De opkomst en bloei der Verenigde Nederlanden Simon Stijl GEBRUIKT EXEMPLAAR exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 169 B 16   ALGEMENE OPMERKINGEN Dit bestand biedt, behoudens enkele hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de eerste druk van De opkomst en bloei der Verenigde Nederlanden, uit 1774.   REDACTIONELE INGREPEN Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (pagina II en 378) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.   [pagina ongenummerd (p.I)] De opkomst en bloei van de Republiek der Vereenigde Nederlanden; Voorafgegaan door eene verhandeling over de opkomst en den ondergang van oude en hedendaagsche republieken.   Te Amsterdam, By Petrus Conradi; Te Harlingen, By F. van der Plaats & Junior. MDCCLXXIV.   2005 dbnl   stij003opko01_01 scans Simon Stijl, Opkomst en bloei der verenigde Nederlanden. Petrus Conradi, Amsterdam / F. van der Plaats & Junior, Harlingen 1774   DBNL-TEI 1 2005-02-08 JvdH colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Simon Stijl, Opkomst en bloei der verenigde Nederlanden. Petrus Conradi, Amsterdam / F. van der Plaats & Junior, Harlingen 1774 Zie: https://www.dbnl.org/tekst/ques002lauw01_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==III==} {>>pagina-aanduiding<<} Aan den leezer. Terwyl ik myne bespiegelingen over de Nederlandsche Republiek ter Drukpersse vervaardigde, viel my de doorwrochte verhandeling van den Heer Turpin, over oude en hedendaagsche Republieken, in handen; waarin ik zo veel smaak vond, dat ik de Drukkers verzocht, eene vertaaling van dezelve, door eene bekwaame hand, te bezorgen, op dat die, voor myn Werkje geplaatst, als eene gepaste inleiding mogt te voorschyn komen. Dus heb ik nu ten minsten het genoegen, dat ik den Leezer de grootste helft van dit Boek gerust kan aanpryzen, als zyne aandacht dubbel waardig, zo wel tot vermaak, als tot oeffening van zynen geest. Aan den anderen kant voorzie ik, dat men, tusschen Turpin en my, zo veel te gereeder eene vergelyking maaken zal, welke geenszins tot myn voordeel kan zyn. 't Zal misschien ook by zommigen voor eenen trek van verwaandheid gehouden worden, dat ik gelegenheid tot zulk eene vergelyking geeve, als of ik naamelyk my inbeeldde, zulk eenen Meester veilig op zyde te mogen streeven. Doch ik verwacht van de meesten dat ongunstig oordeel niet. Wil {==IV==} {>>pagina-aanduiding<<} men het voor eene onvoorzigtigheid houden; ik zal des getroost zyn, dewyl ik dus in allen gevalle niemand dan myzelven heb verongelykt; en zulks om anderen dienst te doen. 't Is, geloof ik, nooit zonder eerzucht, al verbergt men ook zynen naam, dat men de vruchten van zynen arbeid het letterkundig Publiek aanbiedt: maar deeze eerzucht moet altoos onderworpen blyven aan de begeerte om nuttig te zyn. Wat zeg ik? Onze eerzucht moet hierin haare hoogste voldoening stellen. Zodaanig zyn myne gevoelens. Turpin hebbe zynen wel verdienden roem: wat my betreft; vindt men ook iets goeds in 't myne, men kan het gunstig aanneemen, ter verschooninge der gebreken en onvolmaaktheden, waarvan men my voor het overige billyk beschuldigen zal. Ik vind my verpligt, die bescheidenheid van de meeste Leezers te verwachten. Maar het onderscheid, dat zy overal zullen stellen tusschen het meesterlyk penseel van Turpin, en myne grove tekenpen, zal my niet lastig zyn, om dat het naauwlyks grooter kan begreepen worden, dan het in myne eigene verbeelding is. {==V==} {>>pagina-aanduiding<<} Voorberigt van den heer Turpin. Het Werk van eenen Engelschen Heer over de oude Republieken heeft aanleiding tot dit gegeven. Een Dame van rang in Normandie, die hare sexe alleen navolgt door de eenvouwdige en treffende bevalligheden, welken de gaven des verstands verfrajen, heest hare oogenblikken besteed, om ons met dit buitenlandsch voortbrengzel te verryken. Haar manlyke en vloejende styl toont, dat zy even sterk denkt als haar Auteur, en om te vertalen gelyk zy, moet men in staat zyn, om zelf iets te voorschyn te brengen. By dit werk, in zich zelvevoortreffelyk, heeft niemand belang dan de Natie, die 'er het voorwerp van is. Alle de gebeurtenissen, uit de oude geschiedenissen getrokken, zyn betrekkelyk op de gebreken of voordeelen van de tegenwoordige Staatsgesteldheid van Groot-Britanje. De Schryver is een yverig burger, die, niets dan zyn Vaderland in 't oog houdende, voor hetzelve alleen werkt; hy beschouwt noch de nakomelingschap, noch zyne naburen, die met onverschilligheid persoonlyke berigten van deze hoogmoedige eilanders zullen lezen, die de vryheid des lands vaster maken door de beroerten van partyschappen, welken schynen, dezelve te moeten om ver stoten. De partyschappen zyn van geen belang, dan wanneer zy eene omwenteling veroorzaken. Hadt de Cardinaal van Retz de gedaante van Frankryk veranderd, by zou in den rang van die verheven vernuften geplaatst zyn geworden, die geboren zyn, om over het lot der Ryken te beschikken. Thans is by niets anders dan een oproerige zonder Staatzugt, een uitvinder van kuiperyen, die pogingen doet, zonder zig eenig oogmerk voortestellen. Men oordeelt over de oorzaken volgens hare uitwerkzelen, en men geeft den naam van Groot alleen aan hem, die gelukkig slaagt. Al wat de orde van het gemeen niet verandert, verwekt slechts zwakke gewaarwordingen. Een eerlyk man, die niets meer is dan hy behoort te zyn, laat onze ziel in eene domme gevoeleloosheid. Trajanus is minder bekend {==VI==} {>>pagina-aanduiding<<} dan Tiberius. Pitt zal minder beroemd zyn dan Cromwel. Wy ontvangen met onverschilligheid het gematigde ligt der zonne, maar wy worden levendig getroffen door den glans der blixemstralen. De Engelsche Schryver schynt geen ander doelwit te hebben gehad, dan om een altaar opterigten, waarvan Pitt de afgod is. Alles strekt daar heen, om dat soort van eerdienst te regtvaardigen, welk hy aan hem toewydt. Het is eene berisping van het gedrag der oude Staatsdienaren, en de verdediging van hunne opvolgers. De naburige volkeren zyn onverschillige getuigen van deze nationale geschillen. Myn oogmerk is geweest, het belang van dit werk algemener te maken, door tot alle tyden en tot alle Natien te spreken. Maar door van myn voorschrift aftewyken ben ik verwonderd geweest, dat ik een nieuw werk vervaardigd heb. In plaatze van den Schryver op zyn eiland te volgen, heb ik hem den leidraad ontnomen, die my bestuurd heeft, om my naar alle plaatzen te begeven, waar menschen zyn. {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} De opkomst en ondergang van oude en hedendaagsche republieken. Van de republiek Sparta. Alle de Staten van Griekenland stonden oorspronkelyk onder de regeringe eener Alleenheerschinge. Hunne vryheid was eer het uitwerksel van de verdrukkinge en dwingelandye der Koningen, dan van eene bepaalde geneigdheid der inwoonderen tot onafhankelykheid. De hevigheid der kwale geeft dikwyls schokken aan het lighaam, die hetzelve uit zyne sluimeringe opwekken. Het misbruik van gezag, aan een eenig mensch in handen gegeven, boezemde hun den moed in, van alles te ondernemen, om vry te worden. Het gevoel van de onheilen, welken zy geleden hadden, deedt hen naar {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} middelen zoeken, welken hen in nog groter ongelukken stortten; en deze volkeren, moede, om langer onder het juk der Alleenheerschinge gebukt te gaan, verkozen de Volksregering, een soort van regeringe, waar het verdeelde gezag een bron is, welke gedurige partyschappen en inwendige onlusten oplevert. Van alle de Staten van Griekenland ondervondt die van Sparta, tot op den tyd, wanneer deszelfs regering door Lycurgus hervormd werdt, de meesteschokken, en de meeste onweersbuien. Het onbepaalde gezag harer Koningen, hare wanschapen en naauwbeperkte wetten begunstigden de staatzugt der Dwingelanden, welker buitensporigheden de onderdanen tot ongehoorzaamheid en muitery aanzetten. Geen teugel bestuurde het willekeurige gezag der Koningen, gene wet was vast gesteld, om de algemene vryheid te verzekeren, en om te bepalen, hoe ver zig dezelve uitstrekte. De Spartanen, onbuigzaam, om dat het juk te drukkend was geworden, vielen in de verwarring der Heerscheloosheid. Lycurgus, door het vermogen, 't welk de wysheid en verhevenheid van verstand iemand geeft boven menschen, die aan driften en vooroordeelen verslaafd zyn, redde Sparta uit den diepsten afgrond, om haar schielyk tot dien trap van grootheid en roem te verheffen, welke haar het voorwerp van nyd en schrik harer naburen maakte. Dit voorbeeld is een overtuigend bewys, dat een groot man genoeg is, om een geheel volk in eene goede orde te brengen, om het van de verdorvenheid tot de deugd, en van de ongebondenheid tot de onderwerping te doen overgaan. Elk hervormer moet, eer hy zyn werk begint, genoegzaame zekerheid hebben van de agtinge en het {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} vertrouwen van het gemeen. De menschen betonen zig wederspannig aan zyne beloften, zo zy hem niet verligt genoeg oordeelen, om eenen getrouwen leidsman te kunnen zyn, en die bezadigd genoeg is, om de aanlokkelykheden der staatzugt tegen te staan. Het was, na dat hy zyn gebied in aller harten en gemoederen gevestigd hadt, wanneer Lycurgus het stoute ontwerp smeedde, om het verwarde samenstel van regeringe te veranderen, en eene nieuwe gedaante aan de gesteldheid van zyn Vaderland te geven. Wanneer men de omstandigheden overweegt, waarin hy zig geplaatst vondt, dan raakt men in verzoekinge, om hem aantemerken als eenen verwaanden, die zig in het gevaar stort, 't welk hy niet kent; maar zyne onderneming, door den goeden uitslag geregtvaardigd, doet zyne berispers zwygen. Zodanig is het karakter van vernuft, dat het dingen ter uitvoer brengt, waarvan een gemeen mensch zig zelfs geen denkbeeld durft maken, om dat hy niets dan zwarigheden ziet in zaken, die onmogelyk schynen. Lycurgus werdt na den dood zynes broeders opgeroepen, om aan den troon van Sparta deel te nemen; maar wanneer de weduwe verklaarde, dat zy zwanger was, en eenigen tyd daarna eenen zoon ter wereld bragt, zo gaf Lycurgus hem de Koninklyke waardigheid over, en vergenoegde zig, met den zedigen titel van voogd des jongen Prinsen aantenemen. Deze heldhaftige trek van gematigdheid maakte hem volkomen den afgod van een volk, welks liefde hy door zyne verstandige en zagtmoedige regering verdiend hadt, Dit werk van verhevenheid, by verstandigen bewonderd, verwekte hem gevaarlyke vyanden. Middelmatige zielen scheppen behagen in het verkleinen van die daaden, waartoe zy zigzelven onbekwaam gevoelen. De {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} Koningin moeder, ondersteund door eenen magtigen aanhang, maakte zyne deugd verdagt, en terwyl hy scepters en kronen ter aarde wierp, zag hy zig zelven verdagt, als of hy onder den bedriegelyken dekmantel van gematigdheid de staatzugtige begeerte tot regeren verborg. Het was by het afleggen van het roer der regeringe, wanneer hy oordeelde, het geroep der kwaadsprekendheid den mond te moeten stoppen, en hoewel hy in 't midden van Sparta hadde kunnen leven, waar de gunst des volks hem zou beschermd hebben, verkoos hy egter liever, zigzelven eene vrywillige ballingschap opteleggen, dan in de noodzakelykheid te zyn, om zig tegen de beschuldigingen zyner vyanden te regtvaardigen, die, te zwak om zyne deugden natevolgen, nogthans behendig genoeg waren, om hem hunne ondeugden aantetygen. Het was gedurende den tyd van zyne reizen, wanneer hy, afgescheiden van het gewoel van landszaken, in eenzaamheid zyn opstel van hervorminge overdagt. Alle landen, die wegens den vorm hunner regeringe, en de wysheid hunner wetten (a) beroemd waren, kwamen hem voor, scholen te zyn, die eigenaartig geschikt waren, om hem te verligten. Als een oplettend waarnemer van verschillende inzettingen, onderzogt hy de overeenkomst, welke zy hadden met het karakter des volks, welks neigingen even zeer van elkander verschillen als het klimaat. Hy begreep dat eene strenge levenswyze, welke een volk, aan het welk de natuur het nodige en het overtollige met eene milde hand mededeelde, tot oproer zou aanzetten, kon ingevoerd worden by menschen, die een zandig en klipagtig land bewoonden. Zyne schranderheid {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} deedt hem ontdekken, dat, hetgene den luister van den eenen Staat uitmaakt, dikwyls de oorzaak is van den ondergang van eenen naburigen Staat. Het was, na dat hy den aart en de hoedanigheid van verschillende wetten overwogen hadt, dat hy dat beroemde ontwerp van wetgevinge opstelde, hetwelk, terwyl het zynen naam vereeuwigde, het geluk uitmaakte van de natie, die hetzelve aannam. De Spartanen, verdrukt onder het juk hunner Koningen, die hunne dwingelanden waren geworden, wierpen het oog op eenen Verlosser. Zy zonden afgezanten op afgezanten aan Lycurgus, om hem op het ernstigste te verzoeken, om zyn Vaderland te hulp te komen. Dit eenparige geroep des Volks werdt door de stem der Koningen zelve ondersteund, die, om zig in de te onregt aangematigde voorregten te bevestigen, zig de goedkeuringe van eenen burger wilden ten nutte maken, die te geagt was, dan dat hy hun niet ontsachelyk zou schynen. Lycurgus (a) gaf de ernstige aanzoeken der Koningen en des volks gehoor: hy kwam te Sparta in omstandigheden, die voor zyn ontwerp van hervorminge gunstig waren. Het geluk doet dikwyls de gelegenheid geboren worden. Een groot man kan dezelve voorbereiden, en hy weet 'er altyd gebruik van te maken. De geschillen over de uitgestrektheid van het gezag der Koningen, en over de voorregten der onderdanen hadden in Sparta de fakkel der burgerlyke oneenigheden ontstoken. De bur- {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} gers, gewapend om de banden der slavernye te verbreken, wilden liever het leven dan de vryheid derven. De Koningen konden zelve niet ontveinzen, dat, terwyl zy hun gezag te ver wilden uitstrekken, zy hetzelve aan 't wankelen gebragt hadden. Het volk van klagen tot muitery voortgaande, kundigde hun eene aanstaande omkering aan. Lycurgus bediende zig van de algemene gistinge der gemoederen, om eene regering te verbeteren, welke op de wanschapen vereeniging eener Alleenheerschinge en Volksregeringe gevormd was. Het bekwaamste hulpmiddel tegen zo vele onheilen was, dat 'er eene middelbare magt werdt vastgesteld, die sterk genoeg was, om de aanslagen der beide partyen te keer te gaan, en te zwak, om ze ongestraft te misbruiken; deze breidel scheen hem volstrekt noodzakelyk, om het tusschen het volk en de Koningen verdeelde gezag staande te houden: hy stelde eenen Raad in, wiens post het was de wetten te verdedigen, welken hy maakte, om de magt der Koningen en des volks tevens in evenwigt te houden. De troon van Sparta was sedert langen tyd tusschen twee familien verdeeld geweest, die van Hercules afstamden. De gelykheid van gezag deedt hen noodwendig tegen elkander naar opperheerschappy streven, en hun haat moest hunne magt verzwakken. Deze ongerymde verdeeling van het Koninklyke gezag was de besmettelyke bron, waaruit de algemene onheilen voortvloeiden. Lycurgus was te verligt, dan dat hy de oorzaak der kwale niet zou ontdekken, maar hy was te verstandig, om het regt van eene der twee familien aantetasten: hy was bedugt, dat deze hervorming meer ongelukken zou veroorzaaken, dan 'er uit het misbruik ontstonden. Inder- {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} daad, de uitgesloten linie zou eenen aanhang van misnoegden gemaakt hebben, en de afgezette Koning zou een gevaarlyk burger zyn geworden. De Wetgever vergenoegde zig, met hunne magt tot zaken van den oorlog en Godsdienst te bepalen, en terwyl hy hun den titel en de sieraden der Koninklyke waardigheid liet, beroofde hy hen van alle wezenlyke magt. Het voorregt, om de Raadsheeren te verkiezen, werdt aan het volk gegeven, 't welk alleen de wetten kon bevestigen, die door den Raad en de Koningen vastgesteld werden. Na dezen eersten stap ondernam Lycurgus een werk, zwaarder dan alle de fabelagtige verrigtingen van Hercules. Dit was, om het karakter zyner medeburgeren, om zo te spreken, omtegieten, om hen boven het menschelyke te verheffen, door hen van de zwakheden der nature te bevryden, terwyl hy in de plaatse van heerschende driften veragting en verontwaardiging inboezemde voor al wat de reden kon verbasteren en bederven. De beroemdste Wysgeeren hadden hunnen ledigen tyd besteed aan het zoeken naar een middel, om den mensch zyne oorspronkelyke waardigheid weertegeven. Lycurgus, die minder ophef van woorden maakte, en minder op kleinigheden bleef staan, maar standvastiger en wyzer was, schiep eene nieuwe natuur, en bevolkte de aarde met nieuwe menschen. Het bezit van grote rykdommen, en de behoeften der armoede zyn twee klippen, waarop de deugd en de reden schipbreuk lyden. Om zo menigvuldige schipbreuken voortekomen, verdeelde de nieuwe Wetgever alle de landeryen in gelyke deelen. 'Er werden openbare tafels aangeregt, waaraan elk burger, zonder eenig onderscheid zyne maaltyd kwam doen. Al wie zig door eene weelderige {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} kiesheid daaraan dorst onttrekken, werdt in eene geldboete beslagen; de Koningen zelve waren aan deze wet onderworpen: de spyzen, die aan de gasten toegedeeld werden, waren eenvouwdig en gemeen, zonder lekkernyen of verkwistingen; elk persoon in 't byzonder was verpligt, maandelyks het zyne toetebrengen tot onderhoud van de tafel, welke hem was aangewezen. De onderwerpen, welke men op deze openbare maaltyden verhandelde, hadden ten doel, om den moed der jeugd optewekken, en om hun hart, dat altyd leerzaam is, volgens de eerste indrukzelen tot deugd opteleiden. Dus, gelyk Xenophon aanmerkt, verschaften deze tafels, die eene school van matigheid en ingetogenheid waren, tevens kostbare spyzen aan het hart, en aan den geest. Dus was de weg, welken Lycurgus insloeg, om eene volkomen gelykheid onder zyne medeburgers vasttestellen. Hy, die eenige waardigheid bekleedde, kon aan dezelfde tafel van den gemenen man niet onderkend worden. De vertrekken, waaraan men gene sierlykheid ontdekte, hadden allen dezelfde eenvouwdigheid. De klederen, die by andere volkeren eene straf bare naarstigheid aanduiden, en den hoogmoed zo wel als de laagheid bedekken, waren allen van dezelfde stoffe gemaakt; en hadden allen hetzelfde fatsoen. Zodanig was de toverkunde, welke hy gebruikte, om den wellust te verbannen, die, onder voorwendsel van de naarstigheid optewakkeren, den moed ontzenuwt, en de zeden bederft. Na dat het gebruik der rykdommen verbannen was, moest de liefde en begeerte tot dezelven ook uitgerooid worden, die zig zonder schaamte den eerbied en de agting aanmatigt, welken men aan de weldoenders van het Vaderland verschuldigd is, en welken men {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} hun weigert. Dit ontwerp was zo dra niet uitgedagt, of het werdt ook werkstellig gemaakt; goud en zilver werden verboden. In derzelver plaatse voerde men een soort van zwaar yzeren geld in, 't welk van weinig waarde was. Dit metaal, veragtelyk in de oogen van den buitenlander, kon niet verder gangbaar zyn, dan zig het regtsgebied van Sparta uitstrekte: dit staatkundige gebrek bragt wezenlyke rykdommen voort, terwyl het veragting daarvoor inboezemde. Hoewel Laconie eene grote uitgestrektheid van zeekusten hadde, die voor den Koophandel zeer voordeelig waren, werdt de scheepvaart egter verboden; de havens, door kunst of door de natuur gemaakt, werden verstopt. Dit geschiedde, om den Spartanen alle gemeenschap met den vreemdeling af te snyden, die hen met zyne fouten hadt kunnen besmetten, door het uitwendige vertoon van eene pragt, die de buitengemene strengheid eener levenswyze zou hebben doen bemerken, welke met de zinnen strydig was. Het reizen, meer geschikt, om verbastering te veroorzaken, dan om onderrigting te geven, werdt scherpelyk verboden. De Landbouw en Handwerken, volstrekt nodig tot onderhoud van den burger, werden aan de Iloten overgelaten, die, hoewel slaven, egter kinderen van het Vaderland werden. De kunsten van vernuft, die de sterkte des lighaams en de kragt van 't oordeel ontzenuwen, werden zonder eenige vergoedinge verbannen. De Muzyk en de Digtkunde (a) waren onder deze verban- {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} ning niet mede begrepen. Deze gunst werdt hun niet toegestaan dan onder deze lastige voorwaarde, dat zy aan het opzigt der Overheden zouden onderworpen zyn. Het was derhalve door de gelykmatige verdeeling der landen, en door de afschaffing van goud en zilver geld, dat Lycurgus de weelde verbande; dat hy het schandelyke zaad der gierigheid verstikte, en dat hy de natuur scheen uittedoven, terwyl hy leerde, hoe men over haar moest heerschen. Zo haast 'er geen eigendom meer was, waren 'er ook gene misnoegden noch regtsgedingen meer, en de laaghartige nyverheid scherpte hare pylen niet langer, om haren naasten te verdrukken. Voor het waarnemen dezer gestrenge wetten kon men gene beter zekerheid verkrygen, dan door der jeugd eenen groten eerbied voor dezelven inteboezemen. Lycurgus overtuigd, dat de kinderen den Staat toebehoren, meende hen aan de inschikkelykheid hunner ouderen te moeten onttrekken, die, hen altyd volmaakt genoeg vinden, wanneer zy hunne zwakheden en hunne neigingen overnemen. Hy stelde eene openbare opvoeding in, welker eenparigheid de gemoederen gewende, om zig aan den staat van gelykheid te onderwerpen, welken hy hadt vastgesteld, en vervolgens de geringste kleinigheden naauwkeurig nagaande, verboodt hy de voedsters, de kinderen noch in hunnen smaak, noch in de kleine vlagen van eigenzinnigheid intevolgen, welken zo gemeen, en zo gemakkelyk in die jaren te verbeteren zyn. Zy moesten hen van het ogenblik hunner geboorte af gewennen, om koude en honger te verdragen, en hen met de eenzaamheid en duisternis gemeenzaam maken, ten einde om die ydele vrees te verbannen, welke de verbeelding ontrust, en waarvan onkundige oppassers zig bedienen, {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} om de kinderen handelbaarder te maaken, terwyl zy hen waarlyk ongelukkiger en lafhartiger maken. Langs dezen weg was het, dat men hen voorbereidde, om zig aan die strenge tugt te onderwerpen, welke zy ondergaan moesten, wanneer zy de kindsheid te boven waren. Het was met den ouderdom van zeven jaren, wanneer men hen uit de handen der vrouwen nam, om hen elk in hunne klasse te plaatsen. Het voedzel was voor allen hetzelfde, de spyzen, die maar zeer gemeen toebereid waren, maakten den etenslust niet gaande, maar waren genoegzaam, om de natuur te onderhouden. Hunne klederen, allen van hetzelfde maakzel, waren ingerigt, naarmate het de jaargetyden vereischten. Zy sliepen allen in hetzelfde slaapvertrek op bedden van riet; men stondt hun toe, des winters een weinig dons van distelen 'er over te spreiden; hunne spelen vereischten eene grote beweging; dit was een nieuwe arbeid, welke hunne leden buigzamer, en hunne lighamen welgemaakt en sterk maakte. Men gewende hen bloots voets op scherpe klippen te lopen. Eindelyk zwemmen, dansen, lopen, vegten en worstelen waren de gewoone uitspanningen der jeugd. Eene van de voorzorgen van Lycurgus was, om de kinderen te gewennen, de levendigste smarten zonder tegenspreken of klagen te lyden, en gelyk hy hunnen moed boven de gevaren wilde verheffen, zo eischte men, dat ze zig aan de gestrengste kastydingen onderwierpen, zonder het minste blyk van gevoeligheid van zig te geven. Hy, die onder de slagen een schreeuw of een zugt van zig liet, werdt onteerd en beschimpt. De beschaving van den geest der jonge Spartanen was {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} ten naasten by gelyk aan die van hun lighaam. Hunne wetenschappen, gelyk Plutarchus berigt, bepaalden zig enkel tot het noodwendige. De Wetgever hadt in alles het nuttige aan het treffende voorgetrokken. Men leide zig toe, om den geest te versieren met de kennis van de grote pligten van den Godsdienst. Hunne harten, gemakkelyk om te besturen, waren ten levendigsten overtuigd van de onvermydelyke verpligtinge, om zynen eed te houden. De grote grondregelen der wysheid, de grote beginzelen der deugd schenen hun van meer belang om gekend te worden, dan die geheimnissen, der nature, welken eene onvrugtbare weetgierigheid zoekt te doorgronden, en die de menschen hoogmoediger maakt, zonder hen beter te maken. De liefde voor het Vaderland was eene aandoening, welke tot geestdryvery werdt gedreven. De Spartaan, overtuigd, dat hy aan zyn Vaderland toebehoorde, beroofde zig van al het regt over zig zelven, en deze algemene aandoening werdt hem natuurlyk eigen door kragt der opvoedinge. Wanneer hy de mannelyke jaren bereikte, werdt hy onder de landtroepen van den Staat opgeschreven; dan stondt het hem vry, de Staatsvergaderingen bytewonen. Maar dit voorregt, zo duurbaar voor de eigenliefde, leide hem moejelyker pligten en eene strenger levenswyze op. De bezigheden en de levenswyze waren dan zo gestreng, dat eech Veldheer, die het best wordt gehoorzaamd, dezelven nimmer aan soldaten zou kunnen opleggen, zonder zich aan het gevaar bloot te stellen, om hen van hunne vaandelen te zien weglopen. De Spartanen, scherp van levenswyze in het midden van de voordeelen des vredes, lieten van hunne gestrengheid af, wanneer zy te velde waren. Hun voedzel, zonder minder grof te {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} zyn, was overvloediger; hunne klederen, zonder kostbaarder te zyn, waren minder plomp en minder verwaarloosd; met een woordt, dit was het eenige volk op den aardbodem, voor 't welk de oorlog eene uitspanning was. De gesteldheid det regeringe van Lycurgus hadt ten doel, om de vryheid der burgers te bewaren, en om hen door de banden van een algemeen belang te vereenigen. Het was te Sparta, waar men dat onveranderlyk en zuiver geluk kon smaken, 't welk altyd onbekend blyft aan menschen, die in het smakeloze genot van weelde en wellusten verdronken liggen. De krygstugt van Lycurgus moest den lafhartigsten in eenen Held hervormen. De naburige Staten hadden alles te vrezen, en niets te hopen van eenen vyand, die den dood dorst veragten, gelyk hy denzelven kon toebrengen; en dewyl hy niets te verliezen hadt, stelde men zig aan verderflyke nederlagen bloot, om overwinningen zonder vrugt te behalen. De geringe buit van den overdonnenen kon de onkosten van den oorlog niet vergoeden. Het middel waarvan Lycurgus zig bediende, om den Spartanen eene onverschrokkenheid inteboezemen, die alles dorst braveren, en voor niets bevreesd was, was, dat hy hun genen anderen weg openliet dan den dood of de zege. De overwonnene kon zynen roem niet anders behouden, dan door verlies van zyn leven; maar, hy, die uit de nederlage ontkwam, was tot schande veroordeeld: dat men hem het leven liet behouden, was minder eene genade dan eene gedurige straf. De algemene veragting was een beul, die zonder ophouden de lafhartigheid strafte. Lycurgus wilde ook, dat Sparta zonder vestingwerken zou zyn, overtuigd, dat de dapperheid harer inwoonderen, wanneer ze wakkerder {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} en werkzamer was geworden, hare sterkste verschansing zyn zoude. Wanneer we de geaartheid der menschen gadeslaan, die ten allen tyde en in alle plaatsen byna dezelfden zyn, dan kunnen we ons niet zonder verbaasdheid de middelen voorstellen, waarvan hy zig bediende, om aan een tugt, welke eischte, dat men zigzelven geheel moest vergeten, een ongebonden volk te onderwerpen, by het welk de liefde voor de vryheid zelfs tot het dweepagtige werdt gedreven; door welk eene betovering kon hy zonder bloedvergieten een plan doen aannemen, 't welk alle onderscheid vernietigde, 'twelk den hoogmoedigen ryken en den vernederden armen in eenen gelyken rang stelde, 'twelk den man, met gezag bekleed, van zyne waardigheden beroofde, om hem aan eene levenswyze te onderwerpen, welke zynen staat scheen te onteeren, en 't welk, terwyl het hem veroordeelde, om zig met het nodige alleen te vergenoegen, hem tevens de overtolligheden ontroofde, die de ware behoeften van de slaven der fortuin zyn? Hy begon, door zig van de algemene agtinge te verzekeren; de samenloop van omstandigheden deedt het overige. De twee koningen, welken toen de kroon onder zig verdeeld hadden, bezaten gene verhevenheid van geest. Het ontbrak hun ook aan die zagtheid van karakter, welke het verstand vergoedt, en welke de fierheid eener verheven ziel veragt. De burgers, driftig op hunne rust gezet, waren moede, om tegen stormen en onweersbuien te kampen. Het gemeen, 't welk niet wist te gehoorzamen, noch te regeren, werdt door de bekorelykheid van nieuwigheden weggesleept. Lycurgus had eenen Raad opgerigt, bestaande uit der- {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} tig Persoonen, die gedurende hun leven bewaarders van het hoogste gezag in burgerlyke zaken moesten blyven. Deeze staatkundige vaststelling versterkte zyne party met den voornaamsten adel, die, zig vleiende met de hoop, van aan het gezag deel te zullen hebben, geloofde, eene regering te moeten voorthelpen, welke naar de regering der voornaamsten overhelde. De twee Koningen, welker magt de Raad beteugelde, beyverden zig het meest, om 'er in opgenomen te worden. Zy hoopten 'er de vonnissen uittevoeren, en 'er hun waggelend en bepaald gezag door te bevestigen of verder uittestrekken. Het gemeen, welk aan zyne meerderen gelyk was geworden, hadt belang, om wetten aan te neemen, waar op men het zegel der Goddelykheid gedrukt hadt, door de stem van het Orakel van Delphos, welks antwoorden in Griekenland als onfeilbaar geëerbiedigd waren. De Wetgeever ontmoette in zynen snellen loop gene hinderpaalen, dan in de verdeelinge der Landen. De eerste voorslag, welken hy des aangaande deedt, verbitterde tegen hem, alle de ryken die zig aan het Vaderland niet laten gelegen dan uit hoofde van de voordeelen, welken het hun aanbrengt. 'Er ontstont een oproer, waar in Lycurgus een oog verloor. Het gemeen, verbitterd door het bloed van zynen verlosser te zien stromen, vatte den jongen mensch, die den slag toegebragt hadt, en gaf hem over aan de wraak van den beledigden, die, daar hy hem kon straffen, zynen roem daarin stelde, van het hem te vergeven. Deeze daad van grootheid en edelmoedigheid veranderde schielyk de gesteldheid van deezen jongen mensch, Alcander genoemd, wiens levendig en driftig Karakter vol was van edelaartigheid en redelykheid. Weggerukt door de dankbaarheid zag hy {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} niet anders dan den weldoender van het Vaderland in dengenen, welken hy als eenen vyand behandeld hadt. En hy werdt een van de voornaamste werkmeesters van het gebouw, welk men wilde stigten. Wanneer Plutarchus en de andere historieschryvers van deze omwentelinge spreken, geven ze ons gene kennis van de hulpmiddelen, welken Lycurgus gebruikte, om de ryken hunne toestemming tot het opofferen hunner bezittingen te doen geven. Zy bepalen zig enkel met ons te berigten, dat hy gene andere wapenen hadt dan de kragt van redenkavelinge en de zagtheid der overtuiginge. Maar welke redenkaveling kan kragtig genoeg zyn, om ryken te overreden, dat ze zig van de gerieflykheden van hun bestaan beroven, om de noden der behoeftigen te verzagten. Men moet in den naam van eenen God spreken, om zulk een wonderwerk te verrigten, en zelfs worden de stemmen der Godheid nog dikwyls veragt. Het is waar, het Orakel hadt zyne wetten geheiligd, en eene godsdienstige vrees was oorzaak, dat men niet ondernam, om dezelven te schenden. Doch de oorzaak schynt niet evenredig aan het uitwerksel, en daarenboven, de opstand der ryken tegen den eersten voorslag van verdeelinge toont dat zy het antwoord van het Orakel als eene list van den Priester te Delphos aanmerkten. Zy hadden het met dezelfde onleerzaamheid gehoord, waarmede de hedendaagsche ongelovigen de stoutheid hebben, den verhevensten Godsdienst aan te vallen; dat is te zeggen, als eenen breidel, bekwaam om den loop te besluren van eene drieste menigte, welke siddert op den naam van eenen God, welken men doet spreken. Men kan het stilzwygen der Historieschryvers door gissingen aanvullen. Is het niet waarschynlyker, dat {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} Lycurgus, eer hy zyne hervorming begon, de Groten op zyne zyde trok, door eenen Raad intestellen, die uit de voornaamste burgers bestondt? De begeerte, om aan het opperste gezag deel te hebben, moet eene algemene drift geweest zyn. Insgelyks heeft het gemeen, ingenomen met de hoop, om van de armoede tot het bezit van landeryen te geraken, natuurlyk moeten medewerken tot voltojing van een gebouw, welk slegts voor hun scheen opgehaald te worden. De Wetgever werdt, om de ryken in toom te houden, ligtelyk door de armen ondersteund, welker getal, dat altyd het grootste is, in zynen boezem het zaad van eene magt heeft, welke het zelf niet kent. Zo haast Lycurgus zyne regering vastgesteld en de liefde voor zyne wetten ingeboezemd hadt, leide hy zig op niets meer toe, dan om middelen te vinden, om dezelven duurzaam te doen blyven, en na dat hy alle hulpmiddelen, welken de menschelyke wysheid hem aan de hand gaf, grondig onderzogt hadt, stelde hy de vrome kunstgreep te werk, waarvan hy zig bediend hadt, wanneer hy zyne hervorming begon. Hy riep de vergadering des volks samen, om hun te verklaren, dat, vermids hy in de onmogelykheid was, om, het gene in zyn opstel van wetten gebrekkelyk was, te verbeteren, hy besloten hadt, by het Orakel onderrigting te zoeken. Eene eenpaarige stem verhief zig, om het oogmerk goedtekeuren, welk hy zig hadt voorgesteld, om den God van Delphos nog eens raad te plegen. Hy maakte zig dit eerste ogenblik ten nutte, om de koningen en het volk door eenen onbreekbaren eed tot de waarneming zyner wetten te verpligten. Hy deedt hen zweren, dat zy generhande verandering in de regeringe, welke hy hadt {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} vastgesteld, zouden maken, tot dat hy zou wedergekeerd zyn. Dus, na zyne medeburgers door de heiligheid van den eed verbonden te hebben, verliet hy zyn Vaderland, om het nooit weder te zien. De vraag, welke hy aan het Orakel wilde voorstellen, was, om te weten, of de wetten, welken hy gemaakt hadt, kragts genoeg hadden, om Sparta vry en deugdzaam te doen blyven. Het Orakel, geraadpleegd van een man, die belonen kon, kon niet anders dan een gunstig antwoord geven. De Priester verklaarde, dat Sparta de voornaamste stad der wereld zou zyn, zo lange zy hare wetten heilig gehoorzaamde. De vraag en het antwoord werden naar Lacedemon gezonden. Lycurgus, die nu niets meer te wenschen hadt, leide zig voor het overige zynes levens eene vrywillige ballingschap op. De twyffelagtige geschiedenis geeft ons geen zeker berigt wegens het einde van dezen groten man. Plutarchus verzekert, dat vermids hy zynen medeburgeren geen middel aan de hand wilde geven, om zig van hunnen eed te ontslaan, hy zyn leven te Delphos eindigde, door zig van 't eten te onthouden. Dees deftige Historieschryver, na zulk eenen heldhaftigen dood met de hoogdravendste loftuitingen in top gevyzeld te hebben, stelt denzelven voor als het voorbeeld van de allerzuiverste liefde voor het Vaderland, naardien hy gene pogingen aanwendde, om openbare toejuichingen te behalen, en dewyl de voorspoed, welken Sparta zou genieten, zyn werk was, zonder dat hy 'er zelf vrugten van plukte. Dezelfde schryver verhaalt eene andere overlevering, welke beweert, dat Lycurgus zyne dagen op het eiland Creta ge-eindigd heeft, en dat hy voor zyn sterven verzogt hadt, dat men zyne assche in zee mogt werpen, {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} op dat, zo ten eenigen tyde zyne overblyfzelen naar Sparta overgevoerd wierden, zyne medeburgers zig niet van hunnen eed mogten ontslagen oordeelen, als of hy 'er levend te rug ware gekomen. Dit laatste berigt heeft alle kleuren van waarschynlykheid, men ziet 'er het kenmerk van vernuft van dezen groten man in, die zelfs nog na zyn dood burger zyn wil. Plutarchus berigt ons, dat de wetten van Lycurgus gedurende vyf honderd jaren in haar volle kragt gehandhaafd zyn. In dezen langen tyd, waarin de strenge tugt onbuigzame en ongebonden menschen in toom hield, behield Sparta al haren luister, en Griekenland, welk gehoorzaam was, zonder slaaf te zyn, vondt goed, haar tot scheidsman zyner lotgevallen te hebben. Deze schryver houdt de oprigting der overheden, Ephoren genoemd, voor gene nieuwe invoering. In tegendeel by beweert, dat het veeleer eene vermeerdering dan eene verslapping was van de burgerlyke regeringe. De redenen, waarmede hy zyn gevoelen aandringt, hebben meer schyn dan bondigheid; en het schynt zeker, dat deze nieuwe overheden de gesteldheid van Lycurgus zogten te ondermynen, op dezelfde wyze als de Tribunen, welken volgens hun voorbeeld ingesteld werden, de natuur der regeringe van Rome veranderden. De Ephoren, in plaatse van de magt van de regeringe der aanzienlyksten verder uittestrekken en te bevestigen, gelyk Plutarchus verzekert, matigden zig ongevoelig al het gezag aan, en rigtten eene tyrannische regering van weinigen op. Hun naam betekent Toezienders, of Opzienders. Zy waren ten getale van vyf. Het gemeen, welk alleen het regt hadt, om ze te verkiezen, verkoos hen uit zyn eigen lighaam, en hunne magt duurde niet lan- {==20==} {>>pagina-aanduiding<<} ger dan een jaar. De oorsprong van hunne instellinge is even zo onzeker als de uitgestrektheid van hun gezag, welk verschillend was, naar mate van de omstandigheden. Herodotus schryft dezelve aan Lycurgus toe: Xenophon aan Lycurgus in gemeenschap met de voornaamste burgers. Aristoteles en Plutarchus stellen haar onder de regeringe van Theopompus en Polydorus. Zy oordeelen, dat het voornamelyk het werk was van den laatstgenoemden dezer beide Vorsten, omtrent honderd en dertig jaren na den dood van Lycurgus. Ik geef myne toestemming aan dit gevoelen, als het waarschynlykste, en dat zo veel te meer, om dat de eerste oneenigheid waarvan de Geschiedenis van Sparta gewag maakt, onder de regeringe van deze beide Vorsten voorviel. Het gemeen zogt toen zyn gezag buiten de palen uittestrekken, welken van Lycurgus voorgeschreven waren. De standvastigheid der Koningen en des Raads verslapte by die gelegenheid niet. De ondernemingen des volks werden onderdrukt. Maar dit vuur, meer gedempt dan uitgedoofd, wierp nog steeds vonken uit, welken een voorteken waren, dat het eerlang in volle vlam zou uitbreken. De instelling der Ephoren was het middel, welk men het kragtigste oordeelde, om de onderdanigheid te herstellen. Op gelyke wyze, wanneer de Romeinen, den toom der gehoorzaamheid verbrekende, naar den Heiligen Berg de vlugt namen, kon de Raad hen niet tot hunnen pligt doen te rug keren, dan door hun Tribunen te geven, om beschermers te zyn van hunne regten. Het verhaal, welk Aristoteles ons van een geschil tusschen Theopompus en zyne vrouw geeft, verstrekt ten bewyze, dat dit het tydperk was, waarin deeze bediening vastge- {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} steld werdt. Deeze Koningin, staatzugtiger dan het belang der burgeren behartigende, vroeg hem met ongenoegen, ‘Is het niet schandelyk, dat ge uwe Kroon zwakker en minder glansryk op uwe nakomelingschap overbrengt, dan gy dezelve van uwe voorouderen ontfangen hebt?’ De Koning antwoordde: myn Kroon zalschoner zyn, om dat ze duurzamer zyn zal. Dit antwoord is onder de Laconische spreuken gestelt. De uitkomst regtvaardigde de vrees der Koninginne, die het toekomende beter doorgrondde dan de kortziende oogen des Konings. De natuur van het ampt dezer overheden, de omstandigheden, waarby zy aangesteld werden, het gezag, welk 'er aan verknogt was, zyn overtuigende bewyzen, dat deze bedieningen in hare oorspronkelyke instellinge het werk waren van een misnoegd volk, welk in vervolg de voorregten en vryheden daar van uitstrekte, om een dwangmiddel te stellen tegens de onregtmatige bezitneemingen der Koningen en des Raads, welker al te naauwe vereeniging der algemene vryheid eenig onheil dreigde. De geschiedenis dezer stormagtige tyden verschaft ons geen ligt genoeg, om te ontdekken, of, gelyk Plutarchus beweert, de Ephoren niet in den beginnne alleen werden aangestelt, om tusschen de twee Koningen de verschillen te vereffenen, wanneer zy het in hunne gevoelens niet eens konden worden, dan of zy niet in hun begin slegts vrienden waren, van hun verkozen, om hunnen persoon te verbeelden, wanneer zy gedurende de lange oorlogen, welken zy tegen de Messeniers moesten voeren, verpligt waren Sparta te verlaaten. Hun gezag, in zyn oorsprong zwak, trok wel haast alle de {==22==} {>>pagina-aanduiding<<} deelen der regeringe tot zig. Hunne Staatzugt, aangemoedigd door den voorspoed, matigde zig het regt aan, om hunne Koningen in hegtenis te zetten, en hen zelfs de doodstraf te laten lyden. Hunne veranderlyke en onbestendige magt strekte zig verder uit of verzwakte naar mate van de verdiensten of zwakheden der Koningen, die den troon in bezit hadden. Dezen, jaloers op een gezag, welk men zig te onregt over hun hadt aangematigd, offerden alles op, om de Ephoren om te kopen. Staatzugtige en wrede staatkundigen als ze waren, zetten zy hen af, of vermoordden hen, wanneer de gunst des volks, of deszelfs onvermogen hun zekerheid gaf, dat ze het ongestraft doen konden. Hunne Kuiperyen hadden eenen groten invloed op de verkiezingen, waarin de huurling, aan hunnen wil verslaafd, dikwyls den voorstander van het gemene welvaren voorgetrokken werdt. Men kan gemakkelyk zien, dat de aanstelling der Ephoren het bederf invoerde, de partyschappen gaande maakte, en den voortgang bevorderde van alle de buitensporigheden, welken den dam doorbraken, die tegens de verbastering opgeworpen was. Dit is het gevoelen van Aristoteles, die gelooft, dat het eene kwetsing der gezonde staatkunde is, dat men uit het lighaam des volks overheidspersonen verkiest, om hen met het hoogste gezag te bekleden. Inderdaad, kunnen menschen, die onder het gewigt der armoede gebukt gan, de verleiding der rykdommen tegenstaan? Men geeft zonder knaginge den voorrang aan eene geëerbiedigde grootheid boven eene veragte laagheid, en aan de vermaken van den overvloed boven de verslindende bekommernissen der armoede. Dezelfde wysgeer zegt, dat zo wel in dien tyd, welke {==23==} {>>pagina-aanduiding<<} voor hem was voorafgegaan, als in welken hy schreef, de Ephoren dikwyls waren beschuldigd geworden, dat alles voor geld by hen te koop was, het was voornamelyk op de openbare maaltyden, waar deze overheden den prys hunner ontrouwe rykelyk uitdeelden, om aanhangers te kopen, die even zo bedorven als zy waren. Hy voegt 'er by, dat hun gezag zo volstrekt werdt, dat de koningen zelve verpligt waren, de gunst dezer nieuwe dwinglanden op eene bedelagtige wyze te verzoeken. Deze vereeniging, door eene wederzydsche staatzugt samengehegt, gaf vreeslyke schokken aan de gesteldheid van den Staat, die van eene regeringe der aanzienlyksten, gelyk hy in den beginne was, tot eene volksregeringe verviel. Aristoteles, altyd oordeelkundig in zyne aanmerkingen, berigt ons, dat het de dwingelandy der Ephoren was, welke een einde maakte aan het evenwigt van magt, door Lycurgus vastgesteld, om 'er de duurzaamheid van te verzekeren, en 'er het misbruik van voortekomen. Hoewel deze ongelukkige onwenteling het misdryf was der Ephoren en der medepligtigen van hunne dwinglandye, men mag egter vermoeden, dat de dam, tegens de buitensporigheden opgeworpen, de verwoestingen daarvan zou gestuit hebben, hadde de agteloosheid omtrent de wetten van Lycurgus niet die besmettelyke verbastering in de openbare zeden ingevoerd, welke al den glans van den Staat deedt verdwynen. Het vergif veroorzaakte zo veel verwoestingen niet, dan om dat de harten reeds besmet waren. Polybius (a) en Plutarchus verzekeren ons, dat het {==24==} {>>pagina-aanduiding<<} oogmerk van den Wetgever geweest was, om Sparta zo arm te maken, dat den vreemdeling de begeerte mogt ontnomen worden, om het door geweld van wapenen aan zig te onderwerpen. De onvrugtbaarheid van een grond, die niets dan zand of klippen oplevert, strekt tot een waarborg voor de onaf hankelykheid der inwoonderen, even gelyk de vrugtbaarheid de staatzugt der overwinnaren ontsteekt. De wysheid des Wetgevers, hadt zig, door het beveiligen eener vryheid, die door de wetten bepaald was, voorgesteld, om te verhinderen dat deze vryheid, welker gebruik zo aangenaam is, door ongebondenheid, geen bron van bitterheid mogt worden. De gestrengheid zyner tugt hadt, terwyl zy de Spartanen dapper en onvermoeijelyk maakte, hen binnen 's lands onverwinbaar gemaakt. De Afschaffing van goud en zilver, de veragting van den Koophandel, welken zy niet konden dryven, dewyl zy gene havens noch schepen hadden, schenen dit volk binnen de palen van zyn regtsgebied in te sluiten. Lycurgus scheen, door het weg nemen van 't middel, dat dienen kan om aanwinningen te maken, in het hart van den Spartaan de staatzugtige begeerte uitgedoofd te hebben, om zyne heerschappyverder uittestrekken. Maar deze zelfde liefde tot roem en voor het Vaderland, welke hunnen moed boven de gevaren hadt verheven, bragt alle de onheilen voort, welken de Wetgever wilde voorkomen. De zugt tot aanwinningen ontvonkte de begeerlykheid en gierigheid. Polybius merkt aan, dat, zo lang zy alleen naar de heerschappy der naburige gewesten stonden, het voortbrengsel hunner eigen landen genoegzaam was om de onkosten te vergoeden, welken tot de Krygstogten nodig wa- {==25==} {>>pagina-aanduiding<<} ren, welken in naby gelegen landen en slegts voor eenen korten tyd gedaan werden. Maar wanneer zy, de heiligheid der wetten van Lycurgus verwaarlozende, hunne wapenen in afgelegen landen overbragten, zo wel te water als te lande, toen ondervonden zy wel haast de noodzakelykheid van een openbaar fonds, om het gewigt van die kostbare oorlogen te dragen, naarmate het toneel daar van verder was afgelegen. Hun yzer en geld in gene waarde by den buitenlander, was hun van generhande nut. De verwisseling van het jaarlyksche voortbrengsel hunner landen was ook niet toereikende ter vervullinge der noodwendigheden, en dit was de eenige Koophandel, welke hun werdt vrygegeven. Het was, vervolgt dezelfde schryver, deze tomeloze staatzugt om aanwinningen te maken, welke hen tot de vernederende noodzakelykheid bragt, om hunne sierheid te laten vallen voor den honenden hoogmoed der Koningen van Persie, om onderstand van hun te krygen. De eilanden, welken zy onder hun gebied hadden gebragt, werden onder den last der schattingen verdrukt. De andere Grieken, gedwongen om hun bondgenoten te zyn, ten einde zy niet hunne slaven mogten worden, werden uitgeput, om hun in hunne oogmerken te dienen. Alle de Historieschryvers komen hierin overeen, dat de liefde tot rykdommen en pragt, de bron van alle ondeugden, te Sparta voet kreeg onder de regeringe van den eersten Agis. Lysander, van nature begaafd met alle bekwaamheden, leefde verslaafd aan de bekorelykheden der wellusten, en daar hy de grootste Veldheer van zynen tyd geweest was, zo was het voorbeeld zyner ongeregeldheden des te besmettelyker, dewyl de deugden van een groot man der ondeugd hare lelykheid {==26==} {>>pagina-aanduiding<<} schynen te ontnemen. Zyne begeerte tot rykdommen, welken hy tot zyne staatzugtige oogmerken deed dienen, verdoofde den glans van zyn zegepralend leven. Athene, door zyne wapenen verwonnen, liet Sparta zonder mededinger; de scepter van Griekenland werdt der zegepralende stad opgedragen; de buit van den overwonnenen werdt den overwinnaar ten eigendom. Het goud der Volkeren werdt te Sparta, door zynen luister misleid, opgelegd. Eenige burgers, welken de besmetting der rykdommen verschoond hadt, kantten zig kragtig tegens deze nieuwigheid, welke zy aanmerkten als eene inbreuk op de wetten van Lycurgus: het goud en zilver, welk hun in de oogen flikkerde, scheen hun een voorteken te zyn eener toekomende armoede, dewyl deze misleidende metalen, terwyl zy de openbare bronnen vergiftigden, de zeden zouden veranderen, welken tot nog toe den rykdom van den Spartaan hadden uitgemaakt. De Ephoren gaven deze zaak over aan de beslissinge van den Raad, welke, de wetten van Lycurgus niet openlyk durvende verbreken, noch afstaan van het bezit van een metaal, dat zo schitterend was, verklaarde, dat het goud en zilver tot de behoeften van den Staat konden gebezigd worden; maar terzelfder tyd stelde hy de doodstraf voor eenen iegelyk, die het in 't byzonder bezat. Plutarchus berispt dit vonnis als verleidelyk en bedrieglyk: Was Lycurgus, zegt hy, alleen bevreesd voor de gedaante van het geld en zilver, en niet voor die ongeregelde driften, waarvan zy het zaad en voedzel zyn? Het besluit van den Raad, wel verre van 'er veragting voor inteboezemen, moest de begeerte tot hetzelve nog meer gaande maken. Het was, den burger aan de ver- {==27==} {>>pagina-aanduiding<<} zoeking bloot te stellen, om zig te verbeelden, dat het gene tot het algemene welzyn dienstig was, ook voor zyn byzonder geluk van dienst kon zyn. Het opgelegde gemis moest de begeerte om het te bezitten groter maken, naar evenredigheid van het vermogen, welk deze metalen den Staat konden verschaffen: daarenboven, het verbod moest de overtreders vermeenigvuldigen door de agting, welke men bewees aan zaken, waarvan men het gebruik verboodt. Deze droevige waarheid werdt wel haast bevestigd door het voorbeeld van eenen zekeren Thorax, eenen groten vriend van Lysander, die, overtuigd, dat hy eene grote somme zilvers in zyn huis bewaard hadt, ter dood veroordeeld werdt. Dit was het tydperk, waarin by de Spartanen alles te koop was, het tydperk van die laagheid, dat zy by den buitenlander onderstand bedelden, en van die onmededogende hardheid, waardoor zy van de overwonnen eilanden en gewesten schattingen eischten, welken hunne naarstigheid en vrugtbaarheid uitputten. Agesilaus genoot eenen roem zonder smet tot aan den middag zynes levens; maar het afnemen zyner jaaren was tevens het afnemen van zyne agtinge, en deze schitterende star werdt by haren ondergang door wolken verduisterd: na dat hy langen tyd als Koning van Sparta hadt gehandeld, gedroeg hy zig ten laatsten als den opperkoopman van eene troep gelukzoekers, die met hun bloed eenen laaghartigen koophandel dryven. Tachos, Koning van Egypte riep hem te hulp: hy kwam met een heirleger, geschikt, om de verdediging voor hem optenemen. Nectanabis, die een oproer tegens Tachos zynen oom verwekt hadt, boodt den Lacedemoonschen Veldheer eene aanzienlyke somme gelds aan, die, verblind door den {==28==} {>>pagina-aanduiding<<} glans van het goud, den ongelukkigen Koning verliet, om zig aan zynen neef te verkopen. Het belang van het Vaderland was het voorwendsel waar van hy zig bediende, om zyne laaghartige overloping te bedekken; maar het kon hem tot gene verschoning dienen by de nakomelingschap, welke weet, dat het geenzins het belang van het Vaderland is, deszelfs kinderen ongetrouw en meineedig te maken. Tot dit tydperk brengt Plutarchus den oorsprong van de verbasteringe der zeden van Sparta. Athene sleepte de overwinnende stad met zig in zynen val. Het goud en zilver des overwonnenen wreekten hem van den hoogmoed des overwinnaars. De wyduitgestrekte grensen van den staat boezemden byzondere personen de begeerte in, om ook hunne bezittingen verder uittestrekken. De pragt, welke het goed vermindert, terwyl zy de behoeften vermeerdert, gaf den oorsprong aan eene lage en strafwaardige naarstigheid. En wanneer men alles dorst begeren, dorst men ook alles verbreken. De verwyfde levenswyze ontzenuwde den moed. De verfyning der wellusten maakte zelfs de aansporing daartoe stomp. De geesten zonder wakkerheid lagen, in zorgloosheid en veragting ingewiegd, te zieltogen. Sparta, door menigvuldige schokken, aan 't wankelen gebragt, was aan 't afnemen tot aan de regering van Agis en Leonidas; zo lange de oude verdeeling der landeryen was gehandhaafd geworden, waren de smaak van eigendom, en de begeerte om zig te vergroten, aandoeningen, die onbekend waren. De vader bragt op zynen zoon het gedeelte over, welk hy ontfangen hadt. De altoos standhoudende gelykheid, was de geheiligde band, die alle de burgers vereenigd deed blyven. Het was onder {==29==} {>>pagina-aanduiding<<} de regeringe van deze twee Koningen, dat de doodsteek werdt toegebragt, welke het wezen der regeringe het onderste boven keerde. Epidateus, een der Ephoren, misnoegd over zynen zoon, vergat, dat hy zyn vader was: