: van Laak Iohannes van Lerve Bernardus vander Linden Bernardus Liezen I:H: Lappé Willem van Laar W: ter Laak Leendert van Loenen Gerrit Loef I:M: Lucker Theodorus van Laak Iohan Wilh. Leydenroth P:G: Lilly W:D: van Lacum N: Letterie A:I: Letterie, junior Iohannes Lefebure Louis van Lit I:H: Laverdure Iohannes Latour Willem Lalleman Antonie Latour Iohannes van der Linde Andries van Leeuwen Iohannes Philippus Ligtenvelds I.I. Ligtenberg Godfried Fredrik Lutz Willem de Loo P I. Letterie I. Lotz G. Latour P. Loosekoot Cornelis Lem A.R Letterie Iohan Fredrik Limbach Arie van Leeuwen Limbach. M. Christiaan Marchal Iacobus Muntz Iohannes Mutters Augustinus Mestrop A. Mulder Servaas Mansfeld Gerrit van Maaren Iohannes Metenbach Hendricus Maas Adriaan Muller Ian Iacob Mandeau B. van Meerloo Daniel Mol M. Meuleman Pieter Muntz Bernardus Jacobus van Middelkoop A. Medenbach I. van Maanen I.H. Mees [Pieter Middelkoop] Hendrik Iohannes Masson Hendrik Martinus Masson Iohan Christiaan Meijer N. Minalts I. Michels I. de Meijer I.M. Martin Ian de Meijer, Senior Nicolaas Maazer Iohannes Mol Everhard Milders Pieter Iohannes Maas Bartholomeus van Meerlo I. Mertens Ian Muyser M.C.W. Melchers I.L. Melchers Abraham Meisert Cornelis Marjow Gottfried Mattern Casper Mes I.F. Meijer Pieter Mansveld Abraham van der Myn Iohannes Mutters Pieter de Man Willem Mansveld Hendrik Marjouw I C. Mees Iohan Willem Markus Hendrik Malsbergen Philip Meulman I[o]hannes Hend. Meulman Hendrik van Mechelen Iohannes Muller C. van Maanen Ian Abraham Martinius Christiaan Metz I. Mulder I. van der Moore Iohannes Mackay I:F:I: Mully Iean Marthe W: Mudders Antonie Martyn Albertus de Moedt Pieter van der Meer, Sen. Pieter van der Meer, Jun. I:G: Moor Lammert Mellenk A:H: van Marle Daniel Mulder I:H: Mutzenbach Hubertus van der Meer Coenraad Mans Roeland van der Meer Elias Meijer I.C. Mutzenbach Iohann Matheo Moench Lambert Meeuwisse Arie van der Meyden Adriaan Frans Meijer Ferdinand Metzingk Ary Mol H. Mansveld G. Margadant A. de Meijer Cornelis de Man Pieter Munk Christiaan Morganik I.A. van Middelkoop Tieleman Meijer S. Meesenig C. Muljé P. van Melsen Pieter Mers Iacob Mantel Mes P. Mohlenbeek F. Mees Samuel Martin b.W. Meijer P. Mans I.G. Mulet I. Merlin. N. Adrian: Nieuwenbroek Frans Nieuwenhuysen Normand Sjouke Nooteboom Iohannes Noordyk Hendrik van Nieuwenhoven Iohannes Nikkel I. Nigterings Evert Nieuwenhuysen Tobias van Nieuwenhoven Iuriaan Nuysink Hermanus Neuring {==191==} {>>pagina-aanduiding<<} Barend Iacobus Nieuwenhuysen Willem Lodewyk Nieuwendorp Iohannes Nantz Bernardus Nieuwenhuysen Iohan Nater Ian Nielen F.L.P. Nietser Philippus Nuys