verblind door zyn wraakzugt, liet hy eene wet uitgaan, dat het allen burgeren vrystondt, hunne erfgoederen te mogen vervreemden, en dat elk vryheid hadt om ze te verkopen of wegtegeven. Deze wet bragt eene vreemde omkering te wege in het bezit der landeryen. De Koning Leonidas, die zig langen tyd aan het hof van Seleucus hadt opgehouden, hadt 'er de gewoonten van overgenomen, en 'er de verwyfdheid en ondeugden van mede gebragt. Eene uitheemsche vrouw, welke hy getrouwd hadt, begunstigdeden voortgang der besm ettinge. Op de eenvouwdigheid der oude zeden, welken nog den glans van den troon ophielden, zag men de oostersche pragt en hovaardy volgen. Men herinnerde zig de wetten van Lycurgus niet meer, dan om 'er de gestrengheid van te berispen. Op woeker geleende goederen verrykten den gierigaart, die zyn geluk bouwde op de puinhopen van den ligtmis, die door de pragt uitgeput was. De landeryen gingen over in de hand van eenige zeer weinigen. Het getal der huisgezinnen, die aan de eerste verdeelinge der landen deel hadden, beliep zeven en dertig duizend; thans vondt hetzelve zig verminderd tot op een duizend. De overigen, gelyk Plutarchus (a) aanmerkt, leidden in de stad, met dezen last beladen, een lui en kwynend leven. Het waren menschen, welken de behoeftigheid ongevoelig hadt gemaakt; {==30==} {>>pagina-aanduiding<<} zonder moed tot den oorlog ontwaaakten zy niet uit hunnen slaap in het geruste genot van den Vrede, dan op het gerugt van de oneenigheid, welke zy te hulpe riepen; deze menschen, door de armoede van hunne waardigheid beroofd, verwagtten van eene onwentelinge het einde hunner ongelukken. Zodanig zyn de onheilen, welken de buitengemeen grote armoede van den eenen, en de pragtige rykdommen van den anderen, in eenen vryen staat te wege brengen. Deze wandrogtelyke onevenredigheid baart haat; de gemene man, die lydt, wordt de heimelyke vyand van den vermogenden burger. De bezittingen van dezen schynen aan genen eene schreeuwende onregtvaardige aanmatiging zyner voorregten. De liefde voor het Vaderland wordt uitgedoofd, dewyl men ziet, dat hetzelve, den naam van gemene moeder verzakende, uitsluitende liefdeblyken verkwist aan eenige geliefde kinderen, terwyl het zig als eene onmeêdogende stiefmoeder jegens anderen betoont. Elke Staat nadert tot zynen ondergang, wanneer de fortuin alle hare gaven op het hoofd van eenige byzondere personen opeenstapelt. De arme is altyd een kwaad burger. Het is een slaaf, welke mort tegens de hand, die hem slaat, hy verwagt maar alleen de gelegenheid, om dezelve ongestraft te kunnen afhouwen. De jonge Agis, de derde van dien naam, hadt een vroegtydige Wysheid, welke hem den volmaaktsten van alle de Prinsen maakte, die sedert Agis den Groten geregeerd hadden. Het was in die jaren, waarin de hartstogten hunne heerschappy met de meeste dwingelandye oeffenen, wanneer hy, zig zelven boven dezelven verheffende, ondernam den Staat te hervormen, door zig zelven te hervormen; {==31==} {>>pagina-aanduiding<<} en in plaatse van bedorven zeden de oude tugt van een strengen Lycurgus te doen herleven. Hy oordeelde de hinderpalen, welken hem daarin konden te rug houden, niet beter uit den weg te kunnen ruimen dan door de hervorming aan zig zelven te beginnen, overtuigd, dat het voorbeeld der Koningen het rigtsnoer der onderdanen is. De verwyfde opvoeding, welke hy ontfangen hadt, hadt het zaad der deugd niet verstikt. De overvloed der vermaken hadt een walgelyke zatheid van dezelven te wege gebragt; zyne driften, zo haast ze gaande gemaakt waren, hadden hem welhaast veragting voor de wellusten ingeboezemd. Hy verzaakte zig zelven geheel en al, en werdt een nieuw mensch. Als een godsdienstig waarnemer der wetten van Lycurgus verwierp hy dien nietsbeduidenden en beuzelagtigen hoogmoed, die van laaghartige Koningen op den troon gebragt was. Zyne eenvouwdige en matige tafel verschafte generhande uitgezogte geregten. Zyne manier van zig te kleden was eenvouwdig en zonder sieraad. Door deze moejelyke zege, op zig zelven behaald, won hy aller harten. De jonge Spartanen, door zyn voorbeeld aangemoedigd, namen de eenvouwdigheid zyner zeden over. Zelf verwonderd over zulk eenen schielyken voortgang, maakte hy zig dezen eersten yver ten nutte om zyn werk te voltojen. De voornaamste burgers vonden 'er belang by, om hem in zynen loop te stuiten, maar hy bezat behendigheid genoeg, om hen aan zyne hervormingen deel te doen nemen. Agesilaus, zyn moeders broeder, die het voornaamste werktuig zyner oogmerken was geworden, bediende zig van het vermogen, welk hy op het gemoed zyner zuster hadt, om haar in het ontwerp van hervor- {==32==} {>>pagina-aanduiding<<} minge genoegen te doen nemen. Om deze Prinses, magtig door hare rykdommen, daartoe te brengen, hadt de meeste zwarigheid in, dewyl zy 'er het meeste by moest opofferen. Het goed, welk zy kon te wege brengen, gaf haar vele vrienden of aanhangers. Hare schuldenaars, die alles van hare strengheid te dugten hadden deden hun best, om zig harer inschikkelykheid waardig te maken. Dus maakte haar rykdom haar byna volstrekt noodzakelyk in de openbare beraadslagingen. Deze moeder, verschrikt over de onbezonnenheid van haren zoon, zag in den beginne in zyn ontwerp niets anders dan de grillige inbeelding van eenen verwaanden jongeling, door het aantrekkelyke van nieuwigheden misleid, en die gelooft, dat al wat met zwarigheden verzeld gaat, roemryk is. Hare moederlyke liefde deedt haar de gevaren nog groter voorkomen, waaraan haar zoon zig bloot stelde. Doch het gezigt der onheilen, welken Sparta zouden drukken, wekte hare liefde voor het Vaderland op. Agesilaus, zonder den moed te verliezen, gebruikte alle zyne behendigheid, om haar te vertonen, dat alle de hinderpalen, welken haar deden vrezen, ligt te overwinnen waren; dat de belangeloosheid, waarvan haar zoon zulk een heldhaftig voorbeeld gaf, het Vaderland zyne oorspronkelyke waardigheid zou wedergeven; dat men haar alleenlyk verzogt, om zulk een edel ontwerp te willen ondersteunen, door het opofferen harer rykdommen en beuzelingen, die minder geschikt waren, om agting te verwekken, dan om de geneigdheid tot pragt en verbastering aan te kweken. De Prinses, gerust gesteld door de beweegredenen, welken haren zoon bestuurden, {==33==} {>>pagina-aanduiding<<} en aangemoedigd door de raadgevingen van haren broeder, veranderde eensklaps van gevoelen, en niet slegts te vreden met het ontwerp der hervorminge door het afstaan van hare goederen te ondersteunen, bediende zy zig van het vermogen, welk zy op de gemoederen hadt, om hare vriendinnen te verpligten haar voorbeeld te volgen. De Spartanen schenen op hare stem door de werking eener Godheid weggerukt te worden. Eene schielyke geestdryvery beheerschte alle de gemoederen, en de yver tot hervorming werdt eene algemene neiging. Plutarchus berigt ons, dat de getrouwde Spartanen hunne vrouwen eene volstrekte heerschappy over zig hadden laten verkrygen. Ingewyd in de verborgenheden der regeringe, bestuurden zy het roer daarvan met meer wakkerheid, dan zy de besturing harer huislyke zaken waarnamen. Deze zagte inschikkelykheid der mannen had haar in het bezit gesteld van alle de rykdommen van Sparta. Hare toestemming moest men derhalve hebben, dewyl, daar zy het meeste te verliezen hadden, zy ook waarschynlyk het minst gehoor zouden geven. De vrouwen, die by de eerste beweging het ontwerp van hervorminge met toejuichinge hadden aangenomen, vervielen welhaast weder tot hare zwakheid, wanneer zy het stuk nader overdagten. Te vast aan hare zinnen verslaafd, konden zy die ydele sieraden niet vaarwel zeggen, welken het geluk der genen uitmaken, die zig niet kunnen verheffen tot de kennis van zaken, welken waarlyk groot en edelmoedig zyn. Het grootste gedeelte, ontrust, dat zy de heerschappy zouden verliezen, welke de rykdom, en boven al de fraaiheid van opschik, haar gaf, overreedde zig, dat men wel haast zou ophouden, die genen {==34==} {>>pagina-aanduiding<<} te behagen, welken men niet kon belonen. Dusdanig waren de beweegredenen van de kuiperyen, welken zy maakten, om hare beuzelagtige voordeelen ten koste van den algemeenen voorspoed te behouden. De hulp van Koning Leonidas, geëerbiedigd door zynen ouderdom en ondervinding, scheen haar het sterkste bolwerk, welk men tegens de invoering van alle nieuwigheid kon opwerpen. De oude Spartanen, die in de verwyfdheid en wellusten grys waren geworden, sidderden op den naam van Lycurgus. De meesten, gedrukt onder den last der noodwendigheden, verkozen eene werkeloze behoeftigheid boven de gemakken, die aan den arbeid verknogt zyn. Zy geleken die vlugtende slaven, die, naakt en zonder voedsel, bedugt zyn van wederom onder de magt van eenen gestrengen meester te vervallen, die hen van alle noodwendigheden zou verzorgen. Agis, altyd driftig in 't voortzetten zyner oogmerken, slaagde gelukkig, in zynen vriend Lysander tot Ephoor te doen verkiezen. Versterkt door zulk eenen yverigen voorstander, stelde hy onmiddelyk zyn ontwerp aan den Raad voor. De voornaamste artikelen daarvan waren dezen: ‘dat alle schulden zouden vernietigd worden, dat de landeryen in gelyke deelen onder alle de burgers zouden verdeeld worden, en dat eindelyk alle de wetten van Lycurgus in hare eerste kragt zouden hersteld worden. ‘Deze voorstellen, die nadrukkelyk verhandeld werden, veroorzaakten eene groote strydigheid van gevoelens. Na lange tegenkantingen kregen zy, die zig tegens de hervorming stelden, met eene eenige stem de overhand. Ter zelfder tyd riep Lysander de Volksvergadering samen, waarvoor hy eene kragtige en treffende redenvoe- {==35==} {>>pagina-aanduiding<<} ring deedt. Vervolgens spraken Mandrochidas en Agesilaus tot het volk, en baden het ten ernstigsten, van niet te willen lyden, dat de majesteit van Sparta door de aanslagen van eenige burgers, die door verwyfdheid zig dezen naam hadden onwaardig gemaakt, geschonden werdt, terwyl de ware kinderen van het Vaderland een smartelyk leven leidden, en in elende en behoeftigheid veragtelyk ter neder lagen. Zy deden vervolgens den Godsdienst spreken, die altyd een sterk vermogen op eene verhitte inbeelding heeft. Zy haalden oude Godspraken aan, welken de Spartanen geraden hadden, eenen sterken dyk te stellen tegens de gierigheid en pragt, besmettelyke ziekten, welken alle de leden van den staat bedorven hadden. Zy roemden bovenal het antwoord, onlangs van het Orakel van Pasiphaé (a) gegeven, welk hun beval, tot die gelykheid te rug te keren, welke hen gelukkig en zegepralende gemaakt hadt. Agis was de laatste, die in deze vergaderinge sprak. Zyn welsprekendheid was zegepralend, dewyl zy door voorbeelden ondersteund was, en dewyl hy in plaatse van geloften te doen, wezenlyke dingen gaf. Ik kan niet beter, zeide hy, tot herstelling van de oude tugt medewerken, dan door myn gansch vaderlyk erfdeel, welk in bouwlanden en ryke weiden bestaat, aan de schatkist des lands te geeven. Ik geef 'er daarenboven zes honderd talenten aan geld aan, waar van ik my schaam sedert langen tyd den lagen bezitter geweest te zyn. Myn groot- {==36==} {>>pagina-aanduiding<<} moeder, myn moeder, onze nabestaanden, onze vrienden zyn bereid, dezelfde offerhande aan het Vaderland te doen. Het volk, getroffen door de edelmoedigheid van eenen Koning, die zig van het zyne beroofde, om 'er hen mede te bekleden, nam zyne aanbiedingen met een toejuichinge aan, welke ten naasten by aan dronkenschap kwam. Hy werdt aangemerkt als de eenige Koning, die sedert drie honderd jaren waardig was geweest den troon te bezitten. Leonidas, gedreven door de dubbele beweegreden van gierigheid en nyd, borst uit door de geweldigste tegenkanting; zyne neigingen strekten zig naar de zyde der ryken, welker belangen met de zynen vermengd waren. Hy was tot nog toe te rug gehouden door de vreze van zig aan de onstuimige opwellingen eener wufte menigte bloot te stellen, die verbitterd en bereid was, alles te verbreken om hare te onregt ontnomen voorregten weder te krygen. Droefgeestig en listig staatkundige als hy was, had hy slinksche middelen gebruikt, om het ontwerp van zynen amptgenoot te verydelen: een vyand, zo veel te gevaarlyker, om dat hy, zig verborgen houdende, in duisterheid schigten wierp, welken men niet kon vermyden. Hy hadt de Overheden in den beginne ingeboezemd, dat Agis, onder voorwendsel van verdeelinge der landeryen, en vernietiginge der schulden, zig eenen weg tot de dwingelandy wilde banen, dat de behoeftige, die door zyne geschenken ryk was geworden, welhaast deelgenoot zou worden van de ondernemingen van zynen weldoender. Deze geveinsde Vorst liet in deze vergaderinge den sluier vallen, welke hem bedekte: hy voorzag, dat indien het ontwerp van hervorminge ter uitvoeringe gebragt werdt, al de roem daarvan op zyn amptgenoot zou afdalen, dewyl het zyn werk zou wezen; hy kon niet nalaaten te beseffen, dat eene al te late toestemming hem armer zou maaken, {==37==} {>>pagina-aanduiding<<} zonder hem zynen roem weder te geven. Eindelyk, het was hem moejelyk, rykdommen te laten varen, die overtolligheden verschaften, welken de gewoonte tot ware behoeften gemaakt had. Lysander, ziende, dat de party van Leonidas in den Raad de overhand hadt, besloot hem voor de regtbank van het volk te dagen, om daar als een verbreker der wetten afgezet te worden. Het was den prinsen van Koninklyken bloede van Sparta verboden, met buitenlandsche vrouwen te trouwen, en de vrugten van zulk eene vereeniginge als hunne kinderen optebrengen. Dezelfde wet stelde de doodstraf op de genen, die Sparta verlieten, om aan de buitenlandsche hoven hun verblyf te nemen. Leonidas hadt de wet in deze beide opzigten verbroken. Lysander kwam Leonidas voor met de beschuldiginge, welke hy tegens hem inbragt, en na dit soort van regtspleginge stelde hy de plegtigheid te werk van den hemel raadteplegen. (a) Deze staatkundige plegtigheid, zo geschikt, om een volk, dat bygeloviger dan verligt is, in toom te houden, was door de Ephoren ingesteld, om den Koningen dien heilzamen schrik in te boezemen, welke dikwyls verhindert, dat ze hunnen pligt vergeten. {==38==} {>>pagina-aanduiding<<} Lysander, na eenen eed gedaan te hebben, dat hy in den hemel een onfeilbaar teken gezien hadt van de overtredinge van Leonidas tegens de Goden, daagde hem in om te verschynen, ten einde om gestraft of geregtvaardigd te worden. Vervolgens boezemde hy Cleombrotus, schoonzoon van den beschuldigden Koning, in, dat hy zyn regt op de Kroon zou te rug eischen, dewyl hy van Koninklyken bloede was. Leonidas, zig te zwak of te strafschuldig gevoelende, ontvlugtte, en nam de wyk in den tempel van Minerva. Men zette hem af, om dat hy niet was verschenen, en zyne Kroon werdt op het hoofd van Cleombrotus gezet. Wanneer de tyd van het overheids amt van Lysander verstreken was, was de andere party sterk genoeg, om de verkiezing op hare aanhangeren te doen vallen. Deze nieuwe overheden namen de verdediging van Leonidas op. Lysander, aanklager, werdt op zyne beurt aangeklaagd, om rekenschap te doen wegens de besluiten, die aangaande de vernietiging der schulden en de verdeeling der landeryen genomen waren. Men behandelde den genen als eenen gevaarlyken invoerder van nieuwigheden, die de oude tugt in hare kragt hadt willen herstellen. Lysander, ontrust over deze aanklagt, hadt de voorzigtigheid, om de twee Koningen in zyne zaak deel te doen nemen, door hen te overreden, dat de onderneming der Ephoren een inbreuk was op hun gezag, dewyl zy alleen aangesteld waren, om de Koningen te vereenigen, wanneer hunne gevoelens verschillende waren. De prinsen waren ligt te overreden; zy wapenden de jonge Spartanen, en de burgers, die wegens schulden in hegtenis geweest waren, en gevolgd van dezen stoet, die magt hadt te gebieden, begaven zy zig naar de {==39==} {>>pagina-aanduiding<<} vergadering des volks, waar zy de Ephoren afzetten; men stelde in hunne plaats voorstanders der hervorminge aan, en onder het getal van dezen was ook Agesilaus. Agis, bedaard in 't midden van het onweer, voorkwam alle ongeregeldheden, welken men van eene oproerige vergadering van menschen hadt te dugten, die opgehitst en zonder breidel waren. Het bloed van den burger werdt veschoond. Leonidas was zyn vyand geweest, hy merkte hem in zynen val niet anders aan dan als eenen ongelukkigen, die zyn medelyden waardig was, hoewel hy zyne wraak verdiend hadde. Hy vondt zelfs goed, hem aan de oogmerken te ontrekken, welke de onverzoenlyke Agesilaus tegens zyn leven smeedde, en gaf hem eene bedekking, om hem in veiligheid naar Tegea te brengen. Deze onderneming, bekroond met den gelukkigsten uitslag, scheen alle hinderpalen te doen verdwynen. De goede burgers vleiden zig, den tyd te zullen beleven, waarin de wetten aan de zeden hare eerste onnozelheid zouden wedergeven; wanneer Agesilaus zyn best deedt, om het werk af te breken, waar hy de gronden toe gelegd hadt. Besmet met het zelfde euvel, welk de gesteldheid van Lycurgus omver hadt geworpen, hadt hy het zyne tot de hervorming alleen toegebragt door eene beweegreden van gierigheid, welke 'er den voortgang van stuitte. Plutarchus stelt hem ons voor als eenen listigen mensch, geboren om over de gemoederen te heerschen, tomeloos in zyne neigingen, huichelagtigen voorstander der hervorminge, welke hy niet begunstigde, dan om zig van den drukkenden last der schulden te bevryden, welken hy gemaakt hadt, om zyne ligtmisseryen te verzadigen, en om zyne verkwistingen goed te maken. {==40==} {>>pagina-aanduiding<<} De twee Koningen besloten eindelyk met de vernietiginge der schulden, en de verdeelinge der landeryen, voorttegaan. Agesilaus, baatzugtig staatkundjge, hadt de behendigheid, van hen te overreden, om deze beide stukken niet op eenmaal te ondernemen, op dat Sparta niet door zulke geweldige schokken aan 't waggelen raakte. Hy verzekerde hen, dat, indien de ryken slegts eerst konden overgehaald worden, om de vernietiginge der schulden goed te keuren, de verdeeling der landeryen zonder tegenstreven zou doorgaan. De twee jonge Vorsten, te eerlyk en te opregt, dan datze niet gemakkelyk konden bedrogen worden, werden door zulke schoonschynende beloften misleid. Lysander, die meer verligt was, werdt zo wel als zy bedrogen, en zy zagen allen in zulk eenen gevaarlyken raad niets anders dan eene omzigtige wysheid. De Koningen, die zig zelven hun verlies mede veroorzaakten, lieten alle de Rekeningen en Obligatien op het geregtsplein brengen, welke verbrand werden voor de oogen van den gierigen woekeraar, en van den schuldeischer, die van zyn regt beroofd was. Agesilaus, getuige van dezen brand, liet zyne vreugde uitbersten, door luid uitteroepen, dat hy nooit zuiverder noch aangenamer vlammen gezien hadt. Dit gedrag van Agesilaus toont, dat Sparta in zynen boezem menschen kweekte, die even zo staatkundig waren als zyne meer verligte naburen, wanneer het 'er op aankwam, om de maatregelen, die tot welzyn van het algemeen waren genomen, tot hun byzonder voordeel te doen dienen. Hoewel het volk met ongeduld om de verdeeling der landeryen aanhield, en de Koningen stipte bevelen gaven, om dezelve ter uitvoer te brengen, bragt Agesilaus egter, altyd vrugtbaar in uitvlugten, het {==41==} {>>pagina-aanduiding<<} zo ver, dat de tyd daartoe verlengd werdt tot op het ogenblik, dat Agis verpligt was, zig aan het hoofd van een heirleger te stellen, welk men den Achajers te hulpe zondt. Hy was door zyne geboorte de rykste van Sparta, zo wel door de uitgestrektheid zyner bezittingen, als door derzelver vrugtbaarheid. Maar uitgeput door zyne ligtmisseryen bevondt hy zig arm in 't midden van den overvloed, en hy hadt meer schulden gemaakt, dan hy goederen hadt. Het eerste besluit hadt hem van de lastige annzoeken zyner schuldeischers bevryd, en hem in het vreedzame genot zyner goederen hersteld. Zulk een aangenaam genot streelde zyne zinnen te veel, dan dat hy eene wet wilde ondersteunen, welke strekte, om 'er hem van te beroven. Hy hadt het eerste ontwerp begunstigd, om dat het tot zyn openbaar belang medewerkte, hy kantte zig tegens de uitvoering van het laatste, om dat het hem tot eene gelykheid zou brengen, welke voor zyne behoeften niet toereikende was. De troepen der Spartanen bestonden uit jonge lieden zonder geld en goederen, die, daar ze zig van de vervolginge hunner schuldeischers bevryd zagen, zig met de hoop vleiden, dat de verdeeling der landeryen by hunne te rug komst hun de ongemakken van den oorlog zou vergoeden. Deze hoop hadt den moed van allen wakker gemaakt, en de Spartanen hadden zig met yver onder de vaandelen van hunnen Koning begeven. Deze strydbare jonge manschap bragt den Grieken, die verzet stonden, die oude tugt te binnen, welke, terwyl zy den Krygsman onverwinlyk maakte, Sparta tevens den scepter van Griekenland, en de verwondering der Barbaren hadt verworven. Maar terwyl Agis aan zyn Vaderland {==42==} {>>pagina-aanduiding<<} zynen vorigen luister wedergaf, kwamen 'er te Sparta wolken op, die welhaast het onweer op zyn hoofd deden storten. Agesilaus, zyne magt misbruikende, werdt de dwingeland van een volk, welk hy belast was te beschermen. Als een oppermagtig vorst zonder breidel en zonder schaamte, verdrukte hy zyne medeburgers door strafwaardige knevelaryen. Sparta werdt armer zonder hem ryker te maken. Vermenigvuldigde plagen bereidden eene omwenteling in het gemoed des volks, welk, altyd onder de eerste slagen buigende, zig doldriftig verheft, om den verdrukker, die het geslagen heeft, in schande ter neder te storten. Leonidas, sedert langen tyd by de Spartanen verfoeid, wordt welhaast hunne afgod. De roofzugt van Agesilaus wordt op rekening der beide Koningen gesteld. Agis vindt by zyne terugkomst zo vele vyanden als burgers. De weldoender van het Vaderland moest 'er smaadheden van ondervinden. De ongelukken, welken een strafschuldige ondervindt, kunnen door de herdenking zyner misdryven gebillykt en verzagt worden. De moeiten, welken de deugzame man lydt voor het goede, dat hy doen wilde, zyn een dubbele straf. Agis, van zyne vrienden verlaten, nam de vlugt in den tempel van Minerva, gelyk Cleombrotus eene vryplaats in den tempel van Neptunus gezogt hadt. Leonidas, dus in staat gesteld, om over het lot zyner vyanden te beschikken, kon den ruimen teugel aan zyne wraakzugt tegen Cleombrotus vieren. Hy liet zig door de tranen zyner dogter buigen, en daar hy het bloed van eenen schoonzoon, die de oorzaak was van de onheilen, welken hy hadt geleden, kon vergieten, bepaalde hy zyne wraak tot de straf der ballingschap. De edel- {==43==} {>>pagina-aanduiding<<} moedige Chelonis gaf by die gelegenheid een voorbeeld van die heldhaftige deugd, welke eertyds de Spartaansche vrouwen boven de zwakheden harer kunne hadt verheven. Als eene tedere en gevoelige dogter hadt zy met haren vader, van Lysander uit het land gejaagd, de ongemakken eener vernederende ballingschap willen deelen; en door eene edelmoedige veragting van grootheid hadt zy den glans eener kroone verworpen, welke zy met haren gemaal kon deelen. Na de omwenteling, welke Leonidas in zyne eer herstelde, gaf deze dappere en deugdzame vrouw aan de moejelykheden der ballingschap met haren man den voorrang boven de eerbewyzingen, welke zy in haar Vaderland onder de bescherming van den troon hares Vaders kon genieten. By aldien Cleombrotus niet door de staatzugt is verblind geweest, zo moet hy gelukkiger in zyne ballingschap geleefd hebben, daar hy zulk eene waardige egtgenote bezat, dan hy op den troon zou geweest zyn, zo hy haar hadt moeten derven. Na dat Cleombrotus in ballingschap was gezonden, moest Leonidas een slagtoffer hebben; het bloed van Agis was alleen in staat, om den dorst zyner wraakzugt te lesschen, Dees ondankbare vorst vergat, dat hy in de eerste omwenteling zyn leven, tegens den toeleg der moordenaren, door de edelmoedigheid van dezen ongelukkigen Vorst behouden hadt. Na dat hy menigvuldige middelen beproefd hadt, om hem uit zyne geheiligde schuilplaats te lokken, wapende hy drie menschen, die aan de ondeugd verkogt waren, tegen zyn leven, welken Agis voor zyne vrinden hield, als of Koningen dezelven konden hebben. Deze trouwloze en meinedige menschen waren gewoon, hem naar het bad te verzellen, en hem {==44==} {>>pagina-aanduiding<<} tot eene bedekking te dienen, om naar den tempel terug te komen. Dezen waren het, die hem in den afgegrond stortten. Ampharus, hun hoofd en die de samenspanning gesmeed hadt, was in plaatse van Agesilaus in de bedieninge van Epboor gesteld. Dees bedorven mensch hadt sedert korten tyd van Agesistrata, moeder van Agis, tafelservies en huisraad van eene grote waarde geleend. De ondergang van Agis en van zyne gantsche familie scheen hem een gemakkelyk middel, om dezelven in eigendom te verkrygen. Hy trok twee medepligtigen op zyne zyde, die, misleid door den glans van een ryke jaarwedde, zig met hem naar Agis begaven, om hem naar het bad te verzellen. Maar by zyne terugkomst, wanneer hy den tempel wederom wilde intreden, werdt hy van Ampharus, uit kragt zyner bedieninge van Ephoor, vastgehouden; op hetzelfde ogenblik vielen Democbares en Arcesilas hem met geweld aan, en sleepten hem op eene smadelyke wyze naar de openbare gevangenis. Agis, het slagtoffer van zyn ligtgelovig betrouwen, verdroeg alle deze smaadheden met eene zagtmoedigheid, welke deze uitvoerders van het misdryf de wapenen zou hebben doen nederleggen, zo zy nog eenige overblyfzels van deugd gehad hadden; en wanneer de Ephoren hem vroegen, of Agesilaus en Lysander hem niet gedwongen hadden, om nieuwigheden intevoeren, en of het hem niet berouwde, vatte hy, in plaatse van de schuld op zyne vrienden te werpen, manmoedig hunne verdediging op, en zeide, dat hy het zig tot roem rekende, de eer van een ontwerp met niemand te deelen, welke hem was ingeboezemd door de begeerte, om het voorbeeld van den groten Lycurgus natevolgen. De Ephoren, ver- {==45==} {>>pagina-aanduiding<<} gramd over een antwoord, welk tot hunne bestraffing strekte, veroordeelden hem ter dood. De gerigtsdienanaren, belast, om hem ter plaatse te brengen, waar men de misdadigers ter dood bragt, weigerden te gehoorzamen. Beloningen en bedreigingen waren niet kragtig genoeg, om hen medepligtig te maken aan den moord van den weldoender des Vaderlands. Demochares, hen van hunne tegenkantinge niet kunnende afbrengen, vatte zelf Agis aan, en van regter beul geworden, sleepte hy hem naar de geregtsplaats, waar hy onmiddelyk ter dood gebragt werdt. Dit onschuldig slagtoffer onderwierp zig met onverschilligheid aan zyn noodlot; het scheen, dat hy liever wilde sterven, dan onder zulke bedorven menschen te moeten leven. Het was in dat verschrikkelyk ogenblik, wanneer hy, de vertrooster van hun geworden, die over zyn lot tranen stortten, tot den scherpregter zeide: ‘myn vriend, het is niet nodig my te beklagen, bewaar uw medelyden voor hun, die my doen sneuvelen’. De barbaarsche Demochares, die de ongevoelige getuige van dit bloedige toneel geweest was, vergunde de moeder en grootmoeder van Agis, om in de gevangenis te gaan. Zy wisten nog niet, dat haar zoon niet meer was, en zy waren gekomen, om vryheid te verkrygen, om zyne zaak voor het volk te verdedigen. Demochares, ongevoelig voor het medelyden zo wel als voor de knaaging van 't geweten, antwoordde haar met eenen honenden glimlach, uw zoon heeft niets te vreezen. Archidamie tradt het eerst binnen, en gaf op hetzelfde ogenblik den geest onder het moordgeweer der vloekverwanten. Agesistrata werdt vervolgens naar de plaats gebragt, waar deze twee regtsplegingen geschied waren. Door {==46==} {>>pagina-aanduiding<<} schrik en ontroering getroffen op het gezigt van het lighaam van hare moeder en van haren zoon, en na langen tyd onbewegelyk te zyn gebleven, wiep zy zig eindelyk op het bebloede lyk van haren zoon, en riep, met luider stem: ‘Waarde Agis! myn waarde Agis, uwe gevaarlyke zagtzinnigheid is heden de oorzaak van onzen dood!’ De onmeêdogende Ampharus, vergramd over deze woorden, zeide tot haar, dewyl gy het gedrag van uwen zoon goedkeurt, zo bekent gy, dat ge zyn medepligtige zyt, en gy moet dezelfde straf ondergaan. Deze ongelukkige moeder, aan de woede der beulen overgegeven, moest op denzelfden tyd driemalen den dood ondergaan. Zy deedt in dit laatste ogenblik de standvastigheid en ongevoeligheid der oude Spartanen ten klaarsten blyken, die lyden konden en sterven, zonder zig te beklagen. Gereed om den doodslag te ontfangen, riep zy uit: ‘Onsterffelyke Goden; ik heb slegts eene laatste gunst aan u te verzoeken, te weten, dat myn bloed het zaad niet moge wezen van de onheilen myns Vaderlands’. Dusdanig was het einde van Agis, het roemryk slagtoffer van zyn ondankbaar Vaderland en van zyne lafhartige vrienden, gehuurde werktuigen van eenen aanhang, die bereid was alles te verbreken, om zyne staatzugt genoegen te geven. Ik heb my in eene byzondere ontvouwinge van het laatste bedryf ingelaten, welk dezen Vorst ter dood bragt, om te tonen, hoe zeer de rykdommen de Spartanen bedorven hadden, die ongelukkig genoeg waren, om niet te weten, dat het gemakkelyker is de armoede te verdragen, dan een regt gebruik van den overvloed te kunnen maken. Het is zeker, dat gewone misdaden door den behoeftigen bedreven {==47==} {>>pagina-aanduiding<<} worden, maar ondeugden zyn veel menigvuldiger by de ryken. De misdaad is slegts van eenen korten duur, maar de ondeugd ontstaat uit eene hebbelykheid. Archidamas, broeder van Agis, ontsnapte der waakzaamheid zyner vyanden, en redde zyn leven door de vlugt. Agiatis, gemalin van Agis, was de eerste schoonheid van Griekenland. De natuur hadt haar met alle hare gaven rykelyk begiftigd, en de fortuin hadt alle hare milddadigheid voor haar uitgeput. Hare rykdommen maakten de begeerte van Leonidas gaande, die, zonder hare geneigdheid te raadplegen, haar dwong, om met zynen zoon Cleomenes te trouwen, hoewel zy eerst onlangs verlost ware. Deze vereeniging bragt een geheel tegenstrydig uitwerksel voort met het gene de Dwingeland zig daar van beloofd hadt, dewyl zy den ondergang van zynen aanhang veroorzaakte, en de wraak van den moord van Agis verhaastte. Cleomenes was smoorlyk op zyne vrouw verliefd, en deze aandoening werdt levendiger door de tranen, welken hy haar telkens zag storten, wanneer men van het wrede lot van haren eersten gemaal sprak. De tranen der schoonheid zyn kragtige wapenen. Cleomenes, tot medelyden bewogen, hoorde met verwonderinge het verhaal van de beweegredenen, welken dezen Koning zo ongelukkig hadden doen te werk gaan, zonder schuldig geweest te zyn. Oplettend op de kleinste omstandigheden, en verbaasd over zulk eene heldhaftige belangeloosheid, liet hy zig door de welsprekende droefheid zyne gemalinne overreden, om ten eenigen tyde het voorbeeld van dezen burgerkoning natevolgen. Maar verborg in het binnenste van zyn hart een oogmerk, waarvan de uitvoering onmogelyk was, geduren- {==48==} {>>pagina-aanduiding<<} de het leven zynes vaders, en boven al in eenen tyd, waarin de harten, nog met verbaasdheid getroffen over den verschen moord van Agis, zonder moed en zonder dapperheid waren. Men hadt 'er alles te dugten van de heerschende party, die, in de vermaken en wellusten gedompeld, uit hare slaapkoorts zou opgewekt worden op den enkelen naam van Lycurgus. Deze ontwerpen werden uitgesteld tot aan den dood van zynen vader. Het was toen, wanneer hy bezitter van den troon, zonder eenen amtgenoot te hebben, de middelen bereidde, om zig van den goeden uitslag zyner onderneminge te verzekeren. Hy begreep welhaast, dat het bederf alle de leden van den staat besmet hadt: dat de ziel der Groten, door de gierigheid verslenscht, en door de pragt verzwakt, zonder liefde voor het algemene welvaren was, dat de armen, door de ellenden kleinhartig gemaakt, voor de moejelykheden des oorlogs bevreesd waren, en dat zy, ongevoelig uit kragt dat ze zo veel moesten lyden, onleerzaam geworden waren voor alle soort van tugt, dat de Ephoren, onregtmatige bezitters van het hoogste gezag, den Koningen niets anders dan de schim van den magt, en eene schaduw zonder iets wezenlyks gelaten hadden. Deze afhankelykheid vernederde de grootmoedigheid van eenen jongen en manmoedigen Koning, die te zeer op zyne voorregten gesteld was, dan dat hy onder meesters zou buigen, en die te regtvaardig was, dan dat hy het gezag zou misbruiken, dewyl hy zynen roem alleen deedt bestaan in het geluk van zyn Vaderland, waaraan hy zynen luister wilde wedergeven. Cleomenes begon, met eenen zyner vrienden, Xenares genaamd, te ondertasten, wien hy vroeg, wat voor {==49==} {>>pagina-aanduiding<<} een persoon dees Agis geweest ware, en op welke beweegredenen hy zulk eene gevaarlyke onderneming gewaagd hadde. Xenares, die in 't eerst deze vragen enkel aan de nieuwsgierigheid toeschreef, verhaalde hem zonder drift, al wat 'er was voorgevallen. De aanhoudende begeerte van den jongen Vorst, om alle omstandigheden te weten, om alle de beweegoorzaken te ontdekken, en boven al de verwondering, waarmede hy op den enkelen naam van Agis werdt getroffen, verrieden de beweegreden zyner nieuwsgierigheid. Xenares berispte levendig een ontwerp, dat van eenen Vorst zonder ondervindinge werdt aangekweekt, en die nog gene zwarigheden zag, om dat hy nog niets uitgevoerd hadt. Ontrust over dit onbezonnen ontwerp, brak hy alle gemeenschap met hem af; doch indien het hem aan moed ontbrak, om zynen vriend in zulk eene loffelyke onderneminge te helpen, hy had egter kragts genoeg, om zyn geheim te eerbiedigen. Cleomenes werdt door dezen eersten stap geenzins afgeschrikt; maar hy bemerkte, dat, indien zyn ontwerp ontdekt werdt, hy zo vele vyanden zou hebben, als 'er vermogende burgers te Sparta waren. Dus bedugt van verraden te worden, besloot hy voortaan niemand dan zig zelven raad te vragen. Vermits het stille genot van den vrede alle de burgers te naauw vereenigde, zo nam hy het tydstip van den oorlog der Achajers waar, om zyn oogmerk bekend te doen worden. Aratus, die het bestuur hadt over de ondernemingen van dat vermaarde bondgenootschap, welk Griekenland zo veel bloeds kostte, kende Cleomenes niet genoeg, om te geloven, dat men iets van hem hadt te vrezen. Hy beloofde zig eene gemakkelyke overwinning op een volk, dat aangevoerd werdt van eenen Koning, zonder ondervindinge, in eenen ouderdom, {==50==} {>>pagina-aanduiding<<} wanneer men driftiger is, om de gevaren te tarten, dan bekwaam om dezelven te boven te komen. Dronken van de hoop van eenen ingebeelden voorspoed, viel hy in het land der Arcadiers, bondgenoten van Sparta, en brandde en verwoestte alles in het naby gelegen land van Achaje. Vol van veragtinge voor zynen vyand werdt zyn inval van generhande oorlogsverklaringe voorafgegaan. De Ephoren, verbaasd over deze onverwagten inval, zonden Cleomenes met een heirleger af, om deze onderneming te stuiten. Deze jonge Koning, een held zonder den bystand der ondervindinge, gaf blyken van bekwaamheden, welke by andere menschen de vrugt zyn van arbeid en tyd: zo werkzaam als onvermoeid stelde hy hinderlagen, welken Aratus, die in het veld en onder de wapenen grys was geworden, niet gelukkig of bekwaam genoeg was te vermyden. De Spartanen wederhielden hem in den loop van zynen zege pralenden voorspoed, en moede van den oorlog, weigerden zy het hunne toetebrengen tot de middelen, die best geschikt waren, om denzelven ten einde te brengen. Cleomenes, verbitterd van te moeten zien, dat het volk hem wetten voorschreef, geloofde, deszelfs onbuigzaamheid niet beter te kunnen bedwingen, dan door Archidamas, broeder van Agis naar Sparta te rug te roepen, om den troon met hem te deelen. Hy vleide zig met de hope dat het hoogste gebied door hunne vereeniging, en door de gelykvormigheid hunner oogmerken te beter zou bevestigd worden, en dat dit eindelyk het eenige middel was, om het evenwigt van gezag, door de Ephoren vernietigd, te herstellen. Dewyl de party, die Agis hadt doen sneuvelen, alles van de wraak van zynen broeder te dugten hadt, zo liet zy hem verraderlyk vermoorden, {==51==} {>>pagina-aanduiding<<} wanneer hy op 't punt stond, om in zyn Vaderland te rug te komen. Cleomenes, over zyn ongeluk getroffen, werdt 'er nog des te driftiger door, om zyne oogmerken te agtervolgen. Hy won de baatzugtige zielen door geschenken: de Ephoren, misleid door zyne weldadigheid, betrouwden hem alleen de zorg toe, om den oorlog voorttezetten. Cratesilea, zyne moeder, offerde al haar goed op, om hem aanhangers te verwerven; en dewyl zy Megeston, van wiens gezag het lot van Sparta afhing, in zyne belangen wilde trekken, zo vereenigde zy zig met hem door een huwelyk, welk haar hart afkeurde. Cleomenes, volstrekt meester van de krygsverrigtingen geworden, leverde eenen bloedigen veldslag, in welken Aratus gantschelyk verslagen werdt. Hy doodde met zyn eigen hand Lydiadas, Veldheer der Megalopolitanen. Deze overwinning, welke men enkel aan zyne bekwaamheid verschuldigd was, verhief den moed der soldaten, van welken hy de afgod werdt. Deze luisterryke voorspoed, die verwondering hadt moeten verwekken, maakte alleen het geschreeuw van den nyd gaande. Men was te Sparta bedugt, dat de liefde der soldaten voor hunnen veldheer niet anders dan banden voor het Vaderland bereidde, en in plaatse van hem wegens zyne overwinninge geluk te wenschen, werdt hy van ondankbare burgers teruggeroepen, die hem straften, om dat hy den luister van hunnen roem hersteld hadt. Het was, volgens Plutarchus, by zyne terugkomst, wanneer deze Koning aan Megeston, zynen schoonvader, de noodzakelykheid te verstaan gaf, om de Ephoren afteschaffen, en de burgers, overeenkomstig met de wetten van Lycurgus, in hunne vorige gelykheid te herstel- {==52==} {>>pagina-aanduiding<<} len, als het eenige middel, om aan Sparta het oppergebied, welk het oulings hadt gehad, over geheel Griekenland wedertegeven. Megeston gebruikte al zyn gezag, om hem wederom aan het hoofd van het leger te brengen. Cleomenes, gedekt door zulk eenen magtigen en wyzen vriend, nam alle zulken met zig, die gedurende zyne afwezigheid zyne oogmerken zouden kunnen dwarsbomen. De luisterrykste voorspoed maakte het begin van dezen veldtogt beroemd, maar menigvuldige slagen, altyd van de zege gevolgd, verzwakten het leger. De soldaten, door heen en weertrekken af gemat, waren in de onmogelykheid, om de moejelykheden langer uittestaan. Men moest aan den terugtogt denken, of zig aan het gevaar bloot stellen, van door tegenheden den glans van zo groot een voorspoed te bezwalken; de Spartanen, die meer verzwakt waren, dan de gehuurde soldaten, dewyl zy verwyfder waren, verzogten, in Arcadie te mogen blyven. Cleomenes, ontslagen van de genen, die zig tegens zyne oogmerken hadden kunnen kanten, trok op Sparta aan, gevolgd van buitenlandsche troepen, en van eenige vrienden, die zyn betrouwen verdiend hadden. Hy rigtte zynen aantogt zo wel in, dat men zyne komst binnen Sparta vernam, ten tyde wanneer de Ephoren aan de avond maaltyd waren. Hy liet Euriclidas vooruitgaan, benevens vier van zyne vertrouwdste vrienden en eenige soldaten, die de uitvoering van het oogmerk beginnen moesten. Terwyl Euriclidas de Ephoren door eene versierde boodschap van wegens Cleomenes om den tuin leidde, vielen de overigen, die hem gevolgd waren, met den degen in de vuist op de Ephoren aan; vier hunner werden terstond nedergemaakt; tien personen, die hun te hulp {==53==} {>>pagina-aanduiding<<} waren gekomen, werden in hunnen ondergang mede ingewikkeld. Agesilaus vondt middel, om zig te redden, door zig ter aarde te werpen, en zig als dood te houden. Cleomenes gaf zig aan deze buitensporigheid over, om niet ten eenigen tyde het lot van Agis te hebben, die door te grote inschikkelykheid of bevreesdheid, zynen eigen ondergang bewerkt hadt. Hy verbande daags daaraan vier-en twintig burgers als de gevaarlyksten. Na dat hy dus de bedorvenste leden van den staat hadt afgesneden, liet hy alle de gestoelten der Ephoren van de geregtsplaats wegnemen; een eenige werdt behouden, om hem tot eenen zetel te dienen, wanneer hy den burgeren regt kwam doen. Vervolgens riep hy de vergadering des volks samen, om de bekommeringen te verdryven, welken zyne laatste handelingen verwekt hadden. Het voorwendsel van het algemene welvaren bedekte al de schandelykheid daarvan; zyne kragtige en roerende welsprekendheid ontwikkelde, welke de natuur en de uitgestrektheid van de magt der Ephoren zyn moest, en de hachelyke gevolgen, welke uit het slinksch aangematigd regt voortvloeiden, van niets dan hunnen wil tot eene wet te hebben, van de stoutmoedigheid, om hunne Koningen aftezetten, en zig ongestraft met hun bloed te bezoedelen, ja hun zelfs de vryheid te weigeren, om zig in de vergaderinge des volks te regtvaardigen. Het geweld, waarvan hy zig hadt bediend, hadt eene verdediging nodig. Zyne behendige welsprekendheid breidde zig uit over de noodzakelykheid, welke de eerste wet is: hy zeide, dat 'er ongemakken waren, welken men zonder geweldige hulpmiddelen, en zonder bloedstorten niet kon uitrojen. Hy bevestigde zyne redenen door {==54==} {>>pagina-aanduiding<<} het voorbeeld van Lycurgus, die, eer hy zyne wetten voorstelde, gewapend op het Marktveld kwam, willende zyn Vaderland liever eene kortstondige smart doen lyden, dan het onder de uitmergeling en het bederf der zeden en ligtmisseryen laten kwynen. Eindelyk verklaarde hy, dat hy geen ander oogmerk hadt, dan om de verdeeling der landeryen te herstellen, met de vernietiging der schulden, en om het voorregt van 't burgerschap aan eenige dappere en deugdzame vreemdelingen te geven, welken Sparta nieuwe verdedigers zouden uitleveren. Zulke zuivere oogmerken konden met verdagt zyn, dewyl hy terstond al zyn goed in 's Lands schatkist gaf. Megeston, zyne vrienden, en de voornaamste burgers volgden zyn voorbeeld. By de verdeelinge der landeryen bewaarde men een gedeelte voor gebannenen, die als de andere burgers behandeld wierden. Men beloofde zelfs, hen weder te rug te roepen, zo haast de rust zo ver zou verzekerd zyn, dat hunne aanslagen dezelve niet meer aan 't wankelen konden brengen. Hy deedt de oude tugt herleven, van de kinderen op te brengen, de oeffeningen werden in hare eerste kragt hersteld, en elk werdt gewend, zig by de openbare maaltyden te begeven; het volk, welk niet gewoon was, zig van eenen Koning alleen geregeerd te zien, hadt zig kunnen verbeelden, dat hy naar de dwingelandy stondt, door al het gezag in zig te vereenigen. Hy verdreef deze ydele vrees, door zynen broeder Euclidas tot amtgenoot aantenemen, welken hy nevens zig op den troon deedt klimmen. Het was dus, terwyl hy de gestrengheid der oude tugt deedt herleven, en der jeugd nieuwe {==55==} {>>pagina-aanduiding<<} en ontsachelyker wapenen gaf, dat hy nog eens de agting der Spartaansche soldaten herstelde. En Lacedemon, uit eenen langen slaap ontwaakt, gaf welhaast wetten aan geheel Peloponnesus. De Achajers, door hunne nederlagen ootmoediger geworden, vernederden zig zo ver, dat zy Cleomenes om den vrede smeekten, en hem de voorwaarden naar zyn eigen welgevallen lieten opmaken. De edelmoedige ovenwinnaar begeerde genen anderen prys voor zyne overwinningen, dan de eer van tot hoofd van het bondgenootschap verkoren te worden. Hy beloofde, dat zo men hem dien tytel opdroeg, hy de steden en de gevangenen zou te rug geven, die onder zyne magt waren. De Achajers, verwonderd over zyne gematigdheid onderwierpen zig met blydschap aan zulke zagte voorwaarden. Alle de beloften werden met der daad vervuld, de krygsgevangenen werden te rug gezonden, en de overwonnen steden kwamen weder onder hare oude heerschappye. Maar dewyl eene ziekte hem verpligt hadt, om zig naar Sparta te begeven, zo bleef het verdrag onvoltooid, en dit uitstel was dodelyk voor gansch Griekenland. Aratus, die gedurende dertig jaren den tytel van hoofd van het bondgenootschap hadt gedragen, kon niet lyden, dat deze eer hem door eenen jongen Vorst werdt ontnomen, wiens roem hy benydde, na dat hy deszelfs dapperheid ondervonden hadt. Dus offerde hy het welvaren van zyn Vaderland, en de vryheid van Griekenland, op aan zyne staatzugtige wraakgierigheid. Tot hier toe was hy der yverigste verdediger der algemene vryheid geweest, en de onverzoenbaarste vyand van alle dwingelanden. Verblind door zyne staatzugt riep {==56==} {>>pagina-aanduiding<<} hy de Macedoniers te hulp. Dit volk, vyanden van Griekenland, was 'er schandelyk uitgedreven door dezen zelfden Aratus, die hun nu de toegangen daartoe opende. Een droevig bewys, gelyk Plutarchus zegt, van de zwakheid der menschelyke nature, welke ons nooit in de vereeniginge van de uitmuntendste hoedanigheden het voorbeeld van eene volmaakte deugd kan opleveren. Deze aanmerking is eene droevige waarheid voor verhevener verstanden; maar zy is vertroostend voor gemene geesten, die met hunne middelmatigheid te vreden zyn, wanneer zy de smetten zien, welken de verhevenste talenten bezwalken. Het vuur des oorlogs zette geheel Griekenland in brand. Cleomenes boodt met eene ongelyke krygsmagt eenen moedigen tegenstand aan de pogingen der vereende Achajers en Macedoniers. De vorderingen, welken hy maakte, en die men alleen aan zyne bekwaamheid kon toeschryven, beloofden nog meer, wanneer hy lafhartig werdt verraden van eenen zyner onderbevelhebberen, Damoteles genaamd, die zig door Antigonus hadt laten omkopen. Cleomenes viel in de lagen, die hy zynen vyanden gelegd hadt, welken hy slag leverde in de vlakten van Sillasie. De Spartanen, door de menigte overmand, deden hunnen dood zeer duur betalen. Zesduizend bleven op de plaats benevens hunnen Koning Euclidas. 'Er waren niet meer dan twee honderd, die de naderlage ontkwamen. Cleomenes nam de wyk naar Sparta, welk hem zyn ongeluk scheen te verwyten. Vernederd, om dat hy eene tegenheid ondergaan hadt, waarvan de schande geheel op den trouwlozen Damoteles moest te rug keren, nam hy de vlugt naar Egypte by Ptolomeus Euergetes, wiens vriendschap hem {==57==} {>>pagina-aanduiding<<} op genoegzamen bystand deedt hopen, om zyne schande te doen vergeten. De onverwagte dood van dien Monarch ontnam hem deze hoop. Ptolomeus Philopator, nieuwe Koning van Egypte, hadt eenen schrik voor de gestrengheid der Spartanen. Zyne hovelingen, even verwyfd als hy, leden met ongeduld het lastig gezigt van eenen vreemdeling, wiens strenge zeden het bitter verwyt van hunne verwyfdheid waren. Zy vergeleken hem by eenen leeuw, dewelke onder eene kudde schapen insluipt, een begrip natuurlyk eigen aan zielen, die het ligt niet kunnen aanschouwen, welk hare laagheid aan den dag brengt. Ptolomeus, verslaafd aan den wil van zyne hovelingen, en boven al van zynen staatsdienaar, liet hem in hegtenis nemen. Deze onderneming was de smartelykste hoon, welken men eenen Spartaan doen kon, die het leven als eene schandelyke straf aanmerkte, zo haast hy de vryheid moest missen. Cleomenes brak de deuren zyner gevangenis open, en gevolgd van twaalf zyner Veldheeren, die met hem gevat waren, liep hy langs de straten van Alexandrie, aangevoerd door de wraak en de wanhoop. Zekere Ptolomeus, gunsteling des Konings, en deelgenoot zyner ligtmisseryen, was het eerste slagtoffer, welk zyne woede opofferde. Op het gerugt van dit onweer rukte de Stedehouder aan het hoofd van eenige Soldaten op hem aan, doch sneuvelde met verscheide wonden doorstoken, en zyne verschrokken manschap werdt in wanorde gebragt. De volkrykste stad van de gantsche wereld kon gene verdedigers vinden tegens twaalf menschen, die slegt gewapend, maar zo veel te gevaarlyker waren, om dat zy geleerd hadden te sterven. De verschrokken en sidderende {==58==} {>>pagina-aanduiding<<} inwooners zogten eene vryplaats in hunne huizen en in hunne tempels. De straaten en open plaatsen geleken naar woestenyen, welker stilte niet ontrust wordt dan door het brullen van eenige leeuwen, die gretig zyn om te verslinden. Cleomenes strekte zyne wraak niet verder uit dan tot de genen, die oorzaak van zyne gevangenneminge waren: gematigd zelfs tot in de onbezonnenheid der woede, onderscheidde hy den onschuldigen van de strafwaardigen: vriendelyk en gemeenzaam, zogt hy het volk in zyne zaak te trekken, en gelovende, in deze lage en veragte zielen de natuurlyke begeerte tot onafhankelykheid weder wakker te kunnen maken, beloofde hy het ryk der dwingelandye te gronde te zullen werpen, indien men goedvondt hem te helpen. Deze menschen, zonder moed, en natuurlyk genegen om in de slavernye te kruipen, waren niet gevoelig dan voor de vreze, van hunne verwyfde aanvoerders te vertoornen. Cleomenes, vergramd over hunne laaghartige onverschilligheid, riep uit: Veragtelyk volk, gy verdient niet dan van wyven geregeerd te worden. Zig toen zonder Vaderland en zonder vrienden ziende, hadt hy gene andere hoop meer dan in den dood, en vrezende van door de hand van eenen lagen Egiptenaar te sneuvelen, trok hy zynen degen uit, en vermaande de Spartanen, zyn voorbeeld te volgen. Op hetzelfde ogenblik vielen hy en zyne makkers de een in des anderen degen. De vryheid en de luister van Sparta namen met hun een einde. Deszelfs geschiedenis levert verder niet anders uit dan een schouwspel van onheilen. Deze moeder van zo vele helden zag hare ingewanden verscheurd door de hand harer eigen kinderen. Machanidas, on- {==59==} {>>pagina-aanduiding<<} dersteund van eenen magtigen aanhang, wordt 'er Koning van verklaard, en werdt 'er welhaast de Dwingeland van. Hy sneuvelde in een veldslag door Philopemen, roemryker dan zulk een geweldenaar verdiend had. Nabis, zyn opvolger, was de Nero van Griekenland; dit gekroonde wangedrogt, na zig met duizenden van gruwelen bezoedeld te hebben, sneuvelde in de lagen, welken de Etoliers hem gelegd hadden, die, opgeblazen door hunne zege, naar de heerschappy van Sparta dorsten dingen. Hunne staatzugt werdt door Philopemen voorgekomen. De dankbare Spartanen begaven zjg, op zyn aanraden, in het bondgenootschap der Achajers. Hoewel hy 'er hen door geweld toe hadde kunnen noodzaken, bediende hy zig egter alleen van de overtuiginge, welker uitwerkselen zekerder en duurzamer zyn dan het geweld. Het was toen, dat hy, volstrekt meester van het lot van Sparta geworden, de wetten van Lycurgus afschafte. Dit misbruik van het gezag veroorzaakte eene eeuwigdurende smet op zyn heldhaftig leven. Zyne staatkunde boezemde hem dit schandelyke ontwerp in. Hy voorzag, dat de Spartaansche jeugd, in de tugt van Lycurgus opgevoed, altyd onbuigzaam zou zyn voor het uitheemsche juk. In het afschaffen der wetten slaagde hy wel; maar hy kon de liefde tot onafhankelykheid niet uitdoven, welke dit volk zelfs tot dwepery toe dreef. Sparta, te zwak, om de wet te geven, maar te hoogmoedig om te gehoorzamen, riep de Romeinen te hulp. Zulke magtige bongenooten te verkiezen was met andere woorden, zig zelven meesters te geven. Inderdaad, het bondgenootschap der Achajers liep te niet, maar geheel Griekenland kwam onder het {==60==} {>>pagina-aanduiding<<} gebied van zyne gewaande verdedigers. Sparta, in den gemeenen val mede ingewikkeld, veranderde slegts van slavernye, en het Vaderland der helden was verder niet beroemd dan door de gedachtenis van zynen roem. Ik heb my een weinig breedvoerig over de wetgevinge van Lycurgus uitgelaten, dewyl de grondregels van dezen grooten man eene wederlegging zyn der hedendaagsche staatkundigen. Hy vondt zyn Vaderland in de verwarringe der heerscheloosheid. De kwalyk verdeelde rykdommen lieten eene al te grote tusschenruimte tusschen alle de burgers, dan dat ze zig als kinderen van eene zelfde moeder konden aanmerken. De grote goederen, welken dikwyls niet anders dienen, dan om des te beter de laagheid van hun te bedekken, die 'er het genot van hebben, boezemden hunnen bezitteren de begeerte in, om het hoogste gezag te bespringen. Deze zielen, verhard door de gewoonte van den overvloed, verdrukten met hunne veragtinge die genen, welken zy uit hunnen overvloed moesten ondersteunen. De arme door wanhoop oproerig, hadt altyd den arm om hoog geheven, om zyne verdrukkers te slaan. Welke hulpmiddelen kon de wetgever tegens zo vele ongeregeldheden gebruiken. Hy nam die uitheemsche staatkunde niet aan, welke gelooft, dat de armoedigste menschen de gehoorzaamste zyn, om dat, daar zy alles van den ryken te hopen hebben, zy alles van zyne onverschilligheid of van zynen haat te vrezen hebben. Dit is, de menschen met die huislyke dieren te vergelyken, die, gedrukt door den honger, de hand strelen, die hen voedt. Maar deze strelende dieren veranderen dikwyls in wilde beesten, die, door gebrek uitgeteerd, hunne onmeêdogende heeren aanvatten. {==61==} {>>pagina-aanduiding<<} Lycurgus, getroffen over het ongeluk van den armen, opende geene nieuwe bronaderen van rykdommen, door de scheepvaart te beschermen, den koophandel uittestrekken, en gebruik te maken van de havens, welken de ligging aan zee zyn land verschafte. Deze middelen schenen hem vergiftige bronnen te zyn, welken hy zorg droeg te dempen. De kunsten, kinderen van de pragt, werden afgeschaft. De wetenschappen van loutere nieuwsgierigheid werden verbannen. Tusschen alle de rangen van den staat werdt een evenwigt vastgesteld. De vernietiging der schulden werdt gevolgd van de gelyke verdeelinge der landeryen onder alle de burgers, die door den zelfden band aan het Vaderland verbonden werden. Men hadt gene regtsgedingen meer over het eigendom. Het gebruik van goud en zilver werdt verboden, en men stelde eenen onverwinnelyken hinderpaal, om voortekoomen, dat ze niet weder in gebruik kwamen, door den koophandel en de scheepvaart te verbieden. Alle de rykdommen der burgeren waren in hun hart. Sparta bevatte niet meer dan eene enkele familie, waar de zeden eene waarborg waren voor de waarneming der tugt. De kinderen, allen volgens het zelfde ontwerp van opvoedinge grootgemaakt, waren geheel en al ingenomen met eenen heiligen eerbied voor de Goden en de wetten. De Wetgever wilde, dat elk Spartaan Soldaat zyn zou. De burgers, zonder onderscheid op de rol aangeschreven, maakten eene nationale krygsmagt uit, die altyd gereed was om te vegten en te sterven. De republiekschgezinde heldhaftigheid was een algemeen gevoelen. Het was zo roemryk, voor het Vaderland te sterven, dat de moeders en vrouwen, anderzins altyd {==62==} {>>pagina-aanduiding<<} gereed, om zig te ontrusten over het gene zy het liefste hebben, zig van hare natuurlyke genegenheid voor hare kinderen en mannen schenen te ontdoen, welken zy liever dood wenschten te omhelzen, dan hen hunne nederlaag te zien overleven. Dit was het vaarwel van de moeders aan hare kinderen, die ten oorlog gingen: ‘Myn zoon breng uw schild (a) op den rug weder, of word daar op terug gebragt’. Het was door deze middelen, dat Lycurgus Sparta onafhankelyk en stil van binnen, gedugt en zegepralend van buiten maakte. De uitkomst regtvaardigde zyne staatkunde. Indien de Spartanen gedurende vyf honderd jaren over geheel Griekenland heerschappy voerden, het was, om dat zy naauwkeurige waarnemers waren van eene tugt, welke, terwyl zy de zinnen bestreedt, den mensch bewoog, te geloven, dat zy het werk der Godheid was. Het was niet dan onder de regeringe van den eersten Agis, dat Lysander, door het invoeren van rykdommen, alle de ondeugden tevens den weg baande. Eene krygstugt, die zo wyslyk ingerigt was, moest van ieder burger een held maken. Het regtsgebied van Sparta, in eenen kleinen hoek van Morea ingesloten, kweekte die dappere krygsmagt aan, welke, {==63==} {>>pagina-aanduiding<<} na haar gebied over geheel Griekenland gevestigd te hebben, den troon der Persische monarchen, bezitters van het rykste en uitgestrektste ryk der toen bekende wereld, deedt wankelen. De buit van Athene ontstak de uitgedoofde of te ondergebragte begeerlykheid. Het goud van den overwonnen maakte den overwinnaar arm. De overtolligheden werden behoeften. De glans der rykdommen van den buitenlander deedt Sparta eene armoede kennen, waar van het onkundig geweest was. Het is, wanneer de Staten het laatste tydperk der grootheid bereiken, dat zy hunnen val naderen. Dan doet een verwaand betrouwen de lange voorzigtigheid zwygen. Men gelooft, alles te kunnen ondernemen, om dat men niets te vreezen heeft. De gesteldheid van den Staat schynt hervorminge nodig te hebben, om dat zyne wetgeving zig moet schikken naar zyne uitgestrektheid. Het uitheemsche goud veranderde de zuiverheid der zeden van Sparta; maar de liefde voor het Vaderland, gelyk Plutarchus aanmerkt, hield stand zo lange de landeryen niet mogten vervreemd worden. Zo haast het geoorloofd was, over zyne vaste goederen te mogen beschikken, ontstak de onmatige begeerte tot eigendom de zugt, om alles tot zig te trekken. De landeryen werden in den boezem van een klein getal familien ingesloten. De Spartanen verlooren hunne goederen, maar zy verloren tevens hunnen moed. Eene schandelyke onverschilligheid voor het Vaderland volgde op de republiekschgezinde dwepery; zo dra 'er vele armen waren, hadt men 'er weinig burgers, dewyl de behoeftigheid niet dan misnoegden maakt. Men kan gene liefde hebben voor de plaatse, waar men met een moejelyk be- {==64==} {>>pagina-aanduiding<<} staan belast is. De hoop van een zagter lot by den buitenlander te genieten, veroorzaakte verhuizingen, welken Sparta van zyne inwooners beroofden. Dit wegloopen ontzenuwde den Staat, die gene handen meer hadt, om zig te verdeedigen. Aristoteles berispt zeer scherp het misbruik van de vervreemdinge der landeryen: hy schreef zestig jaren na den dood van Lysander, dat dezelfde uitgestrektheid van land, welke ten tyde, wanneer de verdeeling der landeryen, door Lycurgus gemaakt, stand greep, eene krygsmagt van vyftien honderd ruiters en dertig duizend zwaar gewapende voetknegten opleverde, ten zynen tyde naauwelyks een duizend kon opbrengen. Onder de regeringe van den derden Agis, omtrent honderd jaren na Aristoteles, bevondt zig het getal der oude familien tot op zeven honderd verminderd, waar van een honderd alle de landeryen aan zig getrokken hadden. Deze ontvolking was zo veel te verwonderlyker, naardien Lycurgus het regtsgebied in negen en dertig duizend deelen hadt verdeeld, welken aan zo vele familien werden aangewezen. Dit voorbeeld toont de noodzakelykheid, om het volk door eigendom aan den Staat te verbinden; het is een veel sterker bolwerk tegens de verhuizingen, dan alle de strafwetten, welken nooit zo gestreng kunnen zyn als eene gedurige armoede. De mensch, die niets bezit, is zonder Vaderland. Door de hoop bedrogen, zwerft hy van het eene land naar het andere, om 'er het geluk te vinden, dat hem vliedt. De Staatkunde moet waakzaam zyn, om het wandrogtelyk geluk van die nieuwgevormde menschen voortekomen of te vernietigen, die zig met de afgelegde goederen eener Natie versieren, welke laag genoeg is, om die geringe {==65==} {>>pagina-aanduiding<<} afgoden te roemen, daar zy uit verachting niet op let. Een zeer groote rykdom ontdekt dikwyls eene strafwaardige naarstigheid, of het zaad eener bedorven regeringe. De rykdommen, in de hoofdsteden verslonden, putten wel haast de gewesten uit, ten zy men het middel vinde, om ze daar wederom te laten heen komen. Het ongelukkig einde van Agis, leert ons, dat, wanneer de misbruiken in eenen staat wortel hebben geschoten, de menschen, die 'er belang by hebben, om ze te handhaven, dezelven als wetten doen eerbiedigen. De stem, welke zig verheft, om dezelven te bestryden en uitterojen, wordt voor het geschreeuw des oproers gehouden. De burger, die voor het algemene welzyn yvert, wordt als een oproerige behandeld van den lafhartigen, die hem niet kan navolgen, en van den man van waardigheid, die zyne magt misbruikt, om hem te straffen. Het voorbeeld van Cleomenes toont, dat één groot man genoeg kan zyn, om den Staat uit den diepsten afgrond te redden. Maar de middelen, waarvan hy zig bediende, om het nut te bewerken, worden van de menschlykheid veroordeeld. Niets geeft iemand regt, om de vaders tot welzyn hunner kinderen te vermoorden. Elke daad van geweld is een toeleg tegens het Vaderland. Het leven van den burger is onder de bescherminge der wet, welke zig van haar zwaard niet bedient, dan om den ondankbaren te straffen, welken zy beschermt, dog die het wagen durft haar te verbreken, of te vergeten. De tugt, door Lycurgus vastgesteld, scheen Polybius veeleer het werk van Goden dan van menschen te zyn. De vermaardste wysgeeren der oudheid hebben 'er allen het karakter der Godheid in erkend. De Engelsman, {==66==} {>>pagina-aanduiding<<} die in de bespiegelinge op zyn Eiland eene duurzame kalmte moest genieten, en die metderdaad in 't midden van onweersbuien leeft, overreedt zig dat zyne gesteldheid van staat, zo als ze in de laatste omwentelinge is vastgesteld, verre den voorrang heeft, boven de tugt van Lycurgus. Alle volkeren hebben hunne herssenschimmen, welken men moet eerbiedigen. Eene vleiende verbeelding heeft meer vermogen dan iets wezenlyks. De meest verligte Natien leveren niets zo volmaakt op als dit ontwerp van opvoedinge, welk zonder onderscheid alle kinderen aan dezelfde tugt onderwierp: dit voorbeeld zou wel waardig zyn, om nagevolgd te worden. Elke Staat kon 'er zulke schikkingen byvoegen, als zyne gesteldheid vereischte. Van daar moet de hervorming beginnen, zy kan geen voortgang hebben op volwassen menschen, op ouden. Wy komen in rype jaaren tot een tyd, waarin de opoffering onzer neigingen en begrippen te moejelyk valt. De eerste indrukzelen zyn onuitwischbaar. Het gebied der vooroordeelen is te zeer gevestigd, dan dat men kan ondernemen, hetzelve omver te werpen. Het is door de opvoeding, dat men ondeugende neigingen, maar die ligt te verbeteren zyn, tot het verhevene kan op leiden; de begoocheling der zinnen, die het hart doen verflaauwen, verdryven, en den toegang tot den geest voor die menigte van vooroordeelen sluiten, die de reden onteeren. Laten we derhalven ons niet vleien met de volkomene hervorming van ons zelven. Onze ondeugden zyn te verouderd, onze zwakheden zyn ons te lief. Maar zou het niet vermakelyk zyn, indien we voorzien konden, dat de volgende geslagten uit zuivere verstanden bestaan zouden, welker deugden voor ons werk moesten gehouden worden? Laten we de besmetting voorkomen; wan- {==67==} {>>pagina-aanduiding<<} neer de zeden onschuldig zyn, behoeft men weinig wetten; maar wanneer alle harten met de lugt der ondeugden besmen zyn, kunnen de wetten hun hunne eerste zuiverheid niet wedergeven, gelyk Horatius zegt: Quid leges sine moribus Vanae proficiunt? Lib. III. Od. 24. Dat is: Wat nut doen Wetten, zonder kragt, Daar niemand goede Zeden agt? {==68==} {>>pagina-aanduiding<<} Van de republiek Athene. Athene, het middelpunt der kunsten en wetenschappen, maakte zig even beroemd door den voorspoed zyner wapenen, als door de welsprekendheid, daar het de wieg van was. Eene menigte buitenlanders ging in deze school der volkeren die kostbare kundigheden scheppen, welken, daar zy de menschen verligter doen worden, hen ook beter moesten maken. De beschaafdheid, de vrolykheid, en boven al eene grote geneigdheid tot schertsen, maakten het onderscheidend kenmerk der Atheners uit. Hunne zag te en ongedwongen zeden leveren eene juist strydige schildery uit van de aanstotelyke en ongemanierde strengheid der Spartanen. De gesteldheid hunner regeringe was even zo verschillend als hunne zeden; de eersten zogten enkel te behagen, en de anderen poogden zig alleen geagt te maken. Na de afschaffing der Alleenheerschinge bleef het opperste gezag geheel by het volk. De begeerte naar magt gaf geboorte aan partyschappen. De burgerlyke oneenigheden, verderflyke gevolgen der Volksregeringe, wapenden den eenen burger tegens den anderen. Het Vaderland der Geleerden en Wysgeeren hadt de onstuimigste besturing van staat, een vernederend bewys, dat de wetenschappen, die zig slegts bepalen om de menschen te verligten, hen in de verslaafdheid aan hunne driften laten blyven. De oorsprong van deze vermaarde Republiek verliest zig in de duisterheid der tyden. Hare geschiedenis, in {==69==} {>>pagina-aanduiding<<} fabelen ingewikkeld, levert niets van belang op voor den tyd van Solon. De wetten van Draco, haren eersten wetgever, stelden de straf des doods op de geringste misslagen zo wel als op de gruwelykste euveldaden, 't welk in het karakter van den wetgever eene grote overmaat van gestrengheid zou doen vermoeden, of in het volk een zeer buitensporige verbastering, dewyl, waar de verzoeking tot het kwade geweldig is, men een magtigen breidel moet gebruiken, om dezelve voortekomen. De geschiedschryvers geven ons gene kennis van de beweegredenen van zulk eene wanschikkelyke en barbaarsche wetgevinge. Het is ons genoeg aantemerken, dat de menschelyke natuur de overhand behield boven de gestrengheid der wet, en dat hare buitengemene strafheid een hinderpaal was, dat zy niet ter uitvoer gebragt werdt. Dit voorbeeld toont ons, dat de wreedheid der strafwetten onbestaanbaar is met de vryheid en regten der menschelyke nature. De stem der nature verheft zig tegens de moordwet, welke met het zelfde zwaard de misdaad en de zwakheden straft; elke straf moet evenredig zyn met het misdryf. In Engeland leven vele misdadigen ongestraft. Waarom maakt men zwarigheid, hen te vervolgen? Het is, om dat de wet dezelfde straf stelt voor dengenen, die eenen geringen diefstal begaan heeft, als voor het wangedrogt, dat zynen vader vermoord heeft. De Franschen, even gestreng in hunne wraakoeffeningen, hebben nog wonderlyker en wreder wetten. Deze wetten veroordelen tot dezelfde straf dengenen, die slegts eenmaal misdaan heeft, en den strafwaardigen, die in de hebbelykheid van kwaad te doen grys is geworden. De huisdiefstal, welke dikwyls enkel weg-agen en bestraffingen zou verdienen, kost dengenen {==70==} {>>pagina-aanduiding<<} het leven, die den zelven begaat. Dit volk, in tegenstrydigheid met zig zelve, rekent het zig tot eenen roem, en maakt eene oeffening van de kunst om te misleiden, en verderft in het opwassen de vrugt zyner onmatigheid. Dan zegepraalt de strafschuldige, en de onschuldige wordt gestraft. Het is daar, dat men den genen tot schande veroordeelt, die een twee gevegt van de hand wyst, en dat men den doldriftigen laat sterven, die zig in het kampperk heeft begeven. De volkeren, welker zeden de zagtste zyn, zyn altyd buitensporig geweest in hunne strafwetten. De schrik, welken de misdaad hun inboezemde, heeft hun tegelyk bloedige middelen ingeboezemd, om dezelve voortekomen. Men heeft geloofd den strafwaardigen door de afschuwelykheid der doodstraf te kunnen verschrikken en zyne neigingen te verbeteren. Handhavers der wetten, uwe voorzigtigheid doet der menschelyke nature smaadheid aan, welke gy wilt verdedigen! Geheiligde regters der menschen, zyt hunne beschermers, en niet hunne beulen! De wet heeft geen regt dan alleen om de bedreven misdaad te straffen, zy moet die niet zien, welke men begaan konde. Wie is de mensch, welken de natuur heeft toegewyd, om aan diegenen tot een voorbeeld te verstrekken, welken hem overleven? Het zwaard moet alleen diegenen straffen, welken hetzelve misbruiken. De wet heeft geen regt, dan om den rover de hand afteslaan, waarvan hy zig bedient, om zig het goed van eenen anderen toeteeigenen. Altyd meer genegen tot inschikkelykheid dan tot gestrengheid moet zy onderscheid maken tusschen eene haast voorbygaande zwakheid, en eene misdaad, die uit hebbelykheid geschiedt, {==71==} {>>pagina-aanduiding<<} en de vergoeding schikken naar de natuur der belediginge. De wetten van den gestrengen Draco vermenigvuldigden slegts de ongeregeldheden, welken hy voorhad te onderdrukken. Het volk, afgemat door eene moedwillige onafhankelykheid, wendde zig tot Solon, om de gesteldheid van den Staat te hervormen. Het hoogste gezag berustte toen in de handen van negen overheidspersonen, Archonten, of stedehouders geheten, die, alle jaren door het volk verkoren, altyd uit het lighaam van den adel genomen werden. Alle de burgers waren in drie partyen verdeeld, waarvan elk die regeringsvorm zogt vasttestellen, welke het best met zyne byzondere belangen overeenkomstig was. De slagen, welken de staat door den schok dezer verschillende partyschappen ondervondt, deden de wysten het besluit nemen, om Solon het hoogste gezag op te dragen. Maar deze wetgever, te vreden met zig zelven te gebieden, verkoos de eer, van den troon waardig geagt te zyn, boven de beslommering der regeringe. Hy bevestigde de Archonten in hunne bedieninge, maar, door hun gezag binnen zekere palen intesluiten, kwam hy 'er het misbruik van voor. Hy rigtte eenen Raad op, bestaande, uit vier honderd overheidspersonen, genomen uit de vier stammen, die het gansche lighaam van den staat uitmaakten. Men verkoos dezelven door middel van het lot. Hy herstelde den Areopagus (a), die gedugte regtbank, in zynen {==72==} {>>pagina-aanduiding<<} vorigen luister, waar de Goden hunne besluiten door de stem der menschen schenen medetedeelen. De opregtheid en de kundigheden van deze vermaarde Vergaderinge hadden den menschen zo veel betrouwen daarop ingeboezemd, dat niet alleen de Grieken, maar zelfs de Romeinen en Barbaren, zaken, die voor hun zelven te zwaar waren, om optelossen, aan hare beslissinge overlieten. Het was om alle vermoeden van partydigheid te vermyden, dat deze raad, die niet kon omgekogt worden, in de duisternisse alle de pleidojen hoorde, en zyne Vonnissen uitsprak. Alle de pleiters waren verpligt, het stuk eenvouwdig voortedragen, zonder 'er eenige treffende aanmerkingen bytevoegen. Men verbande gestrengelyk de sieraden der welsprekendheid; die verleidelyke bekorelykheden der tale, die uitgezogt worden, om de reden der regteren te verrassen, terwyl zy hunne driften gaande maken. Gelukkig, indien wy in onze regtbanken dit geheiligd gebruik mogten invoevoeren. Men zou het gehuurde talent niet verder zyne schadelyke rykdommen zien blootleggen om de onschuld te verdrukken, en om de misdaad te doen zegepralen. Het scheen, dat Solon zig in den beginne Lycurgus {==73==} {>>pagina-aanduiding<<} ten voorbeelde voorstelde. Maar de zwarigheden, welke hy in de vernietiginge der schulden vondt, deden hem de onmogelykheid begrypen, om te Athene de gelykheid van Lacedemon, vasttestellen. Een volk, dat door eene heftige verbeelding beheerscht wordt, heeft eene natuurlyke neiging tot pragt, welke alleen afkeer in onaandoenlyke zielen en eene uitgedoofde verbeelding kan veroorzaken. De wetten gaven den schuldeischer een volstrekt regt over den schuldenaar, die niet betalen kon, welken hy aan den laagsten en moejelyksten arbeid kon onderwerpen; hy hadt zelfs het regt om hem en zyne kinderen te verkopen. De ryken maakten een wreed gebruik van hun vermogen. De overvloed ontzenuwt of verhardt de aandoening, dezelve oeffent straffen waarvan hy de bitterheid niet kent, en men tragt te vergeefs de gevoeligheid van menschen gaande te maken, die in den overvloed, en de wellusten zwemmen. Het gezigt der armoede, welk hen medelydig moest maken, ontsteekt hunne verontwaardiging en veragting. Het is de behoeftige alleen, die mensch is, dewyl hy 'er alleen de gevoeligheid van heeft. Niets was te Athene gemener, dan Vaders, zo ongelukkig als ontaart, hunne kinderen te zien verkopen om de vervolgingen van eenen ommeêdogenden schuldeischer te ontwyken. Zy die zig van dit wrede middel niet konden bedienen, of die de stem der nature niet konden uitdoven, verlieten vrywillig het Vaderland, in de hope, dat ze by den buitenlander eenige overblyfzelen van menschelykheid zouden vinden. De steden werden ontvolkt, de velden bleven onbebouwt en woest liggen. De arme, die verdrukt was, wierp oproerige klagten uit, om de verdeeling der landeryen te {==74==} {>>pagina-aanduiding<<} verzoeken. Solon, voorziende, dat het oproer op het gemor zou volgen, smeedde op het voorbeeld van Lycurgus het ontwerp, om alle schulden te vernietigen. Laaghartige vrienden, welken hy zyn geheim hadt toebetrowd, misbruikten hetzelve, om 'er hun geluk door te bevorderen. Hunne naarstige begeerlykheid nam deze gelegenheid waar, om aanzienlyke sommen optenemen, waarvoor zy landeryen kogten. Het bedrog werdt ontdekt, en de verontwaaardiging, welke het moest inboezemen, viel op Solon, wiens voorbeeld ons leert, dat zy, welken het gezag is toebetrouwd, in de keuze hunner vrienden veel eer de reden dan hunnen smaak moeten raadplegen. Zy kunnen niet te veel op hunne hoede zyn omtrent die verpligtende, en, door de kunst van te behagen, gevaarlyke menschen, die hen dikwyls deelgenoten of slagtoffers van hunne laagheid maken. Zo haast het bevel tot vernietiging van de schulden openlyk was bekent gemaakt, ontstondt 'er een verward geroep van den armen en ryken, om hetzelve gehaat te maken. De eene beklaagde zig, dat men hem het kostbaarste gedeelte zyner rykdommen wegnam. De andere morde om dat hy zig van de verdeeling der landeryen beroofd zag. De geschiedenis leert ons niet, hoedanig Solon zyne berispers tot zwygen bragt. Zodanig is het lot van deugdzame menschen, men kan hen het eene ongeblik lasteren, maar wanneer de dryfveeren, welken zy in beweginge gebragt hebben, wel bekend zyn, dan bevestigt het volk, van zyne zinneloosheid weder by gekomen, den Heilig op het altaar, welken het in den drek wilde slepen. Het bevel werdt eindelyk aangenomen, en Solon werdt in zyne bedieningen hersteld met hetzelfde gezag, en dezelfde {==75==} {>>pagina-aanduiding<<} voorregten. De pogingen, welken hy aanwendde, om het Karakter zyner medeburgeren te leren kennen, deeden hem bemerken, dat hy de beginzelen zyner regeringe naar hunne geaartheid en naar hunne vooroordeelen moest schikken. Hy hadt niet, gelyk Lycurgus, het voordeel eener hoge geboorte, welke, in weerwil van de stem der wysgeerte, de menigte altyd misleidt. Hy hadt daarenboven ook dat gezag niet, welk een blind vertrouwen op eenen mensch inboezemt, welken men gelooft, door het aandryven der Godheid bestuurd te worden. Dus in plaatse van vasttestellen, het gene hy als het verhevenste en volmaaktste begreep, wanneer hy tot de eerste beginzelen der reden opklom, sloeg hy niets voor, dan het gene ter uitvoer kon gebragt worden Onophoudelyk oplettend, om het belang der verschillende partyen met elkander te vereenigen, was hy genoodzaakt, die onrustige en woelige menschen te raadplegen, die altyd te onvreden met het tegenwoordige, eene hervorming voorstellen, waaraan zy zig zelven niet gaarne zouden onderwerpen. Solon was te verligt, dan dat hy de misslagen zyner wetgevinge niet zou ontdekken. Niettegenstaande dat genoegen, welk men voor zyn eigen werk gevoelt, ontdekte hy alle de gebreken van hetzelve. Iemand vroeg hem eens, of de wetten, welken hy den Atheners hadt gegeven, de besten waren, welken hy hadt kunnen uitdenken? ‘het zyn, antwoordde hy de besten, welken de Atheners hebben kunnen ontfangen.’ Hy was overtuigd, dat het verstandiger was, de wetten naar den aart des volks te schik- {==76==} {>>pagina-aanduiding<<} ken, dan den aart des volks naar de wetten te willen buigen. De ryken werden alleen met de bedieningen van het Overheidsamt, en de uitvoerende magt der regeringe, bekleed. Maar de armste hadt zo wel als de rykste het lot van den staat in zyne handen. De burger, die ontbloot was van middelen, was van alle bedieningen uitgesloten. Deze uitsluiting beroofde hem egter niet van het regt, om zyne stem te geven by de vergadering des volks, die enkel uit de behoeftigste burgers bestondt; en daar gene wetten zonder de goedkeuringe dezer vergaderinge konden gemaakt worden, zo waren de voornaamsten van den staat aan deze gedugte vierschaar onderworpen, die de besluiten der andere regtbanken vernietigde of bevestigde. Anacharsis, een Scytisch wysgeer, die toen zyn verblyf by Solon hadt, maakte deze buitensporige magt in de handen eener breidelloze menigte belachelyk. Wanneer hy eens in de vergaderinge des Volks eene zaak zag beslissen, die in den Raad onderzogt was, kon hy zig niet onthouden, aan Solon te zeggen, dat het alleen te Athene was, waar de wyzen de zaken onderzogten, en de dwazen het vonnis velden. De Wetgever, even verligt als de Scythische wysgeer, merkte zo wel als hy dit gebrek: maar hy kende den onstuimigen aart der Atheners, en bovenal hunne keurigheid, die altyd gereed was, zig over de verminderinge hunner voorregten te ontrusten. Hy geloofde een onheil te moeten laten standhouden, welk hy niet kon ondernemen te genezen, zonder de Republiek aan eenen haastigen ondergang bloottestellen. Het was om groter misbruiken voortekomen, dat hy eenen {==77==} {>>pagina-aanduiding<<} raad oprigtte, die uit vierhonderd burgers bestondt, belast, om den onbuigzamen en oproerigen aart des volks te onder te houden. De Areopagus moest zyn best doen, om de staatzugt der ryken in toom te houden. De wetten van Draco werden in kragt hersteld, maar men schafte die af, welken zulke wrede straffen voor misdadigers stelden. Solon, gelyk Plutarchus aanmerkt, geloofde, zulke wetten niet te moeten laten in wezen blyven, die geen onderscheid maakten tusschen den ongelukkigen, die tuinvrugten gestolen hadt, en den booswigt, die zig met het bloed van zyns gelyken bezoedeld, of het heiligdom der Goden ontheiligd hadt. Wy hebben niet dan zeer onvolmaakte kundigheden van de wetgevinge van Solon. Niets kan ons daarvan een beter denkbeeld geven, dan de spotterny van Anacharsis. Deze wysgeer, even zeer geërgerd over het bederf der Atheners, als over de zwakheid van het middel om hen in bedwang te houden, vergeleek deze wetten by spinnewebben, die de zwakken wel in verlegenheid kunnen brengen, maar die van de ryken ligtelyk verbroken worden. De wetten van Solon geleken naar de wetten van alle landen, waar de groten en de vermogenden derzelver waarneming aan den zwakken en behoeftigen voorschryven, terwyl zy dezelven ongestraft schenden. De Wetgever antwoordde den Scythischen Wysgeer; ‘de menschen onderwerpen zig zonder tegenstreven aan wetten, welken zy geen belang hebben te verbreken. De myne zyn zodanig ten nutte myner medeburgers ingerigt, dat zy meer voordeel zullen vinden in dezelven waar te nemen, dan ze te verbreken.’ De uit- {==78==} {>>pagina-aanduiding<<} komst regtvaardigde het gevoelen van Anacharsis, en bedroog Solon in zyne hope. Naauwelyks was zyne Wetgeving tot stand gebragt, of zy werdt door eenen staatzugtigen burger omgekeerd, die, zyne rykdommen verkwistende, om de ellenden des volks te verzagten, welhaast de Afgod van hetzelve werdt. Het was Pisistratus, een bloedverwant van Solon. De goederen, welken hy met zo veel verkwistinge uitdeelde, verwekten het vermoeden, dat de beweegredenen daartoe niet zuiver waren. De stem der vryheid verhief zig tegens hem. Maar dees geslepen staatkundige bediende zig van den haat, welken eenige byzondere personen hem toedroegen, om zig daar door eenen weg tot zyne verheffing te banen. Hy veinsde voor zyn leven bedugt te zyn; het volk, ontrust over het gevaar van zynen weldoener, stondt hem toe, dat hy zig van een lyfwagt van vyftig (a) met knodsen gewapende mannen mogt doen verzellen. Deze eerbewyzing, welke zyne dankbaarheid hadt moeten opwekken, verschafte hem slegts middelen, om zyne staatzugt genoegen te geven. Hy maakte zig meester van het kasteel, en op de puinhopen der volksregeringe rigtte hy de dwingelandy op, in weerwil van alle de pogingen van Solon. Deze te onregt aangematigde grootheid zette eene wyde deur open voor allerlei ongeregeldheden. De strydige partyen vogten, om de een de andere te gronde te brengen. Pisistratus, dikwyls uit Athene verjaagd, keerde 'er altyd zegepralend weder. Hy hadt het lot der dwingelanden gedurende zyn leven, zyne staatzugt deedt {==79==} {>>pagina-aanduiding<<} hem het geluk zoeken, dat voor hem vlood; maar hy stierf als een goed Koning in 't midden zyner onderdanen, latende het Koninkryk na aan zyne twee zonen, Hipparcbus en Hippias. De eerste werdt vermoord door Harmodius en Aristogiton, die, onder voorwendsel van Verlossers van het Vaderland te zyn, zig van eene byzondere verongelykinge wreekten. Een volk, dat eerst nieuwelings is te ondergebragt, is altyd onvergenoegd. Sommige Atheners, die onder eenen meester niet konden buigen, smeekten de Lacedemoniers om hulp, die den troon van Hippias om ver wierpen. Dees afgezette Vorst ging hulp by Darius verzoeken, die de gelegenheid waarnam, om Griekenland in dienstbaarheid te brengen, onder voorgeven, dat hy de beschermer der Koningen was. Hippias was de aandryver van den eersten inval der Persianen in Griekenland. Hy sneuvelde in den slag by Marathon, terwyl hy tegens zyn Vaderland streedt. De onregtmatige bezitneeming van Pisistratus hadt hachelyke gevolgen. De ondervinding, welke men van de dwingelandye hadt, maakte de liefde der vryheid weder wakker; de burgers, bedugt, dat iemand het hoogste gezag tot zig mogt zoeken te trekken, werden de een des anderen wagters en vyanden. De vrees voor de dwingelandy maakte zo vele dwingelanden als 'er burgers waren. Als slagtoffers hunner voorzigtigheid wierpen ze zig in de armen der Demagogen (a), die, {==80==} {>>pagina-aanduiding<<} het vertrouwen des volks misbruikende, aanstokers van onlusten en partyschappen werden. Verhevener verdiensten werden als gevaarlyk aangemerkt, de rykdommen waren eene misdaad, dewyl men zig daarvan kon bedienen, om anderen omtekopen; de gematigdheid werdt verdagt, om dat men geloofde, dat zy staatzugtige begeerten bedekte; het was alleen onder begunstiginge van zynen geringen toestand of van zyne middelmatigheid, dat men zig aan de gevoeligheid dezer hoogmoedige Redenaren kon onttrekken, die gemakkelyker om te kopen waren, dan bekwaam, om het bederf te stuiten. De geschiedenis van Athene is vol voorbeelden van de ongestadigheid van dit beschaafd en grilziek volk, dat, schielyk van de liefde tot den haat, van verwonderinge tot veragting overgaande, den genen beloont, welken het gestraft heeft, dengenen vergoodt, welken het opgeofferd heeft. De deugdzaamste burger wordt gevangen gezet of gebannen, en men kan hem niets dan zyne deugd voor de schenen werpen. Het is deze deugd, welke hem schuldig maakt, om dat men haar gevaarlyk oordeelt. De standbeelden, opgerigt ter eere van Helden, worden van dit volk geschonden of nedergeworpen, welk vreest, dat de held, die het heeft kunnen verdedigen, ook ten eenigen tyde daarop moge denken, om het te verdrukken. Pragtige gedenktekens werden ter gedagtenis van die vermaarde mannen opgerigt, welken eene barbaarsche staatkunde gedurende hun leven vervolgd hadt. Men hadt hen ter dood veroordeeld, niet om het kwaad, dat ze gedaan hadden, maar om het gene zy hadden kunnen doen. Een doorslaand getuigenisse van de on- {==81==} {>>pagina-aanduiding<<} regtvaardigheid zo wel als het te late naberouw van dit wuft en ongestadig volk. Alle deze onheilen kwamen alleen voort van de onvoorzigtigheid van Solon, die het roer der regeringe zonder genoegzame bepalingen aan een onbezonnen gepeupel hadt overgelaten, welk zyne vryheid niet gebruikte, dan om dezelve schadelyk te maken voor zyne medeburgeren. De gewoonte, om zig door den dood of ballingschap van eerlyke lieden te ontdoen, baande den staatzugtigen eenen gemakkelyken weg tot de dwingelandy. En wy zien in alle staten van Griekenland, waar eene volksregering plaats hadt, dat dit middel altyd van de verdrukkers der openbare vryheid gebezigd werdt. Deze waarheid wordt ons met zeer treffende kleuren van Thucydides voorgesteld. De ziel wordt met droefheid getroffen en doordrongen op het lezen van die gebeurtenissen, welken, om zo te spreken met het bloed van die edelmoedige burgers zyn geschreven, die om hunne deugd en heldhaftige liefde voor het Vaderland gestraft zyn. Niets is aandoenlyker, dan de beschryving, welke hy geeft van de gesteldheid, waarin zig alle de Republieken van Griekenland, gedurende den Peloponezischen oorlog, bevonden. Met welk eene levendige en treffende welsprekendheid beschryft hy ons het oproer, welk den ondergang van Corcyra veroorzaakte! Zyne kragtige en hartroerende uitdrukkingen schynen de partyschappen wederom gaande te maken, en het verschrikkelyke daarvan in ons te vernieuwen. De goddelyke en menschelyke wetten worden zonder schaamte en zonder knaginge geschonden. De Godsdienst, die de menschen beter moest maken, keurde alle de misdaden goed. Zyn geheel verhaal stelt ons alleen een tafereel voor van gruwelykheden, begaan {==82==} {>>pagina-aanduiding<<} door het meest verligte volk van den ganschen aardbodem; maar welk zig in de hitte der burgerlyke oorlogen aan die verwoede zinneloosheid overgaf, welke eene dweepagtige liefde voor de vryheid te wege brengt. Deze grote historieschryver geeft fraje lessen aan hun, die de lotgevallen der Koninkryken onder hun bestuur hebben. Men kan hem niet van ongetrouwheid verdagt houden, dewyl hy de droevige getuige van zo vele buitensporigheden geweest is. Thucydides schryft dezen bloedigen oorlog hieraan toe, dat Athene en Lacedemon met elkander om den voorrang dongen. De Spartanen zogten beuzelagtige voorwendsels als gegrond te doen doorgaan. De Atheners, te hoogmoedig om voor hun te bukken, hoorden hen met veragtinge. Het belang hunner wederzydsche bondgenoten diende hunne staatzugt tot een dekmantel. De ware beweegreden, welke hen aanporde, was om de heerschappy van Griekenland aan zig te brengen. Eene gebeurtenis, welke deze twee nydige mogendheden even zeer verwagtten, deedt hunnen haat uitbersten, en veranderde in eene geweldige vlam de zwakke vonken, welken hunne ongeduldige jaloersheid zo veel moeite hadt om bedekt te houden. De Thebaners maakten zig onder begunstiginge van een donkeren nagt, meester van Platea, eene kleine stad, die in bondgenootschap met Athene stondt. Eene vyandelyke party van Atheners maakte hun deze verwinning gemakkelyk. Het verstandigste gedeelte der burgeren, van hunne verbaasdheid weder bekomen, bemerkte het klein getal soldaten, welk de overwinnaar daar hadt gelaten. Alle de Thebaners werden vermoord, en Platea, van zyne dwingelanden bevryd, kwam weder in het {==83==} {>>pagina-aanduiding<<} genot van zyne voorregten. Dit byzonder geschil werdt de gemene zaak van geheel Griekenland. De Thebaners, die aanvallers en gestraft waren, wendden zig tot de Spartanen. De Plateënsen, beledigd en gewroken, smeekten hulp van de Atheners. Deze beide Republieken begaven zig met drift in het geschil hunner bondgenoten, en terstond zag men dien bloedigen oorlog ontstoken, welke geheel Griekenland in eenen algemenen brand zette. Overal, waar het geluk van Sparta de overhand hadt, stelde men eene regering van weinigen der voornaamsten in, en de voorstanders der Volksregeringe werden of gebannen of vermoord. Overal, waar de Atheners overwinnaars waren, werdt de Volksregering hersteld, en het gemeen oeffende over den adel de wreedste wraak. Afwisselingen van voorspoed en wederwaardigheden bragten deze kleine Republieken nu eens in de noodzakelykheid van alles te moeten lyden, dan stelden zy dezelven weder in staat, om alles te kunnen verbreken. De oproeren, die maar enkel gestild waren, werden met meer stoutheid weder wakker gemaakt; de stilstand van wapenen werdt verbroken, zo haast hy gesloten was, moorden en uitbanningen waren de gevolgen van de zege: eindelyk, Griekenland was in eene van die verwoede onzinnigheden, die niets weten te vrezen noch te agten. Deze Volkeren, welker zagtzinnige en inschikkelyke zeden zo zeer geroemd worden, behandelden elkanderen wederzyds, gedurende dezen ganschen oorlog, met eene woestheid, die by de onbeschaafdste Volkeren onbekend was. Een droevig bewys inderdaad, dat de wetenschappen de gebreken van het hart niet kunnen verbeteren; al haar vermogen strekt zig alleen uit, om de zeden {==84==} {>>pagina-aanduiding<<} voor het oog des te sierlyker te doen voorkomen, en 'er de mismaaktheid van te bedekken. Thucydides schryft alle deze onheilen toe aan de gierigheid en aan de staatzugt, welken altyd de begeerte tot heerschen voortbrengen. De hoofden der partyen, van eene heimelyke staatzugt uitgeteerd, veinsden eene belangeloze gematigdheid, en terwyl zy van liefde voor het Vaderland schenen te branden, waren zy alleen gewapend, om het te verscheuren, en het zig ten roof te maken. De wreedste ging voor den besten burger door, en hy die de meeste gruwelykheden begaan hadt, hadt het meeste regt op de dankerkentenis van het gemeen. Was 'er eenig burger, die regtschapen en gematigd genoeg was, om slegts den getuige, en niet den medepligtigen van zo vele wreedheden te zyn, zo vereenigden zig de tegenstrydige partyen tegen denzelven, en hy werdt als schuldig behandeld; zo waar is het, dat de onpartydigheid, in de burgerlyke oneenigheden, de gevaarlykste zyde is, dewyl zy dengenen, die dezelve betragt, den berisper en vyand van den oproerigen maakt, die zyne pligten schendt, en tevens van den burger, die dezelven waarneemt. Alle de historieschryvers komen daarin eenparig met elkander overeen, dat het de beroemde Pericles was, die zyn Vaderland in dezen langdurigen en bloedigen oorlog stortte. Thucydides, een tydgenoot van dezen groten Veldheer, onder wiens bevel hy diende, eerbiedigt zyne deugd. Hy schildert ons denzelven allezins af als zuiver in zyne beweegredenen; maar misleid door zyne dwepery van burger, welke hem de grootheid en den roem van zyn Vaderland in de verminderinge van het vernederde Sparta deedt zien. {==85==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik zal my niet in alle de byzonderheden van dezen oorlog inlaten, dit zou de palen van myn onderwerp te buiten gaan; het zy my genoeg aantemerken, dat de voorspoed van eenigen staat van de eenigheid zyner leden afhangt. Deze eenstemmigheid, die ten allen tyde nodig is, wordt van nog meer gewigt gedurende den oorlog, welks uitkomsten altyd onzeker zyn. Het is, zig, zelven te verzwakken, het is, tot vergroting van zynen mededinger te werken, wanneer men niet alle zyne kragten tegen denzelven vereenigt. Het was deze ongelukkige verdeeldheid, die dezen oorlog aanhoudend maakte, welken Athene, zo het minder in gistinge geweest ware, met roem in eenen veldtogt hadt kunnen ten einde brengen. De geest van zinneloosheid scheen in alle raadsvergaderingen voortezitten, waar de tegenstrydigheid van gevoelens alles onbeslist liet. De veldheeren, door hoger bevel teruggehouden, bleven werkeloos, wanneer men iets verrigten moest. De onzekere en dobberende geest van dit ongestadig volk, gaf zig over aan de aandryvingen van zyne onrustige en oproerige redenaren. De tegenspoeden, die andere menschen tot leringen dienen, vermenigvuldigden slegts hunne dwalingen; opgeblazen op de overwinning, werden zy op het minste voordeel hoogmoedig. Dan maakte elke voorslag tot den vrede hunne trotsheid gaande. Het waren gebiedende meesters, die hunne bondgenoten en hunne vyanden als slaven wilden behandelen. Maar dit hoogmoedig volk was zonder moed op den minsten tegenspoed, het ging van trotsheid tot kleinhartigheid over. Zyne al tevrugtbare verbeelding vergrootte hetzelve de gevaren. De overwinnaar, schoon verre af, scheen voor zyne poorten te wezen. {==86==} {>>pagina-aanduiding<<} De hoogmoed van dit opgeblazen volk vertroostte zig, door zyne misslagen den veldheeren te last te leggen, die niet ongelukkig konden zyn, zonder als schuldig behandeld te worden. Hunne afzetting werdt van den dood of ballingschap gevolgd. De redenaars, oplettend op alle de bewegingen, bedienden zig behendig van de omstandigheden, om de gemoederen naar hunnen wil te buigen, en gelyk ze nooit magtiger waren, dan wanneer de onlusten groter waren, zo vergrootten zy dezelven voor het volk, zonder het hulpmiddel aantewyzen. Van het begin van den Poloponezischen oorlog af aan, liet Cleon, een onstuimig en oproerig mensch, eenen onverzoenbaren haat tegen Pericles blyken, alle wiens verrigtingen hy lasterde. Pericles stelde niets dan een enkel stilzwygen en zyne deugd tegens het geschreeuw van zynen trouwlozen berisper. De handelingen van eenen deugdzamen man maken zyne verdediging beter dan zyne welsprekendheid. Hy leefde gerust en geëerbiedigd tot op het ogenblik, waarop hy van de pest werdt weggerukt, welke, Athene byna geheel ontvolkte. De edelen, nydig op het vermogen, welk Cleon zig over de gemoederen des Volks hadt aangematigd, stelden Nicias tegens hem, die meer deugden in het hart hadt dan verhevenheid van geest, meer geschikt, om het voorbeeld van gehoorzaamheid te geven dan om te gebieden, en die, versierd met alle de hoedanigheden, die eenen amtelozen persoon geagt maken, gene van de bekwaamhedeu hadt van eenen man, in hoogheid gesteld. De ondervinding, welke hy in den oorlog hadt verkregen, in plaatse van zynen moed boven de gevaren verheven te hebben, hadt hem alleen een loom {==87==} {>>pagina-aanduiding<<} wantrouwen en eene bange omzigtigheid ingeboezemd. Als een voorstander van menschenliefde zugtte hy even zeer over de overwinningen, als over de nederlagen, om het bloed dat zy deden stromen, en hy hadt liever de bevrediger van Griekenland willen wezen dan de verwinnaar. De vernieling van zo veel menschen, die zonder vrugt opgeofferd werden, deedt hem den vrede wenschen; maar deze zuivere oogmerken werden van Cleon, bloeddorstigen aandryver der oneenigheid, gelasterd. Dees dwingeland der Atheners, zonder den naam daarvan te dragen, boezemde zyne stoutheid en zynen hoogmoed zynen medeburgeren in, die, als hy, over het lot van Griekenland wilden beschikken, als of zy 'er de overwinnaars van geweest waren. De vyand verwierp hoogmoedig vernederende voorwaarden, naardien hy zig sterk genoeg gevoelde, om zulken te verkrygen, waar hy eer van konde hebben. Na den dood van Cleon, die in eenen veldslag sneuvelde, welke in het twede jaar van dezen oorlog voorviel, werden de vredehandelingen op nieuw onderhanden genomen. Nicias, gelukkiger, om eene zaak te bemiddelen dan om te vegten, sloot eenen vrede, die vyftig jaren duren moest. Griekenland leide de wapenen neder, en begon zyne uitgeputte kragten te herstellen, de kalmte van den vrede beloofde het zynen eersten luister, wanneer het uit zynen schoot eenen oproerigen burger zag voortkomen, die het wederom in nieuwe onheilen dompelde. Alcibiades is de gene, die thans op het toneel verschynt; deze mensch, die niets anders dan eene mengeling van deugden en ondeugden was, gaf aan de wellust en bevalligheden, terwyl hy der ongebondenheid {==88==} {>>pagina-aanduiding<<} hare aanstotelyke mismaaktheid ontnam. Dees staatkundige Proteus schikte alle hartstogten naar de wenschen zyner staatzugt. Altyd verschillend van zig zelven, was hy by beurten hoogmoedig en gemeenzaam, onmatig en spaarzaam, zedig en ongebonden; hyscheen twee naturen in zig te vereenigen. Edele en treffende trekken hadden hem gevaarlyk gemaakt in de kunst om te behagen en te verleiden; die bevalligheden, welken de gestrenge reden veragt, en die haar bespotten en gevangen houden, verzekerden zyn gebied over de harten en gemoederen. De agting van Nicias scheen hem een te onregt aangematigde roem te zyn, en deszelfs vermogen was aanstotelyk voor zyne trotsheid, die genen meerderen of gelyken kon dulden. Hy nam een besluit, zynen mededinger den voet te ligten. Zyne staatzugt deedt de liefde voor het Vaderland zwygen. Alle middelen schenen hem wettig, om den goeden uitslag zyner oogmerken te verzekeren. De Spartanen gingen zeer tragelyk voort met het volbrengen van de voorwaarden van het verdrag. De Atheners, te onvreden over deze schandelyke nalatigheid, verschaften Alcibiades gelegenheid, om Nicias in eenen kwaden naam te brengen, welken hy afschilderde als eenen heimelyken vriend en gehuurden voorstander van Lacedemon. De bitterheid, die reeds in de gemoederen was, zette der beschuldiginge kragt by; de pogingen van Nicias, om eenen openbaren oorlog voortekoomen, gaven nieuwe wapenen aan zynen beschuldiger, wiens kuiperyen de overhand behielden. Hy werdt tot veldheer benoemd, en de vyandelykheden begonnen tegens de bondgenoten van Sparta. {==89==} {>>pagina-aanduiding<<} Deze oorlog, zo vrugtbaar in gebeurtenissen, is bovenal merkwaardig door die ongelukkige onderneming tegens Sicilie, welke in het zeventiende jaar den doodsteek gaf aan de magt der Atheners. Zie hier, welken de beweegredenen tot dezen oorlog waren: de inwooners van Egesta, eene kleine Stad op Sicilie, verdrukt onder het juk der Syracuzers, smeekten de Atheners om hulp, die in hope van de beschermers van een verdrukt volk te zullen worden, de wapenen opnamen, om hen van hunne dwingelanden te wreken. Alcibiades, die deze gelegenheid voor zyne staatkundige oogmerken dienstig oordeelde, bepleitte de zaak der Egestiners, en zyne kragtige en overredende welsprekendheid bragt alle de stemmen op zyne zyde. Athene, welks ydele glorie hy hadt weten gaande te maken, door aan het zelve te vertonen, dat de lotgevallen der volkeren in zyne hand waren, bragt eene talryke Krygsmagt op de been, waarover Nicias, Alcibiades en Lamachus tot Gebieders benoemd werden. Nicias liet zig niet misleiden door den luister van het bevelhebberschap, welk hem alleen werdt opgedragen, om den tegenstand te verwinnen, waarmede hy deze onbezonnen onderneming te keer ging. Hy sprak met nadruk, en het volk, geheel ingenomen met zynen toekomenden voorspoed, hoorde hem met veragtinge. Het voorwendsel, dat men de banden van eenen verdrukten bondgenoot wilde verbreken, bedekte het oogmerk om nieuwen voor denzelven te smeden. De begeerte, om Egesta en geheel Sicilie onderdanig te maken, hield zyne gewaande verdedigers alleen gaande. Alcibiades hadt zynen medeburgeren hoop gegeeven, dat dit eiland, door zyne verdeeldheden verzwakt, gemakkelyk van {==90==} {>>pagina-aanduiding<<} hun zou kunnen verwonnen worden, en hy zelf merkte deze onderneming aan als het voorspel van roemryker zegepralen. Ieder Athener geloofde reeds Koning te zyn van Sicilie, van Italie, van Carthago, en van geheel Africa. Dit driftig en onstuimig volk meende alles te kunnen ter uitvoer brengen, wat gemakkelyk te begrypen was. De wispelturigheid houdt zig nooit op met de middelen; vernuftig om zig zelven te misleiden, maakt zy wezenlyke dingen van al wat zy hoopt. Alle de partyen waren het eens, om de uitrusting met yver voorttezetten. Maar hun eenparige yver werdt door verschillende beweegredenen gaande gemaakt. De vrienden van Alcibiades werkten tot zyne verheffing, om met hem het gezag, en bovenal de rykdommen te deelen, welken hy even begerig was om te verkrygen, als verkwistend om weg te geven. Zyne vyanden door staatkunde yverig bragten het hunne tot zyne grootheid toe, om zynen val te verhaasten. Zy hoopten zig zyne afwezigheid ten nutte te maken, om hem in eenen kwaden roep te brengen. Dus werdt het ware welzyn van den Staat aan de lage belangen van ieder byzonder persoon opgeofferd. Wanneer de partyen, in schyn vereenigd, ter bereikinge van het zelfde oogmerk schenen samen te stemmen, wapende een onvoorzien toeval het bygeloof, en dompelde de Stad op nieuw in de grootste ongeregeldheden. De Termen (a) of standbeelden van Mercurius werden in een nagt allen neergeworpen of geschonden. Dit {==91==} {>>pagina-aanduiding<<} heiligschendend bestaan was het zaad van onlusten, en ergernissen te Atbene. Het volk sidderde, en geloofde de Goden hunnen donder op zyn godloos hoofd te zien werpen. Dewyl de onmogelykheid om de heiligschenders te ontdekken, de misdaad ongestraft deedt blyven, zo deedt dit vrezen, dat de hemel zyne wraak ook over den onschuldigen mogt strekken. Het was, om de zelve af te weren, dat men vergiffenis en zelfs beloningen aan zulken van hun, die 'er aan schuldig waren, beloofde, die hunne medepligtigen aangaven. Het getuigenis van vreemdelingen en slaven werdt aangenomen, maar bedreigingen noch beloningen waren in staat, om het dekkleed te breken, waarmede dit duister bestaan betogen was. Men gist, dat deze ontheiliging het werk was der vyanden van Alcibiades, die niet beter konden slagen, om hem by het volk gehaat te maken, dan door hem met eene lasteringe te bezwaren, waarvan zyne ongebonden zeden en zyne onverschilligheid voor den openbaren Godsdienst den goeden uitslag gemakkelyk maakten. De dweepagtige genegenheid, welke hy zig hadt verworven, veranderde in vervloeking: de verligtste volkeren zyn menigmaal de bygelovigste geweest, en deze waarheid is een schimp voor de wetenschappen en het vernuft. Het bygeloof is eene ziekte van den geest, weinig bekend by onbeschaafde en domme volkeren, die noch door den breidel der vreze, noch door de aangenaamheden der hope bestuurd worden. Maar by beschaafde natien mismaakt de verbeelding, die vrugtbaarder is, dikwyls de trekken, welken zy te veel wilde verfrajen. De vyanden van Alcibiades geloofden, hem niet beter te gronde te kunnen brengen, dan door het byge- {==92==} {>>pagina-aanduiding<<} loof het zwaard in handen te geven, waarmede het gewoon is de deugd en het vernuft te straffen, die het bestryden of veragten; eenige slaven en eenige geringe menschen werden van Androcles, eenen der Demagogen, omgekogt. Deze werktuigen van het bedrog, uit het slyk en de duisternis voortgekomen, getuigden, dat, eenigen tyd voor deze gebeurtenis, vele standbeelden der Goden waren beschadigd geworden, dat de heilige verborgenheden door eene bende vrygeesten, in dronkenschap gedompeld, ontheiligd waren, en dat Alcibiades, die 'er mede toe behoorde, de bitterste spotternyen tegens de Goden en hunne aanbidders uitgeworpen hadt. Het was dus, dat zyne vyanden op hem al het afgryzen deden vallen van eene heiligschennis, waarvan Plutarchus verzekert dat zy zelven de uitvoerders waren. Dewyl de verklaring der getuigen hun nog niet genoegzaam scheen, zo maakten zy de redenaars tegens hem gaande, die, gelovende, belast te zyn, om de zaak van Mercurius te verdedigen, zig van die bedieninge met die bittere hevigheid kweten, welke de vervolgzieke yver inboezemt. Het geheim van zyn losbandig leven werdt open gelegd; dees kiesche wellustige werdt als een gevaarlyke ligtmis uitgeschilderd, en de ongebondenheid zyner zeden was het eenige bewys, welk men bybragt, dat hy de oorzaak was van den hoon, der Godheid aangedaan. Alcibiades nam geen toevlugt tot de kunstenary, om zyne beschuldigers tot mededogen te bewegen. Aangemoedigd door zyne onschuld, stelde hy zig voor zyne regters met dat bedaarde en geruste voorkomen, welk de zuiverheid van zyn hart en den vrede zyner ziele {==93==} {>>pagina-aanduiding<<} aankondigde, hy verklaarde, dat, zo hy schuldig ware, hy zyn hoofd kwam onderwerpen aan de straffen, die aan heiligschenders en kerkrovers verschuldigd waren. Hy verzogt om een schielyk vonnis, dewyl hy geen voordeel wilde trekken uit de inschikkelykheid, welke men menigmalen voor de misdaden heeft, die langen tyd ongestraft blyven. Hy toonde, dat het tot kleinagting van de eer van het bevelhebberschap strekte, indien men het eenen Veldheer opdroeg, die beschuldigd werdt, een vyand der Goden te zyn, doch daar hy zag, dat zyne regters langzaam voortgingen; met het uitspreken van zyne veroordeelinge of regtvaardiginge, zo verzogt hy het Volk, generhande getuigenis tegens hem aantenemen, gedurende zyne afwezigheid. Zyne vyanden, die sterk genoeg waren, om hem te gronde te brengen, oordeelden, dat zy hunne wraak moesten uitstellen. Zy wisten, dat hy de liefde van den Soldaat hadt, die, zeker van onder zyn bevel te zullen overwinnen, slegte gehoorzaamheid aan eenigen anderen Veldheer zou betoond hebben. De bondgenoten hadden zig in dezen oorlog niet ingelaten dan door het betrouwen, welk zy op zynen moed en zyne bekwaamheid hadden. De genegenheid des Volks was daarenboven eene beveiliging tegens de pogingen zyner vyanden. Dus stelden de redenaars, eenen gematigder toon aannemende, voor, dat men gene schuldigen moest zoeken te straffen, in eenen tyd, waarin men den burger zo zeer noodig hadt, om te vegten, en dat het was, het Vaderland aan onheilen bloottestellen, zo men het vertrek der vloot langer uitstelde. Deze redenvoering, die door de gematigdheid en de liefde voor het algemene welvaren scheen ingegeven te zyn, {==94==} {>>pagina-aanduiding<<} hadt de toestemming van allen. De schepen maakten zig zeilrede, en Alcibiades ontfing bevel, om te vertrekken, na dat hy zig door eenen eed hadt verbonden, zig naar Athene terug te zullen begeven, wanneer hy mogt ingedaagd worden, om zyne beschuldigers te antwoorden. Het was dus, dat zy onder den schyn van gematigdheid, de verwoedheid der wrake verbergden, en, daar zy tot zyne verheffing schenen mede te werken, zynen val des te beter toebereidden. Huichelaars en bygelovigen zyn altyd wreed en geveinsd. Hun oogmerk, gelyk Thucydides aanmerkt, was om hem terug te ontbieden, en voor de vierschaar der wetten te dagen, zo haast zy regters zouden gevonden hebben, die bedorven genoeg waren, om hunne medepligtigen te wezen. Zy hoopten ook, dat zyne afwezigheid en de tyd, die liefde en die onbezonnen drift zou uitdoven, welken het ongestadig en wispelturig volk voor Alcibiades hadt. Deze magtige vloot was de ontzachelykste, welke men tot dien tyd toe uit de havens van Griekenland hadt zien afsteken. Athene hadt zyne schatten uitgeput, om dezelve tot stand te brengen, en elke burger hadt matroos of soldaat willen wezen. De ongeduldige drift der onderbevelhebberen deedt groten voorspoed voorspellen; maar de verdeeldheid