Antonie Nagank C. Nepveu M. Nagtegaal Tobias van Nieuwenhoven T.J. Nieuwenhuysen I. Nieuwenhuysen P.A. Nepveu Iohannes Nieuwenhuysen Iohannes Nysé A. Nicolet A. de Neyn O. Hendricus van Ottenhof Louis Overstraaten Leonard Oostendorp Arie van Oosten Huybert Oldersen G.H. Oeffelman Thomas van Os Willem Opdenhof Casper Overduyn Pieter van Oudheusden Dirk van Oosenburg A. Onderwaater François Overduyn C.F.A. van Oebschelwitz Iohannes Ort Franciscus Olingius Hendrik van Os I. van Oudheusden Gysbertus van Olsen I.C. van Oest Hermanus Otten Antonie van Ogten Ian van Ogten Edo Oltmans Gerrit van Oyen A.A. van Outheusden S.H. Ort M. van Osch I. Oerlemans P. Anthony Pino M.R. Ponse I. Pino Leonardus Paas Gerrit Post Daniel Pino Willem Pino Iohannes Pylaars Iohan Petri Adrianus van Poeteren Izaac Penny Leendert van Poeteren Antonie de Porta Willem Plankerman Casper Pabbruwe Ian van Poeteren Arnoldus Peschmans Pieter Provée Servaas Pisuisse D. Pulver E. Pero I. Pieton Pieter Penning N.L. Penning Laurens Peters I. Pronk T. Paff Herman Pierau Andries [P..] Lambertus Pysel Iohannes Pluygers I.H. Pluygers C. Pelkman F.H. Pabst D. Paas Iohan Casper Pypers Nicolaas Post Ian Willem Pas Iohan Peters I. Potier S. Palies Willem Pietersen Sweerinus Pontier Martinus Pontier Iacobus Peyn Willem Plankerman Gerrit Pepen Christiaan Petersen Abraham Parys T.I. Pigrand R. Risman I. de Rooy H. Raats Ionas Regebogen Iohannes Rasz I. Le Roy I.G. Regenboogen David Romyn Pieder Radys Iacob van Raaje Pieter van Ravesteyn Pieter Rietveld Laurens Rietveld Dirk Rietveld I: de Raat D: Rietveld Raadgeever F:H:G: Rooseveld I:H: Ruckert Philip Roedersdorf Iohannes Reynders Leonardus Rosmuller Elbertus Raatelband Hendrik Reeborn Martinus Roosendaal Hendrik de Ridder Gerardus van de Rassel Hendrik Roelofs Lucas Roelofs Iohannes Rynders. I.W. Rotteveel I:H. Rys Iohan Philip Rau Iohan Georg Ruck Nicolaas van Ryn Antonie le Roux H.I. Reuselaar Ian Rosmoole Willem van Ravesteyn I.M. Reyke I. Rodernburgh N. Ruygrok Hendrik Roelofswaart Bastiaan la Ros Iohannes Roelofswaart Frans Ruttig Ian Willem Risman Iohannes Raatelband Willem van Rossum I. van Roode I.I. Raesink I. Rutters Leendert Ruygrok Ian Rieman Pieter Rotteveel W. de Raadt I. Robbers. I. de Ruyter N. Rigter F. de Ruyter Willem Rooteen A. Reinner Leonardus Rygersberg Paulus Ros Isaac Reignar Gerardus van Rooyen A. Regenbogen I.F. Robber Iohannes van Rooyen H. Roberti C. Richter. Leendert de Reede Salomon Rotteveel Pieter Roosa Paulus de Ruyter Iohannes Ros Hendrik van der Ruyt Pieter Raabeling Hendrik Roskes Willem van Rosmaale Lodewyk Roerveld Iohannes van Riel D. Rossier I. Rogatsnik M. Rodenburgh