der Opperhoofden kondigde niets aan dan onheilen. Zo het bevelhebberschap verdeeld wordt, moet het zig zelf verzwakken. De verscheidenheid van Karakter vertoont de voorwerpen niet onder hetzelfde oogpunt. Een stoute moed ziet niet dan roem in de gevaren, welken hy voor zig verbergt; eene bedagtzame en bange voorzigtigheid vergroot dezelven en vliedt ze. {==95==} {>>pagina-aanduiding<<} Nicias, een goed burger maar slegt Veldheer, hadt geen ligt, dan om zwarigheden te zien; zyn gezigt was te nauw bepaald, om de middelen te ontdekken, om ze te overwinnen. Alcibiades, vrugtbaarder in uitvlugten, en waarlyk geschikt tot den oorlog, hield zig van de zege verzekerd, indien hy zyne amtgenoten tot vegten kon doen besluiten. Zyne welsprekendheid wekte hen eindelyk uit hunne sluimeringe op, en hun ontwaken werdt van de overwinninge gevolgd. Terwyl hy zegepraalde in Sicilie, zegepraalden zyne vyanden te Athene. De verminking der standbeelden en de ontheiliging der heilige verborgenheden werden op nieuws by de Volksvergadering aangeklaagd. Het ongebondenste volk is altyd het vuurigste, om de zaak zyner Goden te wreken. De valsche yver is nooit woester dan wanneer hy, die 'er door bezield wordt, geen zuiver hart by eenen verligten geest heeft. De Atheners, altyd buitensporig in hunne driften, gaven zig aan de opwellingen van den haat en de wraakzugt over; hy, welken zy als den held van het Vaderland geëerbiedigd hadden, scheen hun niets meer te zyn dan een trouwloze, die de gestrengheid der wet verdiende. Zy sloten de oogen voor het Karakter der getuigen, en voor de onzekerheid der getuigenissen, de Goden waren gehoond, 'er moest een slagtoffer zyn. Alles werdt als gegrond aangenomen, niets werdt onderzogt. Zodanig is de handelwyze van het bygeloof, welk blind en zonder zonder leidsman in zyne verwoedheid, zonder onderscheid de onschuld zo wel als de misdaad straft. Men kan hetzelve niet lasteren in zyne beweegredenen, men kan het niet regtvaardigen in zyne buitensporigheden. {==96==} {>>pagina-aanduiding<<} Alle de burgers, die verdagt waren, werden in hegtenis genomen. Een hunner, Audocidas geheten, door de getuigen beschuldigd, geloofde den slag, die zyn hoofd dreigde, niet beter te kunnen ontwyken, dan door zig schuldig te bekennen. Overreed van eenen zyner vrienden, die, gelyk hy, gevangen was, beschuldigde hy zig zelven met de verminkinge der standbeelden, en maakte zyne gewaande medepligtigen bekend. Op deze verklaring verkreeg hy zyn ontslag, en alle de gevangenen, die in zyne verklaringe niet mede begrepen waren, werden los gelaten. Maar alle de genen, welken hy beschuldigde, werden in hegtenis genomen, en op zyn getuigenis alleen ter dood veroordeeld. Men stelde eenen prys op het hoofd der genen, die zig door de vlugt den dood onttrokken. Thucydides bepaalt niet, of alle de genen, die sneuvelden, onschuldig of schuldig waren. Plutarchus berigt ons, dat de vrienden van Alcibiades met eene woeste wreedheid behandeld werden. De beschuldiging werdt met zo veel list ingerigt, dat al de afkeer van het misdryf op Alcibiades moest terug vallen. Het volk, welks afgod hy geweest was, merkte hem niet verder aan dan den vyand van menschen en van Goden. De vooringenomenheid, die alles als gegrond aanneemt en vergroot, bepaalde zig niet alleen, om hem voor den aanvoerder van de verminkinge der standbeelden, en de ontheiliginge der heilige verborgenheden te houden. Men leide hem ook staatzugtige begeerten te last, als of de menschen, die in de wellusten gedompeld liggen, niet liever dezelven wilden genieten, dan de zorgen van het gebied op zig nemen. Het vermoeden, dat hy de volksregering wilde omverwer- {==97==} {>>pagina-aanduiding<<} pen, zette geloofwaardigheid by aan alle de beschuldigingen. Terwyl dit voorviel, deedt eene bende Spartaansche troepen eenen inval tegens den Isthmus. De Atheners, die zig ligt ontrustten, geloofden, dat het voorwendsel, om Beotie aantetasten, diende ter bedekking van het voorneemen dat men tegens hunne Stad gesmeed hadt. Dees inval bevestigde het vermoeden, welk men tegens Alcibiades opgevat hadt. Zy wenschten zig toen geluk, dat zy hunnen ondergang door den dood der samenspannelingen waren voorgekomen, welker gewaand hoofd eindelyk ter dood veroordeeld werdt. Men zond eenen byzonderen afgevaardigden naar Sicilien, om hem met zyne vrienden, die in de beschuldiginge mede begrepen waren, in hegtenis te nemen. De gerigtsdienaars, welken deze last opgelegd was, vertrokken op de galei van Salamine (a) met bevel, om hem van wegen het volk aantekondigen, dat hy zig moest komen regtvaardigen. Men verboodt hun, geweld te gebruiken, uit vreze, dat men de uitheemsche soldaten oproerig mogt maken, die allen, zynen wil toegedaan, zig enkel tot dezen oorlog hadden laten aannemen, om onder hem te leren overwinnen. Alcibiades, die het leger tot oproer hadt kunnen verwekken, gehoorzaamde zonder tegenstand aan het bevel des volks, en zyne vrienden, die met hem aangeklaagd waren, in zyn schip nemende, zette hy koers naar Athene, altyd bewaakt door de Galei van Salamine. Maar hoewel hy veel betrouwen liet blyken ondervondt hy {==98==} {>>pagina-aanduiding<<} egter heimelyke aandoeningen, welken de haat zyner vyanden veroorzaakte. Hy was onderrigt van hunne kuiperyen gedurende zyne afwezigheid. De vrees van in hunne magt te vallen, om vervolgens aan een ligtgelovig en dweepagtig volk overgeleverd te worden, verpligtte hem, om met zyne vrienden te Thurie aan land te gaan. Het was hier, dat zy, na beraadslaagd te hebben, wat hun te hopen of te vrezen stond, de waakzaamheid hunner oppassers vrugteloos maakten, om te ontsnappen. De Atheners verwoed, dat zy hunnen roof gemist hadden, veroordeelden hen ter dood, en hunne goederen werden verbeurd verklaard. Het was dus, dat dit oproerig volk zig zelf tegens zynen voorspoed kantte, door de onweersbuien in zynen boezem te trekken, welken zy tot hunne naburen konden overbrengen. Het was dus, dat men, om eenige standbeelden wederom opterigten, den pylaar van den staat omverwierp; en wanneer men enkel op vegten bedagt moest zyn, hield men zig bezig met samenzweringen en kuiperyen, die, daar zy Athene van binnen verzwakten, het tevens minder ontsachelyk van buiten maakten. Een nieuw bewys, dat de kleinste belangen de grootste onheilen te wege brengen. De soldaten, van hun hoofd beroofd, lieten den moed zakken. Het talrykste leger houdt op, ontsachelyk te zyn, zo haast het geen betrouwen op zynen Veldheer heeft. Alcibiades, door wraak bezield, nam zyne toevlugt tot de Spartanen. Het was door zyne raadgevingen, dat zy den Syracusanen eene magtige hulp toezonden, om de Atheners van hun eiland te verdryven. En welhaast leverde men eenen bloedigen slag, waarin {==99==} {>>pagina-aanduiding<<} de vloot der Atheners vernield werdt; alle de schepen werden in den grond geboord. Nicias werdt gevangen genomen, en sneuvelde door de hand zyner vyanden, die zyne deugd moesten eerbiedigen. De soldaten, die den dood ontsnapten, vervielen in de gevankenis. Het nieuws van dit onheil wierp de stad in de grootste neerslagtigheid. Dit volk, dat zig zo gemakkelyk door de begoocheling der hoop over zyn verlies kon vertroosten, zag voor het toekomende niets dan nieuwe onheilen. Het kleinste scheepje, dat op de baren dobberde, deedt het geloven, dat het de vyandelyke vloot was, gereed, om in Pyreum intelopen. Deze vrees, die aller moed deedt verkouden, bragt een gunstig uitwerksel voort. Het volk, minder onbuigzaam, hoorde de stemme der Overheden. De gemoederen vereenigd werkten samen tot het algemene welzyn; en het was deze eenigheid, welke hen staande hield in 't midden van de vyanden, waarvan zy omringd waren. Alle de Grieken verheugden zig over hunne tegenspoeden. Zy, welken de vrees voor hunne magt onzy, dig hadt doen blyven, werden hunne hevigste vyanden, zo haast zy niet meer in staat waren, hun te benadeelen. Dees opstand hadt zynen oorsprong in den hoogmoed van dit Volk, dat gewoon was, zyne oppermagtigheid aan zyne naburen te doen gevoelen, van welken het altyd vernederende eerbewyzingen eischte. De gematigdheid, waarvan men zig in de overwinninge bedient, kan alleen hulpmiddelen verschaffen in tegenspoeden. De bondgenoten van Sparta waren moede, om den {==100==} {>>pagina-aanduiding<<} last van zulk een langen oorlog verder te dragen maar deze afkeer boezemde hun enkel de begeerte in, om denzelven met roem te eindigen. De volkeren, die aan de Atheners onderworpen waren, namen deze gelegenheid waar, om zig wederom onafhankelyk te maken. Allen spanden zy samen, om eene mogendheid te verkleinen, welke hare bondgenoten als onderdanen, en hare onderdanen als slaven behandelde. Dees algemene opstand tegens Athene, dat reeds aan 't wankelen was, deedt de Spartanen hopen, dat deze Stad, die met hun om den voorrang twistte, die genen in haren val zou mede slepen, welken haar wilden verkleinen. De begeerte, om hunne heerschappy over geheel Griekenland uittestrekken, dat zelf medewerkte, om zig in slaverny te brengen, deedt hen ongemeen grote toebereidzelen maken, die met het begin van de lente voltooid waren. De Atheners van hunne neerslagtigheid weder bekomen, erkenden hunne kragten, zo haast zy vereenigd waren. Na dat de dampen der dronkenschap vervlogen waren, zeiden zy vaarwel aan de wellusten en samenzweringen. De zeemagt werdt hersteld, de vestingwerken werden vernieuwd, en de magazynen aangevuld. De verstandigste huishouding sneedt alle onnutte en overtollige uitgaven af. De opening van den veldtogt deedt bemerken, dat het best vereenigde volk altyd het ontsachelykste is. Hunne vyanden, die hen in getal te bovengingen, ondervonden niets dan tegenspoeden. Athene, zonder bondgenoten, hadt te stryden tegens geheel Griekenland, en tegens de Persianen, die minder gevaarlyk door hunne wapenen, dan door hun goud waren. Een onvoorzien toeval verschafte hun middelen, om hunnen vorigen luister wedertekrygen. {==101==} {>>pagina-aanduiding<<} Alcibiades, tomeloos in zyne hartstogten, verleidde Timea, vrouw van Agis. Dees grootmoedige Koning hadt hem de gastvryheid gegeven, en daar hy zyn beschermer was, moest hy hem als zynen vriend agten. Maar de mensch, die aan zyne zinnen verslaafd is, staat altyd gereed, om de heiligste regten te schenden. Na dat hy zynen gastvryen vriend zo smadelyk bedrogen hadt, geloofde hy, alles van denzelven te moeten vrezen. De Peloponesers, ontrust van eenen gast te hebben, die zo gevaarlyk was in de kunst van verleiden, geboden den Veldheer der Lacedemoniers zig van hem te ontdoen. Alcibiades, onderrigt van het gevaar, dat hem dreigde, nam zyne toevlugt tot Tisaphernes, Stadhouder van Klein Asie wegens den Koning van Persie. Hy hadt te veel behendigheid en inschikkelykheid, dan dat hy niet welhaast de vriend van zynen nieuwen beschermer zyn zou. Hy bediende zig van het betrouwen, welk hy hadt verkregen, om hem de ware belangen van Persie te doen kennen. Het viel hem gemakkelyk te bewyzen, dat het was de staatkunde te kwetsen, indien men den Spartanen al te veel de overhand over hunne naburen liet krygen, dat het was, zynen meester zyne bondgenoten te ontnemen, en al de magt van Griekenland tegens hem te vereenigen. Hy riedt hem, elke Republiek in hare onafhankelykheid te laten, hem tonende, dat, daar de begeerte tot heerschappy hen altyd verdeeld hield en vyanden deedt blyven, zy zig onderling zouden verzwakken, en dat dan hunne verwinning een gemakkelyk werk zyn zou. Vervolgens deedt hy hem begrypen, dat, zo hy bondgenoten nodig hadt, hy gene nuttiger kon verkiezen dan de {==102==} {>>pagina-aanduiding<<} Atheners, die, gelyk in moed aan de Spartanen, minder begeerte hadden, om aanwinningen te maken. De Persiaan was te bedreven in de verborgenheden der staatkunde, dan dat hy geen gebruik zou maken, van deze verstandige raadgevinge. Hy nam voor het uitwendig het welvoegelyke met zyne bondgenoten in agt, en zonder te schynen, hunne zaak te verlaten, deedt hy gene pogingen meer, om dezelve te verdedigen. Het geld, den Peloponeseren tot onderstand beloofd, werdt slegt betaald. Het voorgeven, dat hy naar der vloot der Pheniciers wagtte, deedt hem het afzenden van de schepen, die hy moest opbrengen, uitstellen. Dit uitstel maakte de vloot der bondgenoten onnut, welke, schoon in getal groter dan die der Atheners, egter verdelgd werdt, eer zy iets hadt durven ondernemen, in de hope, van groter zaken ter uitvoer te brengen. Het was dus, dat Alcibiades zyn Vaderland diende, welk hem uit zynen boezem hadt afgesneden, maar hy wilde liever, dat hetzelve ondankbaar tegens hem was, dan dat hy misdadig tegens hetzelve zou worden. Met een gevoel van grootheid geheel ingenomen, werdt hy met medelyden over deszelfs vernederinge getroffen, en daar hy zig kon wreken, was hy enkel bezig met het zoeken naar middelen, om aan hetzelve den scepter van Griekenland optedragen. Hy was begerig, om Athene weder te zien, maar te hoogmoedig, om deswegen een verzoek te doen, wilde hy tot zyne terugkomst niet inwilligen dan op de ernstige aanzoeken zyner medeburgeren. Het denkbeeld, welk men hadt van zyne gunst by Tisaphernes, nam alle hinderpalen weg. Hy sprak niet als een banneling, die smeekt, maar als een meester, {==103==} {>>pagina-aanduiding<<} die voorwaarden voorschryft. Hy schreef aan de eerste bevelhebbers der Atheensche troepen, welken hy belastte, den voornaamsten burgeren zyne begeerte te kennen te geven, om zyn Vaderland wedertezien; maar dat hy zig voor altyd van dien troost zou beroven, zo lange de Volksregering stand greep, op dat hy niet andermaal het slagtoffer mogt worden van die lage en veragtelyke menschen, welken hem vervolgd hadden, na dat hy hun gediend hadt. Eindelyk eischte hy dat het gezag in handen van een klein getal uitgekozen burgers zou gesteld worden. Het was tot dezen prys, dat hy de Atheners hoop gaf op de vriendschap van Tisaphernes, en hy beloofde hun als eene gunst, dat hy zelf eene plaats in het staatsbestuur wilde nemen. De uitkomst beantwoordde aan zyne verwagtinge. Alle de bevelhebbers besloten eenparig, de Volksregering om ver te werpen. Dus was het te Samos, en in 't midden van het leger, dat het ontwerp gesmeed werdt, om den regeringsvorm te ververanderen. De Adel nam het aan, in hope van met een gedeelte van het hoogste gezag bekleed te worden. Het gemeen stemde daarin toe in het vooruitzigt, van zig voordeel te doen met den aanmerkelyken onderstand, welken de Persen zig verbonden bytebrengen. Dus werden sommigen door hunne staatzugt, en anderen door hunne begeerlykheid daartoe bewogen. Phrinicus, een van de Veldheeren, was de eenige, die 'er zig tegens stelde, overtuigd, dat het Alcibiades zeer onverschillig was, of 'er te Athene eene regering der voornaamsten, dan eene volksregering plaats hadt. Inderdaad zyn ware oogmerk, gelyk Thucydides zegt, was, om in het bewind van 's lands zaken vrienden te bren- {==104==} {>>pagina-aanduiding<<} gen, die vermogen genoeg hadden, om hem te roepen. De voorgestelde voorwaarden werden van alle de bevelhebbers aangenomen, en Pisander, een van de aanzienlyksten, werdt naar Athene afgevaardigd, om deze omwenteling tot een goed einde te brengen. Het volk, hierover ontrust, boodt Pisander den wakkersten tegenstand. De vyanden van Alcibiades waren bovenal bevreesd, dat hy, door de wraakzugt gewapend, hen de straffen mogt komen doen lyden, welken zy over hem besloten hadden: zy beweerden, dat men zyne terugkomst niet kon toestaan, zonder alle de wetten te schenden: maar bedugt voor zyne wraakoeffeningen, vreesden zy niet minder den vyand, wiens vermogen Pisander bun nog groter voorstelde. Hy maakte zig hunne vreze ten nutte, om hen tot zyn oogmerk te brengen, hy vertoonde hun, dat de terugkomst van Alcibiades het eenige hulpmiddel voor den staat was, dewyl de bystand van Tisaphernes aan deze voorwaarde verknogt was. Het welvaren van het Vaderland behield de overhand, en de liefde voor het algemene welzyn staakte den haat van byzondere personen. Pisander en tien andere burgers werden naar Tisaphernes en Alcibiades afgevaardigd, met volle magt, om een verdrag te maken. Zy vonden in den Persiaan die bereidwilligheid niet, om hun te dienen, welke men hen hadt doen hopen. Hy was bedugt voor de magt der Peloponeseren, die zig over zynen afval konden wreken, door alle hunne magt tegens hem te wenden. Alcibiades, die alles beloofd hadt, was in de onmogelykheid, om zyne beloften metderdaad te volbrengen. Maar te behendig, om de zwakheid {==105==} {>>pagina-aanduiding<<} van zyn vermogen te laten blyken, gebruikte hy den naam van Tisaphernes, om met de afgevaardigden in geschil te treeden over de voorwaarden van het verdrag, welk niet kon geslooten worden. De afgevaardigden, beschaamd dat ze zig door de hoogmoedige beloften van Alcibiades hadden laaten misleiden, keerden naar Samos terug. Maar hun yver werdt daardoor nog werkzamer, om de bedorven gesteldheid van den staat te veranderen. Pisander, na zig van het leger verzekerd te hebben, begaf zig met eenige afgevaardigden naar Athene, waar zyn aanhang, die de heerschende party was geworden, twee van de aanzienlykste burgers hadt laten vermoorden, die zig tegens de regering der voornaamsten gekant hadden. Dees bloeddorstige aanhang stondt daarenboven aan den Raad en het volk toe, te mogen vergaderen, en hunne stemmen volgens oude gewoonte te geven; maar de stemmen, hoe wel vry in schyn, waren egter altyd overeenkomstig met zyne wenschen. De redenaars, die stom waren geworden, klommen niet meer op het gestoelte, om de gemoederen des volks gaande te maken. Een schielyke dood zou hunne stoutheid gestraft hebben. Indien zig nog eene stem liet horen, het was alleen, om de oude regering te verbannen. De minste tegenkanting werdt gevolgd van eenen moord, welkers uitvoerders altyd ongestraftbleven. Het zwygen, waartoe die stille burgers, welken hun ongenoegen verborgen hielden, zig veroordeelden, werdt voor hun dodelyk, en het was even gevaarlyk te zwygen als te spreken. Een algemeen wantrouwen was oorzaak van eene moejelyke en noodwendige veinzerye. Men was bedugt, {==106==} {>>pagina-aanduiding<<} eenen heimelyken aanklager in eenen vriend te vinden. In 't midden van alle deze beroerten kwam Pisander te Athene, welk meer van zyne woede dan van alle vyanden hadt te vrezen. Het was, om den loop van alle deze ongeregeldheden te stuiten, dat hy de vergadering des volks samenriep, waar hy openlyk verklaarde, dat de wensch van alle regtschapen burgers was, dat de oude regerinsvorm mogt afgeschaft, en al het gezag gesteld worden in handen van vierhonderd personen, uit den adel gekozen. De magt, welke men hun toebetrouwde, was onbepaald, zy moesten alleenlyk in hachelyke omstandigheden vyf duizend burgers verzamelen, om met hun over de belangen van den staat te raadplegen. Deze omwenteling scheen het werk van Pisander te zyn; maar hy was niets anders dan het werktuig, waarvan Antiphon zig bediende, die, zonder zig openlyk te tonen, alle de dryfveeren bestuurd hadt, en Antiphon hadt, volgens het berigt van Thucydides, die hem byzonder wel kende, alle de talenten in zig vereenigd. De verhevenheid zyner welspreekendheid verdoofde al wat zyne eeuw, zo vrugtbaar in redenaars, als het volmaaktste hadt voorgebragt. Dus werdt te Athene een soort van regeringe van weinigen ingesteld, welke het volk van eene vryheid beroofde, die het sedert de verdryving van Hippias genoten hadt. Deze ruimte van honderd jaren is het tydperk van zynen roem. Gene uitheemsche mogendheid was sterk genoeg, om zynen voorspoed te stuiten. De invallen zyner vyanden werden altyd van hunne nederlage gevolgd. Zo haast het besluit goedgekeurd was, gaven de nieu- {==107==} {>>pagina-aanduiding<<} we dwingelanden den burgeren, die van hunne bedieningen afgezet waren, vryheid, om een nieuw Vaderland te gaan zoeken, maar den Krygslieden werdt verboden hun Vaandel te verlaten, dewyl de Spartanen gewapend voor hunne poorten waren. Het was de gewoonte der Atheners, altyd een groot getal troepen in hunne stad en in hun regtsgebied te onderhouden, om de invallen van den buitenlander tegenstand te kunnen bieden. Deze voorzorg was vooral noodzakelyk by de tegenwoordige omstandigheden. Na dat ze deze maatregelen genomen hadden, begaven de edellieden, gewapend met ponjaarden, die ze onder hunne klederen bedekt hielden, zig ter plaatse, waar de raadsheeren vergaderd waren, zy werden gevolgd van eene vermetele jeugd, die reeds aan moord en doodslaan gewend, en altyd bereid was, om voor eenen matigen prys bloed te vergieten. Zy verklaarden den raadsheeren, dat ze van hunnen titel en van hunne magt beroofd waren. Dit besluit werdt met de bereidvaardigste gehoorzaamheid aangenomen. Het Volk, welks morren en tegenkanten men dugtte, onderwierp zig zonder murmureren. Men ging vervolgens voort tot de verkiezing van nieuwe overheden, die allen uit het lighaam van den Adel genomen werden. De zitting werdt geeindigd, met godsdienstige plegtigheden, die by dusdanige gelegenheden in gebruik waren. De listige staatkunde bedient zig altyd van den Godsdienst ter bereikinge harer oogmerken. De edelen, na al het gezag tot zig te hebben getrokken, riepen de bannelingen niet terug, op dat Alcibiades niet mede onder dit getal mogt begrepen worden, een lastig opziener, wiens bekwaamheden zy kenden, {==108==} {>>pagina-aanduiding<<} en voor welker gebruik zy bedugt waren, welk voor hunne onregtmatige bezitnemingen schadelyk hadt kunnen worden. Hunne barbaarsche staatkunde oordeelde, de grootste wraak te moeten oeffenen over een Volk, dat gemakkelyker door kastydingen bang te maken was, dan door weldaden te verbinden. De gevankenissen, waaruit men de misdadigers hadt laten gaan, werden met burgers aangevuld. Zy, die gelukkig genoeg waren om zig aan den dood te onttrekken, werden tot ballingschap veroordeeld. Pisander, te Athene terug komende, hadt eene bende gehuurde Soldaten medegebragt, die de barbaarsche uitvoerders waren van de bevelen der heerschende party. Athene hadt zo vele beulen als het dwingelanden hadt. Het is bezwaarlyk, de liefde voor de vryheid by een volk uittedoven, welk dezelve langen tyd genoten heeft. De vrees, welke ondeugende menschen, met het gezag gewapend, inboezemen, kan de overheden vreedzaam, en de burgers weerloos doen blyven. Maar de liefde tot onafhankelykheid spreekt den krygsman stoutmoediger aan, die zig aan eene gestrenge tugt niet onderwerpt, dan om zyn Vaderland altyd vry te behouden. Het Leger bestondt uit burgers, welker voorregten men schondt. Zo haast men te Samos vernomen hadt, dat het Volk van Athene van zyne regten beroofd was, geloofden alle deze dappere Soldaten, gene andere vyanden te hebben, dan de voorstanders van de regeringe van weinigen. Op de afbeelding, welke men hun maakte van de wreedheden, die te Athene gepleegd waren, werden zy even wreed als de nieuwe dwingelanden. Zy ontnamen hunne oude veldheeren het bevel; de bevelhebbers, die verdagt waren, werden afgezet. Thrasy- {==109==} {>>pagina-aanduiding<<} bulus en Trasillus werden in hunne plaatse aangesteld. Alcibiades werdt terug geroepen, en met eenparige stemmen tot algemeen bevelhebber der legers te lande en te water verklaard. Athene kreeg eene nieuwe gedaante. De vierhonderd werden afgezet. De kalmte volgde op de ontroering, en het Volk, dus gewroken, kwam weder tot het genot zyner voorregten. Het Volk bevestigde de terugroeping van Alcibiades, die last ontfing, om de verrigtingen van den oorlog met een onbepaald gezag te besturen. Zyne ziel was te keurig en te hoogmoedig dan dat hy zou lyden, dat zyne terugroeping als eene gunst kon aangemerkt worden. Hy nam het bevel van het leger over, en in het vaste vertrouwen van zig door eene uitnemende daad beroemd te maken, welke de verkiezing, die men in hem gedaan hadt, kon regtvaardigen, wilde hy in zyn Vaderland niet terugkeren, dan gevolgd van de overwinninge. Het geluk verliet hem ook niet. Deze veldtogt was niet dan een keten van voorspoed, zonder eenig inmengsel van wederwaardigheden. Gelukkig en zegepralend te lande, dwong hy daarenboven de Peloponnesers, om hem ook de heerschappy ter zee te laten. Het was toen, dat de overwinnaar zyn Vaderland wilde wederzien. Zyne statige intrede vertoonde eene pragt, die waarlyk met den oorlog overeenkomstig was: hy trok op, voorafgegaan van eene grote menigte krygsgevangenen. Men zag 'er den roof en de overblyfzelen van twee honderd schepen, welken hy genomen of vernield hadt. De gretige oogen des Volks konden zig niet verzadigen met den held van het Vaderland te beschouwen. De herdenking van de onheilen, welken hy hadt uitgestaan, persten zynen vyanden de tranen uit de oogen, wel- {==110==} {>>pagina-aanduiding<<} ker haat de tyd hadt uitgewischt; zy wierpen zig zelven de tegenspoeden van Sicilie voor de schenen, waaraan zy zig schuldig voelden, door de verbanning van den eenigen man, die ze hadt kunnen voorkomen. Deze dronkenschap van verwonderinge, die de gemoederen van allen hadt getroffen, was te geweldig, dan dat zy duurzaam zyn konde. Zyn lot, gelyk dat van alle boven het gemeen verhevene menschen, was, dat hy afwisselingen moest ondervinden. Het geluk scheen hem niet met zyne gunsten te overladen, dan om hem onder het gewigt te verdrukken. Zyn roem, welke hem zyn geluk hadt moeten toebereiden, werdt voor hem slegts een bittere fontein van moeiten en ongemakken. Het volk, met zynen moed en zyne bekwaamheid vooringenomen, merkte hem aan als onverwinnelyk. Dit gevoelen, door zyne bekwaamheden vergroot, werdt voor hem dodelyk. Indien hem eenige tegenspoed ontmoette, of wanneer hy zyne verwinningen niet ver genoeg voortzette, onderstelde men, dat hy misdadige beweegredenen hadt; en hy kon niet ongelukkig zyn, zonder voor schuldig te worden gehouden. Hy ondervondt dit te droevig in den volgenden veldtogt. Na dat hy met eene magtige vloot op het eiland Andros geland was, behaalde hy eene volkomen zege op de Spartanen en hunne bondgenooten; maar dewyl hy niet kon slagen in het vermeesteren van de stad, zo vernieuwde de nyd, altyd begerig om hem te schaden, zyne vervolgingen. Het volk, welk gelooft, dat men de steden zo gemakkelyk inneemt, als men 'er het ontwerp van smeedt, scheen verwonderd te zyn, dat hy nog geen meester {==111==} {>>pagina-aanduiding<<} was van Chios en Jonie, welker overwining zyne verbeelding hem gemakkelyk maakte. Het morde over de traagheid der vorderingen, wanneer het zig met de overwinninge geluk moest wenschen. De Atheners in plaatse van hunnen Veldheer te lasteren, moesten de werkeloosheid van het leger alleen hier aan toegeschreven hebben, dat hunne schatkisten uitgeput waren. Het ontbrak den Veldheer aan behoeften, om het te kunnen doen bestaan, en aan geld, om dezelven te kopen; in plaatse dat de vyanden in het goud van Persie een overvloedig hulpmiddel vonden, om hunne noden te vervullen. Het was om dit gebrek te vervullen, dat Alcibiades dikwyls genoodzaakt was, zyn leger te verlaten, om geld en mondbehoeften te gaan zoeken. Eene van deze afwezigheden werdt voor hem dodelyk. Hy hadt het bevel over de vloot aan Antiochus gelaten, die alle de bekwaamheden hadt, maar die 'er geen behorelyk gebruik van wist te maken. Zyne stoutmoedigheid deedt hem noch het gevaar vrezen, noch voorzien, en, meer soldaat dan bevelhebber, wist hy beter te vegten dan de bewegingen van een leger te besturen. Wanneer Alcibiades hem het bevelhebberschap ter hand stelde, gaf hy hem uitdrukkelyken last, om gedurende zyne afwezigheid het gevegt te vermyden. Maar Antiochus, te verwaand, dan dat hy gehoorzaam zou zyn, werdt daardoor maar te driftiger, om zig in een gevegt intelaten. Te moedig, om voorzorg te gebruiken, te vermetel, om de ongelykheid zyner kragten te wantrouwen, naderde hy met eenige weinige schepen, om de Spartanen te braveren. Lysander, te behendig dan {==112==} {>>pagina-aanduiding<<} dat hy niet zou schynen hem te vrezen, vondt middel om hem midden in zyne vloot intesluiten. De nederlaag der Atheners was volkomen. Antiochus betaalde zyne vermetelheid met den dood, en de Spartanen rigtten een zegeteken op ter eere van deze overwinninge. Op het gerugt van dit onheil keerde Alcibiades naar Samos terug, waar hy, meer verbitterd, dan neerslagtig, alle Krygslisten te werk stelde, om Lysander tot eenen beslissenden slag te brengen; maar de Spartaansche Veldheer wilde zynen roem nooit in de waagschaal stellen tegens eenen bevelhebber, die veel verhevener was dan dien hy overwonnen hadt. Middelerwyl, ylde Thrasybulus, onverzoenlyke vyand van Alcibiades, naar Athene, waar hy hem beschuldigde oorzaak van de laatste nederlage te zyn, verzekerende, dat hy zig alleen van de vloot hadt begeven, om zig aan de ligtmissery overtegeven, en om gene getuigen noch berispers te hebben, van zyne schandelyke wellusten; hy schilderde hem af als eenen onmedogenden knevelaar, die de wingewesten slegts doorkruiste, om zig hunne roofgoederen eigen te maken. Het gene den meesten indruk maakte, was, dat hy eene plaats naby Byzantium versterkt hadt, als of hy 'er zig eene schuilplaats wilde oprigten; dit was eene beweegreden, om te geloven, dat hy zig niet waardig oordeelde in zyn Vaderland te leven, of dat hy 'er gene genegenheid toe hadt. De ongestadigheid en de jaloezy waren het onderscheidend kenmerk der Atheners. Het minste vermoeden misleidde hunne ligtgelovigheid. Zy gingen schielyk van de verwonderinge over tot de veragting. Alcibia- {==113==} {>>pagina-aanduiding<<} des, welken zy als den eenigen bevelhebber hadden aangemerkt, die hen kon verdedigen, kwam hun verder niet anders voor dan een gevaarlyk burger. Hy werdt van het bevelhebberschap afgezet, en het volk, buitensporig in zynen haat, braakte duizend vervloekingen tegens hem uit. Wanneer Thucydides van de buitensporigheden spreekt, waaraan de Atheners zig tegens dezen held overgaven, schryft hy dezelven aan het wantrouwen toe, welk hun zyne Staatzugt, en de verhevenheid zyner verdiensten, inboezemde. Zy waren bedugt voor het misbruik zyner bekwaamheden, en de groote verdiensten, welken hy gedaan hadt, waren een bewys, dat hy alles tegens hen, zo wel als tegens hunne vyanden, kon ondernemen. Dees grote man, zo bewonderd van zyne medeburgers, hadt nooit hunne agting. Zyne ongebonden zeden verminderden de waardy van zyne bekwaamheden, en 'er is niet meer dan eene zwakheid nodig, om veel deugd te bezwalken: zyne ligtmisseryen hadden hem dermate onteerd, dat, wanneer hy afgezet werdt, zig niet eene stem verhief, om zyne verdediging op tevatten. De Atheners, verblind in hunnen haat, waren niet verligter in de keuze, welke zy van hunne veldheeren deden. Menander, Tideus en Adimantus, die tot het bevelhebberschap werden verheven, hadden gene bekwaamheden noch ondervinding. Vermetel en verwaand gingen ze dagelyks Lysander tot het gevegt uittarten. Van deze kinderagtige vertoninge van stoutmoedigheid terug komende, bragten zy het overige van den dag zonder orde of tugt door, veragtende eenen vyand, {==114==} {>>pagina-aanduiding<<} die hun vertrouwen verdubbelde, door zig te houden, als of hy hen vreesde. Alcibiades, die zyn Vaderland door de onvoorzigtigheid van deszelfs Veldheeren in gevaar zag, herinnerde zig nog dat hy burger was. Hy was in de nabyheid, waar hy, ontheven van de beslommeringe van staatszaken, zynen tyd tusschen de Studien en wellusten deelde; hy begaf zig naar de Veldheeren, welken hy verwaardigde zynen raad mede te deelen; maar het is een blyk van de al te grote zwakheid, dat men 'er de noodwendigheid niet van bemerkt. Hy schilderde hun Lysander af als eenen bekwaamen Veldheer, die ondervinding hadt, altyd oplettend, om gebruik te maken van de voordeelen, die men hem aanboodt, en die zig te Lampsacus zo stil niet hield, dan om hunne bewegingen des te beter te kunnen waarnemen. Hy vertoonde hun het gevaar van hunne ligginge, en hoe onvoorzigtig het was, hunne manschap aan land te laten stappen, om verstrooid ten platten lande te leven. Het verwaande betrouwen is veelal het lot van menschen, die met gezag bekleed zyn. Door hunnen rang boven anderen verheven beschouwen zy zigzelven als verhevener verstanden. De veldheeren, trots op hunnen nieuwen titel, hoorden zulke wyze raadgevingen met veragtinge. Zy behandelden hem met eene hoonende hoogmoedigheid; en Tideus, voornamelyk, belastte hem met bedreiginge, om ten eersten de wyk te neemen. De raadgevingen van Alcibiades werden door de uitkomst geregtvaardigd. Lysander, onderrigt van de ongeregeldheid der Atheners, kwam hen onverwagt overvallen. Hy behaalde eene volkomen zege, en van hunne gehele vloot ontkwamen slegts agt schepen, die met {==115==} {>>pagina-aanduiding<<} den eersten aanval de vlugt namen zonder zig in 't gevegt te durven wagen. Lysander, gelukkig om te overwinnen, en bekwaam, om zig de zege ten nutte te maken, kwam zig voor Athene vertonen. Deze stad van haare verdedigers beroofd, ondertekende alle de voorwaarden, welke de overwinnaar goed vondt haar voor te schryven. Lysander, meester van het hoogmoedig Athene, verbrandde alle deszelfs schepen, leide eene sterke bezetting in het Kasteel, en liet alle de vestingwerken slegten. De wetten werden afgeschaft, de regeringsvorm werdt veranderd, en dit volk, zo jaloers wegens zyne onafhankelykheid, werdt gedwongen, zyn hoogmoedig hoofd te buigen onder het juk van dertig stedehouders, die in de historie bekend staan onder den naam van dertig Tyrannen. Hunne heerschappy werdt gevestigd door eene grote bloedvergieting. Allen, die hun door hunne verdiensten agterdogt veroorzaakten, werden aan hunne staatzugt opgeofferd. De rykdommen werden ten hoogsten schadelyk voor hunne bezitters. Ieder vermogend mensch werdt als schuldig van de Tyrannen behandeld, die zig zyne geroofde goederen toeeigenden. Eindelyk, het getal der slagtofferen was zo groot, dat Xenophon verzekert, dat geduurende de drie maanden, dat deze Tyranny duurde, het zwaard der beulen een derde meer Atheners deedt sneuvelen, dan de dood gedurende tien jaren oorlogs weggerukt hadt. De overmaat van het kwaad voorspelt 'er dikwerf het einde van. Thrasybulus (a) met verontwaardiginge {==116==} {>>pagina-aanduiding<<} vervuld, om dat hy zyn Vaderland aan de verslinding dezer wrede wangedrogten moest overgegeven zien, verzamelde zeventig burgers, die gelyk hy naar Argos hunne toevlugt hadden genomen. Het was met dezen zwakken bystand, dat hy het ontwerp, om zyn Vaderland te bevryden, dorst smeden en ter uitvoer brengen. Deze edelmoedige burgers, vol van vertrouwen op hun hoofd, en ongevoelig voor de vreze, hoorden de zugten van het verdrukte Vaderland, en rigtten hunne schreden naar hetzelve. De goede uitslag toonde, dat de wanhoop dikwyls volvoert, het gene de voorzigtigheid niet durft denken. Zy maakten zig eerst meester van Phyle, eene sterkte naby Athene gelegen. Het was daar, dat zy den grond leiden tot eene nieuwe heerschappy. Vele vlugtelingen kwamen zig by hen voegen. Thrasybulus, door hunnen bystand versterkt, maakte zig meester van Piraeum. De veragting, welke men in den beginne voor hunne zwakheid betoonde, maakte hunne vorderingen gemakkelyk. De Tyrannen, uit hunnen slaap ontwaakt, poogden hun hunne verwinning te ontnemen; maar dewyl ze kwalyk geholpen werden van een volk, welk zy verdrukten, zo werden ze overal te rug gedreven. Twee hunner, Critias en Hippomachus, sneuvelden by deze onderneming. De Atheners veragtten hunne Tyrannen, zo haast zy hun niet meer ontzaglyk scheenen, en daar ze hen konden straffen, bepaalden zy hunne wraak, om hen uit de stad te jagen, en door eene tegenstrydigheid aan dit volk eigen, weigerden zy Thrasybu- {==117==} {>>pagina-aanduiding<<} lus en zyne vrienden binnen hunne muuren te ontfangen. Het was dus, dat terwyl zy de gramschap hunner vyanden verbitterden, zy zig van hunne verdedigers beroofden. De Tyrannen smeekten na hunne verdryving Lysander om hulp, wiens staatzugt 'er belang by hadt, om zyn werk in wezen te doen blyven. Hy ging ten spoedigsten onder zeil, zyne talryke vloot sloot Piraeum in, waar Thrasybulus zig met zyne makkers begeven hadt. Hun moed vergoedde hunne zwakheid. Minder onthutst over het getal hunner vyanden dan bevreest voor de schande, dat zy de vryheid van hun Vaderland mogten overleveren, tartten zy den dood en de gevaren. Gedrukt door den honger van binnen, en kwalyk geholpen van buiten, hielden zy het alleen door hunne wanhoop staande. De Spartaansche vloot hield de haven geblokkeerd; het leger te lande, onder bevel van Pausanias, sloot den toegang voor allen toevoer. Deze Koning, nydig op den roem van Lysander, wilde liever den vrede aan Griekenland geven, dan het verwinnen, en afstaande van de eer van te overwinnen, trok hy twee Ephoren, die by hem waren, op zyne zyde; hy zegepraalde over den tegenstand van Lysander, die, te staatzugtig om vrienden te zoeken, den oorlog niet voerde dan om slagtoffers of slaven te hebben. De vrede werdt gesloten, en de Tyrannen van hunne beschermers verlaten, namen hunne toevlugt tot buitenlandsche troepen, om Athene te dwingen, om hen wederom aantenemen. Thrasybulus, van hun oogmerk onderrigt, trok hen tegen; maar het lot der Wapenen wantrouwende be- {==118==} {>>pagina-aanduiding<<} diende hy zig van onderhandelinge; en wanneer hy hen tot een mondgesprek overgehaald hadt, wreekte hy door hunnen dood zyn Vaderland, dat te lang een tyd verdrukt was geweest. De staatkunde schynt te pleiten voor den meineed en moord, wanneer zy het algemene welvaren ten doel hebben. De stem der menschelykheid verbant hare bloedige grondstellingen. Het volk, welk dezelven aanneemt, kan 'er een kortstondig voordeel uit trekken; maar het vernederd zig in de oogen zyner naburen, welker vertrouwen het verliest. Na de strafoeffening der Tyrannen liet Thrasybulus eene algemene vergiffenis afkondigen. Naauwgezet op het bloed zyner burgeren, was hy bedugt, dat hy te veel zou moeten straffen: dus leide hy eenen dekmantel over alle misdaden. Hy vergat de verongelykingen, welken hy zelf hadt geleden, en zo haast Athene vry was, dagt hy gene vyanden meer te hebben. De vryheid werdt hersteld, en de gematigdheid verzekerde derzelver grondslagen beter, dan de onverzoenbare gestrengheid eener moordzieke staatkunde, die zig zelve misdadig maakt, onder voorwendsel van de misdaden te beletten. Het einde van den Poloponnezischen oorlog was tevens het einde der grootheid van Athene. Hunne vervallen magt was niet verder ontsachelyk dan door den bystand der Persen. En dees geleende luister vermomde hunne zwakheid. Al wie ondersteund moet worden om te gaan, is aan het verzwakken. De verslapping hadt de wakkerheid van inborst ontzenuwd; hunne geschiedenis levert ons gene verheven trekken meer op van heldhaftigheid en van deugden. Alles {==119==} {>>pagina-aanduiding<<} kondigt de oorzaaken en de trappen van hun verval aan. Conon, die met agt schepen uit den slag ontkomen was, waar in de Atheners geheel verslagen werden, hadt eene schuilplaats gezogt by den Koning van Persie; hy gaf den monarch ophelderingen omtrent zyne ware belangen, die veeleer de vernedering van Sparta vereischten dan deszelfs oppermagtigheid over geheel Griekenland. Hy verkreeg eene magtige uitrusting ter zee van denzelven. Vele Grieksche Republieken, verleid door het goud, welk de Persische Veldheeren uitstrooiden, maakten een magtig bondgenootschap tegens Sparta. Conon tartte de vloot der Spartanen, die onder bevel van Pisander stondt. De Persen, verkwistend met hunne schatten, verschaften hem middel, om de muren van Athene, door Lysander geslegt, weder op te halen; en deze stad, uit hare puinhopen verrezen, hernam eenen nieuwen luister. De Spartanen, ontrust over den voorspoed hunner mededingeren, vleiden zig met de hoop, dat ze gelukkiger zouden zyn in het onderhandelen, dan in 't vegten. De voordeelige voorwaarden, welken zy den Persen voorsloegen, trokken hen op hunne zyde. De staatkunde van den Asiatischen Monarch was, de kragten van Griekenland te gebruiken, om het te gronde te brengen. Zo haast eene mogendheid hem te ontsachelyk scheen, trok hy de hand te rug, welke dezelve hadt verheven, om dezelve der verdrukte mogendheid toetereiken, en de Grieken werkten, overeenkomstig met zyne staatzugt, mede, om hunnen val te verhaasten. Na dat de Spartanen eenen bondgenoot van hunnen vyand gemaakt hadden, kregen zy wederom de {==120==} {>>pagina-aanduiding<<} overhand. Conon werdt door de kuiperyen van Antalcidas, hunnen Admiraal, gevangen gezet. Justinus verzekert, dat hy te Susa door de Persen ter dood werdt gebragt, die de regten der gastvryheid zonder schaamte schonden. Xenophon meldt niets van zyn einde, maar van het eerste ogenblik zyner gevangenneminge af aan maakt de geschiedenis geen verder gewag van hem. Hy werdt beschuldigd, de sommen verkwist te hebben, die tot herstelling van Athene toegestaan waren, en een heimelyken vyand der Persen te zyn. De laster vindt zeer ligt geloof, wanneer de beschuldigde ten regter heeft eenen vyand, die met gezag bekleed is. Ter zelfder tyd zonden de Atheners Thrasybulus, hunnen verlosser, met eene vloot tegens de Spartanen. Zyn gelukkig begin kondigde den luisterryksten voorspoed aan, wanneer hy sneuvelde by eene ongelukkige onderneming, welke hy tegens het eiland Rhodus deedt. De roem van Athene nam met hem een einde. Chabrias, Iphicrates, en Timotheus, de zoon van Conon, zyn de eenigen, welken eenige vertoning maken in de geschiedenis tot op den tyd van Demosthenes en Phocion. De heldhaftige neigingen der Atheners verzwakten naar evenredigheid van den voortgang der weelde en van de verbasteringe der zeden. Vernuftig in het navorschen van gerieflykheden, en in de verfyninge der wellusten, ondervonden zy niet meer die edelmoedige aandoeningen, welken de nationale roem en de liefde voor het Vaderland inboezemt. De verheffing en de ondergang der Ryken hebben hunnen oorsprong in de zeden van het gemeen. De inschikkelykheid {==121==} {>>pagina-aanduiding<<} der wetten omtrent de ondeugden en zwakheden, maakt den voortgang daar van gemakkelyker. Kwaalen en verzweringen leveren niets onaangenaams op, wanneer elk de zyne heeft. Maar wanneer de algemene berisping den overtreder straft, wordt de besmetting gestuit, en het lighaam herkrygt zyne sterkte en zynen goeden welstand. Eene korte uitweiding over dit onderwerp zal misschien noch onnut, noch kwalyk geplaatst zyn. Van alle de hartstogten is de eergierigheid de nuttigste, wanneer haar voorwerp edel en wettig is; maar zy is de schadelykste, wanneer zy buitensporig in hare wenschen, en misdadig in hare middelen, alles durft verbreken, om alles tot zig te trekken. Hare zegepralende aansporing verheft de ziel tot het grote, of stort haar in de misdaad. Men heeft van haar gebruik alles te hopen, en van haar misbruik alles te vrezen. De begeerte naar algemene toejuichingen wordt met den mensch geboren, en sterft niet dan met hem. De moejelykste paden worden wel haast vereffend, wanneer ze tot de onsterfelykheid opleiden. De begeerte om ten allen tyde te leven, en zyn bastaan in alle landen te vermenigvuldigen, is een aangenaam genot, welks valsche vertoning strelender is dan de wezenlykheid, die zig nooit zo ver uitstrekt als de hoop en de verbeelding. Wanneer deze liefde tot de algemene verwondering eene dappere en edelmoedige ziel treft, dan staan alle de andere driften haar ten dienst. De eergierige bedient zig niet van dezelven dan als van ondergeschikte werktuigen, welken hy in beweeging brengt om tot zyn doelwit te geraken. De levendige {==122==} {>>pagina-aanduiding<<} naarstigheid om zynen naam uittestrekken, en zigzelven te overleven, is niet loffelyk of laakbaar, dan door de eerlykheid of laagheid der middelen. Herostratus verbrandde den tempel van Ephezus, om roem te erlangen. Dezelfde beweegreden gaf den Macedoonschen Held de fakkel in de hand, welke Asie in brand zette. Het schynt, dat hy, die lof zoekt te behalen, niet dan loffelyke dingen doen moet. Deze bespiegelende waarheid wordt door de ondervinding tegengesproken. De eergierige rigt zynen wandel volgens den Nationalen smaak in, die hem alleen den weg aanwyst, welken hy moet nemen, om de agting van het gemeen te verkrygen. Eugenius en Villars, in het hedendaagsche Rome geboren zynde, zouden gene andere eerzugt gehad hebben, dan om in de Staatkunde uittemunten, ten einde om ten eenigen tyde met het purper bekleed te worden, en hoewel geboren met de grootmoedigheid en de heldhafte neigingen der oude Romeinen, zouden ze egter alleen naar vreedzame bedieningen gehaakt hebben. Shakespear en Corneille, geboren zynde in de woestynen van Tartarye, zouden alleen getragt hebben door hunne bekwaamheid uittemunten, om een paard te beryden; het is derhalve de Nationale smaak, die de wenschen der eergierigheid bestuurt. Zyt gy begerig, om het karakter eenes Volks te kennen? Onderzoekt den levensloop der genen, die by hetzelve in hoogagtinge staan. De geheiligdste pligt der geschiedenis is, om ons de middelen te ontdekken, welken vermaarde menschen gebruikt hebben, om tot hun doelwit te komen. Deze middelen ontdekken den Nationalen smaak, die van geslagt tot geslagt stand {==123==} {>>pagina-aanduiding<<} houdt, tot dat eenige uitwendige oorzaak eene omwenteling in de regeringe en zeden te wege brengt. Maar indien de dryfveeren, welken grote mannen in beweging brengen om zig te verheffen, ons den aart van een Volk doen kennen, zo is de geschiedenis nooit van meer gewigt, dan wanneer ze ons toont, hoe veel invloed de ondeugden of de deugden van een boven anderen uitmuntend man op de zeden van het gemeen hebbe. Zyn besmettelyk voorbeeld drukt op de ongebondenheid en ongeregeldheid het zegel van grootheid en voortreffelykheid. De handelingen des genen, die regeert, worden de Wet van den genen, die gehoorzaamt. Een gemeen mensch kan de deugd niet in veragting brengen, noch der ondeugd luister byzetten. Alles is in hem even duister als zyn lot, maar hy wenscht dengenen gelyk te worden, op wiens weldaden hy hoopt. Hy agt zig zelven groot, wanneer hy de navolger wordt van de ondeugden des genen, welken het Vaderland uit hoofde zyner bekwaamheden eerbiedigt. De Engelsman, onder Cromwel norsch en ruw, lag onder Karel den tweden in den schoot der wellusten te slapen. Hunne zeden vormden de zeden van het gemeen; de een hadt alle bekwaamheden, welken ontsag inboezemen, de ander hadt alle de beminnelyke hoedanigheden welken de begeerte verwekten, om hem gelyk te worden. Gene omwenteling valt in eenen Staat voor, ten zy de zeden des Volks den weg daartoe gebaand hebben. En daar het schynt, dat de zelfde oorzaaken altyd dezelfde uitwerkselen moeten voorbrengen, zo moet het Engelsche Volk voor zynen nakenden val bevreesd zyn, dewyl zyne regering met dezelfde ondeugden besmet is, welken den ondergang der vrye Staten van Griekenland voorafgingen. {==124==} {>>pagina-aanduiding<<} Laten we de wyze onderzoeken, op welke dit vermaarde Volk zy opgeklommen. Wanneer de Grieksche Republieken uit hare wieg kwamen, maakte hare opwassende vryheid haar oplettend, om naar middelen te zoeken, om dezelve te bevestigen. Nieuwe bezitters van een goed hebben eene genegenheid voor het zelve, welke door de hebbelykheid van het te genieten verminderd wordt. Men ziet deze volkeren, altyd bezorgd, en altyd gereed om zig wegens hunne onafhankelykheid te ontrusten, de wapenen tegens den vreemdeling of tegens den Staatszugtigen burger opnemen. De noodzakelykheid om zig te verdedigen maakt hunne dapperheid natuurlyk, en de liefde voor het Vaderland wordt eene hartstogt, die tot de zinneloosheid van dweperye wordt gedreven. Hunne bezigheden waren altyd zowel als hunne neigingen op den oorlog gerigt. Daar ze by hunne algemeene verdediging belang hadden, zo werden zy in het edelaartig beginzel opgebragt, van alles voor het Vaderland te moeten ondernemen. De rykdommen gaven geen aanzien noch gezag; men stortte dezelven met eene heldhaftige belangeloosheid in 's lands schatkist. De weelde kende men niet. De onteerende wellust vertoonde hare gevaarlyke aantrekkelykheden niet. De matigheid onderhield de sterkte des lighaams. De werkeloosheid en nutteloosheid waren geen voorregt van de geboorte. Een aangezigt, door de hitte der zonne verbrand, handen, door den arbeid gehard, waren een bewys, dat men waarlyk burger was. Dit onvermoejelyke Volk scheen niet aan zyn bestaan gehegt te zyn, dan om zyn Vaderland te dienen, en altyd bereid, om zig voor hetzelve in gevaren te stor- {==125==} {>>pagina-aanduiding<<} ten en te sterven, werdt het van die patriotsche verrukking aangedaan, welke van elken burger eenen held maakte. Dees edele naaryver gaf geboorte aan de Olympische en Isthmische spelen, en aan inrigtingen, die geschikt waren, om den moed te verheffen, en de begeerte tot roem te ontsteken. Het was daar, dat Griekenland by elkander verzameld, den overwinnaren vleiender pryzen uitdeelde dan ordensbanden van het gulden vlies of kousseband, waarmede de hedendaagsche regeringen veeleer den genen vereeren, die eene lange reeks voorzaten heeft, dan den genen, die de meeste nutte daden gedaan heeft. Deze titels, deze sieraden van agtinge, hebben ongetwyfeld ten doel, niet om te belonen het gene men niet gedaan heeft, maar om aanteduiden, wat men doen moet. In deze luisterryke vergaderingen van Griekenland werdt de zegepralende verdienste met de goedkeuringe van het Vaderland vereerd. Het waren gene kronen van goud noch edelgesteenten, welken men den overwinnaar aanboodt. Een tak van een olyfboom of van een eikenboom kittelde zyne eergierigheid meer dan die beloningen van geld, welken de pragt van den genen ontdekken, die dezelven geeft, en de laagheid van den genen, die ze ontfangt: de algemene toejuiching was de hoogste trap van geluk voor deze menschen, die zig van de verslaafdheid aan de zinnen los gemaakt hadden. Het was in deze beroemde spelen, dat de zoetluidende en verheven digtkunst het zegel der onsterffelykheid op edelmoedige daden drukte. De muzyk, door 'er hare bekoorlykheden aan te lenen, nodigde al de we- {==126==} {>>pagina-aanduiding<<} reld uit, om dezelven op te zingen. De ryke en vrugtbare welsprekendheid verhief 'er den luister van. Deze kunst, dikwerf door den onbeschaamden vleier ontheiligd, was den weldoeneren des Vaderlands toegewyd. Het penseel, dat het doek bezielde, gaf hun een nieuw leven, welks duurzaamheid het marmer en de erts verzekerden. Het is dus, dat de stigters dezer beroemde spelen, door de deugd en de liefde voor het Vaderland te eeren, wel geslaagd zyn in het vormen van burgers. De zugt om door gantsch Griekenland gekroond te worden, boezemde der jeugd de begeerte in, om op het voetspoor der helden te wandelen. Het was in deze verzamelingen, dat men die onsterffelyke gedigten, die verhevene lierzangen, die welsprekende lofredenen zag te voorschyn komen, welker opstellers de onsterffelykheid gedeeld hebben met de helden, die zy roemden. Dusdanig was de oorsprong van die ryke voortbrengsels van vernuft, van die meesterstukken van kunsten en wetenschappen, welken den Grieken den voorrang gaven boven het overige menschdom, dat lomp en onbeschaafd was. Dewyl de bekwaamheden dus wel ontfangen werden, zo verwekte dit eenen algemenen naaryver. Het goede zelfs heeft zyne palen, en het gebruik der beste dingen kan tot misbruik ontaarden. De dolle drift om in bekwaamheden uittemunten, stelde dezelven in plaatse van de deugden, die 'er oorzaak van geweest waren. De Digtkunde, de Welsprekendheid, en de Muzyk, hadden haren prys in deze openbare spelen. Elke kunst zette eenen weg open tot de onsterffelykheid, en daar het even roemryk was, de helden te roemen, als hen natevolgen, zo verkoos men liever wegen, die met bloemen bestrooid waren, dan moejelyke paden. {==127==} {>>pagina-aanduiding<<} De Koningen, digters geworden, gaven zig over aan de vermaken van versen te maken, om zig wegens de moejelykheden hunner grootheid te vertroosten. De gunstelingen en staatsdienaars, bekwaam om zig de neigingen hunner meesters te onderwerpen, misbruikten hun vermogen en hunne rykdommen, om de regters der openbare spelen omtekopen. De laurier, die het hoofd van Homerus en Pindarus gekroond hadt, verwelkte op het hoofd van die eergierigen, die, geboren om de lotgevallen der Staten te besturen, slegts gemeene redenaars en slegte digters waren. Deze besmetting werdt gemeen aan alle de Staten van Griekenland naar den verschillenden aart van elk Volk. Sparta alleen, dat zyne eerzugt hierin deedt bestaan, om vry en dapper te zyn, gaf aan den wezenlyken roem om helden voortrekweken, den voorrang boven deze ydele glorie. Maar de driftige verbeelding der Atheners deedt hen op den weg des roems verbysteren. En allen Digters, Redenaars en Filosofen geworden, hadden zy meer drift om uitteschitteren, dan om zig nuttig te maken. Het was dus, dat, terwyl een nieuw voorwerp van toejuichinge eenen nieuwen smaak invoerde, het tegelyk in de zeden der Atheners die ongelukkige verandering te wege bragt, welke eene van de oorzaken was, die tot den ondergang van hunne Republiek samenliepen. Naar mate hunne zeden beschaafder werden, werden zy ook meer bedorven. Terwyl men het uitwendige opsierde, verwaarloosde men het inwendige. De welvoegelykheid bedekte wel het aanstotelyke, maar liet de ondeugd met vrede, en bekleedde haar met de lieverei der deugd. De liefde voor het Vaderland hield op het voorwerp van de algemene verwonderinge te zyn. De smaak in de Toneel- {==128==} {>>pagina-aanduiding<<} poëzy werdt de nationale smaak. De begeerte, om daarin uitttemunten, was zo levendig, en speelde zo den meester, dat AEschylus van hartzeer stierf, omdat in een openbaar geding de prys aan zynen mededinger Sophocles toegekeurd werdt. En hoewel Athene zynen roem even ver uitgestrekt heeft door de bekwaamheid zyner Digteren en Redenaren, als zyner Veldheeren, wy kunnen egter niet ontveinzen, dat de tomeloze drift voor de vertoningen van den schouwburg de grondslagen der Republiek aan 't wankelen bragt. Justinus berigt ons, dat de moed der Atheners terstond na den dood van Epaminondas begon te verbasteren. Dees grote man was een levendige prikkel, die hen uit hunnen slaap deedt ontwaken; eene mogendheid zonder mededinger bevindt zig wel dra zonder naaryver. Zo haast zy niets meer te vrezen hadden, gingen zy in eene lome zorgeloosheid slapen, en zy ontwaakten niet, dan om zig aan verwyfde wellusten overtegeven. De inkomsten des lands, geschikt tot onderhoud van legers en vloten, werden gebruikt, om feesten en schouwspelen aanteregten. De bezolding van den soldaat en matroos, eene matige beloning voor zo veel arbeid en moejelykheden, diende tot voedzel voor de weelde en werkeloosheid. De menigte was in den schouwburg, en het leger was van manschap ontbloot. De verleidelyke hoogmoed der stad hadt eenen afkeer van de gestrengheid der krygstugt. De uitmuntende Acteur werdt meer toegejuicht dan de bekwaamste Veldheer; de moed verwekte geene agting meer, en de overwinnaar keerde naar zyn Vaderland terug, dat zig aan zynen voorspoed weinig liet gelegen leggen. De kunst om versen te maken, en de bekwaamheid om de- {==129==} {>>pagina-aanduiding<<} zelven optezeggen, matigden zig den algemenen eerbeid aan. De hachelyke verwoestingen van deze verbasteringe der zeden maakten de staatzugt van Philippus gaande. Hy maakte het ontwerp, om Griekenland te onder te brengen, doordien hy deszelfs yverigste verdedigers door verwyfdheid zorgeloos gemaakt zag. Macedonie, tot nog toe veragtelyk, verscheen met luister, en zyne zegepralende wapenen leiden het juk der dienstbaarheid aan een volk op, welk wegens zyne onafhankelykheid het meest bezorgd was. De zeden van Athene, dat verwyfd was, hadden den weg gebaand tot den voorspoed van Philippus, die een ontwerp ter uitvoer bragt, welk honderd jaren te voren niemand zig hadt durven voorstellen. Dit voorbeeld is een nieuw bewys, dat het armste volk altyd zeker is van wel te slagen, wanneer het eene vermogende natie wil verwinnen. Het zyn niet de rykdommen, maar derzelver misbruik, en de agting, die men 'er aam geeft, welken 'er eene pest voor het land van maken. Wanneer Plutarchus eene vergelyking maakt tusschen de bekwaamheden der Atheners tot den oorlog, en hunnen smaak voor de kunsten, die in den vrede bloejen, berispt hy wakker hunne verkwistingen, om hunne hoogmoedige neigingen genoegen te geven. Hy verzekert, dat het geld, uitgeschoten tot vertoning van de Treurspelen van Sophocles en Euripides, de sommen te boven ging, die in den oorlog tegens de Persen voor de gemene verdediging van Griekenland gebruikt waren. Dees wysgerige Historieschryver en oordeelkundige berisper verhaalt de aanmerking van eenen gestrengen Spartaan, die op zekeren dag deze openbare uitspanningen bywoonde. Opgevoed in eene stad, waar de deugd alleen toe- {==130==} {>>pagina-aanduiding<<} juichingen verwierf, kon hy niet zonder ongenoegen de aanstotelyke naarstigheid der overheden zien, die over deze toneelvertoningen het bestuur hadden, en de ongemeen grote sommen, die voor de werktuigen en versieringen van een nieuw stuk verkwist werden. ‘Atheners, zeide hy, gy zyt zeer strafwaardig, door zulk eene ernstige aandagt aan deze beuzelingen te verlenen, en dus eenen tyd te zoek te brengen, welken gy aan de zaken des lands behoorden te besteden. Kunt gy zonder knaginge van geweten het geld, met zo veel onmenschlykheid den behoeftigen landman afgeperst, aanwenden, om schouwspelen aan te regten? Indien gy hem de vrugt van zynen arbeid ontrooft, laat ten minsten zyne geroofde goederen dienen om te verdedigen, het gene hem nog overig is. Brengt legers op de been, rust vloten uit, die sterk genoeg zyn, om uwe vyanden den lust te benemen, van uwe grenzen ie bespringen. De vermaken moeten niet anders dan uitspanningen zyn; doch zo ze noodzakelyk zyn, dan moet men 'er het gebruik van matigen; al wie 'er aan verslaafd is, wordt 'er meer van vermoeid, dan de arbeidzame mensch, die zig in verscheidenheid van zyn werk verkwikt’. Dees onbeschaafde en gestrenge Spartaan was een Wysgeer, door de natuur en de reden onderwezen: indien hy eens voor een ogenblik zyn graf kon verlaten, om de tegenwoordige zeden der Engelschen gade te slaan, hy zou ongetwyffeld zeer verzet staan, wanneer hy in hun de Atheners zag herleven. Maar dit zou zyn, de Atheners te beschouwen in den tyd, die hunne volkomen onderwerpinge aan de Macedoniers voorafging. Zou hy niet den dag aan den nagt geknoopt vinden door {==131==} {>>pagina-aanduiding<<} eene aaneenschakeling van vermaken, overeenkomstig met den smaak van de klasse van elken burger? Hy zou den ambagtsman zyn dagwerk zien beginnen door daden van onmatigheid, die de kragt van zyn lighaam verzwakken en zyne naarstigheid uitdoven. Wat zou hy zeggen van die verwyfde gezelschappen, waar de menschen, hun bestaan moede, in 't midden der wellusten vadzig worden of 'er van beginnen te walgen. Van die maskeraden, van die nagt-vergaderingen, welke men Orgiën zou kunnen noemen, waar het geluid der speeltuigen mymering en zelfs vergetelheid veroorzaakt, en waar de ziel, verhit, eenen vryen loop geest aan de verleiding en beestagtige begeerten? Indien hy de Atheners berispt wegens den yver, welken zy hadden voor de vertoningen van die kuische en aandoenlyke treurspelen van Sophocles en Euripides, wat zou hy gedagt hebben van die wonderlyke Shakesperomanie (a), waarmede de Engelschen van allerlei rang en jaren behipt zyn geworden? Indien hy deze menigte gevraagd hadt, welke by troppen naar de vertoningen van Juliette en van Romeo loopt, indien hy, zeg ik, naar de oorzaak van dezen levendigen en bestendigen yver gevraagd hadt, het grootste gedeelte zou genoodzaakt zyn geweest te antwoorden, dat het niet zo zeer was door het bezef van fraaiheden, waarvan dees nadrukkelyke en hoogdravende digter vol is, als wel om dat het de mode was. {==132==} {>>pagina-aanduiding<<} Indien hy verder hetzelfde Volk in menigte hadt zien lopen, om de lage snakeryen van eenen bootsemaker te hooren, of om de onbetamelyke en zonderlinge houdingen van eenen gebaarmaker te zien, zou hy geen reden hebben om zig overtuigd te houden, dat de menschen zig altyd door den stroom laten wegslepen, en dat de ziel hare indrukzelen van voorbeelden ontfangt? Plutarchus was te verligt en te keurig van smaak, dan dat hy de verwondering der Atheners voor Sophocles en Euripides zou laken; hy verweet hun alleen de buitensporigheid hunner liefde voor het toneel, eene drift, waaraan zy de deugden opofferden, welken den weg tot hunne grootheid en hunnen roem gebaand hadden. Want zo haast de eenige verdienste bestond, in een goed toneelspeeler te zyn, hielden de burgers zig meer op met den goeden uitslag van een nieuw stuk dan met de lotgevallen van den staat. Elk genootschap hadt eene vierschaar opgerigt, waar de bekwaamheden van den Acteur, op hunnen prys gesteld, en waar de opstellers met toegeeflykheid of gestrengheid beoordeeld werden. Het is dus, dat by de Engelschen de burgers, ongevoelig geworden omtrent den voorspoed of de onheilen des lands, zig liever bezig houden met het goed of kwaad geluk eener Actrice, welke te gelyk het voorwerp van hunne genegenheid en kleinagting is, dan te waken voor den staat, die hunnen bystand nodig heeft. Deze lage onverschilligheid zou, ik zeg niet den Grieken, maar zelfs den vrouwen van Griekenland tot schande verstrekt hebben, zelfs in den tyd van hunne grootste verbasteringe. {==133==} {>>pagina-aanduiding<<} Die buitensporige hoogagting, welke een Engelsman voor de kunsten van louter vermaak heeft, is in hem een wandrogtelyk gevoelen, dewyl de natuur hem de middelen heeft geweigerd, om dezelve te voldoen. Inderdaad hy kan 'er zig niet aan overgeven, zonder verpligt te zyn, om de slegte Acteurs van Italie zeer duur te betalen, die, na op de boorden van den Tiber te zyn uitgejouwd, zig aan de oevers van den Teems komen verryken, en zig doen hoogagten. Het is eene zeer aanstotelyke vertoning, te zien hoe trots deze gehuurde vreemdelingen zig gedragen omtrent de beschermers, die hen betalen, en die in verrukkinge worden opgetrokken op het gezigt van die afgoden, welken zy zig zelven oprigten. Deze vreemde verbastering der Atheensche zeden, met zo veel strengheid van Plutarchus berispt, was in haren oorsprong het werk van Pericles. Cimon werdt door den luister zyner overwinningen als de Bescherm-God van Athene geëerbiedigd. Ryk en pragtig, verdeelde hy zyne goederen met den behoeftigen burger. Het was door deze edelmoedige belangeloosheid, dat hy alle harten aan zig hadt weten te verbinden. Pericles, even milddadig, maar minder van de fortuin begunstigd, kon zo grootdadig niet zyn in zyne geschenken. Nydig op het gezag van zynen mededinger, sloeg hy eenen anderen weg in, om by het volk in agtinge te geraken. Hy liet eene wet maken, waardoor ieder burger regt hadt, om uit de lands schatkist eene vrywillige gift te eischen, ter beloninge van zyne gestadigheid in het bywonen der vergaderingen op de dagen, wanneer 'er regt gedaan werdt. Dus milddadig geworden, {==134==} {>>pagina-aanduiding<<} zonder iets van het zyne te geven, liet hy ook beloningen voor hun bepalen, die zorg droegen voor den schouwburg, openbare spelen, en de offerhanden op hunne menigvuldige feestdagen. Deze laatste vrywillige gift kwam den Staat duur te staan, want geen volk was 'er, welk meer pragt in de godsdienstige plegtigheden vertoonde. Het volk, van den arbeid ontslagen, vergat de middelmatigheid zyner omstandigheden, om door eene pragt uitteschitteren, welke aan hunnen staat evenredig was. De heiligheid der feesten wierdt ontheiligd door onmatigheid of andere buitensporigheden. En nooit werden te Athene meer ongeregeldheden gepleegd dan op die dagen, wanneer het volk, om zig van den last van zyn lediglopen te verkwikken, zig aan zyne wellustige neigingen overgaf. Pericles kogt de gunst van het gemeen ten koste van de schatten van den staat. Deze milddadigheid hadt niets vernederend voor den genen, die 'er het voorwerp van was, dewyl het een bewys was van de dankbaarheid van het gemeen; terwyl de weldaden van Cimon de kieschheid der eigenliefde aanstoot konden geven, dewyl de byzondere persoon, die geeft, zyne verhevenheid toont boven den byzonderen persoon, die ontfangt. Het voorbeeld van Pericles hadt, in de volgende eeuwen vele navolgers. De staatzugtigen misbruikten hun vermogen. De landsschatkist werdt uitgeput ten voordeele van het volk, welk men zogt te misleiden. De Britsche staatsdienaars hebben deze verderflyke stelling aangenomen, om hunne magt en de misbruiken duurzaam te maken. Indien wy den voortgang dezer verbasteringe willen {==135==} {>>pagina-aanduiding<<} volgen, laten we dan de oogen slaan op de schriften van Demosthenes, dien welsprekenden berisper van een volk, welk hy beminde, en welk hy niet kon dienen. De Atheners, eertyds onvermoeide krygslieden, waren nu niet meer dan verwyfde Sybariten. De geldmiddelen, jaarlyks geschikt tot onderhoud der legers te lande en te water, werden tot toneelvertoninge aangelegd. De bevelhebbers, zonder naaryver en zonder moed, begaven zig niet te velde dan om het voorregt te verkrygen, van te roven. De oorlog was niet verder de weg tot roem, het was een laag handwerk, welk voedzel verschafte aan de gierigheid en hebzugt. Athene hadt gene andere Soldaten dan huurlingen, meer geschikt om het te verwoesten dan te verdedigen. De bedieningen, die den meesten winst annbragten, schenen de roemwaardigste te zyn, en de begeerte om zig te verryken hadt alle edelmoedige gevoelens uitgedoofd; 'er was geen deugd overig dan in hun, die eenige gematigdheid in de ondeugd gebruikten. Het volk, welks smaak onophoudelyk weder opgewakkerd werdt door de verscheidenheid der vermaaken en feesten, werdt een vyand van den arbeid, en strafte hen met veragtinge, die 'er zig aan overgaven. De moejelykheden van den oorlog schenen de waardigheid van vrye burgers te verkleinen. Elk werdt even gierig met zyn bloed, als zyne voorzaten 'er verkwistende mede geweest waren. De zeden van het gemeen waren in haren oorsprong besmet. En ter vervulling der onheilen werden de verbrekers der wetten gelast, om 'er de eer van op te houden. De verdediging van den Staat werdt aan gehuurde vreemdelingen toebetrouwd, die, {==136==} {>>pagina-aanduiding<<} daar ze by deszelfs voorspoed geen belang hadden, liever deszelfs buit wilden deelen. Van alle de hoofden waren 'er geene dan Phocion en Demosthenes, die het goud van Macedonie tegenstand boden. Alle de anderen verkogten zig op eene onbetamelyke wyze aan Philippus, Deze veilgeving strekte niemand tot schande by een volk, waar elk zig wilde laten kopen. In 't midden van deze verbasteringe der zeden van 't gemeen verhief Demosthenes zyne stem, om de in slaap gewiegde Atheners te doen ontwaken. Zyne edele en verhevene welsprekendheid daverde met nadruk tegens de ondeugden en de bedervers van het gemeen. De waarheid liet zig door zynen mond horen, en dit was de eerste dienst, welken hy oordeelde aan zyn Vaderland verschuldigd te zyn. Dees burger Redenaar bragt hun de overwinningen hunner voorvaderen te binnen, die over de gehele magt der Persen gezegepraald hadden, dewyl ieder Griek toen een Soldaat of held was. In die oude tyden, zeide hy hun, was de belangeloosheid de eerste deugd: al wie geschenken van eene uitheemsche mogendheid hadt ontfangen, moest met schande oud worden. Zyne gebedelde rykdommen zouden als eene kwaadaartige onderneeming tegens Griekenland aangemerkt geworden zyn. De dood zelf zou de straf geweest zyn van hem, die zig hadt laten verleiden, dewyl hy verdagt zou geweest zyn, eenig oogmerk tegens de vryheid te hebben. Hy vertoonde hun, dat deze veilgeving, door hunne voorouderen verboden, aller harten besmet hadt, dat ieder burger eenen openbaren handel met zyne stem dreef, en dat de belangen van den Staat aan hun ver- {==137==} {>>pagina-aanduiding<<} kogt werden, die ze het best betalen konden. Hy stelde alle de hulpmiddelen zyner welsprekendheid te werk, om hen te verpligten, om ten dienste van het Vaderland de vaste geldmiddelen te besteden, die geschikt waren, om het te verdedigen, en die sedert den tyd van Pericles gebruikt waren geworden, om schouwspelen en feesten aanterigten. Hy toonde hun de onvoorzigtigheid en het gevaar, van de lotgevallen van den Staat aan besoldigde vreemdelingen te betrouwen, die altyd heimelyke vyanden van hun zyn, die hen betalen. Hy deedt hen de regtmatigheid bemerken van de eischen der Olyntiers, hunne bondgenoten, die, de ongebondenheid van gehuurde troepen moede, om een leger verzogten, dat uit Atheners bestondt, die, gelyk zy, belang hadden by den voorspoed der gemene zaak. Zyne welsprekendheid bragt de gemoederen aan 't wankelen, maar de party, aan Philippus verkogt, boodt den levendigsten tegenstand aan deze patriotsche oogmerken. Het volk zelf, hoewel genoeg verligt omtrent de ware belangen van den Staat, zag met eene heimelyke tegenkantinge het geld, welk men tot deszelfs vermaak verkwistte, ten behoeve van het algemeen besteden. Dus werdt de voorslag, om het gebruik van 's lands inkomsten te veranderen, verworpen. De twede, die de Olyntiers betrof, hoewel kragtig door Demosthenes aangedrongen, hadt geen beter geluk. De loontrekkers van Philippus, weggesleept door zyne weldaden, en aangemoedigd door de hoop, van nieuwen van hem te ontfangen, deden grote pogingen, om de hulptroepen, den bondgenoten beloofd, te verminderen. Zy hadden daarenboven de behendigheid, om Chares, eenen van hunne creaturen te doen benoemen, om dezelven te gebieden. Dit was, {==138==} {>>pagina-aanduiding<<} zyne bondgenoten te bedriegen, door hun eenen veldheer te zenden, die aan hunne vyanden verkogt was. Deze hulp, hoewel zwak, vertraagde den val der Olyntiers; maar vermids alle de welsprekendheid van Demosthenes niet hadt kunnen slagen, om kragtiger pogingen te doen, zo viel de stad Olynthus, door twee van hare voornaamste burgers, Euticrates en Lasthenes verraden, het volgende jaar onder de heerschappy van Philippus. Dees staatkundige en oorlogzieke Monarch verwon meer steden door zyn goud dan door zynen degen; en altyd zeker, van aanhangers te vinden, waar menschen waren die zig lieten huren, begon hy met het maken van verraders, om nieuwe onderdanen te verkrygen. De verwinning van Olynthus deedt niet dan zyne staatzugt nog meer ontsteken. De gemakkelykheid van den voorspoed deedt hem op groter hopen; hy agtervolgde zyne ondernemingen tegens deszelfs bondgenoten. Dees behendige Vorst streelde de ydele glorie der Atheners, wanneer ze hem ontsachelyk schenen; nederig en hoogmoedig by beurten, verschrikte hy hen door den toestel van zyne wraak, wanneer zy hem geen nadeel konden doen. De redenaars door zyn goud omgekogt, misbruikten hunne welsprekendheid schandelyk, om den voorspoed zyner oogmerken zeker te maken, en het volk, dobberende tusschen vrees en hoop, wierp zig neder voor den afgod, welken het hadt willen te gronde werpen. De staatzugtige Philippus tastte ter zelfder tyd de steden Perynthus en Byzantium aan, welker regtsgebied den Atheners hun voorraad van koren verschafte. Door het geschreeuw van den honger wakker geworden, open den {==139==} {>>pagina-aanduiding<<} zy eindelyk de oogen. Zy rustten met vlyt eene magtige vloot uit, maar een geest van domheid, die by alle hunne beraadslagingen de voorzitting hadt, deedt hen van den regten weg afdwalen in de verkiezing van den Veldheer. Chares werdt andermaal daartoe benoemd, en zyne verheffing was het werk van de heerschende party, welke, daar zy niet wilde schynen de bondgenoten te verraden, in 't heimelyk hunnen vyand dienst deedt. Dees nieuwe Veldheer, in de wellusten gedompeld, was even begerig naar het goed van anderen, als verkwistend met het zyne. Verwaand en laatdunkend veragtte hy de raadgevingen, dewyl hy niet verligt genoeg was, om te bemerken, dat hy ze nodig hadt. Zonder moed zo wel als zonder bekwaamheid vreesde hy de gevaren, en wist dezelven niet te voorkomen. Zyne gierigheid was niet kiesch omtrent de middelen van zig te verryken, en dewyl hy geene kundigheid genoeg bezat, om de goederen van den vyand meester te worden, zo plaagde en kwelde hy de bondgenoten. Wanneer hy zig voor Byzantium vertoonde, weigerden de inwoonders, wegens zyne stroperyen vooringenomen, hem binnen hunne muuren te ontfangen. Verwoed over zulk eenen bitteren hoon, liep hy als een zeerover de naburige kusten af, vervloekt van de bondgenoten, welker bezittingen hy plonderde, en veragt van den vyand, wiens tegenwoordigheid hy dugtte. De Atheners ontdekten eindelyk hunne blindheid. Chares werdt afgezet, en Phocion werdt benoemd, om hem optevolgen. De bekwaamheden en de opregtheid van dezen nieuwen Veldheer, hadden hem reeds de gunst zyner bondgenoten verworven, eer hy zelf kwam. Hy werdt te Byzantium ontfangen als de bevryder van het {==140==} {>>pagina-aanduiding<<} Vaderland; men merkte hem aan, als verheven boven Philippus in de kunst van den oorlog; en dit gevoelen werdt door de uitkomst geregtvaardigd. De staatzugtige Monarch, die nog gene tegenspoeden ondervonden hadt, werdt uit het land der bondgenoten verjaagd, na dat hy zyn leger byna geheel te gronde hadt zien brengen; het was toen, dat hy, genoodzaakt om eene schuilplaats in zyne staten te zoeken, daarenboven nog vele moeite hadt, om zig tegens de invallen van Phocion te verdedigen. Philippus hadt tot nog toe de Atheners gespaard; maar verbitterd door zig van hun in 't midden zyner overwinningen gestuit te zien, werdt hy hun vyand, en trok met een versch heirleger op, om hen berouw te doen hebben, dat zy hem vernederd hadden. Het was toen, dat Demosthenes den last der zaken alleen op zig dorst nemen. Moede, van altyd met eenen listigen vyand in onderhandeling te moeten treeden, overreedde hy zyne Medeburgers, om zig met hunne gantsche magt by de Thebaners te voegen, om den onregtvaardigen bezitnemer van Griekenland het hoofd te bieden. De Macedonier, door dit bondgenootschap ontrust, zag het onweder, welk hem boven het hoofd hing, en na dat hy Griekenland wetten hadt durven voorschryven, vernederde hy zig, om den vrede van de Atheners te bidden. Phocion werdt door zyne pragtige beloften niet verblind. Maar hoewel alle verbintenis met eenen staatzugtigen vorst hem verdagt scheen, was hy egter van gedagten, hem te moeten hooren, overtuigd, dat zyne medeburgers, onverschillig omtrent het welvaren des Vaderlands, zig tegens de middelen zouden kanten, om den oorlog met roem te voeren. De onstuimige yver {==141==} {>>pagina-aanduiding<<} van Demosthenes behield de overhand boven de bedaarde voorzigtigheid van Phocion, die van het bevelhebberschap over de legers ontzet werdt, en door eene ongestadigheid, aan dit wispelturig volk eigen, gaf men hem ten opvolger Chares, die in de geschiedenis niet bekend is dan door treken van laagheid en gierigheid; naardien hy, volgens het verhaal van Diodorus den Siciliër, niet meer kennis van de pligten van Veldheer hadt, dan de geringste soldaat van zyn leger. Men voegde hem tot amptgenoot in het bevelhebberschap zekeren Lysicles (a) by, eenen man, meer geschikt om te gehoorzamen dan om te gebieden, driftig om alles te ondernemen, dapper zelfs tot vermetelheid toe, onverschrokken soldaat, maar slegten Veldheer. Deze verkiezing geschiedde op aanraden van Demosthenes, die toen het roer der regeringe in handen hadt, en daar hy de eerste aandryver van dezen oorlog was, zo hadt hy Phocion van het bevelhebberschap laten afzetten, om hem te straffen wegens het vreedzame gevoelen, welk hy de Atheners hadt willen doen aannemen. Phocion was de grootste Veldoverste van deze oorlogzugtige eeuw. Met ongelyke kragten hadt hy de kunst gehad, om de Màcedoniers in vele veldslagen te overwinnen, en hy was de eenige, die Philippus ontsachelyk scheen. Het mededingen van Demosthenes naar het oppergezag, beroofde Athene en Griekenland van den arm, die het hadt kunnen verdedigen. En zo haast hy niet meer aan het hoofd van het leger was, bestuurde Philippus, nu onverwinlyk geworden, de algemene lotgevallen naar zyn goeddunken. De veldslag van Chaeronea leerde de Atheners, dat zy, door Phocion te verliezen, hunne {==142==} {>>pagina-aanduiding<<} kragten en hunnen roem verloren hadden. Dees veldslag werdt van beide zyden met eenen hardnekkigen moed ondersteund. De uitslag was langen tyd onzeker. De bondgenoten vogten daar met die wanhoop, welke het gezigt der stervende vryheid een vry volk inboezemt. Hunne dapperheid bezweek niet dan door de onbekwaamheid der Atheensche Veldheeren, en voornamelyk van Lysicles, die, misleid door zyne vermetelheid, in de hitte van het gevegt eenen misslag beging, welken de behendige Philippus zig ten nutte wist te maken. Inderdaad, wanneer dees Vorst de onvoorzigtigheid zyner tegenparty bemerkte, wendde hy zig tot zyne bevelhebbers, en zeide; - ‘De Atheners verstaan niet te overwinnen’. De zege, langen tyd onzeker, sloeg tot zyne zyde over, de Atheners werden op de vlugt gejaagd, en dees aenmerkelyke dag (a) was de laatste van de vryheid van Griekenland. Dus gingen de Atheners te gronde, die in hunnen val geheel Griekenland mede sleepten. Het verval van deze eertyds zo bloejende Republiek nam een begin, wanneer Pericles de veilgeving van zigzelven in zwang bragt. De redenaars, die de berispers der ondeugden hadden moeten zyn, waren de schandelyke verdedigers voor dezelven. Hunne vleiende taal hielp het volk, om zig zelven te vergeten, zy streelden deszelfs smaak, om 'er van gehoord te worden, hunne verleidelyke welsprekendheid ver- {==143==} {>>pagina-aanduiding<<} borg hetzelve zyne zwakheden, en de verbastering, waaraan het voorbeeld der groten luister byzette, hadt niet meer nodig den dekmantel, der welvoegelykheid aantenemen, om zig aan de berispinge van het gemeen te onttrekken. De smaak in vertoningen en schouwspelen ontzenuwde den moed, en putte de schatten van den Staat uit; de helden van roem, door de weelde en verwyfdheid veragt geworden, waren niet anders dan aanbidders van de fortuin. De dodelykste slag, welke dezer Republiek werdt toegebragt, was de nydige naaryver van twee menschen, die door bekwaamheden boven anderen uitmuntten. Hunne bekwaamheid hadt het waggelende Vaderland kunnen opbeuren, maar zy verhaastten deszelfs val. Demosthenes, den voorrang aan Phocion betwistende, werdt zyn vyand. Verblind door zynen haat, wilde hy het lot der legers liever in zwakke handen stellen, dan dezelven onder zynen mededinger zien zegepralen. Hy verhief Veldheeren tot het bevelhebberschap, die moed noch bekwaamheid hadden, en welken de eeramten en waardigheid tot schande verstrekten. De ondergang van Athene is eene les voor het Engelsche volk. Met dezelfde gebreken besmet, moet het dezelfde onheilen vrezen. Door den voortgang van het verval dezer vermaarde Republiek nategaan zal het leren, dat de staatkunde van eenen Staatsdienaar, die een slegt burger is, gelegen is in de zeden van een moedig Volk, en dat wegens zyne vryheid wantrouwend is, te verslappen. De liefde voor vermaken dooft de liefde voor het Vaderland uit. De volkeren, die hunne zinnen het meest ten dienst stonden, zyn het meest slaven van hunne dwingelanden geweest. De dienst- {==144==} {>>pagina-aanduiding<<} baarheid aan de hartstogten verstikt alle edelmoedige en verheven gevoelens; hy, die niet dan vermaken wenscht, ontziet de gevaren en moejelykheden, en terwyl hy in den schoot der wellusten ligt te slapen, is zyn vyand wakker, om boejen voor hem te smeden. De Engelschen hebben nog een groten trek van gelykheid met de Atheners, en deze trek moet hen kragtig ontrusten. 'Er is geen zekerder voorteken van den nakenden ondergang van eenen Staat dan het aanzien van eene talryke en magtige party, die al het gezag aan zig brengt. Zy, die dezelve uitmaken, geloven niets te bezitten, zo zy niet alles naar zig halen. Nydig op verdiensten, is de luister van den roem van eenen anderen voor hun een vuur, welk hen verteert, en het hoofd doet hangen. De bekwaamheden en gelukkige ondernemingen hunner mededingeren worden door hunne kwaadaartige berisping verduisterd: het geluk van het gemeen, zo het hun werk niet is, is voor hun een heimelyk harteleed. Het voorbeeld van Athene leert hen, dat het voornamelyk in de kalmte van den vrede is, dat de algemene berisping op de zeden des volks een waakzaam oog moet houden; het is dan, wanneer men het zaad van het bederf ziet uitspruiten. De overvloed maakt de hartstogten wakker en zet ze in brand, die, zonder iets op den armen te vermogen, stand houden by den ryken, die vrugtbaar is in hulpmiddelen; de kunsten worden uigeput, om wapenen voor den wellust te smeden. De deugd, onbekend by vermogende natien, woont niet dan by menschen, die met noodwendigheden beladen zyn. Het is waar, dat het bederf, nederig in zyne geboorte, daardoor niet dan zo veel te gevaarlyker is. Het neemt in den beginne de {==145==} {>>pagina-aanduiding<<} schoonschynende namen van beschaafdheid en goeden smaak aan, het bedekt zig met den uitwendigen toestel van fraaiheid, om ons des te beter te misleiden. Zy, die bedieningen hebben, begunstigen 'er den voortgang van, dewyl het hun meer heerschappy geeft over menschen, die zig in de schandelyke noodzakelykheid brengen, van hunne weldaden nodig te hebben. De zielen, die laag genoeg zyn, om zig door de geschenken der Staatsdienaren te laten omkopen, matigen zig zonder schaamte den titel van goede burgers aan. En wanneer zy zig verkopen, om zig niet tegens de misbruiken te verzetten, willen zy doen geloven, dat hun stilzwygen voortkomt uit hunne liefde voor de algemene rust; terwyl zy den Staat door hunne veilgeving van zig zelven verraden, matigen zy zig te onregt, den titel aan van tedere en waakzame huisvaders, die hunne nakomelingen verryken, door hun oneer aantedoen. Hunne opgestapelde rykdommen zyn de schandelyke lieverei van hun bederf. Het is een diefstal en eene boze onderneming tegens het Vaderland, welk hen beloont, en welk hen moest straffen. De voorstanders van het bederf zyn vernuftig, in het maken van eene verdediging voor hetzelve. Welsprekende Sofisten als ze zyn, geven zy voor, dat het gelegenheid geeft, om het geld sterk rond te doen gaan, om den koophandel uittestrekken, en de naarstigheid aantemoedigen. Deze Staatkunde strekt, om ons te overreden, dat het lighaam het gezondst en sterkst is, wanneer deszelfs leden zwak en aangestoken zyn. De Staat is nooit zwakker, dan wanneer hy niet dan door den bystand {==146==} {>>pagina-aanduiding<<} van den buitenlander bestaan kan. De overtolligheden van den Nyl of van den Indus, in noodwendigheden veranderd, doen hen vloten uitrusten, die hunne rykdommen en hunne matrozen verslinden. De Engelschman, op zyn eiland ingesloten, kan 'er de milde gaven der nature genieten, zonder den dood te gaan tarten, om gewaande rykdommen te verkrygen. Wanneer eene Natie, die in de weelde gedompeld ligt, zig genoodzaakt vindt, om tegens eenen gedugten vyand eenen oorlog uittehouden, dan vertonen zig de ongemakken, welken aan hare inwendige gesteldheid knagen, onder hunne ware gedaante en hunne ware namen: de uitwerkselen, waarover men zig beklaagt, brengen hen in eenen kwaden roep, die dezelven hadden moeten voorkomen. De raadslieden zyn zwak en kleinhartig, dewyl de belangen der party de beste burgers van de landzaken verwyderd houden. De maatregelen, welken men neemt, bepalen zig tot armhartige kunstgrepen of kortstondige hulpmiddelen, die beter geschikt zyn, om het kwaad te vermommen dan te genezen. Men voedt den ydelen waan des volks, om te beletten, dat het de handelwyze dergenen niet moge merken, die het van den regten weg afbrengen. Men brengt magtige heirlegers op de been, men rust vloten uit, die niets verrigten, of welker onderneemingen door de onbekwaamheid der veldheeren onnut gemaakt worden. De bevelhebber, zonder naaryver, is meer daar op bedagt, om zyn geluk te maken, dan om den vyand nadeel toe te brengen. Het belang zyner party wordt hem liever dan het welvaren van den Staat. Hy laat zig aan niets {==147==} {>>pagina-aanduiding<<} gelegen liggen, dan om den genen staande te houden, die de dryfveeren zyner party bestuurt, overtuigd, dat dezelfde magt, die hem heeft verheven, ook gezag genoeg zal hebben, om hem staande te houden, en aan de regtvaardige wraak van een beledigd volk te onttrekken. In die stormagtige tyden worden de belastingen vermenigvuldigd, en derzelver zwaarte maakt 'er het gevoel des te bezwaarlyker van. Het grootste gedeelte der landspenningen raakt te zoek in jaargelden, welken men aan gunstelingen zonder verdienste verkwist: het is te vergeefs, wanneer men de vermogenden verzoekt, om den uitgeputten Staat uit hunnen overvloed te hulp te komen. Hunne ongevoeligheid voor het Vaderland zou hun hetzelfde antwoord ingeven, welk Scopas, een ryk Thessalonier, aan een vriend gaf, die hem om een pragtig stuk huisraad verzogt, welk hy geloofde, hem volstrekt van generhande nut te zyn: ‘Gy bedriegt u, myn vriend, zeide hy, het geluk van ons leven bestaat in de bezittinge van die zaken, welken gy als overtollig aanmerkt, en niet in het genot van die dingen, welken gy voor volstrekt noodzakelyk houdt’. Wanneer het volk in de gewoonte is van zyne stem te verkopen, dan ziet het niets schandelyks meer in de veilgeving van zig zelven. Het merkt dezelve aan als het uitmuntendste voorregt van een burger. Stouter geworden, om dat het zig meer gezogt ziet, strekt het zyne eischen uit, naar mate de weelde, die in den beginne by de grooten wortel schiet, opwast en tot hem voortgroeit. Het is dan, dat men, om zynen heblust te vervullen, drukkende en ongelyke schattingen {==148==} {>>pagina-aanduiding<<} oplegt. De moeite, om dezelven te ligten, vertraagt de verrigtingen van den oorlog. De Staat neemt geld op tegens groote renten, en deszelfs rykdommen worden ten proje van den onmedogenden woekeraar. Indien in dusdanige omstandigheden een mensch, even bedorven als Demades de Athener, zig met het bewind van 's lands zaken bekleed vindt, dan durft de ryke, die geen vertrouwen heeft, zyn geld niet geven in handen, die alles verslinden, wat zy aanraken. De keten van het belang, welke de bedorven menschen vereenigt, zal zig van den eersten overheidspersoon tot den allerlaagsten burger uitstrekken. Zy, die hoge bedieningen hebben, zullen verpligt zyn, de oogen te sluiten voor de roveryen hunner ondergeschikten, dewyl zy hunnen bystand nodig hebben, om zigzelven tegens den haat van het gemeen te verdedigen. Integendeel, indien het volk, uitgeput door de verdrukking eener onregtvaardige of onkundige regeringe, het roer der regeeringe, aan eenen belangelozen burger toebetrouwt, zo zal dees opregte mensch zig blootgesteld vinden aan de kwaadaartigheid van eenen nydigen aanhang, welken zyne zeden tot berisping dienen. Plutarchus, van Aristides sprekende, geeft ons een treffend voorbeeld, en dat te nauuw met ons onderwerp verknogt is, dan dat wy het met stilzwygen kunnen voorby gaan. Wanneer Aristides tot Questor of groot schatmeester van Athene verkoren was, was zyn eerste werk, de trouwloze handelingen dergenen aan den dag te brengen, die hem voorgegaan waren. Themistocles, beroemd door zyne overwinningen, hadt 'er zig niet van bediend, dan {==149==} {>>pagina-aanduiding<<} om zig de roofgoederen der Natie toeteeigenen. De berisping van Aristides deedt dit onagtzaam volk verzet staan, zonder deszelfs dankbaarheid gaande te maken. De vereeniging werdt naauwer tusschen alle de openbare ontfangers, die, tot nog toe verdeeld, zig belangshalve tegens den berisper hunner roveryen vereenigden. De bediening van Aristides duurde slegts een jaar en was verkiesbaar; wanneer die tyd verstreken was, en hy zig aanbood, om rekening af te leggen, beschuldigde Themistocles hem met hetzelfde misdryf, welk hem was te last gelegd geweest. De armste en belanggelooste burger, verdrukt onder het gewigt eener magtige party, werdt tot eene geldboete verwezen, en op eenen tyd, wanneer hy zo veel regt hadt op de dankbaarheid van het gemeen, ondervondt hy niets dan kwaadaartigheid. Hoewel het bederf algemeen was, het hadt egter die gevoelens van agtinge niet uitgedoofd, welken de ondeugd voor de deugd gewaar wordt. De opregtheid van Aristides maakte alle de burgers, die eenig overblyfzel van schaamte hadden, tegens zyne regters gaande; het volk, van zyne onzinnigheid weder bekomen, schaamde zig over zyne dwalingen; Aristides werdt onschuldig verklaard, en om zyne regtvaardiging des te luisterryker te maken, benoemde men hem tot schatmeester voor het volgende jaar. Dees grote man, door zyne ongelukken onderrigt, geloofde toen, de gestrengheid van zynen pligt te kunnen verminderen door eene inschikkelykheid, welke hy by zigzelven veroordeelde, maar welke hy noodzakelyk oordeelde, om groter misbruiken voor te komen. Hy {==150==} {>>pagina-aanduiding<<} sloot de oogen voor de trouwloze behandeling der mindere bedienden, op welker byster grote rekeningen gene berisping viel. Deze onagtzaamheid gaf hun vryheid, om zig een gedeelte der landspenningen toeteeigenen; zy oordeelden hunne begeerlykheid niet beter te kunnen verzadigen, dan door al hun gezag te besteden, om Aristides in zyne bedieninge van schatmeester te doen blyven. Den dag, tot de verkiezing bepaald, werdt hy met eenparige stemmen in zyne bedieninge bevestigd. Doch in plaatse van het volk zyne dankbaarheid te betuigen, welk hem verhief, stondt hy met eene regtmatige verontwaardiginge op, en gaf hun deze scherpe bestraffing. ‘Wanneer ik de eerstemaal met dit amt ben bekleed geworden, heb ik 'er my met die getrouwheid van gekweten, welke een regtschapen burger aan zyn Vaderland schuldig is. Wat is de vrugt van mynen yver geweest? Ik heb smaadheden ondervonden, ik ben door den laster geschonden geworden, en hoewel arm, en van alles ontbloot, heb ik my tot eene schandelyke geldboete als den strafschuldigsten knevelaar veroordeeld gezien. Wanneer gy, na myne onschuld erkend te hebben, my voor de twedemaal myne bediening hebt opgedragen, heb ik my op generhande wyze gekant tegens de ongebondenheid van die openbare rovers, welken ik met uwe roofgoederen beladen voor my zie. Ik ontfang uwe toejuichingen, daar ik uwe gestrengheid moest wapenen. Gelooft my, Atheners, ik schaam my meer over de eer, welke gy my heden toekeurt, dan over het onregt- {==151==} {>>pagina-aanduiding<<} vaardige vonnis, het vorige jaar tegens my uitgesproken: Ik ben kragtig over uwe verblindheid getroffen. Ik zie met droefheid, dat het gemaklyker is, uwe toejuichingen te verwerven, door een medepligtigen van bedorven menschen te worden, dan door uwe schatkisten op eene huishoudelyke en belangelooze wyze te besturen’. Na dat hy in diervoegen gesproken hadt, ontdekte hy het volk alle de bedriegeryen, die in den ontfang gedurende het laatste jaar gepleegd waren. Zy, die zynen lof bekend gemaakt hadden, deden hun best, om zyne deugden in veragtinge te brengen. De schande maakte hen stom. Aristides keerde terug, overladen met loftuitingen, welken zyne edelmoedige stoutheid en zyne belangeloosheid verdienden. Deze trek van het leven van Aristides toont, hoe gemakkelyk het eenen man, met gezag bekleed, valle, alles aan zig te trekken. Zyne ondergeschikten besteden hunne behandigheid, om zyne dievery van de landspenningen bedekt te houden, dewyl het hun regt geeft, om dezelfde inschikkelykheid van hem te eischen. Het is dus, dat menschen, die gelast zyn, om voor de belangen van den Staat te waken, eene bende van samenspannelingen maken, die 'er vurig opgezet zyn, om denzelven te gronde te brengen. De oude en hedendaagsche geschiedenissen leveren ons menige voorbeelden uit van deze waarheid. Het tafereel van eenige der Britannische regeringen, der nakomelingschap onder het oog gebragt, zal hunne nazaten doen blozen over de zwakheid en verkeerdheid hunner voorvaderen. Wanneer het bederf na den dood van Aristides, gene {==152==} {>>pagina-aanduiding<<} dyken meer vondt, deedt het niet dan zyne overstromingen te vermenigvuldigen tot op de eeuw van Demosthenes. De welsprekendheid van dezen grooten redenaar, en de opregtheid van Phocion, hadden den val van hun Vaderland kunnen vertragen, indien zy in hunne oogmerken vereenigd waren geweest, gelyk ze door denzelfden yver bezield waren. Maar zy hadden het zyne vastigheid niet kunnen wedergeven, dewyl de ondeugden de openbare bronwellen vergiftigd hadden, dewyl de menschen, die eenige bediening hadden, tegens het Vaderland zyne eigen weldaden gebruikten, en dewyl de grootheid zig verder niet anders vertoonde dan door pragt en verkwistingen. De geschiedenis van Griekenland levert ons meer treffende voorbeelden uit van Republieken, die, onder buitenlandsche of binnenlandsche onderdrukking zugtende, door den heldhaftigen moed van eenen deugdzaamen burger in hare vorige onafhankelykheid hersteld zyn. Doch wanneer wy de oorzaken en middelen onderzoeken, welken den weg tot deze grote gebeurtenissen gebaand hebben, zullen wy bevinden, dat 'er by deze Volkeren nog een zaad van deugd overig was, welk eer in slaap gebragt dan uitgedoofd was. By eene Natie, die voor hare onafhankelykheid bezorgd is, kan de liefde voor de vryheid somwylen sluimeren; maar wanneer zy ontwaakt, vertoont ze zig met des te meer luister. De kalmte van den vrede, de vermaken van den overvloed, verzwakken dezen natuurlyken smaak, zelfs by alle edelmoedige menschen. Men is op niets anders bedagt dan om het genot te hebben, wanneer men niets te dugten heeft. Maar zo haast de onderdrukker, langen tyd verborgen, zig openlyk {==153==} {>>pagina-aanduiding<<} vertoont, dan ontvonkt de liefde voor de vryheid, de schrik voor de slaaverny maakt al de wereld burger en soldaat: Een deugdzaam hoofd behoeft slegts te verschynen, men voegt zig in menigte onder zyn vaandel, en het werk der dwingelandye wordt te gronde geworpen. De Engelschman heeft niet nodig, in de oudheid voorbeelden van deze waarheid te zoeken. Zyne geschiedenis, vrugtbaar in gebeurtenissen, vertoont ons de Natie altyd gewapend, om de magt der Koningen te bepaalen, en om de voorregten van het volk uittestrekken. By beurten verdrukker en verdrukt, gehoorzame slaaf zyner meesters en dikwyls hun tyran, schynt hy nooit dan op een hoofd te wagten, om eene omwenteling te veroorzaken; de tomeloze liefde voor de vryheid brengt bloediger uitwerkselen voort, dan de slaverny. Alle de regeringen, die, gelyk de Engelschen, of de Gothen of andere Noordsche volkeren tot stigters gehad hebben, waren oorspronkelyk vry. Deze vryheid was een regt, dat elk burger van zyne geboorte hadt; deze volkeren hadden wetten, maar zy kenden geen drukkend en schandelyk juk; hunne wetten waren gidsen, om hen te geleiden, en ze waren met het zwaard niet gewapend, dan om hen te verdedigen. Deze vryheid, welker voorregten het geweld vernietigd heeft, is een regt, dat altyd plaats heeft, hoewel de bekrachtiging daarvan opgeschort zy geworden. Ziet daar de leeringen, welken wy uit de geschiedenis van Athene kunnen trekken. Het was de weelde, welke deze Republiek in 't bederf stortte; derzelver vergif doofde de liefde voor de vryheid uit, welke met ongebonden zeden niet te samen bestaan kan. Naar {==154==} {>>pagina-aanduiding<<} mate het bederf zyne verwoestingen vermeerdert, verliest de vryheid hare regten; het volk, onverschillig geworden omtrent de keuze zyner meesteren, is niets anders dan een logge en levenloze klomp, die geen vermogen heeft, om zig weder te bezielen, en altyd bereid is, om de ketenen van den nederigsten slaaf te dragen. Thrasybulus, Pelopidas, Epaminondas, Philopemen, Aratus, Dion, en eenige anderen, gaven aan hun Vaderland de regten weder, welke de dwingelanden hetzelve onregtmatig ontnomen hadden; zy slaagden gelukkig in hunne onderneminge, dewyl de liefde tot onafhankelykheid altyd in het hart des volks hadt stand gehouden, en dewyl de verdrukking, waaronder zy eenigen tyd gezugt hadden, hun het herdenken en de waardy der vryheid des te duurbaarder gemaakt hadt. Demosthenes en Phocion, door dezelfde beweegreden gedreven, hadden denzelfden voorspoed niet, dewyl zy een volk regeerden, by het welke het bederf alle gevoelens van deugd uitgedoofd hadt. Eene al te vernederende waarheid, maar te bekend, dan dat men ondernemen kan dezelve te ontveinzen, is, dat de hoogstnadelige pragt, door eene magtige party verspreid en aangemoedigd, onder de Engelschen vorderingen gemaakt heeft, welken hen moeten ontrusten. Zy hebben niet dan te veel derzelver kwade uitwerkselen ondervonden gedurende den laatsten oorlog, die een van de kostbaarsten geweest is, welken zy ooit hebben moeten voeren. De laatste gebeurtenis moet al de wereld overtuigen, {==155==} {>>pagina-aanduiding<<} dat de Engelschen nog eenen voorraad van moed hebben, welke, wel verre van te verminderen, eene nieuwe werkzaamheid aanneemt. Het is dat overblyfzel van deugd, welk hen in de gelukkige mogelykheid zal handhaven, om de regtvaardigheid hunner regten te agtervolgen, en hen uit dien hachelyken toestand wederom op te beuren, waar in de laatste regeringen hen gedompeld hebben. Het volk heeft zyne magt doen merken, door deze onwaardige Staatsdienaren te dwingen, van het roer, dat zy niet konden sturen, aftestaan, om het aan eenen burger toetebetrouwen, die met de goedkeuringe der natie geëerd is, en die by den yver en de welsprekendheid van Demosthenes, de belangeloosheid en opregtheid van Aristides en Phocion, voegt. Zyne verheffing is het werk des volks, welk hetzelve wel zal weten duurzaam te maken, zo lang dees Staatsdienaar, zigzelven altyd gelyk, zyne opregtheid en standvastigheid zal bewaren. Na den tyd van Phocion, levert de geschiedenis der Atheners ons niets op dan beschryvingen van aanstotelyke besluiten, en voorbeelden van eene lage vleierye. Eindelyk genoodzaakt, om een wingewest van het Romeinsche ryk te worden, bragt Athene nog het zyne toe, om zyne overwinnaars te beschaven. Maar terwyl deeze Atheners de fakkel der kunsten en wetenschappen tot hen overbragten, deelden zy hun tevens de buitensporigheden hunner geaartheid mede; de zeden, beter beschaafd, waren zagter, zonder zuiverder te zyn, de welvoegelykheden namen de plaats der deugden in. Eene laffe en geile digtkunde zong de wellusten en de ongebondenheid, en boezemde 'er den smaak van in. De genegenheid voor toneelvertoningen was het dodelyk geschenk {==156==} {>>pagina-aanduiding<<} van den overwonnen, die zig niet beter aan den overwinnaar kon wreken, dan door hem even zo bedorven te maken, als hy zelf was. {==157==} {>>pagina-aanduiding<<} Van de republiek Thebe. De geschiedenis van de eerste eeuwen dezer Republiek is zodanig in fabelen ingewikkeld, dat men verpligt zy dezelve eer by de Digters dan by de geschiedschryvers te zoeken. Zodanig is de ydele glorie der volkeren: zy geloven de waardigheid van hunnen oorsprong te verheffen, door zig Goden tot stigters te geven, en door hunnen oorsprong te vermommen, beletten zy ons denzelven te herkennen. Pausanias geeft ons eene lyst van zestig Koningen van dit land, die in de tyden der helden en fabelen geregeerd hebben. De beoeffening van hunne geschiedenis moet van weinig belang zyn, dewyl het eene verzameling is van leugenen, die door den smaak voor het wonderbaarlyke ligtelyk geloofd worden, welke by onkundige en onbeschaafde volkeren het reuzenagtige stelt in plaatse van het verhevene, en de fabelagtige buitenspoorigheid in plaatse van de eenvouwdige en onopgesierde waarheid. Na den dood van Xantus, den laatsten dezer Koningen, veranderden de Thebaners, de alleenheerschinge moede, hunnen regeringsvorm, en rigtten eene Republiek op. Pausanias en de andere geschiedschryvers geven ons gene onderrigting wegens de oorzaak dezer omwentelinge, noch wegens de middelen, welken gebruikt werden om 'er den weg toe te banen, en dezelve te verzekeren. De geschiedenis, daar zy niets van hunne dappere daden noch van hunne deugden hadt bekend te maken, heeft niets voor de vergetelheid bewaard dan hunne on- {==158==} {>>pagina-aanduiding<<} kundige en lompe domheid, en het was een spreekwoord by de Grieken, dat zy, wanneer ze eenen mensch wilden aanduiden, die geen smaak noch vernuft bezat, zeiden, het is een Beotier. Deze volkeren waren te veragt, om de staatzugt van den verwinnaar gaande te maken, zy waren te arm, om zyne gierigheid te ontsteken, en zy waren langen tyd vry, om dat de staatzugtigen het zig niet waardig agtten, om onderdanen van hun te maken. De onaandoenlykheid van den vrede hadt hen slegte soldaten gemaakt, en het was niet dan onder Pelopidas en Epaminondas, dat zy in de kunst van den oorlog en andere wetenschappen eenige vertoning maakten. Zy hadden eene volksregering, en by gevolg waren ze in partyschappen verdeeld. Na den vermaarden vrede van Antalcidas werden de eer en de belangen van Griekenland aan de staatzugt der Spartanen opgeofferd, die, nederig en gehoorzaam in hun land, by anderen heerschappy wilden voeren. Alle de Staten, welken weigerden, zig aan hun juk te onderwerpen, ondervonden hunne wraakoeffeningen. De Thebaners waren genoodzaakt geworden, dat schandelyk verdrag te onderschryven, welk hen van de Oppermagtigheid van Beotie beroofde. De palen hunner heerschappye strekten zig niet langer buiten hunne muuren uit. Dit voordeel werdt hun ook nog ontnomen door de trouwloosheid van de party, die der regeringe der voornaamsten was toegedaan, welke de poorten van Thebe voor de dwingelanden van Griekenland opende. De Spartanen, die de verraders verfoeiden, wisten zig het verraad ten nutte te maken; zy hadden gene deugd genoeg, om hetzelve, in anderen te haten. Zodanig was het vernederend lot der Thebanen, tot dat ze zig, door den {==159==} {>>pagina-aanduiding<<} moed en de bekwaamheid van Epaminondas en Pelopidas, van alle uitheemsche en binnenlandsche slaverny bevryd zagen. Ik heb deze omwenteling uitgekozen, als de waardigste, om 'er de aandagt der nakomelingschap op te vestigen. Zy dient ook, om ons te overtuigen, dat de dapperheid gene deugd is, welke van het klimaat afhangt, dewyl men eensklaps veragte en kleinhartige volkeren in onverschrokken soldaten hervormd ziet, en de kinderen van verwyfde en vreedzaame ouders onvermoejelyk en oorlogziek worden; zo lang de naaryver naar loffelyke en eerlyke zaken nog niet is uitgedoofd, kunnen de omstandigheden den moed wel van binnen gevangen houden, maar de zugt tot roem doet denzelven te voorschyn komen, zo haast hy de eerbewyzingen en waardigheden ziet, welke denzelven verzellen. Al wie de schande meer dan de gevaren vreest is onverwinnelyk, en dewyl hy den dood niet ontziet, zo is hy altyd ontsachelyk voor zyne vyanden. Dit voorbeeld toont ons daarenboven, dat een vervallen Staat uit zyn puin kan opkomen, en uit zyne assche herboren worden, wanneer 'er eenige deugdzame burgers overig zyn, welker gelukkige neigingen zig op deszelfs overblyfzelen vestigen, om 'er een nieuw gebouw op te stigten. De zwakke zielen, door hun voorbeeld sterk gemaakt, vrezen niet, hen in hunnen loop te volgen; het herdenken van de onheilen, welken men geleden heeft, vernieuwt 'er de bitterheid van; de aangenaamheid van de voordeelen, die men hoopt, maakt hen vuriger, om dezelven te verkrygen. Het ontbreekt deze verdrukte menschen slegts aan een hoofd, om uit de slavernye te komen, mids dat nog eenige aandoening voor {==160==} {>>pagina-aanduiding<<} de vryheid in hun overig zy. Maar te vergeefs zouden Thrasybulussen, Dions, Epaminondassen by die volkeren geboren worden, die op hunne banden hoogmoedig zyn, die de onderwerping tot slaverny toe dryven, en die, om de laaghartigheid te volmaken, wel wilden, dat al de wereld gelyk zy geketend ware. De Thebaners, om het gezag in evenwigt te houden, hadden het bestuur van 's lands zaken toebetrouwd aan Ismenias en Leonidas, hoofden van twee strydige partyen. Ismenias was een yverig verdediger van de vryheid en voorregten des volks. Leonidas, door eene verschillende beweegreden gedreven, wilde zig al het gezag aanmatigen, of hetzelve ten minsten met eenige vrienden deelen, die even staatzugtig als hy waren. De eenigheid kon niet lang stand houden tusschen hoofden, welker neigingen zo verschillende waren. Leonidas was aan het hoofd van de zwakste party. Zyne onderdrukte staatzugt brak den dyk door, die hem terughield, en daar hy de dwingeland van zyn Vaderland niet kon worden, hadt hy de laagheid, om hetzelve aan Phoetidas, Veldheer van Sparta, te verkopen. Het Kasteel van Thebe werdt denzelfden dag aan zynen vyand overgeleverd, wanneer men een feest vierde wegens het sluiten van den vrede. Deze daad, tegens de algemene trouw begaan, zette geheel Griekenland tegens de Spartanen op, die, om zig te regtvaardigen, hunnen Veldheer afzetten, en tot eene geldboete verwezen; maar terwyl zy hem straften, namen zy al de schande van zyn misdryf op zig, doordien zy weigerden, het Kasteel te ruimen. Ismenias, die ongelukkig was, werdt als een oproerige behandeld, om dat hy de banden van zyn Vaderland {==161==} {>>pagina-aanduiding<<} hadt willen verbreken. Na eenigen tyd in eene verfoejelyke gevankenis gezugt te hebben, benoemden hem de Spartanen regters, die hem ter dood veroordeelden. Sparta moet toen zeer van zyne oude deugd ontaard zyn geweest, dewyl het by den vreemdeling den yver van eenen burger strafte, welken