P.W. Roggenbach G.G. Raasing P. Rodenburgh Koert Rodenburgh Godfried Hendrik Roode M. Rommel I. Reusse I. Roosendaal Iohan Hendrik Reich Gerrit van Rooden Frans de Ryk, Senior W.D. Roeleveld S. Carel Singels L. Stechwey I.H. Stechwey Adolf Schuttenhelm G. [Stutterheim] Christiaan Sisterman Ian Stechwey Nicolaas van der Souw Fredrik Christiaan Soldaan Hendrik Simmer I. van Sauer Willem Christoffel Smits P. van der Spek G.P. Staal I.F. Sandberg P. Stadtlander Ian de Swaaf Iacobus Smits Iacobus Schouten Antonie van der Spek Iacob Smits H. Siebersma I.H. Steffens W. Snyders G.F. scheur G. Schol A. Schnyder C. Schrepfer F. Schrepfer, junior C. Sander P. van Santen, junior P. de Swaaf B. de Swaaf Scholte J.A. Smit j.R. Schiet J.J. Sneyder J. van der Steen C. Soeterman J.B. Scholl M. Senn Hendrik Stroe J.A. Schi[ck] {==192==} {>>pagina-aanduiding<<} J.P. Stricker C.F. Schalje Philippus Sowaal C. Sieffers F.A. van der Sanden A. Schuttenhelm F.J. Smelting Cornelis Sterlink Jan Schebbag Johannes Schouten C. van der Steen Martinus Sneyders Frans Sneyders W.F. Spanjert Willem Sauer J. van der Spek Fredrik Stam C.M. Seppel J.A. Schmidt Willem de Swaaf W. Schuller W. Siepkes Thomas Steufzand E.A. Schrooder J.O. Sommer Godefridus [Seeke] Johan Philip Schlosser J.H. Schlosser D. Sertinger L. van der Spek J.C. Schuller [I].H. Sänger T. Schmit Johannes Schryver Hendrik van Schalkwyk C.G. Schacke H. Scheerhout H. van Schravenheek J. Selderet H.W. Sänger M. Schnetzler. W.P. van Stockum Tomas Soomerschoe J.M. Swaap V. Schusseler C. van der Stoel H. Sigelinski J.P. Schlägel Jan Schrikkel Fredrik Schrikkel Jan Adam Spöhrer J. Schulling J. van Sons A. Stol J. van der Snoek L. van der Snoek H. Sweers R.H. Spenciers J. Syp J.H. Schalkwyk J. Scaol K. Stortenbeeker J. Smit P. Steenbergen H Schuts G. Strubel Samuel Sluymers A. Sukkel J. van der Steen P. Schillet H. Schillet M. Schot J.H. Selken M. Sombroek R. van Stapelen K. van Sonst J. Sluyterman I.P. Scheer J. Snyder J. Spurie H. Staats H. Smits A. Smits J. van Setten A. Stieffen H. Santhuysen J A. Schouten H. Smit W.A. van Santhuysen G. Steevens J. van Soomeren L. van Santhuysen, Sen. W. Schalkwyk Seelenhorst. [I]. Seelenhorst J. Scheffer [I].F. Swaap P. de Swart J. Van Seben I. Schoonewolf N. van der Sman G. van der Salm J. Siliakus P. Siliakus R. Swiebel J. van der Swaart L. Sloot A. van der Swaart H. van Schaagen W. Soetens A. Singelmans J.H. Simons G. Schuts I.C. Seydel J. Swarts B.B. Schmeil J.F. Stutterheim P.P. Stutterheim J.H. Straus, Junior J.M. Smit J.G. Swarts T. Soomerschoe F. Swaabach A.J. van Schaik J. Steenbrink J.J. Sinn er J. van Staade J.H. Sann H. van der