het by zigzelven als den wreker van het Vaderland zou geëerbiedigd hebben. De Thebaners, ontrust, gingen by hunne naburen eene schuilplaats zoeken; vierhonderd van de aanzienlyksten namen hunne toevlugt naar Athene, welk zy om bystand smeekten. Pelopidas was een van deze doorlugtige vlugtelingen; het was een magtig en milddadig burger, bezitter van grote goederen, en zonder zeer gehegt te zyn aan dezelven, geagt uit hoofde van zyne deugden, en zelfs van zyne rykdommen, dewyl hy het zeldzame talent bezat, van 'er het gebruik van te kennen. Het was te Athene, dat hy het ontwerp maakte, om zyn Vaderland te bevryden. De Spartanen, heerschzugtige meesters, geboden den Atheners, de Thebaansche vlugtelingen uit hunne stad en uit hun regtsgebied te doen vertrekken. Maar dit volk, te hoogmoedig, om meerderen boven zig te erkennen, weigerde de regten der gastvryheid te schenden. Pelopidas, die het leven niet agtte, dan voor zo ver hy het zelve ten dienst van zyn Vaderland kon besteden, liet alle de gebannenen samen komen, welken hy vermaande, alles te wagen, om aan het Vaderland zyne oude onafhankelykheid wedertegeven. Hy vondt alle gemoederen bereid, om hem te helpen. Terwyl hy zig met dit edelmoedig oogmerk bezig hield, moedigde Epaminondas, te Thebe gebleven, de jeugd aan, om zig van de slavernye los te maken. Dees {==162==} {>>pagina-aanduiding<<} wysgerige Held hadt van natuur eene wysheid, welke door oeffening en overdenking gesterkt was: zo wel staatkundig als Krygsman, hadt hy alle de bekwaamheden om te overwinnen en wel te regeren. Arm zynde, wist hy zyne armoede geëerbiedigd te maken door de veragting welke hy voor de rykdommen hadt. Het was te vergeefsch, dat zyn vriend Pelopidas zyne goederen met hem wilde deelen. De een leide zyn edelmoedigheid aan den dag door zig van zyne rykdommen te willen beroven, en de ander betoonde zig door zyne weigering dezer milddadigheid waardig: hy hadt Thebe niet verlaten, waar de geringe toestand, waar toe hy zig veroordeeld hadt, hem aan de woede zyner vyanden hadt onttrokken, die geloofden, dat zulk een gematigd wysgeer niet te dugten was. Deze twee vrienden, even verschillend ten aanzien van goederen als van neigingen, kenden nooit de staatzugt noch de jaloezy, en zy scheenen niet meer dan eenen eenigen mensch uittemaken. Na dat de gemoederen door hen tot eene omwenteling toebereid waren, kwam Pelopidas aan het hoofd van twaalf vlugtelingen, als boeren gekleed, by nagt in de stad, waar de andere samenspannelingen hun eene schuilplaats bereid hadden. Agt en veertig van de voornaamste burgers kwamen zig by hen voegen. Ter tyd, dat zy hunne magt by elkander bragten, om los te breken, waren ze op het punt van ontdekt te worden. Philidas, een van hunne bondgenoten, hadt de hoofden van de heerschende party tot een groot gastmaal genodigd, om hen minder oplettend te maken op het gene voorviel. Wanneer ze zig aan de onmatigheid overgaven, kwam een postbode van Athene, met pa- {==163==} {>>pagina-aanduiding<<} pieren, die het gantsche geheim der samenzweringe ontdekten. Archias, aan wien ze gerigt waren, nam ze, en zeide lachende: morgen de ernstige zaken; en in plaatse van ze te lezen, stak hy ze onder het kussen. Deze agteloosheid was het geluk van Thebe, en van zyne verlossers. De samenspannelingen, in twee benden verdeeld, begonnen hunne onderneming. Eenigen, aangevoerd door Pelopidas, trokken tegens Leonidas, die, in den slaap gedompeld, ontwaakt en de oogen op de toerusting van den dood opent. Dees verrader, in wien de misdaden den moed hadden moeten uitblusschen, betoonde zeer veel dapperheid, om zyn leven te verdedigen; maar door de menigte overmand, sneuvelde hy met vele steken doorboord. De andere samenspannelingen, die Epaminondas aan hun hoofd hadden, drongen in de zaal van het gastmaal, waar Archias en de overheden, in dronkenschap gedompeld, zig als stomme dieren lieten vermoorden. De gevangenissen, waar de beste burgers zugtten, werden geopend. De stem der vryheid liet zig horen, men schreef aan de bannelingen, om hunne terugkomst te verhaasten. Vyftien honderd Lacedemoniers, door de vreze der samenspannelingen, welken zy veel talryker geloofden, hielden zig in het kasteel ingesloten. Pelopidas en Epaminondas worden als de verlossers van het Vaderland ontfangen, zy maken zig meester van het Kasteel, en staan der bezettinge toe naar Sparta de wyk te nemen, waar zy, die 'er het bevel over gehad hadden, onder beuls handen stierven, om hen te straffen, dewyl ze niet met de wapenen in de handen hadden weten te sterven. Pelopidas en Epaminondas werdt het bevelhebberschap in gemeenschap opgedragen; de bannelingen kwamen {==164==} {>>pagina-aanduiding<<} zig in menigte onder hunne vaandelen stellen. Athene, welk zyne vryheid door den bystand der Thebaners herkregen hadt, geloofde hun zyne dankbaarheid te moeten betuigen, door hun een leger van vyf duizend man te voet en vyfhonderd te paard, onder bevel van Demophon, te zenden. De steden van Beotie, door eenen edelmoedigen naaryver bezield, putten hunne kragten uit, om een ontsachelyk leger op de been te brengen. De Spartanen, die niets dan wraak ademden, rukten met een vreeslyk leger in het regtsgebied van Thebe, aangevoerd door hunnen Koning Cleombrotus, die een vry volk wilde straffen als oproerige onderdanen, want dit is altyd de naam, welken de verdrukker aan de onderdrukte party geeft. De Thebaansche Veldheeren hadden geen tyd gehad, om hunne soldaten in den wapenhandel te oeffenen; maar zy hadden hun die republieksgezinde geestdryvery weten in te boezemen, welke alles durft braveren, en niets weet te vrezen. Het zou vermetelheid geweest zyn, eenen geregelden veldslag met versch en slegt geoeffend krygsvolk te wagen tegens troepen, die op den oorlog afgerigt waren, en welken de gewoonte om te overwinnen onverwinnelyk scheen gemaakt te hebben. Gedwongen, om omzigtig te zyn, zonder bang te wezen, vergenoegden ze zig, met de Spartanen door menigvuldige schermutselingen aftematten, die, daar zy den soldaat leerden, den vyand onder de oogen te zien, hem tevens leerden, denzelven niet meer te vrezen. Het was door deze verstandige kunstgreep, dat de Thebaners aangemoedigd gedugte vyanden werden. Kleine maar menigvuldige gelukkige slagen leerden hen, dat de Spartanen niet onverwinnelyk waren. Het was toen, dat zy de gevaren en gevegten als spelen en uitspannin- {==165==} {>>pagina-aanduiding<<} gen aanmerkende, de veldslagen van Platea en Thespie wonnen, waar deze zelfde Phoetidas, die zig door verraad van hunne stad meester hadt gemaakt, den prys zyner trouwloosheid met zynen dood betaalde. Het gevegt van Tegira was het voorspel van den toekomenden voorspoed der Thebaners. Pelopidas hadt driemaal minder troepen dan de vyand; maar hy hadt in zyn leger eene bende van drie honderd mannen, beroemd onder den naam van de geheiligde bende. Het was een troep vrienden, die besloten hadden, liever allen te sterven dan de wyk te nemen. Men stondt sterk naar de eer, om in deze onverwinnelyke bende te komen, en men werdt 'er niet toegelaten dan met eenparige stemmen van de genen, die dezelve uitmaakten. En deze eer was de prys van menige onverschrokken verrigtingen. De eerste aanval werdt met veel moed uitgehouden. De aanval, door de Thebaansche ruitery begonnen, vondt eenen dapperen tegenstand. De twede aanval besliste de zege. Pelopidas viel met de geheiligde bende geweldig op de Spartanen aan, onder welken hy een groot bloedbad aanrigtte. Hun Veldheer sneuvelde door de hand van Pelopidas zelven, die, na de doden beroofd te hebben, een zegeteken op het slagveld oprigtte, en zyn klein leger, met roem en buit beladen, naar Thebe terugbragt. De Spartanen waren tot nog toe nooit van een gelyk getal geslagen, en zelden waren zy onder de grootste menigte bezweken. Het waren de Thebaners, welken Griekenland het eerst leerden, dat ze niet alleen niet onverwinnelyk waren, maar ook, dat men hen kon slaan in weerwil van de meerderheid van hun getal. {==166==} {>>pagina-aanduiding<<} De voorspoed der Thebaners was niet zonder inmengsel van bitterheid; men hadt hen in hun ongeluk beklaagd, in hunnen voorspoed werden zy benyd. Hunne bondgenoten hadden niet meer dezelfde drift, om hen te ondersteunen, zo haast ze hun ontsachelyk schenen. De Atheners, bovenal ongestadig in hunne neigingen, en rusteloze staatkundigen, gingen van hun bondgenootschap af. Platea en Thespia, door de Thebaners verwonnen en verwoest, dienden tot voorwendsel voor hunne breuk, en na dat zy door de Spartanen waren vernederd geworden, boden zy hun eene hulpryke hand, om hen van hunnen val wederom op te beuren. Alle de Staten van Griekenland waren in dit nieuw verdrag begrepen, uitgezonderd de Thebaners, die, verraden, en aan de wraak van hunnen vyand overgegeven, geen toevlugt meer hadden dan in hunnen moed. Cleombrotus en Agesilaus Koningen van Sparta, rukten in Beotie met het talrykste leger, welk Griekenland ooit op de been hadt gebragt. Het was toen, dat men Epaminondas op het toneel zag verschynen. Het was een nieuw schouwspel, eenen wysgeer, van zyne overdenkingen afgetrokken, uit de stilte zyner kamer te zien te voorschyn komen, om zig aan het hoofd van een leger te stellen. Hy hadt tot nog toe zyn Vaderland gediend, door raadgevingen aan Pelopidas mede te deelen; in het midden van zynen geringen staat, hadt hy geoordeeld, genoeg tot zynen roem te doen, wanneer hy zonder luister voor het algemene welvaren werkte. Hy werdt mede in het bevelhebberschap gesteld, dat, hoewel verdeeld, egter niet verzwakt werdt, dewyl deze veldheeren van die verhevene menschen waren, welken van naaryver, maar nooit van afgunst branden. {==167==} {>>pagina-aanduiding<<} Agesilaus en Cleombrotus, spraken, eer zy de vyandelykheden begonnen, als overwinnaars, die wetten voorschreven; zy boden den vrede aan onder voorwaarde, dat alle de steden van Beotie hare onafhankelykheid zouden genieten. Deze voorwaarden werden met veragting gehoord. De Thebaners, vol van betrouwen op de bekwaamheid hunner hoofden, antwoordden stoutelyk, dat het den Spartanen toekwam, het voorbeeld te geven, door alle de steden van Laconie in het genot harer regten te herstellen. Dit antwoord maakte den hoogmoed der Spartanen gaande, die zig sterk genoeg oordeelden, om eene stipte gehoorzaamheid te eischen. Hun leger bestondt uit tienduizend man voetvolk, en duizend paarden, zonder de nog talryker troepen hunner bondgenoten te rekenen. De Thebaners konden niet meer dan zesduizend man tegens zulk een groot leger te velde brengen. Deze ongelykheid, wel verre van hunnen moed uitteblusschen, ontstak nog veel meer de begeerte om te overwinnen. De twee legers troffen elkander aan in de vlakte van Leuctra. Het was Epaminondas, die het gevegt aanboodt, Deze Veldheer hadt den oorlog nooit bygewoond, maar hy hadt 'er de grondbeginzelen van overdagt, en zo haast hy in 't veld verscheen, toonde hy, dat een verheven vernuft tot alle bedieningen bekwaam is. Na dat hy als een wysgeer geleefd hadt, gedroeg hy zig als een Held. Zyne slagorde, welke geen wedergade hadt, scheen het werk te zyn van eenen Veldheer, die waarlyk tot den oorlog geboren was. De naauwkeurige beschryving van dezen merkwaardigen veldslag behoort niet tot myn onderwerp; het is my genoeg, den geest te doen kennen, die de Thebaners en hunne hoofden regeerde. {==168==} {>>pagina-aanduiding<<} De schikkingen van Epaminondas, tot hier toe onbekend, bragten de ondernemingen der Spartanen in wanorde. Pelopidas, aan het hoofd der geheiligde bende, viel hen aan en brak hunne slagorde, zonder hun tyd te geven, om zig weder te sluiten; hunne ruitery wierdt verslagen of verstrooid. Ter zelfder tyd vogt de bende van Epaminondas met den uitersten heldenmoed. De Spartanen bieden hun eene gelyke dappere tegenweer, en, zig midden in de gevaren stortende, schaarden zy zig rondom Cleombrotus, welken zy met hunne lansen verdedigden, en met hunne schilden dekten. Dees vorst ziet zynen zoon en zyne vrienden voor zyne oogen den geest geven. De Thebaners, overtuigd, dat zyn dood van de zege zou gevolgd worden, verstrojen de menigte, welke hem omringde, en dringen tot hem door. Hy viel levenloos op het lighaam van zynen zoon en zyne vrienden. Zyn dood, die den veldslag moest beslissen, maakte den uitslag daar van onzekerder. De begeerte, om hunnen Koning te wreken, maakte de Spartanen verwoed. Van hun hoofd verlaten vogten ze zonder orde, maar de verwoedheid en wanhoop maakten hen gedugt. Hun oogmerk was, het lyk van Cleombrotus met zig wegtevoeren. Epaminondas stondt hun dezen geringen buit af, om hunne nederlaag des te volkomener te maken. Zo haast zy hem weggehaald hadden, verminderde hun moed, en hunne vlugt werdt algemeen. Zy lieten vierduizend doden op het slagveld. Het verlies der Thebaners bedroeg niet meer dan driehonderd. Het is aanmerkelyk, dat nooit een veldslag met zo veel bloed gekogt was. De vermaardste nederlagen hadden nooit meer dan drie of vier honderd man gekost. {==169==} {>>pagina-aanduiding<<} Epaminondas, gelukkig in 't overwinnen, hadt de bekwaamheid, om zig de zege ten nutte te maken. De Thebaners, eertyds onbekend en veragt, zagen zig gezogt; hunne naburen, vrezende hen tot vyanden te hebben, deden yverig hun best, om zig hen tot bondgenoten te maken. De Looriers, de Phoceënsen, en de Eubeërs, maakten met hun een gedugt bondgenootschap. Hunne vereenigde troepen maakten een leger uit van zestigduizend man, onder bevel van Epaminondas en Pelopidas. Deze twee veldheeren rukten, onder voorwendsel van de Arcadiers te helpen, in Peloponesus, en naderden tot voor Sparta, welks inwoonders verzet stonden, dat zy voor de eerstemaal eenen vyand voor hunne Stad zagen. De nederlaag van Leuctra hadt niet gediend dan om den moed der Spartanen te doen opwakkeren; de republieks-gezinde yver hadt alle de gemoederen driftig gemaakt, de menschelykheid zelve hadt iets van hare regten verloren. De moeders, die hare kinderen in den slag verloren hadden, omhelsden zig en wenschten elkander onderling geluk. Men zag vreugdetranen uit hare oogen rollen. Alle hare gevoeligheid was voor het Vaderland. De natuur was stom en kragteloos. Agesilaus gebruikte alle zyne wysheid, om de drift zyner medeburgeren te matigen, die, daar zy hun regtsgebied door de vlam zagen verwoesten, onstuimig eischten, dat men hen ten stryde zou uitvoeren. Alle kunstgrepen van Epaminondas mislukten, om hem in een gevegt in te wikkelen, en hy zag zo veel te gewilliger af van het vermaak der overwinninge, om dat een groter voorspoed het wantrouwen van de Staten van Griekenland hadt kunnen gaande maken, die de Spartanen liever vernederd dan te gronde gebragt zien {==170==} {>>pagina-aanduiding<<} wilden. Maar dewyl hy egter niet zonder roem naar Thebe te rug wilde keren, zo herstelde hy de Messeniers in het bezit van hun regtsgebied, welk hunnen voorouderen honderd jaren te voren van de Spartanen ontnomen was. De roem van de wapenen der Thebaners hadt hen gezogt gemaakt als bondgenoten, of als beschermers der volkeren. Dit volk, naauwelyks uit de wieg gekomen, werdt eensklaps de scheidsman zyner naburen. De Macedoniers stelden het tot regter aan wegens de geschillen, die onder hen over de opvolging op den troon ontstaan waren. Zy gaven zelfs gyzelaars tot verzekering van hunne onderwerpinge aan het besluit, dat uitgesproken mogt worden. De aanzienlykste deezer gyzelaars was Philippus, Vader van Alexander den Groten. Dees jonge Prins werdt de leerling van Epaminondas en van Pelopidas, en het was in de school van deze grote meesters, dat hy de bekwaamheden volmaakte, die in 't vervolg zo nadeelig voor Griekenland waren. Het was in dien tyd, wanneer Alexander van Pheres zig aan het hoofd van twintig duizend man tot dwingland van Thessalie opwierp. Pelopidas, door de stem des volks verkoren, trok tegens hem op, en noodzaakte hem de wet te ontfangen. Maar een dwingeland heeft geen anderen breidel dan zyne staatzugt; deze is het, die hem beweegt en naar haren wil bestuurt; naauwelyks hadt hy het verdrag getekend, of hy schaamde zig niet, het te verbreken. Pelopidas oordeelde, eer hy geweld gebruikte, zig van onderhandelinge te moeten bedienen. Hy begaf zig tot hem, alleen verzeld van Ismenias. Wanneer de dwingeland hem zonder gevolg en zonder verdediginge, zag komen, liet hy hem in eene gevangenis {==171==} {>>pagina-aanduiding<<} werpen, waar men hem, byna naakt, geen voedzel gaf, dan om te verhinderen, dat hy stierf. De vrouw van den meineedigen dwingeland, misnoegd over de ligtmisseryen van haren man, wist heimelyk in zyne gevangenis te komen, waar zy, na veel tranen gestort te hebben, het middel vondt om de afschuwelykheid en het verdriet zyner gevangenhoudinge te verzagten. De Thebaners, gevoelig van den hoon hunnen Afgevaardigden aangedaan, zonden tegens Alexander een leger, onder bevel van twee Veldheeren zonder bekwaamheid, die niets dan tegenspoeden ondervonden. Zy schaamden zig over de laagheid hunner verkiezinge. De Soldaten, te onvreden, om aan zulke hoofden te gehoorzamen, baden Epaminondas zig aan hun hoofd te stellen. Dees grote man, van het bevelhebberschap versteken, diende toen met zo veel yver in het leger, als of hy aansprakelyk geweest ware wegens den uitslag; de liefde voor het Vaderland deedt hem besluiten, zig aan hunne verkiezinge te onderwerpen. De schrik voor zynen naam maakte Alexander onderdaniger. Pelopidas zag de poorten zyner gevangenis openen; de dwingeland was zyn leven verschuldigd aan de vreze, welke zyne wreedheden inboezemden. Epaminondas, oordeelende dat hy in staat was, alles te verbreken, wilde hem liever voordeelige voorwaarden toestaan, dan zyne beide vrienden bloot stellen, om het slagtoffer zyner wreedheid te worden. De dwingeland, nederig en sidderend in het gevaar, gaf zig aan zyne razernyen over, zo haast hy geloofde, niets meer te vrezen te hebben. Zo dra de Thebaners weg waren, drukte hy zyn juk den Thessaliers nog zwaarder op. Pelopidas werdt hun met nieuwe troepen te hulp gezonden. De twee legers ontmoetten elkander {==172==} {>>pagina-aanduiding<<} in de vlakten van Cynoscephalus. Pelopidas hadt zyn Vaderland en zyne eigen verongelykingen te wreken. Hy zogt den dwingeland met zyne oogen, en hem by zynen naam roepende, daagde hy hem tot een gevegt uit: maar de ondeugden hebben geen moed; in plaatse van op de uitdaginge te antwoorden, verstak hy zig diep in de geleden. Pelopidas, vergetende, dat hy Veldheer was, hadt niet dan de onverschrokkenheid van eenen soldaat; met bloed en stofbedekt, wilde hy zig eenen weg openen, om tot hem te komen: een hagelbui van pylen wordt op hem afgeschoten van den vyand, die hem omringt, en hy valt, met eenen werpschigt doorschoten. Hierop storten de Thebaners in een handgevegt, en wreken den dood van hun hoofd door een bloedbad van drie duizend man, die zy aan zyne schim opofferen. Dees grote man, geëerbiedigd gedurende zyn leven, werdt bitterlyk beweend by zynen dood; de Soldaten, verhit door het bloedvergieten, wierden gevoelig, zy sneden zig de hairen af, en weigerden voedzel te nemen, om dat ze hunnen gemenen Vader niet overleven wilden. Men stelde alle mogelyke pragt te werk, om aan zyn lighaam de lykplegtigheden te verrigten, in alle steden, waar hy door kwam. De wegen waren opgevuld met eene menigte, welke, kronen en zegetekenen dragende, lykliederen zong. Epaminondas was den Thebaners nog overgebleven. Hy smeedde het stoute ontwerp, om regtstreeks naar Sparta te trekken, dat sedert den veldslag van Leuctra van dappere menschen uitgeput was. De ontsteltenis was daar zo groot, dat men toevlugt nam tot schandelyke middelen, om een leger op de been te brengen. De Iloten werden in vrvheid gesteld, en men trok zesduizend {==173==} {>>pagina-aanduiding<<} Soldaten uit dit slaafagtig volk. Na het verlies van den veldslag waren de Soldaten, die hun leven door de vlugt gered hadden, met schande overstelpt geworden; de geringste burger kon hen ongestraft slaan, zy konden zig niet vertonen dan met morsige en gescheurde klederen: eene gestrenge wet verboodt, zig met hun door 't huwelyk te vereenigen, als of men bedugt ware, dat uit deze vereeniginge een lafhartig en kleinmoedig geslagt mogt te voorschyn komen. De oude Spartaansche heldenmoed zat geheel in het hart der vrouwen, die zonder ophouden veragte mannen hoonden, terwyl deeze de gestrengheid harer oogen niet verdragen konden. Agesilaus deedt inbreuk op de oude zeden, door de onteerde burgers te herstellen; hy overreedde zig, dat de begeerte, om hunne schande uittewisschen, hen onverschrokken Soldaten zou maken. Daarenboven hadt men 'er zo velen te straffen, dat men of de gestrengheid der wet moest doen zwygen, of Sparta laten bevolkt blyven van burgers, welken hunne onteering tot vyanden des Vaderlands zoude gemaakt hebben. De gisting, welke in deze stad regeerde, boezemde Epaminondas het ontwerp in, om dezelve te verwinnen; hy begaf zig op weg aan het hoofd van dertig duizend man te voet, en twee duizend te paard. Het vyandelyke leger was een derde kleinder van getal; Agesilaus, die de bewegingen der Thebaners gadesloeg, ontdekte hun oogmerk; hy nam met zo veel spoed de wyk naar Sparta, dat hy deszelfs val belette. Epaminondas, wiens oogmerk ontdekt was, werdt daardoor te vuriger, om het ter uitvoer te brengen. Hy tastte eene stad aan, die verdedigd werd door twintig duizend man, en hy drong door tot op de markt. De overwinning zou volmaakt geweest zyn zonder de dap- {==174==} {>>pagina-aanduiding<<} perheid van Agesilaus, die, beladen met jaren, zig nog meer met roem belaadde. Het was by dezen inval, dat een jong Spartaan, groot en wakker, door het geraas der wapenen ontwaakt, uit zyn bed sprong, en byna naakt op de Thebaners aanviel, onder welken hy een groot bloedbad aanrigtte. Hy hadt niet dan een piek en een degen, de Ephoren eerden zyne dapperheid met eene kroon, maar als naauwgezette waarnemers der wetten leiden ze hem tot straf een geldboete op, om dat hy zig zonder zyne wapenrustinge ten stryd hadt aangeboden. De Thebaansche Veldheer, door zo veel tegenstand afgeslagen, brak het beleg op, en keerde zyne wapenen tegens Mantinea, eene stad zonder verdediginge. Maar zesduizend Atheners, in hare muuren ingesloten, verhinderden hem, dezelve intenemen. Hy was nu op niets meer bedagt, dan om een algemeen gevegt aantegaan, welks gelukkige uitslag, terwyl het hem meester van Peloponesus maakte, voor Thebe de opperhoofdigheid van Griekenland verzekerde. De manier, waarop hy zyne troepen in slagorde stelde, is een meesterstuk van de krygskunde. Indien ik veldoversten moest onderwyzen, zo zou ik hier de afbeelding van zyne verstandige schikkingen mededeelen; (a) myn bestek verbiedt my alle breedvoerige beschryvingen, het is my genoeg met weinig woorden aantetonen, het gene met vele breedvoerigheid door geleerde pennen beschreven is. {==175==} {>>pagina-aanduiding<<} Nooit hadt Griekenland twee legers gezien, die zo talryk, en zo levendig bezield waren door de begeerte, om te overwinnen. De uitslag moest het lot van Griekenland beslissen. De twee grootste Veldheeren van hunnen tyd boezemden hunnen Soldaten het vertrouwen in, welk zy op hun aangezigt hadden. Het kwam 'er op aan, om met roem te sterven of met schande te leven, om te heerschen of slaven te worden. Nooit was een aanval levendiger, nooit was een tegenstand hardnekkiger. Het gevegt begon met de lans, men kwam wel haast tot den degen. De grond was in een ogenblik bedekt met doden, en vooral met gekwetsten, die zig over hun lot niet beklaagden, dan uit hoofde van de onmogelykheid, waarin zy waren, om te kunnen vegten. Het duurde lang, eer de zege zig uitwees. Epaminondas verzamelde eenen troep dappere Thebanen om zig, en zeide tot hen: Indien gy overwinnen wilt, zo volgt het voorbeeld, dat ik u nu geef. Het was op het zelfde ogenblik, dat hy door zynen moed voor de eerste maal meer soldaat, dan veldheer was. Gevolgd van zynen troep stortte hy op de Spartanen in. Alles bukte voor hun, en het vyandelyke leger, van alle kanten open, hadt geen hulpmiddel meer dan in de vlugt. Epaminondas kon de vrugten van de zege genoten hebben, maar hy oordeelde dezelve niet volmaakt, zo lang 'er een eenig Lacedemonier overig was. Dees verwoede aanval kwam hem dodelyk te staan: zyne makkers, door hunnen eigen voorspoed verzwakt, konden hem niet meer te hulp komen. De vooringenomenheid van de zege verborg hem zyne zwakheid, hy dringt byna alleen in het midden van de vyandelyke benden. Het was toen, dat hy, van alle kanten ingesloten, een ongelyk {==176==} {>>pagina-aanduiding<<} gevegt uithield, en terwyl hy eenen stroom van pylen met zyn schild afweerde, boorde een Spartaan hem zyne lans in den boezem, dat hy zonder gevoel, en byna zonder leven, ter aarde viel. Het gerugt van zynen dood maakte het gevegt nog bloediger. De plaats, waar dees held was gevallen, werdt het slagveld. Dees grote man, ter aarde geworpen, deed den moed der Thebaners in verwoedheid veranderen; zy wilden hem nog behoeden, of hem na zynen dood bezitten, als een roemryk gedenkteken. De Spartanen willen 'er zig meester van maken, als een zegeteken, welk hunne nederlaag verbergen zou. De bezitting van zulk eenen edelen roof kostte veel bloed aan beide zyden. Hy zelf, eerlang weder tot zig zelven gekomen, verdubbelde den moed der zynen. De Thebaners, minder dapper dan verwoed, verstrooiden eindelyk de menigte, en hun zieltogende Veldheer werdt in zyne tent gedragen. Epaminondas, verheven boven andere menschen gedurende zyn leven, overtrof zig zelven op het ogenblik van zynen dood. Zo haast hy in zyn tent gekomen was, onderzogt men zyne kwetsuur, welke dodelyk geoordeeld werdt; hy hoorde zonder ontroeringe het vonnis van zynen dood uitspreken, en na dat hy denzelven zo dikwyls in de gevegten gebraveerd hadt, zag hy hem zonder ontsteltenis zyn bed naderen. In dat verschrikkelyk tydstip, wanneer gemene menschen enkel bezig zyn met de afgryzelyke gedagten hunner aanstaande verhuizinge, betoonde hy gene ongerustheid dan over zyn schild, welk hy dagt verloren te zyn. Wanneer iemand hem hetzelve gebragt hadt, omhelsde hy het met vreugdetranen, noemende het den medemakker van zynen roem en van zyne moejelykheden. Hy onderzogt vervolgens, of Thebe zegepralend wa- {==177==} {>>pagina-aanduiding<<} re, en wanneer men hem de nederlaag der Spartanen hadt bekend gemaakt, riep hy uit, ik heb lang genoeg geleefd, dewyl ik met den roem sterf, van nooit overwonnen te zyn. Alles, wat hem omringde, leverde een aandoenlyk schouwspel uit van droef heid en bekommernis. Hy alleen was stil en bedaard. Het yzer van de lans was in de wonde gebleven, en men was bedugt, dat hy in de Operatie den geest mogt geven. Het was op dat ogenblik, dat een van zyne vrienden uitriep: ‘Epaminondas, gy sterft, en gy sterft geheel en al, zonder ons de vertroosting te laten, van u in uwe nakomelingschap te zien herleven’. Gy bedriegt u, antwoordde Epaminondas, ik laat twee onsterflyke dogters na, de zege van Leuctra en deze van Mantinea. Hy gaf een ogenblik daarna den geest in 't midden van zyne vrienden en van de zege. De grootheid der Thebaners was van korten duur, dewyl zy het werk was van twee menschen, die gene erfgenamen van hunne bekwaamheid nalieten. De opkomst en de val van deze Republiek waren schielyk. Dusdanig het lot van elke natie, welker regering niet dan op ongeschikte en willekeurige wetten gegrond is. Dezelve kan eenen kortstondigen glans uitschieten, wanneer zy, door een verheven vernuft bestuurd, zig overgeeft aan de hand, die haar leidt; maar wanneer het steunsel dat haar houdt, ontbreekt, wordt zy overgelaten aan blinde leidslieden, die met haar den dwaalweg inslaan. De wet alleen blyft altoos levend. Zy is een gedurige gids, die haren maker overleeft, en die het volk, welk haar gehoorzaam is, gelukkig en zegepralend maakt. De zeden en bekwaamheden van twee grote mannen vervulden te Thebe het gebrek der wetgevinge. Naauw- {==178==} {>>pagina-aanduiding<<} lyks was hetzelve uit zyne kindsheid gekomen, of het hadt alle de wakkerheid van een volwassen staat; maar het verviel wel haast tot de kwyningen van den ouderdom, dewyl deszelfs voorspoed aan het lot van twee sterflyke menschen gehegt was, die, daar zy niet altyd konden blyven, deszelfs kragt en roem met zig in het graf namen. De afbeelding van deze twee weldoeners van hun Vaderland vindt hier natuurlyk hare plaats. Pelopidas en Epaminondas hadden beiden het voordeel van eene hoge geboorte; maar waren ze groot door hunne voorvaderen, zy waren nogthans niet beroemd dan door zig zelven. Pelopidas hadt aanzienlyke goederen geërfd, waarvan hy altyd meester en nooit slaaf was. Milddadig en pragtig in zyne geschenken, zogt hy enkel in het geluk van anderen zyn vermaak. Epaminondas, van meer deugdzame dan gelukkige ouderen geboren, zette der armoede luister by door de liefde, welke hy hadt voor dezelve; onderwezen in de school der wysbegeerte was hy wys zonder gestrengheid, en hoewel alle bedieningen waardig, hadt hy egter geen sterke drift voor de waardigheden, en hy scheen niemand dan zigzelven te willen behagen. De beoeffening der geschiedenis hadt hem de menschen leren kennen, en deze kundigheid, welke dikwyls veragting voor hun inboezemt, hadt hem medelydender gemaakt met hunne ellenden en zwakheden. Hy was overtuigd, dat men beter kon slagen om de ondeugd veragt te maken door de oeffening van deugden, dan door de bitterheid der bestraffinge. Pelopidas, navolger van de deugden van zynen vriend, zogt zyne onverschilligheid voor de rykdommen te overwinnen, en hem uit dien middelmatigen staat te trekken, {==179==} {>>pagina-aanduiding<<} welke edelmoedige zielen veroordeelt om in veragtinge te leven, en welke hen belet, hunne natuurlyke weldadigheid te oeffenen. Hy kon hem niet dwingen, om ryk te worden, en daar hy wist, dat de vriendschap zelden stand houdt tusschen twee menschen, die te ongelyk van goederen zyn, zo wilde hy even armoedig leven als zyn vriend. Hunne levenswyze werdt een parig; dezelfde zuinigheid by hunne maaltyden, dezelfde eenvouwdigheid in klederen. Het scheen, dat eene eenige ziel alle hunne bewegingen bestuurde. De eene hadt, om deugdzaam te zyn, zig slegts aan zyne gelukkige neigingen overtegeven, de andere, om even volmaakt te worden, vergat zigzelven, om zig in zynen vriend te hervormen. Aan wien van beiden moet men den voorrang toekennen? Epaminondas schynt by den eersten opslag denzelven te verdienen, dewyl het door hem natevolgen was, dat zyn vriend even groot werdt als hy. Maar van den anderen kant, welke verhevenheid in Pelopidas, die ophoudt Pelopidas te zyn, om zig in Epaminondas te hervormen! Gemene menschen, te vrede met te zyn, hetgene zy zyn, zyn wonderbaarlyk met hunne kleinheid in hunnen schik, te zeer misleid door hunne verwaandheid, gevoelen ze nooit de vernederende noodzakelykheid, om zig naar een voorbeeld te schikken. De ware heldhaftigheid bestaat in de edelmoedige opofferinge zyner neigingen, voornamelyk wanneer ze door de fortuin begunstigd, en door voorbeelden geregtvaardigd worden. Deze twee grote mannen, godsdienstig zonder bygelovigheid, waren overtuigd, dat de Godsdienst tot handhaaving van de orde van het algemeen strekt. Dus schenen zy zig nooit boven de dwalingen des volks te verheffen. {==180==} {>>pagina-aanduiding<<} Men heeft nuttige vooroordeelen, welken de wysgeer weet te eerbiedigen. Wanneer zy op het punt stonden om tegens den dwingeland van Thesalie te trekken, scheen eene Eklips den Thebaners een kwaad voorteken te zyn. Wel verre van hunne ontsteltenis te bestryden, schenen zy 'er zelfs deel aan te nemen, overtuigd, dat de ligtgelovigheid, die de menschen in toom houdt, te verkiezen was boven eene hoogmoedige wysheid, die niet dan strafschuldigen en ontheiligers maakt. De zinneloosste Godsdienst, onteert den mensch minder dan de heiligschendende vermetelheid, welke den hemel durft aanvallen. Amtgenoten in het bevelhebberschap, waren ze nooit strydig met elkander in hunne oogmerken. Een en hetzelfde verstand bestuurde de bewegingen van het leger, en de raadslagen van den Raad. Naaryveraars zonder mededingers te zyn, was hun roem een last, waarvan de een zig op den anderen zogt te ontlasten. De deugden der helden zyn dikwyls zeer nadeelig aan hunne medeburgers, dewyl de bekwaamheden, welken het Vaderland dienstig kunnen zyn, somwylen tot deszelfs ondergang gebruikt worden. Maar deze twee grote mannen, yverig gezet op hunnen nederigen staat, verwaardigden zig niet, om 'er uittekomen, dan om voor hun Vaderland te stryden en te sterven. Niets ontdekt ons beter het karakter van Epaminondas, dan die zagte en zielroerende vreugde, welke hy ondervond op den dag van den veldslag van Leuctra. Het was toen, dat hy, het slagveld met Spartanen overdekt beschouwende, uitriep: welk eene vreugde voor myn Vader en moeder, wanneer zy het nieuws van myne zege vernemen zullen! Dees verheven trek van kinderlyke ge- {==181==} {>>pagina-aanduiding<<} negenheid heeft geen plaats meer in onze zeden. De gewaarwordingen der nature schynen heden ten dage zwakheden, en in plaatse van den lieffelyken naam van vader gebruiken wy titelen van onderscheidinge en waardigheden, welken ons doen vergeten, wat we zyn. De bloedige kunst van den oorlog verhardt het hart. De krygsman, dwalende van land tot land, moet noodzakelyk ongestadig zyn in zyne geneigdheden. Hy heeft geen Vaderland dan de plaats, waar hy leeft, hy heeft gene nabestaanden, dan in degenen, die hem omringen. Epaminondas, terwyl hy een held werdt, hield niet op, een mensch te zyn. Twee menschen, zo verheven boven hunne eeuw, hadden, daar zy hunne medeburgers gelukkig maakten, veel regt, om het ook te zyn. Maar hoe meer regt men heeft op de agtinge van het algemeen, des te meer is men blootgesteld aan de kwaadaartigheid van die lage en nydige zielen, welken hare onbekwaamheid van de bedieningen te rug weert. De middelmatigheid wreekt zig over de veragtinge, in welke zy kwynt, door de deugden te lasteren, welker glans hare laagheid ontdekt en verraadt. Men mag het niet ontveinzen: een vry volk is al te dikwyls ondankbaar. 't Is een onheil, 't welk tegen vele voordeelen der vryheid overstaat, dat deugdzame mannen zelden straffeloos hunne deugden oeffenen in eene Volksregering, waar de minste burger, begerig om te regeren, zig vervallen van zyne voorregten oordeelt; wanneer hy iemand boven zig verheven ziet. Het lot van Aristides is 'er een zeer vernederend bewys van. De Atheners hadden hem den bynaam van Regtvaardigen gegeven. Dees titel, zo wel verdiend, {==182==} {>>pagina-aanduiding<<} verwekte hem den haat zelfs van die hem denzelven toegelegd hadden. Dit volk, moede van hem hoog te agten, veroordeelde hem tot een ballingschap van tien jaren. In dien tyd, wanneer men de schulpen toebereidde, waarop men den naam schreef van dengenen, welken men wilde bannen, kwam een boer, die lezen noch schryven kon, by Aristides, en zeide tot hem: Ei lieve! schryf my op myne schulp eens den naam van dezen Aristides. ‘Wat heeft hy u gedaan? antwoordde de regtvaardige man bedaardelyk; Hebt gy reden, om u over hem te beklagen?’ In genen deele, hervatte de boer, hy heeft my nooit beledigd, en zelfs heb ik hem nooit gezien; maar het valt my lastig, hem altyd den Regtvaardigen te horen noemen. Op gelyke wyze was het zegepralend Thebe ondankbaar tegens de werkende oorzaken van deszelfs voorspoed. Na den veldslag van Leuctra, werden zy in gevangenis gebragt, om dat zy het bevelhebberschap vier maanden boven den bestemden tyd gehouden hadden. Men beschuldigde hen, dat zy hun gezag duurzaam hadden willen maken. Pelopidas kende zyne medeburgers te wel, dan dat hy niet alles voorzien zou, wat 'er hem van te dugten stonde. Hy gebruikte tot zyn verdediging dezelfde middelen, welken hy zou genomen hebben, indien hy schuldig geweest ware. Epaminondas, standvastiger en onbuigzamer, werdt op zyne beurt gedagvaard. In plaatse van zig te vernederen, om de gestrengheid zyner regteren te buigen, verscheen hy met eene stoutheid, welke de zuiverheid zyner ziel aankondigde, en welke zyne beschuldigers deedt beven. Tot alle zyne verdediging verhaalde hy, wat hy gedaan hadde. ‘Ik zal vergenoegd sterven, zeide hy, indien myne {==183==} {>>pagina-aanduiding<<} medeburgers verklaren willen, dat het door mynen arm is, dat hunne vyanden overwonnen zyn, en dat het zonder hunne roestemming is, dat ik de zege behaald heb’. De Thebaners, hierdoor beschaamd geworden, zonden hem ontslagen te rug, en zyne regters werden zyne hoogagters. Hy ondervondt nog by eene andere gelegenheid de ondankbaarheid zyner medeburgeren, die hem het bevelhebberschap ontnamen. De onregtvaardigheid deedt zyne gematigdheid nog des te meer uitblinken. De gewoonte van gebieden maakt de gehoorzaamheid moejelyker. Epaminondas, genoodzaakt om onder twee Veldheeren te dienen, die zelfs niet waardig waren, zyne leerlingen te zyn, ontfing hunne bevelen met zulk eene bereidwilligheid, als men naauwelyks van den geringsten soldaat eischte. De onkunde der twee hoofden stelde het leger bloot aan het gevaar van eenen volkomen ondergang. Alle oogen wendden zig toen naar Epaminondas, die het bevelhebberschap weder aannam, welk hy tot aan zynen dood behield, tot zynen roem en tot voorspoed van zyn Vaderland. Thebe kwam, na zynen dood, weder in zynen ongeagten staat. Elken stap, welken het deedt, naderde het zynen ondergang. Eenigen tyd daarna werdt het door Alexander den Groten verdelgd, die 'er niets van verschoonde, dan het huis, waar Pindarus geboren was. Eindelyk kwam geheel Beotie, zo wel als gantsch Griekenland, onder de heerschappy der Romeinen. {==184==} {>>pagina-aanduiding<<} Van de republiek Carthago. De gesteldheid van de Republiek Carthago heeft te veel gelykheid met de regeeringe van Groot-Britannie, dan dat zy niet de oplettendheid van het Engelsche volk tot zig zou trekken. Men ziet deze twee Staten hetzelfde tafereel in verschillende tyden opleveren. Hunne vlaggen zyn even zeer geëerbiedigd ter zee, waarover zy de heerschappy hebben. Hun bloejende koophandel ontlast hen van het overtollige, en voert hun de rykdommen van den buitenlander toe. Magtig ter zee, door zig zelven, strekken zy hunne heerschappy te lande uit, door buitenlanders te bezoldigen, die hun hun bloed en hunne rust verkopen. Wanneer wy het handeldryvend Carthago onderzoeken, voor zo ver het de Romeinen tot naburen hadt, die altyd met de begeerte van overwinningen ingenomen waren; wanneer wy de natuur gadeslaan van de krygsmagt dezer twee natien, die met elkander om den voorrang twistten, dan zullen wy bevinden, dat het lot der Engelschen met betrekkinge op Frankryk, hetzelfde moet zyn als dat van Carthago met opzigt op de Romeinen. De ondergang van deze Republiek, de bloejendste van de gantsche wereld, en de gedugtste vyand, welken Rome ooit te bestryden heeft gehad, verdient, dat zy 'er hunne aandagt op vestigen. Hare gebreken zyn leringen, die hen onderrigten moeten; wy zullen ontdekken, dat haar voorspoed zyn begin nam en bloejend werdt, door de uitgestrektheid van haren koophandel, die, terwyl hy haar verrykte, {==185==} {>>pagina-aanduiding<<} hare naburen zwakker en armer maakte, en dat zy nooit onder de zegepralende wapenen der Romeinen zou zyn bezweken, indien gene inlandsche onlusten hare gesteldheid veranderd hadden. Elk staatkundig lighaam behoudt ligtelyk zynen goeden staat, indien het gene inwendige gebreken heeft. Het draagt het zaad van zynen ondergang met zig om. De Carthagers beginnen gene vertoning in de geschiedenis te maken, dan ten tyde van den eersten Punischen oorlog. Men kent noch hunnen oorsprong noch hunne vorderingen, dewyl het hun aan schryvers heeft ontbroken, om de daden hunner voorzaten aan de nakomelingschap medetedeelen. Wy weten niets van hun, dan het gene hunne vyanden goedgevonden hebben, ons van hun te berigten. Hun getuigenis is verdagt; deze schryvers hebben by gebrek van oude gedenkstukken toevlugt genomen tot overleveringen, welken de tyd en de nationale haat veranderd hadden. Opstellers zonder oordeelkunde, hebben zy de ware gebeurtenissen met de fabelen verward. De een, weinig onderrigt van de regeringe dezer Republiek, heeft over derzelver zeden en wetten het vonnis opgemaakt uit de ongebondenheid van uitheemsche soldaaten, waaruit hare legers bestonden; de ander, door den nyd gedreyen, heeft zyne schoonste trekken mismaakt door de kwaadaartigheid zyner aanmerkingen, en de bitterheid der berispinge. Aristoteles, beter onderrigt, en minder aan vooroordeelen verslaafd, berigt ons, dat de regering van Carthago op de gronden der gezondste staatkunde gebouwd was. Inderdaad, het ontwerp harer wetgevinge moet wel met elkander verbonden, en wel overdagt geweest zyn, dewyl in den tyd van vyf-honderd jaren, welken sedert het be- {==186==} {>>pagina-aanduiding<<} gin harer grondlegginge tot op den tyd, wanneer dees Wysgeer schreef, verliepen, de rust van Carthago door generhande oproer gestoord werdt. Geen Staatzugtige verhief zig tegens deszelfs vryheid. Daar zy allen te vreden waren met hunne vryheid, bepaalden zy hunne wenschen tot de behoudenis hunner onafhankelykheid, en rigtten dezelve nooit tot de dwingelandy. De Staatsgesteldheid van Carthago moet zeer verstandig ingerigt geweest zyn, wanneer men overweegt, dat elke ryke en handeldryvende natie haren voorspoed alleen aan de wysheid harer wetgevinge verschuldigd is. Het is daar, dat het geluk, welk de wetten verschaffen, derzelver duurzaamheid verzekert; indien zy eenige verandering ondervindt, zo is het veeleer, om dezelven verder uittestrekken dan om ze te vernietigen. Te vergeefs doet de listige staatkundige schoonschynende beloften; eene natie weet te veel, wat haar van het aannemen van een verderflyk staatsgestel te wagten staat, wanneer zy wetten maakt, het is, om haar geluk te verzekeren, en om hare dienstbaarheid te voorkomen. Het lot van een oorlogzugtig volk heeft hetzelsde voordeel niet. Zyne onbestendige en veranderlyke wetgeving waakt niet, dan voor tegenwoordige behoeften, en heeft geen vooruitzigt op het toekomende; het is daar, dat de wetten elkander opvolgen, tegen elkander stryden en zigzelven vernietigen. Dezelver menigvuldigheid wordt eene belemmerende en moejelyke oeffening; de burger verdwaalt in zyn eigen land, waar de wegen hem onbekend zyn. Onophoudelyk maakt men nieuwe inrigtingen, om de ouden uitteleggen. De Staat is een wan- {==187==} {>>pagina-aanduiding<<} kelend gebouw, welk men onderstut, om deszelfs val te vertragen. Carthago, van gedugte vyanden omringd, hadt rust van binnen, en was zegepralend van buiten. Zyn koophandel hadt 'er het magazyn der wereld van gemaakt. Zyne schepen, welken op de zeën dobberden, verzekerden 'er de heerschappy van. Dit volk tegelykkrygsman en handeldryvend, is een bewys, dat deze twee hoedanigheden met elkander kunnen vereenigd worden. Inderdaad, menschen, door de moejelykheden der scheepvaart verhard, en aan den invloed der verschillende klimaten gewend, moeten eene natie van soldaten uitmaken. De gewoonte, om op zyn graf te gaan, en zonder ophouden den dood aan zyne zyde en onder zyne voeten te zien, moet 'er den schrik voor verminderen; door het gevaar te tarten, maakt men 'er zig gemeenzaam mede. Het is zeer bezwaarlyk, zig een juist denkbeeld van het karakter der Carthagers te vormen. De Romeinen, hunne vyanden, hebben hen met aanstotelyke kleuren afgeschilderd. Hun penseel, door den haat bestuurd, heeft ons slegts een tafereel van inbeeldinge nagelaten, waar alles reuzenagtig en mismaakt is. Het was de eenige uitvlugt, welke deze onmenschelyke en hoogmoedige overwinnaars overig was, die hun wreed en trouwloos gedrag niet konden regtvaardigen, dan door hunne misdaden dezer ongelukkige Republiek te last te leggen. Titus Livius, hoewel een hoogagter van de Romeinen, is genoodzaakt, het te erkennen. De Grieken, om de schande hunner nederlage te verzagten, hebben hen op hunne beurt afgeschilderd als een wreed en meineedig volk. Maar deze Grieken, welsprekende leugenaars, {==188==} {>>pagina-aanduiding<<} hebben hunne vyanden altyd gezogt veragtelyk te maken, en wanneer zy hen niet konden overwinnen, zyn ze wel geslaagd in hen te lasteren. Men werpt den Carthagers bovenal eene onverzadelyke gierigheid voor de schenen, welke, om zig te voldoen, gene schaamte gebruikt in de verkiezinge der middelen. Dit verwyt is gegrond op hunne handeldryvende naarstigheid, welke by alle volkeren niet anders wordt gaande gemaakt, dan door de begeerte, om zig te verryken. De aanzienlykste burgers van Carthago, het zy door hunne geboorte of waardigheden, zagen niets veragtelyks in eene bezigheid, welke, terwyl zy eenen ieder in 't byzonder verrykte, tevens geboorte gaf aan den overvloed van het gemeen. Zy verwierpen dat barbaarsch vooroordeel, welk de behoeftige en hoogmoedige luiheid veradelt, en welk de nyvere werkzaamheid doet kwynen. De afstammelingen der Gothen Hunnen, en Vandalen hebben hunne dwaling lief. Laten wy den doek, die hunne oogen bedekt, niet zoeken wegterukken; mogten zy altyd meer aanzien daarin vinden, dat zy onnut bleven kwynen, dan dat zy de natien met hunne naarstigheid cynsbaar maakten. Het is niet, dat hunne gesteldheid gebrekkelyk is, doordien zy de edelen van de bron der rykdommen terug houdt; maar om dat een volk altyd ongelukkig is, wanneer de wet het tot de armoede veroordeelt, en agting aan den rykdom hegt, Het is waar, dat, wanneer de koophandel de rykdommen van Carthago vermenigvuldigd hadt, zy 'er de veilgeving in zwang gebragt hadden. Men dreef 'er openbaren koophandel met bedieningen en waardigheden; maar in weerwil van dit algemeene bederf, merkt Poly- {==189==} {>>pagina-aanduiding<<} bius aan, dat men door een overblyfzel van schaamte alleen die genen tot de eerste bedieningen verhief, welken derzelven te regt waardig waren, en het aanzien, zig te onregt door den ryken aangematigd, verminderde den eerbied niet, welken men aan deugden en bekwaamheden verschuldigd was. Men kan 'er van oordeelen door die menigte grote mannen, welken men aan het hoofd van hunne legers ziet; allen regtvaardigden zy de verkiezing, welke men in hun gedaan hadt. Het is waar, het gezag eener party hadt somwylen de overhand, en de onkunde ondermynde de verdienste: maar dit was een haast voorbygaand kwaad. De hand, die den afgod hadt verheven, wierp denzelven welhaast ter aarde. De Romeinen hebben de Carthagers ook van wreedheid beschuldigd. Dit hoogmoedig volk heeft geoordeeld de smet, welke het onteerde, te kunnen wegnemen, door dezelve zynen vyand aantewryven. Inderdaad, wat volk was ooit wreder dan deze verwinnaars, die na de koningen van hunnen troon te hebben gesloten, dezelven, aan hunnen wagen gebonden, met zig sleepten, hen overgevende aan de spotternyen van een onbeschoft gepeupel, en, na hen in de afschuwelykheden der gevangenis te hebben laten zugten, hunne ellenden eindigden, door hen ter dood te veroordeelen? De vertelling van Regulus is uitgevonden, om hunne wreedheid te regtvaardigen, welke toen niets anders dan een regt van wedervergeldinge was. De vernuftige verdigtselen hunner Poëten hebben dezen leugen opgesierd, welken hunne jaarboeken gezag bygezet hebben. Diodorus de Sicilier en Polybius, hoewel vleiers der Romeinen, heb- {==190==} {>>pagina-aanduiding<<} ben schaamte genoeg gehad, om 'er niet van te spreken. De Grieken, zo driftig gezet, om hunnen vyand te lasteren, hebben deze fabel niet overgenomen. Daarenboven, de Romeinsche schryvers spreken 'er op zulk eene verschillende wyze van, dat zy ons de ongerymdheid daarvan genoeg aantonen. De Grieken, minder verbitterd dan de Romeinen, schilderen ons de Carthagers af als eene onbeschaafde natie, en vyanden van kunsten en wetenschappen. Rollin, die deze dwalingen heeft nageschreven, verzekert, dat hunne opvoeding zig bepaalde, om te kunnen lezen, schryven en cyfferen, en dat een Carthager wysgeer een wonderteken onder de Geleerden zou geweest zyn. Dees deugdzame geschiedschryver hadt voor de Grieken de leerzaamheid van eenen leerling voor de meesters, die hem onderwezen hebben; hy was geheel met eenen godsdienstigen eerbied ingenomen voor alles, wat uit deze bron kwam, en hun getuigenis was nooit by hem verdagt. Maar zyne ligtgelovigheid is zo veel te meer te laken, om dat hy niet onkundig kon zyn, dat de Carthagers, even bekwame als stoute schippers, de beste scheepsbouwers waren, dat geen volk met hun gelyk stond in alle de handwerkskunsten, dat zy de kunst, om de plaatsen te verdedigen en aantetasten, zeer verre gedreven hadden, en eindelyk dat Carthago pronkte met openbare gebouwen, die van meesters der kunst hoog geagt werden. Zy waren tot deze ryke kundigheden opgeklommen, hoewel het gebruik van het kompas hun onbekend ware. Men kan hun derhalven den roem niet betwisten, dat zy de eerste meesters in de Landmeetkunde, de Sterrekunde, en de andere takken der Wiskunde, geweest zyn. {==191==} {>>pagina-aanduiding<<} Het was bovenal de Landbouwkunde, waarin ze de grootste vorderingen maakten. De Romeinsche Raad gaf bevel, om de werken van Magon over deze kunst te vertalen, ten dienste van de Romeinen en van hunne volkplantingen, en zy rekenden het zig niet tot schande, van hunnen vyand het gelukkig geheim overtenemen, om de vrugtbaarheid des aardryks voorttehelpen. De grote mannen, uit den schoot van Carthago voortgekomen, zyn een bewys, dat de opvoeding der jeugd zig niet tot de voorwerpen van den Koophandel alleen bepaalde. Het voorbeeld van Hannibal is genoeg, om ons te tonen, dat de opvoeding te Carthago even zeer werdt in agt genomen, als by de beschaafdste en verligtste volkeren. Het was geen van die Veldheeren, die, door eene doldriftige stoutheid aangevoerd, zig als eene watervloed verspreiden in gewesten zonder dyk en zonder verdediginge. Geboren tot den oorlog, voerde hy denzelven volgens vaste grondbeginzelen, in eenen ouderdom, wanneer men nog niets aan de ondervindinge verschuldigd is. Driftig voor de belangen van zyn Vaderland, wilde hy niet overwinnen dan voor het zelve; hy behield voor zig alleen den roem; de roofgoederen der Natien verrykten Carthago. Zyne berispers, buitensporig in de afbeeldinge zyner ondeugden, hebben zyne belangeloosheid nooit durven lasteren. Hy was niet alleen de grootste Veldoverste van zyne eeuw, maar ook de bekwaamde staatsman, eene wetenschap, welke eene overdagte letteroeffening en beschaafde zeden onderstelt. Het scheen, dat de Carthagers de kunsten van pragt en sieraad den Grieken overlieten. De Schilder- {==192==} {>>pagina-aanduiding<<} kunst, de Digtkunde, en de Muziek, waren by hen onbekende kunsten. Huishoudelyk zelfs tot in hunne vermaken, gebruikten zy hunne rykdommen tot voortreffelyker en nuttiger gebruiken. De landsschatkist werdt niet geopend, dan om vloten uitterusten, om den koophandel verder uittestrekken, en om de volkplantingen te beschermen; al wat niet dan tot pragt en sieraad diende, werdt onwaardig geoordeeld, om een vry, handeldryvend, en dapper volk bezig te houden. De nationale smaak der Engelschen heeft veel overeenkomst met den smaak der Carthagers, waarvan zy niet afwyken, dan door hunne neigingen geweld aantedoen; laten zy zyn het gene zy waarlyk zyn, en zy zullen hun volmaaktelyk gelyken. Het is niet op hun eiland, waar men grote schilders en grote Beeldhouwers moet zoeken. De Muziek is by hen minder een vermaak van gevoelen dan van overneminge. Het zyn de weelde en de agting, welken hunne neigingen te ondergebragt, of liever van de regte voorwerpen afgewend hebben; de zoetluidendste tonen laten hunne ziel koud en bedaard; zy hebben in waarheid digters, maar dezelven hebben meer nadruk dan aangenaamheid. Verheven, en dikwyls wandrogtelyk, slagen zy beter in het zingen van de Helden en de Duivelen, dan in het schilderen van de bevalligheden en de eenvoudige schoonheid der Nature. Men schryft hun, zo wel als den Carthagers, een overblyfzel van woestheid toe, welke de opvoeding wel kan verzagten, maar bezwaarlyk uitrojen. Dit verwyt kan niet vallen op den Engelschen adel, die de menschelykheid en dapperheid zelfs tot by zyne ontwapende vyanden weet te eerbiedigen. Dit overblyfzel van woestheid is eene eigenschap van hun gemeen volk, welk, gelyk alle vrye {==193==} {>>pagina-aanduiding<<} volkeren, zig somwylen aan buitensporigheden overgeeft, welken hunne wetten ongestraft laten; het is geen hebbelyke ondeugd, zy heeft haren oorsprong in voorregten, die hunne voordeelen en hunne misbruiken hebben. By slaafsche volkeren is alles bedaarder, dewyl de moed van allen uitgedoofd is. Zie hier, hoedanig de oorsprong dezer Republiek geweest zy. Eenige Tyrische vlugtelingen kwamen zig in dat gedeelte van Africa zetten, welk heden bewoond wordt van Zeerovers, die van alle natien veragt worden, schoon zy onder eerlyke benamingen cynsbaar aan hun zyn. Deze vlugtelingen onderwierpen zig, om eene geringe schatting aan de inborelingen des lands te betalen, die hun een stuk lands toestonden, waarop Carthago gebouwd werdt. Zy hadden den handeldryvenden aart van hun vorig Vaderland met zig gebragt. Hunne zuinigheid en hunne naarstigheid verwierven hun welhaast een vermogen, welk hen het voorwerp van den nyd hunner behoeftige en luie naburen maakte. De Carthagers, stouter geworden, doordien zy ryker werden, waren 'er op bedagt, om zig van de verpligtinge te bevryden, van eene schatting te betalen, welke, of schoon gering, onteerende scheen voor een volk, welk op zyne onaf hankelykheid jaloers was. De rykdommen maken den smaak der vryheid wakker; de gehoorzaamheid is eene deugd van den armen. Stoute zielen laten 'er de oeffening van over aan hunne vyanden. De inborelingen des lands, ontrust over eene mogendheid, die reeds in hare geboorte zo ontsachelyk was, vreesden wel haast tot dwingelanden te hebben een volk, welk zy verwaardigd hadden, eene schuilplaats te geven. De oorlog brak uit; de Carthagers, de min- {==194==} {>>pagina-aanduiding<<} sten in getal, maar allen wel vereenigd tot verdediging der algemene zaak, gebruikten hunne rykdommen, om hunne naburen verdeeld te maken. Als behendige staatkundigen, boezemden zy hun een onderling wantrouwen voor elkander in. De jaloezy liet hen niet toe hunnen waren vyand te kennen. Zy wapenden den eenen tegens den anderen, en in plaatse van zig tegens Carthago te vereenigen, smeedden zy zigzelven hunne ketenen, enwerden onderdanen van hun, welker meester zy zouden geweest zyn. De kunst om zyne vyanden verdeeld te maken is de grote kunst om te regeren. Deze staatkunde der Carthagers zou verdienen berispt te worden, indien haar niet door uitmuntende voorbeelden luister bygezet ware. De onregtmatige bezitnemingen der overwinnaren zyn stroperyen, die met pragtige benamingen opgesierd worden. De grootste Ryken zyn, die zig de meeste onregtmatige bezitnemingen te verwyten hebben. Geneve en Lucca blyven in eenen veragten staat, om dat zy niets tot zig getrokken hebben. Men is slegts een zeerover, wanneer men met een eenig schip een ander schip plundert; maar men is een held, wanneer men met een vloot of talryk leger de gewesten en koninkryken te vuur en te zwaard verwoest. De grootte der misdaad schynt dezelve te veradelen, men rigt schavotten op voor hem, die zyns gelyken heeft doen sneuvelen, maar men stelt altaren voor den staatzugtigen, die millioenen van menschen opoffert. Ik wil noch de berisper noch de verdediger zyn van de staatkunde der Carthagers, die hunne naburen bedrogen, om hen onderdanig te maken, maar ik geloof, dat men in hun gedrag nuttige lessen kan vinden, om de Engelschen in de tegenwoordige omstandigheden ten geleide te verstrekken. {==195==} {>>pagina-aanduiding<<} Men is het eens, dat het grote vermogen van dit volk alleen op zynen Koophandel gegrond was, en dat het de aanwinningen, welken het op alle kusten der Middellandsche Zee tot aan den Oceaan maakte, alleen verschuldigd was aan het welbestuurde gebruik der landspenningen, en aan de weloverdagte verrigtingen zyner vloten. Hadden zy zig alleen bepaald, om hunnen koophandel te ondersteunen en hunne volkplantingen te beschermen, zy zouden nooit agterdogt aan Rome gegeeven hebben, of ten minsten zouden zy sterk genoeg geweest zyn, om de magt dezer hoogmoedige mededingster tegenstand te bieden. De begeerte, om hunne aanwinningen tot op den vasten wal uittestrekken, was de oorzaak van het verval hunner zeemagt. Zy moesten buitenlanders bezoldigen, om Spanje en Sicilie onderdanig te maken. De onkosten der legers te lande bragten hen in de onmogelykheid, om vloten te onderhouden, die hen alleen voor buitenlandsche invallen konden dekken. De Romeinen waren langen tyd vyanden, van welken zy te water weinig te dugten hadden; dewyl zy niet een eenig schip bezaten, zo wisten zy 'er zelfs niet de inrigting van. Hun eerste model was een Carthager galei, welke door de zee aan hunne kusten geworpen was. Het was na den eersten Punischen oorlog, dat zy'er ernstig op begonnen te denken, om eene zeemagt opterigten: zy begrepen toen, dat de heerschappy van het vaste land aan het gebied der zee verknogt was. En na dat zy de overhand in de zeemagt verkregen hadden, waren zy oplettend, om dezelve te behouden. Hadden de Carthagers hunne zeemagt staande gehouden, zy zonden de wet aan de volkeren gegeven {==196==} {>>pagina-aanduiding<<} hebben. De Romeinen zouden nooit gezogt hebben hunne vaststellingen te ontrusten, zo lang zy de zee met schepen overdekt gezien hadden, en Italie blootgesteld aan de invallen eener Zeemogendheid. De Carthagers, door de zugt tot overwinningen misleid, baanden den weg tot hunnen ondergang, door aftestaan van het gebied ter zee. De krygstogt van Hannibal, zo luisterryk in den beginne, maar zo ongelukkig aan het einde, is een schandelyk bewys van hunne agteloosheid in het onderhouden hunner zeemagt. Hadde dees grote Veldheer eene vloot gehad, hy zou niet genoodzaakt geweest zyn, vierhonderd mylen te trekken door landen, die door rusteloze en woeste volkeren bewoond werden, welken hy moest bestryden, of met geld omkopen. Hy zou dien moejelyken togt over de Alpen niet gewaagd hebben, welke hem de helft van zyn leger kostte: de bekwaamheden van Hannibal doen vermoeden, dat, daar hy dit gevaarlyk middel by de hand vatte, hy gene anderen kon nemen. Het voorbeeld van Scipio is een nieuw bewys, dat Carthago niet meer ontsachelyk ter zee was. Dees Romein drong eenigen tyd daarna tot aan de poorten van Carthago door, zonder de minste tegenkanting gevonden te hebben. Hy vertrok met een vertrouwen, welk toont, dat zyne vyanden gene zeemagt hadden, om hem de overvaart te betwisten, nog om zig tegens zyne terugkering te stellen. De tusschentyd, welke van den eersten tot den tweeden Punischen oorlog verliep, was een tyd van voorspoed voor de Carthagers. Eene aaneenschakeling van gelukkige ondernemingen deedt hen vergeten, dat een handeldryvend volk zig veeleer vrienden en bondgenooten dan slaven of onderdanen moet maken; en dat het voor {==197==} {>>pagina-aanduiding<<} hetzelve voordeeliger is, zynen naburen een goed vertrouwen inteboezemen, dan hun tot een schrik te zyn. De ongelukkige uitslag van den tweeden Punischen oorlog deedt hen hunnen misslag ontdekken in eenen tyd, wanneer zy denzelven niet meer vergoeden konden. Maar behalve hunne nalatigheid, om hunne zeemagt te herstellen, behalve de schadelyke begeerte, om hunne heerschappy aan den vasten wal verder uittestrekken, hadden zy in hunne staatsgesteld heid een gebrek, welk de grondslagen daarvan ondermynde. De oorlogen, door de staatzugt ontstoken, noodzaakten hen, een groot getal buitenlandsche soldaten te onderhouden; hunne legers waren niet anders dan eene verwarde verzameling van verschillende Natien. Griekenland kweekte soldaten voor hun op; hun rykdom stelde hen in staat, om in de andere landen van Africa troepen te werven, waar de behoeftige en min naarstige volkeren geen ander hulpmiddel dan den oorlog hadden, gelyk ten huidigen dage de Duitschers en Zwitsers, die hunne onderdanen verkopen, gelyk ze hun vee verkopen: de smaak voor den koophandel was by de Carthagers zo veradeld, dat zy diegenen hunner burgeren als voor den staat verloren aanmerkten, die den wapenhandel omhelsden. Hy, die in het veld grys was geworden, zag den genen voorgetrokken, die al zyn leven in een kantoor gekropen hadt. De agting was de prys der genen, die in den Raad, of docr hunne betrekkingen van koophandel met den buitenlander, uitschitterden. De krygsman, voor wien men gene agting hadt, werdt als de uitvoerder van de bevelen des Vaderlands aangemerkt; die zig voor een matig jaargeld verpligtte, om de {==198==} {>>pagina-aanduiding<<} vyanden van den staat te vermoorden. De veragting voor den wapenhandel was zo groot, dat Carthago, hoewel agterdogtig wegens zyne vryheid, zyne verdediging egter overliet aan de bescherming van deze gehuurde vreemdelingen. Deze staatkunde, door eene handeldryvende natie aangenomen, scheen by den eersten opslag aan hare gesteldheid gunstig te zyn. Inderdaad, door dit middel spaarden de Carthagers het bloed hunner medeburgeren. Het was met dat van den buitenlander, dat zy hunne aanwinningen kogten. Eene nederlaag kon wel den loop van hunnen voorspoed stuiten; maar het aanzienlykste onheil kon hunne magt niet verminderen. Altyd volkomen in staat, altyd magtig, viel het hun gemakkelyk, een nieuw leger op de been te brengen, dat uit soldaten bestondt, die reeds in de krygsoeffeningen onderrigt waren. Maar deze zwakke voordeelen werden opgewogen door gebreken, die aan dit soort van staatkunde altyd eigen zyn. Deze gekogte vreemdelingen zyn door hunnen eed minder aan het Vaderland, welk hen betaalt, verbonden, dan aan het belang, welk hen aanzet, om hun bloed te verkopen. Altyd misnoegd, en buitensporig in hunne eischen, morren en klagen zy gaarne; wordt hunne betaling slegts in 't minste uitgesteld, zo vallen zy van klagen tot oproer. Onbuigzaam, naarmate zy noodzakelyk worden, erkennen zy de stem hunner hoofden niet meer, en zyn altyd bereid, om van banden en van meesters te veranderen. Hunne harten, onverschillig ten aanzien van voor-en tegen-spoed, ondervinden nooit dat verheven vuur van inbeeldinge, welk elken vryen {==199==} {>>pagina-aanduiding<<} burger voor zyn Vaderland doet blaken, eene andoening, welke den genen eene edelmoedige veragting van het leven inboezemt, die hetzelve ter verdediginge van deze gemene moeder kan opofferen. Daarenboven, de Natie, die huurlingen koopt, maakt zy zig niet cynsbaar aan die, welke dezelven verkoopt? Deze handel is even veragtelyk voor beiden, dewyl hy de zwakheid van den genen ontdekt, die zigzelven eene schandelyke schatting oplegt, en dewyl hy de onmenschelyke gierigheid van dengenen bloot legt, die zyne onderdanen in zo verre veragt, dat hy ze de werktuigen en slagtoffers make voor den haat van den buitenlander. Alles heeft zyne voordeelen en zyne misbruiken. Ik veroordeel de gewoonte niet, om onderstand te geven aan eene behoeftige natie, welke ons geld nodig heeft, om in staat te zyn om ons te kunnen dienen. Men koopt en voedt den os, die het land ploegt, en het paard, dat den last draagt. Men ontneemt daarenboven zynen vyand den arm, welken hy zou kunnen gebruiken, om ons te vernederen. Maar terwyl men onderdanen verkrygt, moet men zig gene meesters geven. Het getal der burgeren moet de overhand hebben in de legers van het Vaderland, en om gehoorzaamd te worden, moet men sterk genoeg zyn, om zig gedugt te maken. De veragting der Carthagers voor den wapenhandel kwetste de grondregelen der staatkunde, en moest hunnen ondergang na zig slepen. Inderdaad, aan hoe meer gevaren eene kunst is blootgesteld, desteminder aantrekkelykheden levert zy uit, om 'er zig op toeteleggen. Een Staat, welke voor den Krygsman gene agting heeft, legt zig de noodzakelykheid op, om denzelven duurder {==200==} {>>pagina-aanduiding<<} te betalen. Wie wordt 'er gevonden, die de onlusten van het veld boven de bedaarde gerustheid van zynen haard, een zwervend leven boven het gezelschap van de makkers zyner jeugd, en den haat van den buitenlander boven de omhelzingen van een teder en geliefd huisgezin, den voorrang zal geven, indien de Staat hem gene vergoeding geeft voor de opoffering, welke hy goedvindt daarvan te doen? Men heeft gene andere keuze dan deze, of om hem met de schatten des lands te overladen, of om hem den eersten rang onder zyne medeburgers aantewyzen. Is het niet nuttiger, de aangename herssenschim aantekweken, dat de roem het lot van zyn beroep is? Het is dan, dat, terwyl hy zig door eerbewyzingen genoeg beloond oordeelt, hy zig zal schamen, naar eene andere betaling te staan, voor de offerhande, welke hy van zyn leven doet. Laten we hem het smekende Vaderland voor ogen stellen, dat zynen naam in zyne jaarboeken inschryft, en den burger, die naarstig bezig is, om kronen voor hem te vlegten. Deze zwakke erkentenis is genoeg, om hem verkwistend met zyn bloed te maken. Laten we nuttige vooroordeelen aankweken: de reden is te koud, om de menigte te overtuigen. Carthago merkte de oorlogshelden aan als geringe kampvegters, welken het betaalde, om met elkander te vegten. Beter onderrigt en wyzer, laten we hen als weldoende vernuften eerbiedigen, die langs onze grenzen zwerven, om vooronze verdediging te waken. Een beknopt verhaal van de onheilen, welke deze kwade staatkunde Carthago veroorzaakte, zal ons het gevaar nog klaarder doen bemerken, van uitheemsche troepen in eenen staat te brengen, waar de burgers aan de krygsoeffeningen niet gewend zyn. {==201==} {>>pagina-aanduiding<<} By het einde van den eersten Punischen oorlog verbonden de Carthagers zig, door het verdrag, met de Romeinen gesloten, Sicilie te ruimen. Giscon, die toen het bevel op dat eiland hadt, was naauwgezet in het waarnemen der verbintenissen van het verdrag; maar vermids hy de wanorde wilde voorkomen, welke eene menigte, die uit verschillende natien bestondt, en die sedert lang aan bloedvergieten en roveryen gewend was, hadt kunnen veroorzaaken, zo oordeelde hy het raadzaam, hen by kleine troppen naar Carthago te doen vertrekken, om dus gelegenheid te verschaffen, om hen van langzamerhand te betalen, en vervolgens elk naar zyn Vaderland terugtezenden. Maar door eene onvoorzigtige huishouding, of misschien om dat de geldmiddelen uitgeput waren, week men af van het ontwerp, door Giscon gemaakt. De Carthagers, door hunne gierigheid bestuurd, vleiden zig met de hoop, van eenige vermindering te zullen verkrygen, door de algemene ellenden breed uittemeten, en door het geduld van die buitenlanders moede te maken, die 'er driftig op gezet waren, om hun Vaderland weder te zien. Deze onvoorzigtige erkentenis van hunne zwakheid veroorzaakte de veragting van den soldaat, die, niets meer van zyne oude meesters te hopen noch te vreden hebbende, en vol van betrouwen op de meerderheid zyner kragten, als overwinnaar sprak, die wetten voorschreef. Carthago, dus gedreigd een prooi van dit tomeloze krygsvolk te zullen worden, nam zyne toevlugt tot Giscon, wiens behendigheid en gezag de verdeelde gemoederen wederom vereenigde; het vergelyk was op het punt van gesloten te worden, wanneer Speudius en Mathos, {==202==} {>>pagina-aanduiding<<} hoofden van deze onbuigzame menigte, hunnen medemakkeren de verwoedheid inboezemden, waarmede zy zelven bezield waren. De zaken veranderden schielyk van gedaante. Carthago stond op het punt, van uitgeplunderd en verdelgd te worden. De oorlog, welke toen uitbrak, was de moorddadigste en verderflykste, waarvan de geschiedenis ooit gesproken hadt. Het waren gene twee, elkander benydende natien, die om den roem of de heerschappy vogten. Het waren doldriftigen, gewapend door den haat en de wraak, welker leven aan den dood van zynen vyand verknogt scheen. De overwinnaar, vernuftig in zyne wraakoeffeningen, vondt nieuwe straffen uit, welken hy den overwonnen liet lyden. Het regt van wedervergeldinge vermeerderde de wanbedryven, en deze menschen, in woeste dieren hervormd, schenen niet naar de overwinning te haken, dan om zig met bloed dronken te maken, en zig met moorden re verzadigen. Dees bloedige oorlog werdt gelukkig ten einde gebragt door Hamilcar, den vader van den groten Hannibal. De vrugt, welke wy daarvan kunnen plukken, is, ons te leren, hoe gevaarlyk het zy, eene al te talryke menigte uitheemsche troepen in een ryk en vrugtbaar land te gebruiken, waar de burger, aan vreedzame bezigheden gewoon, gene ondervinding, noch bekwaamheid tot den oorlog heeft, waar de glans van den rykdom de verdienste van den moed verduistert: het is, deszelfs lot aan de willekeur van den gierigen huurling te onderwerpen, het is, denzelven bloot te stellen aan de verzoekinge om eene ryke en gemakkelyke aanwinning te maken. Groot-Britannie is een tweede Carthago, het heeft de- {==203==} {>>pagina-aanduiding<<} zelfde zaden van wakkerheid en van verminderinge. Wat kan derhalve een regtschapen Engelsman denken, wanneer hy de overblyfzelen dezer oude Republiek onderzoekt? Hy zal ongetwyffeld trannen van bloed storten, dewyl hy niet zal kunnen ontkennen, dat, daar Engeland met dezelfde gebreken besmet is, het ook hetzelfde noodlot zal hebben. In denzelfden tyd, wanneer Carthago, moedig en zegepralend, wetten gaf aan ver afgelegen Natien, zag men het sidderend en ontrust op het enkel gerugt van eenen wezenlyken of ingebeelden inval, dewyl het 'er aan burgers ontbrak, om het te verdedigen, en aan vloten, om landingen te verhinderen. Wanneer de Engelschen met hetzelfde gevaar gedreigd worden, vallen zy in dezelfde kleinmoedigheid, dewyl hunne stoutheid hun hunne zwakheid niet kan verbergen. Laten we voortgaan, en door gebeurtenissen tonen hoe zeer de vyandelyke invallen te dugten zyn by een handeldryvend volk, en dat geen smaak in het oorlogsleven heeft. Het gedrag van Agathocles leert ons, dat Carthago, zo ontsachelyk buiten 's lands, gemakkelyk binnen zyne eigen grenzen te overwinnen was. Deze Republiek, meesteres van geheel Sicilie, hadt niet wel kunnen slagen, om Syracusa onder haar gebied te brengen. Haar leger hadt bevel, om het te belegeren. Deze rykvermogende en volkryke stad werdt wel haast tot het uiterste gebragt. Het was toen, dat Agathocles, binnen hare muuren mede ingesloten, het stoutmoedigste ontwerp maakte, waarvan de geschiedenis ooit gewaagd heeft. Hy wist, dat Carthago vrugtbaar in kooplieden, {==204==} {>>pagina-aanduiding<<} maar onvrugtbaar in soldaten was, en dat een volk, door de vermaken van den overvloed zagtzinnig geworden, minder geschikt was om te vegten, dan om te cyfferen. Het gebrek in de gesteldheid van deze Republiek boezemde hem het ontwerp in, welks vermetelheid door den goeden uitslag geregtvaardigd werdt. Het was, om het toneel des oorlogs naar Africa overtebrengen, en het onweer, welk Syracusa dreigde, Carthago over den hals te storten. Hy verzamelde eenige schepen, aan boord van welken hy dertien duizend man liet gaan, die even moedig als hy waren. Syracusa was te water en te lande ingesloten. Hy vondt niettemin het geheim, om 'er uit te komen, en de waakzaamheid van den vyand te bedriegen. Zyne aankomst in Africa werdt aangekondigd door vuur en staal, welken dit vrugtbaar land verwoestten. Hy drong door tot aan de poorten van Carthago, zonder vyanden te vinden, met welken hy te stryden hadt. Hy doorliep als overwinnaar de gewesten, die hunnen ondergang niet konden voorkomen dan door hunne onderwerping. De Carthagers, binnen hunne muuren ingesloten, hadden geen kragt noch moed. Wy kunnen ons hunne ontsteltenis niet beter verbeelden, dan door ons de kleinhartige vernedering te herinneren, waartoe de Engelschen vervielen, in de laatste omwentelinge, op de aannadering van een hand vol Ierlanders, die ten aanzien van hun getal even verre beneden het kleine leger van Agathocles waren, als ten opzigte van hunne wapenen en krygstugt. 't Opbreken van het beleg van Syracusa was de eerste {==205==} {>>pagina-aanduiding<<} vrugt van dezen inval. De Carthagers, die 'er meer belang by hadden om hun eigen land te verdedigen, dan om overwinningen te maken, ontboden een gedeelte van hunne troepen uit Sicilie terug. Het overschot van het leger verloor, door de meerderheid van 't getal te verliezen, tevens den moed. Het kwam 'er tot een veldslag, waarin de Siciliers een vreeslyk bloedbad aanrigtten. Agathocles, te vreden met Sicilie bevryd te hebben, bleef in 't midden van zynen voorspoed staan. Hy kwam zegepralend naar Syracusa terug, waar hy stierf, hooggeagt wegens zyne bekwaamheden in den oorlog, en verfoeid uit hoofde van zyne staatzugt. Hy was de verlosser van het Vaderland alleen geweest, om 'er zig den dwingeland van te maken, en hy hadt het niet doen zegepralen, dan om het des te beter te onderwerpen. Hy was op eenen nieuwen inval op de kusten van Africa bedagt, wanneer zyn dood de Carthagers bevrydde van eenen vyand, die het geheim hadt gevonden, om hunne begeerte naar aanwinningen te beteugelen. Titus Livius berigt ons, dat deze onderneming Scipio ten voorbeelde diende in den tweeden Punischen oorlog. Hy oordeelde, veeleer de byl aan den stam zelven te moeten leggen, dan zig optehouden, met de takken aftekappen. Hy kon Hannibal in Italie overwinnen; maar zyne zege zou Carthago altyd bloejend gelaten hebben; het was alleen in Africa, waar hy deze hoogmoedige mededingster kon te onder brengen. De Carthagers, met schrik bevangen, wanneer zy de Romeinen voor hunne muuren zagen, dwongen Hannibal, Italie te verlaten, om tot hunne verdediging te komen. En Rome, sedert lang door onweêrsbuien ontrust, bragt den storm over op zyne vyanden. {==206==} {>>pagina-aanduiding<<} Hadden de mededingers der Engelschen eenen Agathocles, of eenen Scipio aan het hoofd, Engeland zou welhaast het lot van Carthago ondervinden. De zorg, om hunne tempelen en hunne huizen te behouden, zou in deze Eilanders de onverzadelyke begeerte onderdrukken, om hunne heerschappy van den Oyo tot aan de oevers van den Ganges uittestrekken; zy zouden dan bevinden, dat de reuzenagtigste gedaante niet altyd een blyk is van eene sterke en wakkere gesteldheid. Hunne vyanden zyn reeds door de ondervinding onderrigt, dat zy ten halve overwonnen zyn, zo haast zy slegts gedreigd worden. Wy hebben aangemerkt, dat Carthago bloejend was, zo lang deszelfs wel onderhouden zeemagt zynen Koophandel en zyne volkplantingen beschermde, en dat deszelfs verval gene andere oorzaak hadt, dan de nalatigheid in het uitrusten van vloten, en boven al de noodwendigheid, waarin het zig zelf bragt, om gehuurde buitenlanders te moeten hebben, die het uitmergelden, in plaatse van het te verdedigen. Een ander nog verderflyker gebrek hadt deszelfs inwendige gesteldheid aangestoken; de voornaamste burgers, belangshalve verdeeld, waren tegenstrydig met elkander in hunne oogmerken. De partyschappen, gevaarlyk in alle regeringen, maken nog groter verwoestingen by vrye volkeren, waar het verdeelde gezag de begeerte gaande maakt, om eenen mededinger den voet te ligten, ten einde om met gezag bekleed te worden. De verschillende geschiedschryvers, welken van Carthago spreken, verbeelden ons hetzelve als altoos ontrust door twee partyen, die deszelfs inwendige gesteltenis verscheurden. De eene was de Barcynsche aanhang, {==207==} {>>pagina-aanduiding<<} en de andere de party van Hanno, dus genoemd naar den naam van de twee magtigste familien der Stad. Het scheen, dat de familie van Hanno zeer geagt in den Raad was, en dat de familie van Barca in den wapenhandel uitmuntte: beiden schynen ze eergierig geweest te zyn; maar hunne eergierigheid hadt een verschillend voorwerp. De eene, begeriger naar roem, dan naar rykdommen en gezag, offerde alles op aan de eer, om tot vergroting van het Vaderland te overwinnen; edelmoedig en belangeloos, wilde zy liever helden aan het Vaderland verschaffen, dan 'er dwingelanden aan geven; en hoewel tot den oorlog genegen, offerde zy egter altyd hare belangen op aan de voordeelen van den vrede. De andere, geheelenal handeldryvende, was alleen bezig met zig te verryken en te heerschen. Magtig door hare eigen agting, nydig op die van anderen, en ongevoelig voor de lotgevallen van het algemeen, voegde zy hare stem niet by de toejuichingen, dan om de uitvoerders van den voorspoed te lasteren; met één woord, het waren van die dorre en uitgedroogde zielen, die, in 't midden van den overvloed, alleen vol bitterheid zyn, en met ongerustheid worstelen, en die zig zelven ongelukkig maken door het geluk van anderen. Deze party, die in den Raad de heerschende was, zag met leedwezen, dat de familie van Barca werdt voorgetrokken, welke, zonder kuiperyen opgekomen, niet dan bekwaamheden en diensten inbragt tegens het onstuimig geschreeuw harer berispers. De hoofden van deze twee familien, welker namen in de geschiedenis het meest bekend zyn, zyn Hanno en Hamilcar Barca, welken zyn zoon, de grote Hanni- {==208==} {>>pagina-aanduiding<<} bal, opvolgde, wiens naam in ons het denkbeeld verlevendigt van eenen uitmuntenden Veldheer. De haat, welke haar verdeelde, was zo hevig, dat Appianus gene zwarigheid maakt, den aanhang van Hanno de Romeinsche party, en dien van Barca de Carthager party te noemen. Het eerste voorbeeld van hare verbitterdheid vertoonde zig gedurende den oorlog der gehuurde troepen. Hanno, die gene ondervinding van, noch bekwaamheid tot den oorlog hadt, hadt door zyn gezag het bevelhebberschap verkregen over het leger, welk tegens de muitelingen optrok. Polybius, een schryver zonder gal en zonder bitterheid, spreekt 'er van met eene honende veragting. Dees Veldheer, beter geschikt, om kuiperyen te beramen, dan om de bewegingen van een leger te besturen, ondervondt niets dan tegenspoeden. Hy liet zig verrassen. De helft zyner troepen werdt verslagen. Zyn leger werdt geplonderd. Zyne wagens en zyne krygsbehoeften waren ten prooi van den overwinnaar. Carthago, met schrik bevangen, schaamde zig over zyne keuze. Door zyne ongelukken onderrigt, en gedwongen door den nood des Lands, droeg men het bevelhebberschap op aan Hamilcar, die 'er door het gezag der tegenstrydige party van uitgesloten was geweest. Hy was het zo veel te meer waardig, om dat hy zig niet vernederde, om 'er sterk naar te dingen. Dees grote man aan het hoofd van een leger, dat door zyn verlies verzwakt, en door zyne ongelukken moedeloos was gemaakt, deedt de Carthagers welhaast de schande hunner nederlage vergeten: hy kon niet meer dan tien duizend man tegens een leger stellen van zeventig duizend; maar zyne kundigheid in den oorlog ende on- {==209==} {>>pagina-aanduiding<<} bekwaamheid der vyandelyke Veldheeren verschaften hem hulpmiddelen. Hy toonde, dat een eenig man een ryk kon vernederen of verheffen. Speudius, geheel en al ingenomen met dat verwaand betrouwen, welk de gewoonte van gelukkig te zyn, en de meerderheid van getal inboezemen, waagde het, hem tot een Gevegt uittetarten. Zyne vermetelheid bleef niet ongestraft. Hy werdt in twee geregelde veldslagen op de vlugt gedreven. Hamilcar, hoewel overwinnaar, was nog ongelyk in kragten: hy hadt eene wanhopige menigte niet kunnen overwinnen zonder veel soldaten te verliezen. Dus, eer hy op nieuw eenigen kans waagde, liet hy Hanno zeggen, die, hoewel van het bevelhebberschap afgezet, egter nog aan het hoofd van een afzonderlyk smaldeel zig bevondt, dat hy zig met hem zou komen vereenigen; maar terwyl deze vereeniging zyn leger talryker maakte, maakte zy het niet ontsachelyker: het dingen naar het bevelhebberschap maakte den haat der beide Veldheeren wederom wakker. De verstandigste raadsbesluiten werden niet ter uitvoer gebragt. Het best uitgedagte ontwerp werdt tegengesproken van dengenen, die het niet gemaakt hadt. De vyanden maakten zig dit misverstand ten nutte, om de overhand weder te krygen. Hamilcar hadt hun ontsachelyk geschenen, zo lang hy geen amtgenoot hadt gehad; maar zo haast Hanno hem bygevoegd was, oordeelden zy, dat ze, om te overwinnen, slegts te vegten hadden. Zy verspreidden zig ten platten lande, waar zy hunne stroperyen ongestraft dreven. De Carthagers ontdekten te laat hunnen misslag. En vermids de verdeeling van het bevelhebberschap de oorzaak hunner onheilen was, zo namen zy een besluit, {==210==} {>>pagina-aanduiding<<} om hetzelve wederom in handen van een eenig mensch te geven. Maar hoewel zy niet konden ontkennen, dat de bekwaamheden der beide Veldheeren zeer ongelyk waren, schenen zy egter in de verkiezinge belemmerd te zyn, 't welk een bewys is, dat 'er ook in eenen vryen Staat gunstelingen zyn. Elk burger heeft minder belang om de misbruiken te keer te gaan dan een Alleenheerscher, die door zyne hoedanigheid van eersten Burger het meeste voordeel uit den voorspoed van het algemeen trekt. De Raad van Carthago, vrezende den afgezetten Veldheer te zullen honen, liet aan het leger de magt over, om het bevel aan den waardigsten optedragen. Dit gedrag der Carthagers is een bewys van hunne onvoorzigtige Staatkunde. De Veldheer, door dankbaarheid verbonden, hadt geen regt meer, om die gehoorzaamheid van den soldaat te eischen, welke het voorteken is van eenen gelukkigen uitslag. De ondergeschikte moest in zyn hoofd zyn eigen werk zien, welk hy kon te gronde werpen, gelyk hy het opgerigt hadt. Hunne vereeniging kon ten hoogsten nadeelig voor den Staat worden, dewyl hunne belangen gemeen waren geworden, en dus de verheffing van den eenen de voorbereiding was tot het geluk van den anderen. Hoewel Hanno het meeste aanzien hadde, dewyl hy meer rykdommen hadt, was de beslissing van het leger nogthans gunstig aan Hamilcar, die deze voorkeur alleen an de verhevenheid zyner bekwaamheden verschuldigd was. Hanno ontfing zelfs last, om uit het leger te vertrekken. Dit was eene bittere berisping van zyn gedrag; het was, op hem de schande van den kwaden uitslag te werpen. Indien de beste gewoonten niet hare misbrui- {==211==} {>>pagina-aanduiding<<} ken hadden, men zou de verkiezing der Veldheeren aan de soldaten moeten overlaten, die 'er altyd belang by hebben, om den waardigsten te verkiezen, en die altyd onverwinlyk zyn, wanneer hy, die hen gebiedt, hun vertrouwen inboezemt. Verligte en opregte beoordeelaars van de dapperheid of laf hartigheid zynde, zo is hunne vierschaar het minst aan dwalinge en verleidinge onderworpen. Zeker persoon, met name Hannibal, werdt in plaatse van Hanno in het bevelhebberschap gesteld. Hamilcar, door eenen krygsoversten geholpen, die beter tot de wapenen geschikt, en leerzamer aan zyne bevelen was, zette den oorlog met wakkerheid voort. Elke dag werdt merkwaardig door eenig nieuw voordeel. De vyanden, onophoudelyk aangevallen, bevonden zig in de schandelyke noodzakelykheid, om het beleg van Carthago optebreken; maar terwyl zy zig van deszelfs muuren verwyderden, zogten zy te vergeefs eene verblyfplaats. Zonder ophouden van den onvermoeilyken Hamilcar vervolgd, bevonden zy zig in eenen engen doortogt ingesloten, welke hun gene andere keuze overliet, dan, of van honger te sterven, of zig aan de willekeur hunner vyanden overtegeven. Zie hier eene van die gebeurtenissen, waar het gebrek aan waarschynlykheid de geschiedenis verdagt maakt; vyf en veertig duizend gehuurde soldaten, die aan de gevaren van den oorlog gewend waren, worden in hunne legerplaats ingesloten van vyftien duizend man, die hen in de noodzakelykheid brengen, om zig gevangen te geven, zonder te vegten. Deze twee legers, ongelyk ten aanzien van het getal, verschilden daarenboven nog veel met opzigt op hunne hoedanigheden; het eene be- {==212==} {>>pagina-aanduiding<<} stondt uit trouwloze overlopers, die altyd bereid zyn, om voor een beter jaarwedde van meester te veranderen of hem te verraden. Het leger der oproerigen bestondt uit oude soldaten, voor welken het oorlogsleven de wieg en het Vaderland geweest was; deze gelukzoekers, die in het veld grys waren geworden, waren gewoon den dood met onverschilligheid te beschouwen. Hunne Hoofden hadden in Sicilie onder Hamilcar gediend, en van hem de kunst van den oorlog geleerd. Eene zeer natuurlyke bedenking biedt zig evenwel hier als van zelfs aan, te weten, dat deze zelfde menschen, die by het einde van den laatsten Punischen oorlog de schrik der Romeinen geweest waren, eensklaps ontaardden, zo haast zy niet langer onder het bevel stonden van den Veldheer, onder welken zy onverwinlyk geweest waren; hunne Hoofden, hoewel dappere lieden, en die ondervinding hadden, waren beter geschikt, om bevelen ter uitvoer te brengen, dan om ze te geven. De moed was in hun eene gevaarlyke hoedanigheid, dewyl hy hen in het gevaar stortte, welk zy niet voorzien konden; de ondervinding is van geen nut, wanneer zy van vernuft ontbloot is, zy volmaakt de bekwaamheden, maar zy veroorzaakt dezelven niet. Het voorbeeld van Hamilcar leert ons, dat het lot van een leger aan de verdienste of de onbekwaamheid van eenen Veldheer verknogt is. Dit is eene waarheid, welke ons dien gekroonden Wysgeer in de gedagten brengt, die, omringd van dappere en magtige volkeren, zig heeft weten te verdedigen en aanwinningen te maken; een Monarch, die waardig is, menschen te gebieden, dewyl hy hen kan verligten. Na de nederlage van Speudius en zyn leger, belegerde Hamilcar de stad Tunis, waar Mathos zig met het over- {==213==} {>>pagina-aanduiding<<} blyfzel der muitelingen ingesloten hield. Hannibal, die hem ondergeschikt was, tastte de zyde der stad aan, welke naar Carthago zag. Hy beging misslagen, die den glans zyner vorige gelukkige verrigtingen verduisterden. Zyne vermetelheid, vyandin van voorzorgen, stortte hem in den afgrond, welken hy niet voorzien konde, en de veragting, welke hy voor den vyand betoonde, boezemde hem eene verwaandheid in, welke hem duur te staan kwam. Mathos, die waakzamer was, maakte zig zyne agteloosheid ten nutte, hy deedt eenen uitval, die den gelukkigsten uitslag hadt. De verschansingen werden met geweld beklommen, de legerplaats werdt uitgeplunderd. Hannibal werdt benevens een groot getal aanzienlyke Carthagers gevangen genomen. Dit gevegt was begonnen en geeindigd, eer Hamilcar, die op eenigen afstand van daar gelegerd was, 'er van onderrigt kon worden. Zyn amtgenoot betaalde zynen onvoorzigtigen misslag vry duur. Mathos liet hem aan dezelfde galg hangen, daar Speudius aan gehangen hadt; dertig Carthagers van de aanzienlyksten werden van de muitelingen aan kruissen geklonken, die door deze wreedheid hunne medemakkers wreekten, die in 't midden der pynigingen gestorven waren. Het regt van wedervergeldinge is even nadeelig voor beide partyen, die 'er gebruik van maken. Het is, de misdaden te vermenigvuldigen, het is, slagtoffers zonder vrugt opteofferen. Hannibal, van zyne vyanden gestraft, hadt het eer verdiend van zyne medeburgers. Een Veldheer kan ongelukkig zyn, zonder strafschuldig te wezen. Indien hy zig door onbekwaamheid laat verrassen, en 'er onder bezwykt, moet hy niet gestraft worden. De misdaad zyner neder- {==214==} {>>pagina-aanduiding<<} lage is het werk dergenen, die hem tot het bevelhebberschap verheven hebben; maar hy, die zig door een hoogmoedig betrouwen laat verrassen, is strafschuldig voor het Vaderland, welk regt heeft van hem rekenschap van het bloed zyner kinderen te vorderen. Dit verschrikkelyk voorval stortte Carthago in ontroeringe. Hamilcar was genoodzaakt, het beleg van Tunis optebreken. De staatzugtige Hanno, door het gerugt dezer nederlage wederom wakker gemaakt, bragt het gezag van zynen aanhang in beweginge, welke slaagde, om hem tegelyk met Hamilcar tot het bevelhebberschap te verheffen. Dertig raadsheeren van de meest geagten werden afgevaardigd, om de onheilen te voorkomen, welken uit de wangunst van het bevelhebberschap ontstaan konden. De twee Veldheeren, zonder hunnen haat uittedoven, staakten 'er slegts de uitwerkselen van. Hanno, overtuigd, dat zyn amtgenoot hem overtrof, gedroeg zig als eenen leerling, die met hoogagtinge voor eenen verligten meester geheel is ingenomen. Carthago, vol van vertrouwen op hunne vereeniging, deedt versche pogingen, om zyn verlies te vergoeden. Alle de burgers, die in staat waren, om de wapenen te kunnen dragen, werden zonder onderscheid op de rolle aangeschreven. Hamilcar, aan het hoofd van dit nieuwe krygsvolk, maakte 'er een leger van helden van. Mathos, in de noodzakelykheid gebragt, om slag te leveren, verloor eenen veldslag, wiens gelukkige uitslag alle de zaden van den oorlog verstikte. De muitelingen, die het zwaard van den overwinnaar spaarde, sneuvelden allen door de byl van den scherpregter. De Engelschen, die zig tegens het ligten van eene nationale krygsmagt kanten, moeten hier hunne veroordee- {==215==} {>>pagina-aanduiding<<} ling en hunne bestraffing vinden. Zy zyn genoodzaakt te erkennen, dat de nieuwe troepen, welken het leger van Hamilcar uitmaakten, gene ondervinding hadden en ongeoeffend waren. Het was eene verzameling van menschen, die gewend waren, in de bezigheden van handwerkskunsten te kruipen; zy hadden nooit eenen pyl afgeschoten, noch eenen degen gevoerd; maar onder eenen bekwamen Veldheer is de kleinhartigste handwerksman welhaast een onverschrokken soldaat. 'Er zyn slegts voorbeelden nodig; men leert alles, zelfs tot den moed toe: deze nieuw geligte soldaten waren dapper en stout. Moet men minder van de Engelsche natie verwagten, die het leven als eenen schandelyken last zou aanmerken, indien zy het in afhankelykheid moest doorbrengen. Terwyl de velden van Africa van bloed overstroomd waren, wierpen de huurlingen van Sardinie, naar het voorbeeld hunner makkers, het juk af der Carthager heerschappye. Bostar, die over hun het bevel hadt, was hun eerste slagtoffer, zy vermoordden hem benevens alle de Carthagers, die onder zyn bevel stonden. Zyn opvolger hadt geen beter lot. Hy werdt van diegenen zelfs aan het kruis gebragt, welke hy met zig gebragt hadt. De woede dezer huurlingen werdt tot zulk eene buitensporigheid gedreven, dat de soldaten, nu beulen geworden, duizend soorten van doodstraffen tegens de Carthagers uitvonden, welker leven zy verlengden, om hunnen dood des te wreder te maken. Zie daar het lot, welk zy voor de Engelschen toebereiden, die zig tegens het ligten eener nationaale krygsmagt kanten. Zy willen zonder twyffel hunne verdediging aan buitenlanders toebetrouwen, die, na zig met hunne goederen verrykt te hebben, bestaan zullen, zig {==216==} {>>pagina-aanduiding<<} aan hun bloed dronken te drinken. Het is, hen aan eenen onfeilbaren ondergang toetewyden, wanneer men dat plan verwerpt, welk alleen met hunne staatsgesteldheid overeenkomstig is. Het is eene onvoorzigtige en verderflyke huishouding, de nodige kosten niet te willen dragen, welken deze inrigting vereischt. Welke vrugt moet men 'er niet van verwagten? Bovenal, indien deze krygsmagt alleen bestaat uit burgers, welker welvaren aan dat van den staat verknogt is, en niet uit die onreine verzamelinge van lage menschen, die, daar ze niets te verliezen hebben, onophoudelyk aan de verzoekinge zyn blootgesteld van alles te verbreken? Deze troepen, die eeniglyk aan hun eiland verknogt zyn, zullen altyd den geest van burger behouden; zy zullen zeer veel verschillen van die troepen, die, na dat zy vele veldtogten by hunne geburen bygewoond hebben, 'er de zeden van overnemen, en de onverschilligheid omtrent het algemene welvaren. Hunne Hoofden zullen van staatzugt vry zyn, dewyl de mindere bevelhebbers, die 'er belang by hebben, om dezelve te onderdrukken, hunne gestrengste berispers zyn zullen. De natie, oplettend op hunne bewegingen, zal dus ook des te klaarder de middelen ontdekken, om hare onafhankelykheid te bewaren. De oorlog der huurlingen was oorzaak, dat de Carthagers Sardinie verloren. De Romeinen, die zig hunne binnenlandsche onlusten ten nutte maakten, ontnamen hun dit eiland, en leiden hun eene jaarlyksche schatting op van twaalfhonderd duizend kronen. Het verlies van Sardinie, en deze schandelyke schatting, waren de zaden van den tweeden Punischen oorlog. Hamilcar, na de huurlingen overwonnen en te gronde gebragt te hebben, ging, aan het hoofd van een leger, over naar Spanje; {==217==} {>>pagina-aanduiding<<} hy verwon menige strydbare natien. Na negen jaren voorspoeds, zonder eenig inmengsel van tegenspoed, sneuvelde hy in eenen veldslag, nalatende zynen zoon, als den erfgenaam van zynen haat tegens de Romeinen. Asdrubal, zyn schoonzoon en opvolger, zonder zulk een groot veldheer te zyn, maakte even grote aanwinningen. Daar hy een verheven staatkundige was, zo verkreeg hy zonder vegten meer onderdanen voor zyn Vaderland door zyne onderhandelingen, dan door zyne wapenen; hy was het, die het nieuwe Carthago bouwde, welk tegenwoordig Carthagena genoemd wordt. Hy verzogt, dat Hannibal, toen twee en twintig jaren oudt, naar Spanje mogt overkomen, om onder hem den oorlog te leren. Toen was het, dat de haat van Hanno wederom wakker werdt. Zonder schaamte en zonder gematigdheid in zynen wrok hoonde hy de gedagtenis van Hamilcar, die met zyne schim nog de voorzitting in den raad te Carthago scheen te hebben; hy schilderde Asdrubal met hatelyke kleuren af, en beschuldigde de gehele familie van Barca van eene overgrote staatzugt. Zyn schreeuwen en zyne lasteringen werden met veragtinge gehoord. Het dankbare Carthago zag in Hannibal niets dan den zoon van een held, den verdediger van het Vaderland; en hy werdt naar Spanje overgezonden. Eenigen tyd daarna werdt Asdrubal vermoord van eenen Galliër, die regt meende te hebben zig over hem te beklagen; terstond vereenigden zig de wenschen van het leger, om Hannibal tot het bevelhebberschap te verheffen. De oude soldaten, die onder Hamilcar gediend hadden, geloofden hem in zynen zoon te zien herleven; het waren dezelfde wezenstrekken, hetzelfde vuur in de oogen, en dezelfde neigingen tot den oorlog. De ver- {==218==} {>>pagina-aanduiding<<} kiezing van het leger werdt door den Raad van Carthago bekragtigd, en de gelukkige uitslag toonde, dat men gene beter keuze hadt kunnen doen. Van het eerste begin van zyn bevelhebberschap af liet hy die rypheid van oordeel blyken, welke gemene menschen aan de ondervindinge verschuldigd zyn. Dat gehele gedeelte van Spanje, welk tusschen den Iber en het Nieuw Carthago was gelegen, viel onder zyne heerschappy. Saguntum, eene stad, die met de Romeinen in bondtgenootschap stondt, werdt in den beginne van den Carthager Veldheer ontzien. Het verdrag, tusschen de twee volkeren gesloten, verboodt hun onderling, hunne bondgenoten aantetasten. Dit voorregt, welk de rust van Saguntum hadt moeten verzekeren, verhaastte deszelfs ondergang. Hannibal oordeelde, dat zyne overwinningen onvolmaakt zouden zyn, indien hy in 't midden zyner aangewonnen landen een gedenkteken liet overblyven, welk Spanje onophoudelyk de gedagtenis te binnen bragt van zyne oude onafhankelykheid. Het beleg van Saguntum was het voorspel van dezen oorlog, die zo vrugtbaar was in gebeurtenissen. Nooit liet een Veldheer meer bekwaamheden blyken in eene stad aantetasten, maar ook nooit was een tegenstand hardnekkiger. De muuren waren nedergeworpen, de helft der burgeren was door het zwaard en den honger omgekomen, de andere helft, ten prooi van de verslindendste behoeften, kroop op de overblyfzelen van het zieltogende Vaderland, zoekende hunnen dood alleen te vertragen, om nog eenige vyanden opteofferen. De jeugd, die altyd het driftigste is naar de gevaren, was het eerste slagtoffer der belegeraars geweest; 'er waren slegts eenige zwakke ouden en eenige vrouwen overgebleven, die {==219==} {>>pagina-aanduiding<<} allen hunne kinderen en hare egtgenoten te wreken hadden. Hannibal, hoewel zeker, van hen door geweld te onder te brengen, verwaardigde zig egter, hun voorwaarden van vrede aantebieden. Hy eischte, dat zy hem al hun goud en zilver zouden overleveren, en dat zy, zonder wapenen uit de stad gaande, eene nieuwe stad zouden bouwen op de plaats, welke hun zou aangewezen worden. De Saguntiners, over deze voorwaarden verbitterd, gaven 'er geen antwoord op. Zy bleven eenigen tyd stom en onbewegelyk, maar eensklaps van hunne zinneloze verbaasdheid weder bygekomen, lieten zy al het zilver uit de schatkist van den staat, en het gene zy zelven hadden, op de openbare marktplaats brengen. Zy ontstaken eenen groten houtstapel, en deze verwoede menschen stortten zig met alle hunne rykdommen in 't midden der vlammen. Het grootste gedeelte der inwoonderen, in hunne huizen ingesloten, verbrandde zig met hunne vrouwen en kinderen. Niet lang daarna rukten de Carthagers in de stad. Zy, die de vlammen ontsnapt waren, kwamen om door het zwaard van den vyand, wien zy schenen aantehitsen, om hen ter neer te vellen, en, gedreven door eene woeste wanhoop, schenen zy niets te vrezen dan het mededogen en de genade van eenen overwinnaar, van wien zy eenen afschrik hadden. Het beleg van Saguntum was de leus tot den tweden Punischen oorlog, maar volgens Polybius was het 'er de oorzaak niet van. Het verdrag, volgens welk de Carthagers genoodzaakt waren geweest, om van de heerschappy van Sicilie aftezien, vernederde hunnen hoogmoed. Deze gevoeligheid was nog meer aangeprikkeld door het gedrag der Romeinen, die, daar ze zig niet geschaamd {==220==} {>>pagina-aanduiding<<} hadden, de bondgenoten van oproerige huurlingen te worden, zig daarvan bediend hadden, om hun Sardinie te ontnemen gedurende de onlusten, welken Africa beroerden. Zie daar den waren oorspong van den haat der Carthagers tegens de Romeinen, die van hunnen kant met een nydig oog den voorspoed van Carthago zagen, welk door de aanwinning van Spanje te magtig was geworden. Hannibal bediende zig van de gesteldheid zyner medeburgeren, om den haat te voldoen, welken hy den Romeinen gezworen hadt; Appianus geeft te kennen, dat hy zig in dezen oorlog niet inliet dan door ernstig aanzoek van zyne familie en aanhangers. Na den dood van Hamilcar was Hanno de vervolger der Barcynscbe party geworden; vol van veragtinge voor de jeugd van Hannibal, die beter bedreven was in de kunst van vegten dan in het besturen van kuiperyen, droeg hy zelfs gene zorg, om zynen haat te vermommen. De vrienden van Hannibal verzogten hem ernstig, om hen van de verdrukkinge van hunnen gemenen vyand te komen bevryden; doch in plaatse van de lasteringen van Hanno te gaan wederleggen, begreep hy, dat het zekerste middel, om hem te onder te brengen, dit was, dat hy zig zelven noodzakelyk maakte. Zyn vyand scheen hem ontsachelyker te Carthago, dan de Romeinen in Italie. Zo haast de Romeinen onderrigt waren van het beleg van Saguntum, zonden zy Afgezanten aan Hannibal, die zig toen te Nieuw Carthago bevondt. Zy waren gelast, hem de gevolgen te vertoonen, welken het oogmerk, om over den Iber te trekken, en Saguntum te belegeren, na zig zou slepen. Hannibal, vooringenomen tegen hunne bevelen, en daarenboven geen vol- {==221==} {>>pagina-aanduiding<<} doend antwoord hebbende te geven, weigerde hen te horen; hy vondt beter hen aan den Raad van Carthago te zenden, waarover zy even te onvreden waren als over Hannibal. De Hoofden van den Barcynschen aanhang bragten te wege, dat alle voorslagen tot den vrede verworpen werden; Hannibal, een even behendig staatkundige, als groot Veldheer, hadt alle gemoederen vooringenomen door zyne zendelingen, welke eer dan de Afgezanten te Carthago gekomen waren. De Raad antwoordde, dat het niet hun Veldheer, maar de Saguntiners waren, die aanleiding tot den oorlog gegeven hadden, en dat de Romeinen onregtvaardig te werk gingen, die eenen nieuwen bondgenoot aan Carthago voortrokken, welk sedert langen tyd hun vriend geweest was. De Afgezanten kwamen ter zelfder tyd te Rome aan, wanneer men tyding ontfing van het ongelukkige lot van Saguntum, de verbaasdheid was 'er algemeen; maar de gemoederen, van hunne ontsteltenis weder bekomen, waren allen tot den oorlog geneigd. De vyandelykheden werden voorafgegaan van vrugteloze onderhandelingen. Niets verbeeldt ons het Karakter van deze twee Republieksgezinde Volkeren beter dan de hoogmoed, welken zy in deze onderhandelinge lieten blyken. Fabius, die de voornaamste van de Romeinsche Afgezanten was, toonde den Raad van Carthago eene zyde van zyn Kleed, welke samengevouwen was; ‘ik draag hierin, zeide hy, den vrede of den oorlog, gy kunt slegts verkiezen’. De Carthagers antwoordden met denzelfden hoogmoed: ‘wy laten de Keuze aan u over’; ‘zeer wel, zeide Fabius, ik geef u den oorlog’: men antwoordde hem: wy nemen denzelven met blydschap aan, en ‘wy zullen hem insgelyks zo voeren’. {==222==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik zal my niet inlaten in eene naauwkeurige beschryving van alle de byzonderheden van dezen merkwaardigen oorlog. Ik zal my allenlyk bepalen, om de bekwaamheden van Hannibal te doen blyken, zyn vernuft zo vrugtbaar in het uitvinden van hulpmiddelen, de gebreken van Carthago, de dolle drift van eenen aanhang, die, regtvaardig in zyne beweegredenen, maar blind in zyne middelen, eindelyk oorzaak was van den ondergang dezer bloejende Republiek. De Romeinen, ontsachelyk voor de Carthagers in Sicilie en Sardinie, kwamen Hannibal voor gemakkelyk in het midden hunner heerschappy te kunnen overwonnen worden. In Italie slegts te komen, was de overwinning behaald te hebben; hy was te scherpziende, dan dat hy niet de zwarigheden zou ontdekken, welken tegens zyn oogmerk stonden, maar stoutmoedige zielen zien in de grootte der gevaren slegts eene nieuwe beweegreden, om dezelven te tarten. Zyne eerste zorg was, om zig de genegenheid der soldaten te verwerven, niet door die laffe inschikkelykheid, welke het bevelhebberschap verzwakt, maar door al den buit, welken hy gemaakt hadt, onder hen te verdeelen, en door hun de rykdommen van Italie te beloven. Hy stondt hun vervolgens toe, om hunne familie en hun Vaderland te gaan zien, waarvan zy langen tyd afwezig zouden blyven, en hy deed hen belofte geven, dat zy met het begin der lente terug zouden komen. Zy kwamen allen hunne verbintenis stiptelyk naar. Hierop monsterde hy de verschillende natien, welken zyn leger uitmaakten. Wanneer hy begrepen hadt, dat eenige soldaten, die met schrik waren bevangen, om dat zy zo vele landen zouden doortrekken, en boven al de {==223==} {>>pagina-aanduiding<<} Alpen beklimmen, besloten hadden, hem te verlaten; zo kwam hy hun overloopen voor, door hun hun afscheid te geven. Zeven duizend werden terug gezonden; deze vermindering, welke zyn leger minder talryk maakte, maakte het des te ontsachelyker, dewyl deze misnoegde soldaten hunnen makkeren niet dan kleinmoedigheid hadden kunnen inboezemen. Zyne voorzigtigheid vertoonde zig in de keuze van de Natien, waaruit zyn leger bestondt. Zyne ruitery was getrokken uit Numidie en Spanje, landen, die uit hoofde van de voortreffelykheid hunner paarden geagt waren. De Balearische eilanden verschaften hem slingeraars, en Creta boogschutters. Zyne soldaten waren volgens de Romeinsche manier gewapend; het was dus, dat hy, zig boven de vooroordeelen verheffende, van den buitenlander, en zelfs van zyne vyanden, de kunst overnam van te overwinnen. De opmerkzaamheid van dezen groten Veldheer in het verkiezen zyner soldaten, is eene les voor het oorlogvoerend Europa: het is door het beschouwen van het gene hy deedt, dat men hem zal kunnen gelyk worden. Laten we ons by dit voorwerp een weinig ophouden. In een wyd uitgestrekt Ryk zyn alle Volkeren niet even zeer tot den oorlog geneigd, noch allen even bekwaam tot dezelfde verrigtingen van den oorlog. Elk heeft eene hoedanigheid, welke hy van de natuur of van de opvoedinge ontfangt. De oude zegepralende volkeren waren 'er oplettend op, om elke Natie dat gene te doen te geven, waartoe hare bekwaamheid zig uitstrekte. Dewyl de deelen dan beter samengevoegd waren, zo moesten zy een onverwinlyk lighaam uitmaken; het hedendaagsche Europa is minder oplettend in de oprigtinge zy- {==224==} {>>pagina-aanduiding<<} ner heirlegers: men verzamelt 'er zonder onderscheid, en men verordent tot hetzelfde werk, menschen, die even verschillend zyn ten aanzien van hunne geaartheid als met opzigt op hunne bekwaamheden. Het verschil van de grootte des lighaams maakt den ruiter of den voetknegt. Hy, die tot eenen stouten zeeman is geboren, wordt veroordeeld, om als een slegt soldaat oud te worden. Men laat dengenen op de kust van den Ganges kwynen, die op de oevers van den Don en de Wolga onvermoejelyk zyn zou. Wie twyffelt of de inwoonders van de zuidelyke gewesten van Frankryk niet beter het klimaat van Spanje en Italie zullen verdragen, dan de Rus of de Zweed? Een mensch, te Praag of Warschaw geboren, kan, in 't algemeen, zo goed een matroos niet zyn, als een ander, die te Malta of Raguza geboren is. Dit misbruik zou ligtelyk te verhelpen zyn. Waarom trekken de Staten hunne matrozen niet uit hunne zeegewesten, waar al de wereld zeeman is van de geboorte af? De gewesten, die landwaards in leggen, zyn vrugtbaar genoeg, om de legers te lande voltallig te maken. Dan zou elk die plaats bekleden, waartoe hy van de natuur geschikt is. Men heeft een nog nuttiger ontwerp uitgedagt, maar hetzelve is nooit ter uitvoer gebragt, te weten, om elk gewest onder de verpligtinge te leggen van een bende krygsvolk op de been te brengen en te onderhouden. Dit krygsvolk zou den naam dragen van het volk, waaruit het bestondt; zulk eene edele en nuttige inrigting zou de liefde voor het Vaderland