Swaart H. Streyp J. Schoor J. Sluyterman J. Schippers P. Stevens D. Stemvoort J. Starrenburg T. van der Swaart J.M. Staade J.G. Sigelinski R. van Sinderen H. Schregardus J.H. Siegenhoocken S.A. Schuller D.P. Schreiber H. van Sandwyk M. Schroyesteyn T. J. Toolen P. van Toornenburg J. Tomey W. van Tongeren W. Timmerman J. Tadeys Johannes Termoolen Reymon Thierry J.F. Temme C. Taal H. Tollus Johannes Thomas P. van Teekelenburgh H. Trysenaar C.F. Tredoux J.G. Tredoux F.C. Tredoux J.G. Tredoux M. van Tiel J. Terlaak H.J. Tak S. van der Toom F. Tamboer J.R. van Trigt W. van Thol C. Tornet W. Thornbury J.G.W. Tremus J. Timmermans N. Tonnon W. Terhoeven C.B. Treher D. Tammarin J. Tiljeur P. Trakse J. Van Teekelenburg U. J. Ulrich W. Uyllenhaak J.H. Ulrich Uriot A. Uding F. Usener H. Uyttenhout J.T. Uyttest C. van Ussel F. Ulrich P.J. Ulenberg C. van Utrecht V. K. Vogelaar J.H. Volk M. De Vries C.H. Vinkenburg W. de Voogel P. à la Voine A. Vertoogen A. Verhorst F Vlamensveld A. Verlouw N. Voerman H. Vopel J. Verhorst P. Vos D. Vogel P. van de Vyver S. Vasman H. Vreeswyk J.C. Vorst H. van Vianen D.H. Visser G. Vergoor H. van Vianen M. Vinju J. de Vries A. van Voorden J. Vermaak A. Viveen A. van der Voort C. Vonk J. Vermeulen L.H. Voigt W. Vink L. Veeneka M. Voogd R. Voerman W. Verduyn J. Vyfhuysen J. Voermans A. Vinju, Junior G. de Vogel R. Volleweijer W. Vreede P. Vertin M. Varkenvisser. W. van Vianen M. Vorst I. Vertin J. van der Valk J. Vasbinder J. de Vries G.H. Vermeulen J. Vinju, Senior J.H. Voerman G. Vink J.J. Volk {==193==} {>>pagina-aanduiding<<} H.J. Visser D. Vinju G. Vallet J. de Vree Jan Verwyk J. Viveen. G. Vermeulen J. Vervloed M. de Vet A. Voigt G. Van Vliet C. Van Vliet B. Vink L. Verheeven H. de Visser G. van der Valk J.H. Vrolig G. van Vaels J. Vinju, junior E.J. de Vries J. Visser, Willemsz. J.J. van der Ven G.B. de Vroe B. van Vliedt G. Verhulst. W. Fredrik Willem Weymar Westerink J.D. Wysebrog D. Westgeest N. Wyland G.H. Weymar A. Wernis A.M. Wyland J. Weymeling Wild Wolters E. Woesthof G. van Weelden J. Woest J. Wagener J.J. Waldek J. De Waardt J.G. Wittenbach D.L. Wertmuller J.P. Wurtz J. de Wilde A. Wettig A. Willemse D. Wirtz G. van Wichen H. Westermans G. van Weezel H. de Wit J. de Wilde G.A. Woesthof J. Wyntjes J. van Wel J. Wimmers N. Wittenwiller W. Wagner M. van Wel A. van Wouw M. van Weezel [I]. Wenting A.E. Wagner H. Wolters J. van Weeteren A. van Wel G. Wicherts P. Woest C.H, Wiggressen J. Wyselé J.A. Wildt K. Windemoed C. Windemoed H.A. van de Waater G. Weymar J. Wynants H. Wens A. van Wydvliet F. Weever A. van de Weert J.H. Weijermans J.G. Wildt G.C. Wurtenberger G.B. Warnar A. van Weeteren F. Wislinzin J.P. Wys S. van de Watering H. de Wit L. de Wit H. de Wys H. de Wit J. Wemmers T.A. [van Westhreenen] J.J. Weydom S. Wust F. Waahelder J. Wyne R. Welters W.A.F. Weymans A. de Wit W. Wolsen L. Wagner J. Wegner C. Wettig A. Wagne[r] A. de Wiele B. Walraaven D. van der Weyden P. de Wit A. van Weytvliet W. Wellenkamp J. Walters. Z. J. Ziegelaar A van Zaadel J.B. van der Zant S. de Zoete Sz. C. Zinsmeester C. de Zwaan R. van Zinderen J.D. Zythoff J. van Zuylekom N. van der Zyl P. van Zwieten G. zwaan J.A. de Zwaan F.K. de Zwaan C. Zeehof [?]J. de Zwaan. A. van Zuylen J. Zwanino J. Zuurmond J.F. Zuurmond A. Zeelisse W.J. van Zaanen L. de Zeeuw F. Zuurlander A. zeegers. {==194==} {>>pagina-aanduiding<<} Naamlyst der leden van de Oprechte Vaderlandsche Societeit De Drie Haasjes. Commissarissen en secretaris deezer societeit COMMISSARISSEN, VAN VUGT VAN DEN BERG, MAAS, DE VEER, DE HAAN, TEMMING. SECRETARIS, GOUZY. Leden. A. Agé (J.F.J. de) Adding (A.) B. Buyl (Willem) Brouwer (Poulus) Jun. Burgers (A.) Boon (A.) Baam Bool (J.) Junior Brouwer (J.) Barnsteen (J.D.) Beekman Bruyns (J.) Briel (Daniel) Balen (J.C. van) Bosselaar (J.) Bool (J.) C. Cousyn (Willem) Crippyn (P.J.) Coulier (J.F.) Cassemajer (J.D.) D. Demeuse (J.) Donart (Willem) Dekker (Willem) Dippen (Frederik) E. Eesbeek (J. v.) Eiler (Joh.) F. Feuilloyes (N.F.) G. Gordyn (P.) Gaudoever (F.A.) Gasparini (Silvestro) Goerik (Christoph) Grutterswyk (B.) H. Huyzen (J.C.) Haeksma (J.) Hoyel (A.) Hardenberg (Jacobus) Haagee (Dirk) Hulst (A.) Heydeman (Corat) Heylige (A.) Huys (J.J.) K. Kievit (W.) Kleyn (H.) Keyser (P.) Koli (D.) Kuyk (G. van) Kirchoffer (J.) L. Lilly (P.G.) Lacum (J. v.) Laverduure (J.H.) Lagarde (J.) Lamsweerde (M.A. van) M. Muller (C.) Meurs (Pieter van) Mariouw (D.P.) Moore (P. van der) Marda (Abrah) Meyer (S.L. de) Mork Marle (A.H. van) Meyer (E.) Meyer (A.T.) Meer (Dirk van der) Meer (R. v.d.) O. Onzelen (D.C.) Overklift (W.N.) P. Post (P.) Potier (J.) Philip R. Ras (H.G.) Ruckert (J.C.) Raesinck (J.J.) Raesinck (G.G.) Raatgeever (Gysbt.) Reys (Ioh. Hendk.) S. Sloot (I.) Schuttenhelm (N.) Schneyder (C.) Sarter (Daniel) Schrikkel (F.) Schreyer (Iacob) Salmon (Francois) Striphout (Pieter) Schermers (H.) T. Teniers (G.J.) Tongeren (W. van) Tredoux (F.C.) Tredoux (J.G.) Tredoux (C.F.) Turnburn (W.) V. Vugt (Gerrit van) Vinjee (Iohannes) W. Weymar (T.W. Weedepoel (Ioh.) Westrinck (W.) Westrenen (T.A. van) Wurtenberger (G.C.) Warnaer (G.B.) Weymar (G.H.) Weber (I.) Z. Zant (I.B. van der) 't Zelfden (Ary van) Ziemons (F.M.) {==binnenkant achterplat==} {>>pagina-aanduiding<<} {==achterplat==} {>>pagina-aanduiding<<}