wederom wakker maken, ieder een belang doen nemen in de lotgevallen van 't algemeen, en onder naburige volkeren den edelmoedigen naaryver ontsteken, om de een den anderen in bekwaamheden en in {==225==} {>>pagina-aanduiding<<} moed te overtreffen. Men zou eene verheven dwepery zien volgen op die koude en schandelyke onverschilligheid, welke met hetzelfde oog den voorspoed en den tegenspoed beschouwt. Elk gewest, aan den roem zyner bende verknogt, zou dezelve zonder tegenspreken van alle hare noodwendigheden verzorgen. Op de tyding van eenig voorval zou men de kinderen en de ouden zig zien verzamelen op openbare plaatsen, ongeduldig om te vernemen, wat deel hunne bende hadt, aan den roem van den gelukkigen uitslag. De vrouwen zelfs, in Spartaansche heldinnen hervormd, zouden edele en dappere aandoeningen ondervinden, en wanneer haar de dood harer zonen berigt wordt, zouden zy zig geluk wenschen met hare vrugtbaarheid, welke medegewerkt hadt, om het Vaderland zegepralend te maken. Dit ontwerp kan niet bestreden worden dan van gemelyke bange berispers, die alle hervorming als eene omkering van de orde aanmerken. Bygelovige hoogagters van al wat zy in hunne jeugd gezien hebben, houden zy zig overtuigd, dat, al wat niet gedaan is, te doen gevaarlyk is. Een waarlyk groot man laat zig in zynen loop niet ophouden door de onstuimigheid eener onregtvaardige berispinge. Hy zoekt niet te behagen dan door zig zelven nuttig te maken; hy onderzoekt minder, wat zyne voorzaten gedaan hebben, dan wat te doen voordeelig is. Oxenstiern en Richelieu, in hunne verheffinge benyd, bewezen overal weldaden, en behaalden niet dan ondank; hooggeagt wegens hunne bekwaamheden, gelasterd in hunne zeden, waren zy niet minder driftig, om een volk te dienen, welk zy, zelfs tot in zyne nakomelingen wilden gelukkig maken. Europa heeft nog heden zyne Oxenstierns en zyne Richelieus. {==226==} {>>pagina-aanduiding<<} Hannibal, ongelovig, zonder een spotter te zyn, nam altyd het welvoegelyke in den openbaren Godsdienst zorgvuldig in agt. Hoewel een vyand van bygelovigheden, deedt hy den Goden altyd de hulde, welke de Godsdienst voorschreef; hy was te staatkundig, dan dat hy niet zou weten, dat gemene lieden dengenen alleen hun betrouwen en hunne agting waardig keuren, die zig, gelyk zy, onder het juk der vooroordeelen bukt. Uit dien hoofde was het, dat, eer hy zig aan het hoofd van zyn leger stelde, hy naar Cadix zyne offerhanden ging brengen in den tempel van Hercules, om van dezen God eenen gelukkigen uitslag in zyne ondernemingen te verkrygen. Eer hy verder van Carthago afging, oordeelde hy, voor deszelfs verdediging te moeten waken. De Afrikanen waren bestemd, om in Spanje te dienen, en de Spanjaarden in Africa, en door deze verwisseling gaven die beide volkeren elkander onderpand van eene wederzydsche getrouwheid. Eene andere beweegreden hadt Hannibal deze schikking doen maken, hy wilde eene kweekschool van soldaten planten. Hy wist, dat de krygsman by zynen haard verwyfd wordt, en dat de zugt voor het leven vermindert, naarmate men verder van zyn Vaderland af is, waar alles de eerste aandoeningen van genegenheid vernieuwt en voedt. Uit hoofde van dezelfde reden verandert men heden de bezettingen, die daardoor gewend worden, om de verschillende klimaten te verdragen. De verdediging van Spanje werdt toebetrouwd aan zynen broeder Asdrubal, een stoutmoedig man, die van niets dan van gevaren en oorlog sprak. Eer hy zig in beweging zette, hadt hy zig wegens de {==227==} {>>pagina-aanduiding<<} vriendschap der Galliërs verzekerd, die alleen zynen doortogt bevorderen of vertragen konden. Verzekerd, dat hy op zynen togt niet zou ontrust worden, stelde hy zig aan het hoofd van zyn leger, dat negentig duizend man te voet, twaalf duizend te paard, en zeven en dertig olyfanten sterk was. Wanneer hy op de oevers van den Iber gelegerd was, oordeelde hy, den Godsdienst nog tot zyne oogmerken te moeten doen dienen. Hy liet door het gehele leger verspreiden, dat hy in eenen droom eenen jongeling gezien hadt van een buitengemene gedaante, die gezegd hadt, van Jupiter te zyn gezonden, om hem naar Italie te geleiden. Deze bedriegery was te ongerymd, dan dat zy ongelovigen zou vinden onder eene onbeschaafde menigte, die altyd onaandoenlyk is voor de stem der reden, en altyd leerzaam voor de aantrekkelykheden van het wonderbaare. Door zig tot alle deze kleine byzonderheden te vernederen, stelde hy zig in staat, om grote zaken uittevoeren. Zyn leger leverde een verschrikkelyk schouwspel op; het was eene verzameling van menschen, die met lidtekenen overdekt waren, en gewend om te vegten en te overwinnen onder Hamilcar, onder Asdrubal en onder hem. Eene strenge krygstugt onderhield den overvloed in de legerplaats, waar de buitenlander verzekerd van wel betaald te worden, weder terug kwam, zonder vreze van beroofd te worden van de vrugt zyner gerieflykheden. De kleine Koningen der Alpen en der Galliërs begaven zig naar zyne tent, om een verdrag met hem te sluiten, zonder eenige andere verzekering voor hunne veiligheid te eischen dan zyn woord. Dit vertrouwen is eene volkomen wederlegging van de lasteringen der Ro- {==228==} {>>pagina-aanduiding<<} meinsche schryveren, die hem afschilderen als leugenagtig en trouwloos. Door den schrik zyner wapenen hield hy diegenen in hunnen pligt, welken hy door geschenken niet kon winnen. Edelmoedig en belangeloos, dagt hy zyne rykdommen niet beter te kunnen besteden, dan door dezelven te doen dienen, om zyn Vaderland onderdanen of vrienden te verwerven. De Volsciers, eene magtige en dappere Natie, welke ter wederzyden van de Rhone woonde, ondernamen het, hem den overtogt over deze rivier te betwisten, maar hunne schielyke nederlaag deedt hen wel haast berouw hebben over hunne vermetelheid. Zyn vindingryk en vrugtbaar vernuft vertoonde zig in de middelen, welken hy uitvondt, om zyne Olyfanten over de Rhone te brengen. Hy hadt alle zyne behendigheid nodig, om met de Volkeren en Koningen van Galliën vrede te maken, hy hadt te vegten van den voet der Alpen af tot aan zyne komst in Italie. De Allobrogen, arme en oorlogzieke volkeren, bewoonders van deze bergen, kenden 'er de steilten en enge wegen. Hannibal poogde te vergeefs, hen door geschenken te winnen. Zy zagen de goederen der Carthagers aan, als een buit, die hun niet ontgaan kon. Op het gezigt der Alpen, met sneeuw en ys overdekt, en welker top tot aan den hemel scheen te reiken, werdt het leger met schrik bevangen, en hadt geen hoop noch moed. Deze bergen vertoonden niets dan naauwe wegen, die van diepe afgronden en steilten omringd waren. Eenige inwooners, op de rotsen verstrooid, of begraven in wanschapen hutten, geleken minder naar menschen dan naar wilde dieren. Hunne lange en lelyke {==229==} {>>pagina-aanduiding<<} baarden, en hunne losselyk afhangende hairen gaven hun een verschrikkelyk en woest aanzien. De natuur, zonder kragt en zonder leven, scheen niets ten behoeve van menschen noch van beesten voort te brengen. Deze kleinmoedigheid werdt nog vergroot door de Allobrogen, die meesters waren van de hoogten, waardoor zy de enge wegen onder zig, welken het leger moest doortrekken, onder het bereik hunner wapenen hadden. Gewoon langs den rand der steilten te trekken, hadden zy zig op de klippen neêrgezet als roofvogels, en van deze schuilplaatsen, die voor andere menschen ongenaakbaar waren, wierpen zy grote stukken steenen, die in hunnen val menschen en paarden verpletterden. De Carthagers konden tegens deze beledigende wapenen generhande tegenweer gebruiken, en zy zagen zig in de noodzakelykheid gebragt, om te sneuvelen, zonder te vegten. De lastbeesten, verschrikt door het geschreeuw, waarvan deze Wilden de bergen deden weergalmen, vermeerderden de wanorde, en stortten zig in de diepe kolken, met al het goed, waarmede zy beladen waren. De Allobrogen namen des nagts de wyk in hunne hutten; Hannibal bediende zig van hunne terugwykingen, om zig in de duisternis meester te maken van de hoogten, welken zy des daags bezet hielden. Wanneer zy des morgens uitkwamen, om weder post te vatten op de klippen, waren zy zeer verwonderd, de Carthagers boven hun hoofd te zien. Hannibal zette zynen togt voort, zonder ontrust te worden; maar het leger, ontbloot van reisgereedschappen en levensmiddelen, was daarenboven blootgesteld aan de guurheden eener strenge en aandoenlyke koude. Deze dorre plaatsen leverden {==230==} {>>pagina-aanduiding<<} generhande weiden uit tot voedzel voor de paarden. Hannibal, verheven boven de hinderpalen, welken de natuur en menschen hem in den weg leiden, ontdekte eene sterkte, daar hy zig meester van maakte. Hy vondt 'er eenen groten voorraad koren, en eene grote menigte beesten, die voor drie dagen tot onderhoud van het leger toereikende waren. Daar ter plaatse lieten de Galliërs, bewooners van deze bergen, zig by hem vinden. Deze volkeren hadden, door verandering van het klimaat, de opregtheid der Gallische zeden verloren, en de Italiaansche loosheden overgenomen; zy bragten levensmiddelen in de legerplaats, en gaven gyzelaars tot verzekering van hunne getrouwheid. Hannibal, die bedugt was dat ze zyne vyanden waren, veinsde veel betrouwen op hun te hebben, hoewel zo veel yvers hem verdagt voorkwam. Hy nam de gidsen aan, welken zy hem aanboden, om hem te geleiden; na eenige dagen trekkens, kwam hy in een engen weg, die onder het bereik van eenen hogen berg lag. De trouwloze Galliërs, onstuimig uit hunne hinderlage te voorschyn komende, vielen op de Carthagers in. Men zou gedagt hebben, dat deze plaats het graf van het gantsche leger zou zyn geworden. De Carthagers, van voren en van agteren aangevallen, moesten zig daarenboven beschermen tegens de brokken van klippen, welken men van de hoogten op hen afrolde; genoodzaakt, om zonder orde te vegten, werden zy ook in de zyde aangegrepen, en het agterste gedeelte van het leger werdt van het voorste afgesneden. De nagt alleen maakte een einde van het bloedbad. Na eenen togt van negen dagen kwam Hannibal op {==231==} {>>pagina-aanduiding<<} den top der Alpen. Zyne troepen, door moejelykheden uitgeput, en door hinderpalen terug gehouden, bekwamen van hunne vertsaagdheid, wanneer zy de vrugtbare velden van Italie ontdekten, die hunne verwinning en hun buit zouden worden. Maar zy waren nog niet aan het einde hunner ongemakken, zy moesten het gebergte wederom afklimmen, welks afhelling aan den kant van Italie steiler is; zy moesten langs steile wegen trekken, welken de sneeuw, door de koude gehard, glibberig gemaakt hadt; de soldaten, in plaatse van te gaan, tuimelden hals over kop de een over den anderen heen. Om afteklimmen hielden zy zig aan de struikjes, die rondom aan de klippen wassen. De paarden braken door hunne zwaarte door het Ys heen, waardoor hunne pooten belemmerd werden. Hannibal, door zo vele telkens op nieuw opkomende beletzelen omringd, was altyd vrugtbaar in uitvlugten. De byzonderheden van al wat hy op dezen vermaarden overtogt deedt, leveren ons het gewigtigste tafereel uit, welk ons de oudheid heeft nagelaten. Alle zyne verrigtingen dragen het zegel van een groten man. Wel geschikt om zig in onderhandelingen intelaten, maakte hy zig vrienden en bondgenoten van volkeren, welken hy hadt kunnen overwinnen; gelukkig in het vegten zegepraalde hy over de natuur, over plaatsen en menschen. Altyd bedaard in 't midden der gevaren, veinsde hy een betrouwen, welk hy allen zynen soldaten inboezemde. Ik heb my een weinig verder over de hinderpalen uitgelaten, welken Hannibal ontmoette, om te doen begrypen, hoe zeer de Carthagers zig den misslag hadden te wyten, dat zy hunne zeemagt hadden laten vervallen. {==232==} {>>pagina-aanduiding<<} Hadden ze eene vloot gehad, om hun leger naar Italie overtevoeren, de overtogt over de Alpen zou 'er de helft niet van weggenomen hebben. Dit leger, zo luisterryk by deszelfs vertrek van Nieuw Carthago, vondt zig, wanneer het in Italie kwam, tot op twintig duizend man voetvolk en zes duizend paarden verminderd. Hadt Carthago schepen gehad, het hadt dit verlies kunnen voorkomen. Het zou de overhand over Rome gehad hebben door de ondervinding ter zee, en door de kunst der scheepvaart. Daar het eene Koopstad was, hadt het de beste matrozen moeten te voorschyn brengen, naardien gemene lieden zig enkel door de ondervinding volmaken. Dus hadt Carthago, door zyne zeemagt te verwaarlozen, van alle zyne voordeelen afstand gedaan. Het was de tyd niet meer, wanneer men honderd en dertig duizend Romeinen ter zee zag stryden tegen honderd en vyftig duizend Carthagers. De begeerte, om te lande heerschappy te verkrygen, hadt het de middelen ontnomen, om aanwinningen te maken. De onkosten van vloten waren toen ook zo lastig niet als tegenwoordig. Daar men geen Kompas hadt, zo bleef men alleen langs de kusten varen. Hy, die roejer was, kon te gelyk een goed stuurman worden. Men hadt gene school voor de zeevaart nodig, dewyl de wetenschap der stuurmanskunst zo bepaald was, dat de landman, zynen ploeg verlatende, dezelve kon leren dryven. De schepen waren klein en platboomd. Het is alleen sedert de uitvindinge van het moorddadig buskruid, dat men die grote schepen gebouwd heeft, welker dikte het geweld van het kanon tegenstaat. De ouden veragtten deze byster grote lighamen, die zig niet bewegen kon- {==233==} {>>pagina-aanduiding<<} den; doordien zy noodzakelyk zyn geworden, zyn de grote schepen ook eenvouwdiger in hun maakzel geworden; de kunst heeft de middelen, om ze in beweging te brengen, volmaakt, en niettegenstaande hunne grootte zyn ze ligt en gemakkelyk te sturen. Zy zouden ze thans met verwondering beschouwen. De ondervinding van alle tyden en van alle landen leert ons, dat heden niets bezwaarlyker is tot stand te brengen, dan de inrigting eener zeemagt. Zo vele oorzaken lopen tot dit ontwerp samen, dat het niet genoeg zy, dat eene Natie vermogend is, om in staat te zyn, om het ter uitvoer te brengen. Dus moeten de Staten, die het voordeel genieten, van eene bloejende zeemagt te hebben, hunne zorgen verdubbelen, om derzelver verval voortekomen. Wanneer Hannibal in Italie was gekomen, zogt hy de vriendschap der inwooners. Hy hadt bondgenoten nodig, om het verlies van zo veel menschen te vergoeden, die hun graf in de Alpen gevonden hadden. Zy, die zyne vriendschap verwierpen, ondervonden welhaast zyne wraak. Het regtsgebied van Turin werdt door de vlam verwoest. De stad werdt na eene belegering van drie dagen ingenomen, en het grootste gedeelte der inwooneren moest over de kling springen. Deze daad van gestrengheid scheen hem noodzakelyk te zyn, om de inwooners te doen besluiten, zig te onderwerpen. De Galliërs helden tot zyne party over, maar door de nabyheid van het Romeinsche leger terug gehouden, dorsten zy zig niet aan hunne neigingen overgeven. Hannibal begreep, dat hy overwinnen moest, om bondgenoten te verkrygen. De Burgermeester Scipio trok omzigtiglyk op, over- {==234==} {>>pagina-aanduiding<<} tuigd, dat eene overwinning de misnoegde Galliërs in onderdanigheid zou houden. De beide legers ontmoeten elkander naby den Ticinum, eene kleine rivier van Lombardye. De redenvoeringen der twee Veldheeren doen ons den aart der twee Natien kennen. Scipio vertoonde zynen soldaten het Vaderland, aangevallen van deze zelfde Carthagers, die zo dikwyls overwonnen en genoodzaakt waren, hun cynsbaar te zyn. Hy herinnerde hun de daden hunner voorzaten tegens een meineedig volk, en dat de verbonden schond. ‘Heeft de aarde, zeide hy, nieuwe Carthagers opgekweekt? Zyn het niet dezelfden, welken wy by de Egatische eilanden en op Sicilie verslagen hebben? Wy hebben heden alleen te stryden tegens hen, welken wy in hunne ongelukken verwaardigd hebben te beschermen. Bedenkt, dat het 'er niet alleen op aankomt, om uw eigen leven, en dat van uwe vrouwen en kinderen te verdedigen. Deze beweegredenen moeten kragtig zyn. Maar 'er zyn nog uitmuntender: bedenkt, dat de Raad en het Volk van Rome de oogen op u gevestigd hebben, en dat het lot van Rome van uwen moed afhangt’. Deze beweegredenen moesten eenen levendigen indruk maken op menschen, welker aandoeningen gaande gemaakt werden door den enkelen naam van het Vaderland, welk zy dienden, niet uit vreeze en uit hoofde van hun pligt, maar door eene liefde, welke tot de onzinnigheid van dwepery werdt gedreven. Hannibal hadt in tegendeel te spreken tot zeer verschillende menschen, allen soldaten van ambagt en uit gierigheid, zonder begeerte tot roem, en zonder geneigdheid voor het Vaderland. Hy zogt hunnen moed te verheffen, door hun voor oogen {==235==} {>>pagina-aanduiding<<} te stellen de keuze van te overwinnen of te sterven, de grote beloningen, de roofgoederen van Rome en Italie; hy sprak met veragting van de Romeinen, als onbekwaam, om tegenstand te bieden aan oorlogshelden, die onder de moejelykheden van den oorlog grys waren geworden, gekomen van de zuilen van Hercules, en geboden door eenen Veldheer, die geboren en opgevoed was in de tent van Hamilcar, en onderwezen door de lessen van Asdrubal. Na deze redenvoering verpletterde hy met eenen steen den kop van een lam, welk hy opofferde, Jupiter bezwerende, van hem op gelyke wyze te zullen verpletteren, indien hy zynen soldaten den buit niet overliet, welken hy hun beloofd hadt. Na de gewoonlyke offerhanden raakten de beide legers handgemeen met elkander, door eene gelyke drift ontvonkt, om te overwinnen. De Numidiers deden de zege welhaast naar de zyde der Carthagers overhellen. Scipio werdt vol kwetsuren uit het midden der vyanden gered door den moed zynes zoons, die, hoe jong ook, toen reeds opgroeide tot ondergang van Carthago. Het begin van dezen oorlog was het voorteken van den grootsten voorspoed. Hannibal, die zyne overwinning aan de Numidiers verschuldigd was, begreep, dat zyne ruitery den voorrang hadt boven die der Romeinen, al te ongelyk door de hoedanigheid zyner paarden, en zyner wapenen. Hoewel deze slag niet beslissend ware, hadt hy egter alle de voordeelen, welken Hannibal zig daarvan beloofd hadt. Zo haast hy gelukkig was, hadt hy vrienden en bondgenoten. De Galliërs, die in Italie waren gaan wonen, kwamen zig onder zyn vaandel voegen. Het zal dienstig zyn, hier aantemer- {==236==} {>>pagina-aanduiding<<} ken, dat Rome, voor den tweden Punischen oorlog, nooit van eenig volk van Italie was verlaten; welk toont, dat zyne regering zagt is geweest, of liever, dat het altyd ontsachelyk genoeg geweest is, om gene onstandvastigen of trouwlozen te vinden. Hannibal trok den Po op eene schipbrug over; daar kwamen de Galliërs, die in het Romeinsche leger dienden, zig in zyne legerplaats aan hem overgeven. Hy hadt hen met nut tegens hunne oude meesters kunnen gebruiken. Doch zyne behendige staatkunde gaf hem een ander oogmerk in, hy zondt hen elk naar zyn land terug, overladen met geschenken, terwyl hy zig verzekerd hield, dat zy hunne medeburgers in zyne zaak zouden trekken. Scipio, door dit weglopen verzwakt, was op niets anders bedagt, dan om naar den kant van de rivier Trebia de wyk te nemen, waar hy zig op hoogten legerde, die voor de Numidische ruitery ontoegankelyk waren, welke hem alleen ontsachelyk scheen. Zyne agterhoede zou geheel verslagen zyn geworden, hadden de Numidiers zig niet in de legerplaats opgehouden, welke hy verlaten hadt. De begeerte tot buit ontnam hun de overwinning. Scipio verschanste zig met veel kunst. Hy oordeelde, zynen amtgenoot Sempronius te moeten afwagten, eer hy de kans van eenen nieuwen veldslag waagde. De vereeniging der Burgermeesters kondigde een bloedig toneel aan, dat zig eerlang zou ontwikkelen. Hannibal deedt zyn best, eer hy iets tegens hen ondernam, om het karakter der Veldheeren te leren kennen, welken men hem tegengesteld hadt. Het duurde niet lang, of hy ontdekte, dat Sempronius, driftig en onstuimig, veel meer die onvoorzigtige stoutheid bezat, welke het gevaar verbergt, dan die bedaarde wakkerheid, welke het weet {==237==} {>>pagina-aanduiding<<} te voorzien en te voorkomen. Eenige geringe voordeelen ontstaken zynen verwaanden hoogmoed; en zo haast Hannibal hem scheen te vrezen, oordeelde hy, dat het om te overwinnen genoeg was slegts slag te leveren. De verstandige omzigtigheid van zyn amtgenoot scheen hem eene veragtelyke lafhartigheid. Welk een smart zou het voor onze Voorvaderen zyn, zeide hy, indien ze twee Burgermeesters, aan het hoofd van twee legers, zagen beven voor deze zelfde vyanden, welken zy zelfs tot onder de muuren van Carthago gingen opzoeken. De tyd, waarop zyn Burgermeesterschap ten einde moest lopen, was naby, en hy was bedugt, dat een opvolger hem eene zege mogt komen ontnemen, welke hy oordeelde zeker te zyn, en waarvan de kwetsuur van zynen amtgenoot hem al de eer zou laten. Scipio was te bekwaam, dan dat hy een twyffelagtig gevegt wilde wagen; hy wist, dat, door hetzelve uittestellen, de Galliërs, die even ongestadig in hunne liefde als in hunnen haat waren, zig van het bondgenootschap der Carthagers zouden losmaken, voor welken het stilzyn even nadeelig zou worden als eene nederlaag. Zulk een verstandig ontwerp werdt door zynen amtgenoot verydeld. Sempronius, door al te veel betrouwen misleid, gaf de leus tot eenen veldslag. Hannibal was te kundig, dan dat hy het zou vermyden. Hy zag zig in een land, waar hy zig niet kon staande houden dan door overwinningen. Daarenboven bestondt het Romeinsche leger uit soldaten zonder ondervindinge, die wegens hunne laatste nederlage nog ontrust en ontroerd waren. Hannibal, in eene open vlakte gelegerd, vondt 'er diepe holligheden, waarin hy zyne ruitery verstak; de grond kwam hem gunstig voor, om eene hinderlage te {==238==} {>>pagina-aanduiding<<} maken, en om zyne Olyfanten te doen werken; de uitslag beantwoordde aan zyne wenschen. Sempronius stortte zig in de hinderlage, dewyl hy niet vermoedde, dat men hem dergelyken in eene aan elkander hangende vlakte leggen kon. De Romeinen, slagtoffers van de onvoorzigtigheid hunner Veldheeren, werden op de vlugt gedreven. Tien duizend namen in goede orde de wyk naar Placentia. Een groter getal kwam in de rivier om, of werdt door de Olyfanten met de pooten verpletterd. By dezen slag deedt Hannibal de Romeinen begrypen, wat ze van hem te vrezen hadden. Nooit gebruikte eenig Veldheer meer bekwaamheid, in het verkiezen zyner legerplaatse, om van het voordeel van den grond gebruik te maken: levendig zonder overylinge, omzigtig zonder traagheid, is hy in het geraas van den slag even bedaard als in een stille kamer. De Romeinen, op de oevers van den Ticinum en de Trebia verslagen, lieten den moed door hunne tegenspoeden niet vallen. Hunne waakzaamheid bepaalde zig niet alleen tot het welvaren van Rome. Zy strekten hunne zorg ook uit tot over Sardinie en Sicilie. De gewigtigste plaatsen werden met troepen bezet. Hannibal van den anderen kant, door de guurheden van het saisoen terug gehouden, was 'er minder cp bedagt, om aanwinningen te maken, welken het leger zouden verzwakt hebben, dan om bondgenoten te krygen, die het versterken konden. Door zyne wraakoeffeningen verschrikte hy zulken, welken hy door zyne weldaden niet aan zig kon verbinden; hy behandelde de Romeinsche Krygsgevangenen met gestrengheid, maar tegens hunne bondgenoten was hy vriendelyk en gematigd, en zondt hen zelfs zonder losgeld terug. {==239==} {>>pagina-aanduiding<<} Door de ongebondenheid geeft de soldaat zig dikwyls aan buitensporigheden over, welken de gestrengheid der Krygstugt niet kan voorkomen. Een Veldheer is nooit in eenen hachelyker toestand, dan wanneer hy zig in de noodzakelykheid bevindt, om zyne troepen van de bezittingen zyner bondgenoten te doen bestaan. De Galliërs morden 'er sterk over, dat zy hun land tot een toneel voor den oorlog moesten zien dienen. Hannibal, die hunne misnoegdheid wilde doen bedaren, verliet hunne landen met het begin der lente, om in Etrurie te rukken, waar Flaminius, de nieuwe Burgermeester, over het Romeinsche leger het bevel hadt. De optogt was zeer bezwaarlyk midden door stinkende moerassen heen, welker hoogstschadelyke dampen veel soldaten deden sneuvelen. Hannibal verloor een oog. Eindelyk na vele moejelykheden legerde hy zig tusschen Fusule en Arretium, welker velden een overvloedig en gemakkelyk bestaan voor menschen en dieren verschaften. Hannibal wilde, eer hy iets ondernam, het verstand van den nieuwen Veldheer kennen, welken Rome tegens hem gesteld hadt. Zyn gedrag was verschillend volgens het karakter der Veldheeren, welken hy te bestryden hadt. Flaminius was een stoutmoedig mensch, beter geschikt, om een rusteloos en onstuimig gepeupel tot oproer te verwekken, dan om de bewegingen van een leger te besturen. Gedugt te Rome, welk hy door zyn oproerig karakter het onderste boven gekeerd hadt, meende hy overal ontsachelyk te zyn. Bewonderaar van zig zelven zag hy in Hannibal niets dan eenen Carthager; de grote man ontsnapte hem. Onleerzaam voor raadgevingen, en vyand van voorzorgen, gaf hy zig over aan de buitensporigheden eener onvoorzigtige moedigheid. {==240==} {>>pagina-aanduiding<<} Hannibal deedt zyn best, om dezen oplopenden aart nog meer te doen opwakkeren. Het was zyn belang, hem in een gevegt intewikkelen. Het was hem niet genoeg, niet overwonnen te worden, hy moest overwinnen of Italie verlaten. Hy verwoestte alle de landen van Etrurie; het geroep der bondgenoten liet zig in het leger der Romeinen horen, de vlammen, welken hunne bezittingen verwoestten, troffen de oogen van Flaminius, die, beschaamd, van den nuttelozen aanschouwer van zo vele onheilen te zyn, zynen vyand opzogt, om hem slag te leveren. De beide legers ontmoeten elkander by het meir Thrasymenus. De Burgermeester, door zynen moed bedrogen, viel in de hinderlagen, waar hysneuvelde. De Romeinen, door den dood van hunnen Veldheer ontrust, namen schandelyk de vlugt; maar van alle kanten omringd, hadden zy gene andere uitkomst dan het meir, welk hun graf werdt. Zesduizend vereenigden zig, en door wanhoop bezield, openden zy zig eenen weg midden door de vyanden heen. Maherbal, die hen op hunnen aftogt vervolgd hadt, noodzaakte hen, zig tot krygsgevangenen overtegeven. Zy werden met onmenschelykheid van Hannibal behandeld, die wreed van aart, en misschien uit staatkunde, de dapperheid niet scheen te agten in zyne vyanden, dan wanneer zy met de wapenen in de hand gestorven waren. Hy liet het lighaam van Flaminius opzoeken, om 'er de lykplegtigheden aan te verrigten, als ook aan de bevelhebbers en soldaten. Zyne troepen hadden rust nodig. Hy wees hun ververschings kwartieren aan, om hen tot nieuwe aanwinningen te bereiden. De volgende veldtogt scheen hem de verwinning van Rome en Italie te beloven; maar hy vondt in Fabius eenen vyand, die hem waardig was. Het was een van {==241==} {>>pagina-aanduiding<<} die koele menschen, alle welker bewegingen overdagt zyn, en die genen roem dan in nuttige zaken gewaar worden; hy hadt die verdienste niet, welke de menigte tot zig trekt en aan zig onderwerpt, dewyl hy alleen het wezenlyke van de bekwaamheden bezat, zonder vertoning daarmede te maken; en daar hy zig zelven scheen te wantrouwen, zo kon hy ook geen betrouwen inboezemen aan een leger, welk uit gemene menschen bestondt, die de omzigtigheid van de lafhartigheid niet weten te onderscheiden. De nieuwe Dictator was meer bedugt voor de onheilen eener nederlage, dan hy de voordeelen eener overwinning agtte. Hy wist, dat hy zyn Vaderland zegepralend zou maken, indien hy den veldtogt zonder slag te leveren kon ten einde brengen. Wanneer Hannibal hem niet in de noodzakelykheid kon brengen, om zig in een gevegt intelaten, bediende hy zig van het kunstje, om zyn gedrag in de gemoederen der Romeinen veragt te maken. Het was door zyne getrouwheid in verdenkinge te brengen; dus, ter zelfder tyd, dat hy alle de velden verwoestte, verschoonde hy de landen van Fabius, die tegens de listen van zynen vyand slegts eene voorzigtige traagheid gebruikte. Deze verschoning deedt de Romeinen geloven, dat 'er een heimelyke verstandhouding tusschen de twee Veldheeren plaats hadt. Dit vermoeden werdt nog meer versterkt door de uitwisseling der gevangenen, welke zonder goedkeuringe van den Raad geschiedde. 'Er werdt beraamd, dat men man voor man zou uitleveren, en dat, indien een van beide partyen eenige gevangenen overhieldt, zy voor eene zekere som, die bepaald werdt, zouden losgekogt worden: daar het getal der Romeinsche krygsgevangenen het grootste was, zo ging de Raad, die reeds {==242==} {>>pagina-aanduiding<<} te onvreden was, zeer traag met de volvoeringe van het verdrag te werk. De Dictator, die meineedig noch trouwloos zyn wilde, verkogt zyne landen, welken Hannibal niet hadt aangeroerd, en door deze opoffering betaalde hy de schulden van het Vaderland. Hoe groter deze belangeloosheid ware, des te hatelyker stelde de kwaadaartigheid de beweegredenen daarvan voor. Men hadt hem tot Veldheer over de ruitery Minutius gegeven, een laatdunkend en heethoofdig man, die alle schitterende hoedanigheden bezat, zonder eenige wezenlyke te hebben. Door zyne verhitte verbeelding ontdekte hy roem in alles, wat zig gevaarlyk aan hem vertoonde; vermetel meer dan dapper, hadt hy slegts het misbruik der bekwaamheden. Het leger en de Raad, door zyne schoonschynende belosten verblind, gaven hem hun gantsch betrouwen, en al de wezenlykheid van het gezag: Fabius, met eenen niets betekenenden titel bekleed, kwam niet verder in aanmerkinge. Hannibal scheen Minutius te vrezen, welken hy heimelyk veragtte, terwyl hy veinsde, met veragtinge van den Dictator te spreken, wiens bekwaamheid hem bekend was; dus maakte hy dengenen veragtelyk, die hem nadeel doen kon, terwyl hy een laatdunkend mensch prees, die hem gelegenheid tot overwinningen gaf. Minutius werdt hoogmoediger door de vreze, welke hy meende veroorzaakt te hebben; hy zoekt den vyand op, levert hem slag, en wordt overwonnen. Zyne nederlaag zou volkomen geweest zyn, ware Fabius, die zyne misslagen niet hadt kunnen voorkomen, niet edelmoedig genoeg geweest, om hem te hulp te komen. Varro, die het Romeinsche volk niet anders genoegen hadt kunnen geven, dan door het gedrag van den Dicta- {==243==} {>>pagina-aanduiding<<} tor te laken, werdt benevens Paulus Emilius tot Burgermeester benoemd. Deze beide Veldheeren waren altyd in hunne oogmerken strydig met elkander, dewyl zy het in hunne geaartheid waren. Emilius bezat die bedaarde dapperheid, welke, zonder het gevaar te vrezen, de gelegenheid vermydt om 'er zig zonder nood intestorten. Varro hadt enkel moed; opgevoed gedurende de onlusten van het gemeen, stoutmoedig zonder bekwaamheid, uit de veragtelykste laagheid tot den hoogsten trap verheven, hadt hy die verwaandheid, welke de gewoonte van gelukkig te zyn iemand inboezemt. Hy kon den tegenstand van zynen Amtgenoot niet verwinnen, die, naar het voorbeeld van Fabius, alles van den tyd hoopte, welke alleen het Vaderland kon behouden. Vermids het bevelhebberschap by beurten moest verwisseld worden, zo nam Varro den dag waar, wanneer het leger onder zyne bevelen stond, om den beroemden veldslag te Cannae te leveren. Het schynt, dat Hannibal nu slegts voor de muuren van Rome hadt te verschynen, om 'er als overwinnaar wetten aan voorteschryven. De neerslagtigheid was 'er zo groot, dat de Adel en de Raadsheeren onder elkander overwogen, of het niet voordeelig zyn zou, Italie te verlaten, en een nieuw Vaderland in een vreemd land te gaan zoeken. Deze wanhopige party werdt in haar voornemen verhinderd door de bedreigingen van eenen jongeling van agttien jaren. Het was Scipio, die in dien tyd Rome redde, en die in 't vervolg Carthago overwon. Het schynt verbazend, dat Hannibal, na eene reeks van zo vele voorspoedige ondernemingen, de heerschappy der wereld niet tot Carthago overgebragt heeft. Rome {==244==} {>>pagina-aanduiding<<} was zyne behoudenis alleen aan de verdeeldheden van den Raad van Carthago verschuldigd. Hannibal kon niet overwinnen, zonder zyn leger te verzwakken. Wanneer hy zig door de verstandige agterlykheid van Fabius in 't naauw gebragt zag, verzogt hy onderstand te Carthago, welke hem geweigerd werdt. Het waren derhalve zyne medeburgers, welken hem verhinderden, om te overwinnen, het zy dat de vernietiging hunner zeemagt een hinderpaal was, om versche troepen overtezenden, het zy dat hun betrouwen op de bekwaamheid van hunnen Veldheer hen deedt geloven, dat hy alleen genoeg tegens de Romeinen was opgewassen. Titus Livius verhaalt, dat, wanneer Hannibal het verhaal van den veldslag van Cannae aan den Raad zondt, hy hetzelve eindigde met te verzoeken, om eenen magtigen onderstand van menschen en van geld, Hanno antwoordde met eenen honenden grimlach; ja wel, wat zou hy niet wel eischen, indien hy overwonnen ware? Zo zeker is het dat de vyanden van grote mannen altyd in hun Vaderland te vinden waren. Niets is gegronder dan de woorden van eenen nieuwen Hannibal, die wanneer hy tot eenen Veldtogt afging, welke Frankryk redde, tot Lodewyk den XIV, zeide: Sire, ik ga uwe vyanden op de grensen bestryden, ik laat de mynen te Versailles. Myn ontwerp verpligt my niet, om naauwkeurige beschryvingen te geven van gebeurtenissen, die te bekend en te welsprekend beschreven zyn, dan dat ze behoeven herhaald te worden; ik zal enkel een weinig blyven stilstaan op de misslagen van den Raad van Carthago, en op het gedrag van zynen Veldheer. De gebeurtenissen zyn van geen belang, dan wanneer het tevens lessen zyn. {==245==} {>>pagina-aanduiding<<} Het verwyt, welk aanzienlyke schryvers aan grote mannen doen, vindt welhaast ingang in het gemoed van het gemeen, welk alles zonder onderzoek en zonder oordeelkunde aanneemt. Polybius, wiens getuigenis van zulk een groot gewigt is, schynt overtuigd geweest te zyn, dat Hannibal beter zekerheid voor zyne gelukkige ondernemingen zou gehad hebben, indien hy zynen krygstogt door de verwinning van andere Natien begonnen, en de Romeinen tot het laatste bewaard hadt; dan zou hy, gesterkt door den bystand der overwonnen Volkeren, die genen tegens Rome gewapend hebben, welken in 't vervolg de werktuigen van deszelfs overwinningen waren. Dit gevoelen van eenen groten schryver zou wel eene staatkundige dwaling kunnen wezen. Het schynt, dat de staatzugtige, die heden Italie onderdanig wilde maken, kwalyk zou doen, indien hy zyne kragten tegens Ragusa of San Marino wilde verspillen. Hy, die Duitschland onder zyn gebied wilde brengen, zou zyn eigen geluk tegenstreven, indien hy zig ophield, met den oorlog te beginnen tegen eenige kleine Duitsche Vorsten, Opperhoofden zonder onderdanen en zonder Staten, die zig met eenen titel zonder wezenlyke magt vermaken. Het is veeleer met al den toestel zyner kragten, dat men zig voor zynen gedugtsten vyand moet vertonen. Wanneer Hannibal over het Pyreneesche gebergte en door Gallien trok, kogt hy de vriendschap van kleine koningen, welken hy hadt kunnen overwinnen. Niets beduidende zegepralen zouden hem verhinderd hebben, om de grootste overwinningen voor de poorten van Rome te behalen. Hy stondt de verzoeking om te overwinnen tegen, om dat hy met vrugt overwinnen wilde. Het verwyt, welk den meesten ingang vindt, is, dat {==246==} {>>pagina-aanduiding<<} Hannibal na den slag van Cannae eene grote fout beging, om dat hy niet regtsstreeks naar Rome trok; de Raad, die ontrust was, zag gene uitkomst, het Volk, kleinhartig geworden, verbeeldde zig zyne ongelukken nog groter. Titus Livius houdt zig verzekerd, dat Rome zou opgehouden hebben, Rome te zyn, indien Hannibal zig den raad van Maherbal hadt weten ten nutte te maken. Appianus houdt dezelfde taal wegens dat moejelyk uiterste, waarin de Romeinen zig in dit hachelyk tydgewrigt bevonden. Hy berigt ons, dat, wanneer men 'er de tyding ontfing van den slag van Cannae, waar zy hunne beste bevelhebbers hadden verloren, Hannibal, gedurende den tyd van twee jaren, meer dan twee maal honderd duizend man van hunne beste troepen over de kling hadt laten springen. Indien deze rekening naauwkeurig is, dan moet men erkennen, dat de Romeinsche legers, die uit nieuw geworven troepen bestonden, niet in staat waren, om tegenstand te bieden aan troepen, die in den oorlog geoeffend waren, en die den grootsten Veldoverste van hunne eeuw aan hun hoofd hadden. Het standvastige en wakkere gedrag der Romeinen bestraft deze aan hunne driften overgegevene historieschryvers van onwaarheid. Nooit waren de Romeinen meer Romeinen, dan na den slag van Cannae. De Raad, hoogmoedig in zyne tegenspoeden, vernederde zig niet, om over den vrede te handelen. Onbewegelyk in zyne grondstellingen, oordeelde hy, dat hy zigzelven schande zou aandoen, indien hy een verdrag zogt te sluiten, zo lang de vyand nog op zynen bodem stondt. Laten we hier Montesquieu horen, die uit zyne studeerkamer scheen voortezitten by de overleggingen van den Raad van het oude Rome. {==247==} {>>pagina-aanduiding<<} ‘Na den slag van Cannae stondt het zelfs den vrouwen niet vry, tranen te storten; de Raad weigerde, de krygsgevangenen lostekopen, en stuurde de ellendige overblyfzels van het leger naar Sicilie, zonder beloninge of eenige eerbewyzinge, tot dat Hannibal uit Italie verdreven was; hy ging Varro ter eere te gemoet, en bedankte hem, dat hy aan het behoud der Republiek niet gewanhoopt hadt. Het is doorgaans niet het wezenlyke verlies, welk men in eenen veldslag lydt, dat is te zeggen, dat van eenige duizend menschen, welk voor den Staat dodelyk is, maar het ingebeelde verlies, en de kleinhartigheid, welke denzelven zelfs van de magt beroofd, welke het ongeluk denzelven anderzins nog hadt overgelaten.’ Op deze wyze regtvaardigt hy Hannibal, om dat hy na zyne zege niet te Rome geweest is. ‘Het is waar, voegt hy 'er by, de schrik was 'er uitermate groot, maar met de onsteltenis van een dapper volk, welke byna altyd in moed verandert, is het geenzins zo gelegen, als met die van een laag gepeupel, welk alleen zyne zwakheid gevoelt. Een bewys, dat Hannibal niet wel zou geslaagd zyn, is, dat de Romeinen zig nog in staat bevonden, om overal hulptroepen heen te zenden. Men zegt, Hannibal beging eenen groten misslag, wanneer hy zyn leger naar Capua bragt, waar het zig aan wellustigheid overgaf. Maar men overweegt niet, dat men niet tot de ware oorzaak opklimt. Zouden de soldaten van dit leger, na zo vele overwinningen ryk geworden, niet overal Capua gevonden hebben? Alexander, die zyne eigen onderdanen onder zyn bevel hadt, nam, by eene dergelyke gelegenheid, een hulpmiddel by der hand, welk Hannibal, die al- {==248==} {>>pagina-aanduiding<<} leen huurtroepen hadt, niet nemen kon. Hy liet vuur in het goed zyner soldaten aanleggen, en verbrandde alle hunne rykdommen en de zynen’. Florus, minder inschikkelyk, laakt Hannibal, en zegt ons, dat, daar hy zig de overwinning ten nutte kon maken, hy 'er liever het genot van wilde hebben. Maar hy bedekt den zwakken toestand, waarin zyn langdurig verblyf in Italie hem gebragt hadt, waar hy zeer weinig hulp ontfing, om de ledige ruimte te vervullen, welke de tegenspoeden, welken hy in kleine voorvallen leedt, in zyn leger lieten. Daarenboven, gelyk Montesquieu aanmerkt, ‘de aanwinningen zyn gemakkelyk te maken, dewyl men ze met alle zyne kragten maakt, maar zy zyn bezwaarlyk te behouden, dewyl men ze alleen met een gedeelte zyner kragten kan verdedigen’. De hatelyke oneenigheden, die in den Raad van Carthago plaats hadden, deden de Romeinen het besluit nemen, om den oorlog in Africa overtebrengen, en terwyl Hannibal voor hunne poorten is, doen zy hunne overwinnaars binnen hunne eigen muuren beven. Het waren niet de Romeinen, die Carthago overwonnen, het was Hanno, die Rome redde, en die Hannibal de handen bondt; de Carthagers riepen hem uit Italie terug, waar hy zig sedert zestien jaren met roem hadt staande gehouden, zo dat hy geen ander hulpmiddel hadde dan in de vrugtbaarheid van zyn vernuft. Hy liet tranen van droefheid vallen, wanneer hy zig genoodzaakt zag, een land te verlaten, welk het veld van zynen roem geweest was. Hy ging 'er van daan met de hoogagtinge zyner vyanden, die, daar zy zyne bekwaamheden niet konden verkleinen, zyne zeden lasterden. Na dat hy dus Rome en Italie hadt doen sidderen, hoog {==249==} {>>pagina-aanduiding<<} hy zynen hoogmoed in zo ver, dat hy zelfs om den vrede verzogt; na dat hy in een vreemd land altyd overwinnaar geweest was, werdt hy in het gezigt van de muuren zyner Vaderstad overwonnen. Scipio, die als meester sprak, schreef vernederende voorwaarden voor, welken de Carthagers verpligt waren aantenemen. Hannibal dwaalde van land tot land, om vyanden voor de Romeinen optezoeken. De partyschappen, welken Carthago verscheurden, hebben dezelfde verwoestingen in de Britsche regeringe veroorzaakt: is de behandeling, welke de grote Marlborough van Bolingbroke, den Hanno van Engeland, ontfing, niet gelyk aan die, welke Hannibal by de Carthagers ontmoette na den slag van Cannae? Hoedanig was de behandeling van dezen altyd zegepralenden Veldheer? Bolingbroke liet hem het bevelhebberschap ontnemen, dewyl hy zyn Vaderland liever zonder roem wilde zien, dan het zien zegepralen door de bekwaamheden van dengenen, die alleen zyne magt in evenwigt kon houden. Deze staatsdienaar, die het kenmerk van vernuft en de driften van den gemenen man hadt, liet hy niet de stad Barcelona aan de willekeur harer overwinnaren over? De dappere Cataloniers, die, gelyk hunne voorzaten, het leven niet zo veel agtten, als dat zy vry konden leven, werden zy niet even lafhartig door de Engelschen opgeofferd, als de ongelukkige Saguntiners door de Romeinen? De geest van partyschap veroorzaakt te veel verwoestingen by vrye volkeren, dan dat hy onze aandagt niet zou verdienen: laten we onderzoeken, wat 'er de oorsprong van zy, gelyk mede deszelfs voordeelen en misbruiken. De wetgevers der Natien zyn 'er altyd als de Weldoe- {==250==} {>>pagina-aanduiding<<} ners van aangemerkt geworden. Hun voorwerp is altyd geweest, om de onderdanen te vereenigen, en hun smaak te doen vinden in eene inrigtinge, welke hunnen gemenen voorspoed verzekerde: de hoofden en aandryvers van partyschappen zyn in tegendeel geessels voor het algemeen, dewyl hunne rusteloze staatzugt in eenen en denzelfden Staat twee elkander benydende mogenheden oprigt, die vereenigde menschen tot vyanden maken, om beschermers van de eene tegens de andere te wezen. De geest van partyschap is aan elke oorlogzieke natie natuurlyk eigen, welke, gewoon midden in het gewoel van den veldtogt te leven, hare gisting en hare ongerustheid zelfs in de vermaken van den vrede blyft behouden. De Republieken van Griekenland, Carthago, en Rome, hadden gene gevaarlyker vyanden dan hunne eigen burgers, zo haast zy gene vyanden meer van buiten te bestryden hadden. Deze onweersbuien, zo menigvuldig in vrye landen, laten zig ook somwylen by slaafsche volkeren voelen, die, gedurende den oorlog onderdanig gemaakt, het eindelyk moede worden, van dus onnut te leven, en den Alleenheerscher berouw doen hebben van het verdriet, waaronder zy zugten. 'Er zyn Staten, welker gesteldheid natuurlyk geboorte aan partyschappen geeft. Daar de vermengde regeringsvormen de voorregten van elke klasse van burgeren verder uitstrekken, of naauwer bepaalen, zo gebeurt het, dat elke klasse een natuurlyk bondgenootschap is, welk waakzaam is, en zyn best doet om zyne regten te verdedigen. Eene natie, door de overmaat van de ellende veragtelyk gemaakt, wordt wel haast van partyschappen verscheurd. De arme, om dat hy arm is, is natuurlyk onleerzaam en misnoegd; men heeft genen slegter burger {==251==} {>>pagina-aanduiding<<} dan een berooiden verkwister, die zig te binnen brengt, dat hy niet geboren was om behoeftig te zyn. Hy rekent het zyn Vaderland voor eene misdaad toe, dat hy in de onmogelykheid is, om zyn vermaak te kunnen nemen. Hy zoekt zig aan hetzelve te wreken wegens de moeiten, die hem verscheuren. De bittere herdenking van zyn vorig geluk maakt hem zynen val des te smartelyker; al wat hem omringt is een worm, die hem knaagt; de luister van den man, met eenen rang bekleed, kwetst zyne oogen, dewyl dezelve hem zyne vernedering laat zien. Wanneer de ellende slegts eenige byzondere personen drukt, wordt haar geschreeuw verdoofd, hare klagten verwekken slegts medelyden of veragting, maar wanneer zy algemeen is, maakt zy een misnoegd volk oproerig; voornamelyk, indien een staatzugtige zig verheft, die, om zig eenen weg te banen, zig tot een hervormer van misbruiken durft opwerpen. De menigte houdt hare oogen op hem, hoort gretiglyk zyne beloften, en, hare banden moede, eischt zy nieuwen. De overdaad, wanneer ze zig in eenen Staat indringt, geeft 'er door dezelfde reden geboorte aan partyschappen, dewyl zy vele behoeftigen maakt, die samenrotten, en zig in beweging zetten, om de ledige ruimte te vervullen, welke door hunne verkwistingen veroorzaakt is. Zodanig zyn de gevolgen van algemene ellenden; maar een langdurige voorspoed, zonder eenig inmengsel van ongelukken, is niet minder ten hoogsten nadeelig; dezelve werpt de menschen in eene loome gerustheid, hunne dronkenschap wordt gevolgd van het verwaarlozen van hunnen pligt; dewyl elke burger zig een koning agt, zo houdt hy zig gehoond, wanneer hy moet gehoorzamen. De roofgoederen der wereld, ten tyde van Marius en {==252==} {>>pagina-aanduiding<<} Sylla te Rome opgestapeld, bragten 'er de onweersbuien en de slaverny. Rome, onder Curius en Fabricius arm en deugdzaam, werdt door gene volks-onlusten ontrust, want de hopen goud, en zilver, dat slegts gewaande rykdommen zyn, bederven de zeden, die alleen wezenlyke rykdommen zyn. Gelyk de partyschappen niet altyd dezelfde oorzaak hebben, zo brengen ze ook niet altyd dezelfde uitwerkselen voort. De staatzugt geeft 'er in grote ryken den oorsprong aan; in kleine Staten maken persoonlyke oneenigheden tusschen twee voorname familien twee partyen, van welken de Staat zelden iets te vrezen of te hopen heeft. De Colonna's en de Ursini's hebben het hedendaagsche Rome langen tyd verdeeld gehouden; maar noch de een noch de ander bedoelde daarmede, om aan deze oude hoofdstad der wereld hare verdwenen grootheid weder te geven. Hunne oneenigheden, voortgesproten uit eene ydele glorie veeleer dan uit staatzugt, konden het lot van Rome niet veranderen, dewyl de belangen van eenen kleinen Staat niet zo ingewikkeld zyn, dat men zou kunnen mistasten omtrent hetgene dienstig is voor dezelven. De staatzugtige, die zig onder den dekmantel van het algemene belang zoekt schuil te houden, wordt 'er welhaast ontmaskerd. Wanneer het evenwel de staatkunde is, welke in eenen kleinen Staat oneenigheden gaande maakt, dan naderen de burgers sterk tot de dienstbaarheid. Geneve gelykt in onlusten naar eene familie, die opgeruidis, om zig wegens eenig gering goed te gronde te brengen; men klopt 'er zig, men valt 'er over elkander heen, om tot hetzelfde doelwit te komen, en eerst by het einde der dronkenschap merkt een ieder de smart zyner kwetsuren. {==253==} {>>pagina-aanduiding<<} 'Er is een geest van partyschap by vrye volkeren, welke de vastigheid hunner gesteldheid verzekert, ter zelfder tyd dat hy dezelve aan 't wankelen schynt te brengen. Met even zuivere beweegredenen kunnen twee partyen tegenstrydige grondregelen aannemen. Dus, hoewel een geheel Volk door dezelfde liefde voor het Vaderland, en door denzelfden afkeer van de dwingelandye bezield zy, kan het egter tegenstrydig zyn in de middelen, om den Staat bloejend te maken. Wanneer twee partyen door even deugdzame beginzelen bestuurd worden, en zy alleen strydig zyn omtrent de keuze van de middelen, dan maken zy door hare oneenigheid de aandagt van het volk wakker omtrent zyne ware belangen. Het zyn niet meer twee vyanden, die elkander waarnemen, om eenen roof wegtehalen. Het zyn twee schildwagten, die tot de gemene verdediging waken. Op dezelfde wyze verbeteren de onweersbuien, die eenige Akkers verwoesten, de kwaadaartigheid der lugt. En op gelyke wyze is de beweging van het water van den Oceaan het beste middel, om het zelve in zyne zuiverheid te bewaren. De onbepaalde opperheerschappy in Asia verhindert, dat 'er eenige partyschappen komen kunnen. De menschelykheid, van hare waardigheid beroofd, durft 'er hare regten niet terug eischen. De zugten van den verdrukten worden 'er gestraft als het geschreeuw van oproer; hy, die onderneemt de wonden van den Staat te genezen, wordt 'er behandeld als een bederver van het gemeen: men moet stom zyn en lyden. Overal, waar de dwingende magt in de handen van een eenig mensch gesteld is, is de geest van partyschap zonder kragt en zonder wakkerheid. Het is daar, waar menschen, die zig den naam van Groten aanmati- {==254==} {>>pagina-aanduiding<<} gen, niets anders zyn, dan schitterende slaven, welker laagheid de eertitelen bedekken. Altyd nederig en kruipende, verwagten zy met ongeduld de bevelen van eenen meester, die belonen of straffen kan; en vermids 'er geen verdrag tusschen de kragt en de zwakheid is, zo worden ze medepligtigen van den Vorst, die hen kan verheffen of verderven. Het is alleen in zyne geschenken, dat zy overvloedige hulpmiddelen kunnen vinden, om hunne overdaad en hunne ligtmisserye genoegen te geven. Een opslag van het oog kan hen eensklaps te gronde werpen; een vriendelyk lachje herstelt hun gezag. Zwak, om dat de weelde hunne kragt en hun fortuin ontzenuwd heeft, ondervinden ze nooit de stoutmoedige gewaarwordingen, van welken de inwooner van eenen vryen Staat blaakt. Indien zy partyschappen verwekken, het is alleen, om eenen Staatsdienaar of eenen gunsteling den voet te ligten. De Vorst is het middelpunt, waar alles zig vereenigt, hy alleen is de wet, dewyl hy alleen dezelve kan vaststellen, verbreken en afschaffen. Hy alleen is de gehele Staat, dewyl hy 'er de lotgevallen van regelt, en 'er alle voordeelen van tot zig trekt. De Groten zyn genoodzaakt, met hem een soort van bondgenootschap te maken, om de goederen van den ambagtsman en van den landman naar zig te slepen, die niets opleveren dan het schouwspel van eene bende bedelaars, die met behoeften en zweren beladen zyn. Frankryk, welk het volmaakste model eener welbeschaafde Monarchie is, verbeeldt een huisgezin, door de wederzydsche liefde van den Monarch en van de onderdanen onderling vereenigd. De partyschappen zouden 'er vernietigd zyn, zo haast zy gemaakt waren, dewyl de onderdanen, omtrent hunnen pligt verligt, altyd be- {==255==} {>>pagina-aanduiding<<} vonden hebben, dat hunne gehoorzaamheid het onderpand van hun geluk is. De duurzaamheid van het bewind in een zelfde geslagt is de vleiendste lofreden voor hun, die 'er geregeerd hebben. De dwingelanden, die op hun bed zyn gestorven, zyn altyd in hunne opvolgers gestraft geworden. 'Er is een geest van partyschap, welks besmettelyke adem het ryk eener oppermagtige heerschappye zo wel als de landen der vryheid vergiftigt. Zy, die 'er door bezield zyn, zyn zo veel te gevaarlyker vyanden, om dat zy weten te sterven. Hun brandende yver brengt hunne zwakke reden te onder. Zy vallen den Burgermeester aan, door zyne gerigtsdienaren omringd; zy bespringen den Monarch in 't midden zyner legioenen. Dit geschiedt namelyk, wanneer de Godsdienst, vastgesteld om de menschen te vereenigen, hen allen vyanden maakt om gevoelens van bespiegelinge, die generhanden invloed op de zeden hebben. De regering, welke deze beuzelagtige en twistvolle geschillen in hunne geboorte moest verbieden, of ze, aan de veragtinge van het gemeen overlaten, verleent aandagt aan dezelven, waardoor zy duurzaam en aanmerkelyker worden. De Natie wordt verdeeld, en, yverende zonder kennis, wapent zy beulen, en maakt martelaren. Het zwaard wordt gescherpt, het schavot wordt opgerigt, de houtstapel wordt in brand gezet. De yver, woest geworden door tegenspreken en lyden, vervalt van bygeloof tot dwepery. Van den eenen kant is het aangenaam, zyn geloof met zyn bloed te verzegelen, van den anderen kant schynt het loffelyk, den wreker van de zaak des hemels te zyn. Allen verdeelen zy zig dan in twee partyen; het gemeen, door zyne dwalingen misleid en 'er te zeer op {==256==} {>>pagina-aanduiding<<} verzot, dan dat het den doek zou verscheuren, welke zyne oogen gesloten houdt, stort zig in den maalstroom, zonder iets van de zaak te verstaan, welke het verdedigt. De wysgeer wordt, op het gezigt van zo vele onschuldige slagtoffers, de zwakke beschermer van eene zaak, welke hy in 't midden laat, terwyl hy, van nature teder en gevoelig, diegenen beklaagt, welken dezelve voorstaan. De Herders, in verhongerde wolven hervormd, verslinden hunne kudden: 'er is geen volk, voornamelyk in Europa, welk zig niet moet schamen, van voorzaten gehad te hebben, die zo woest zyn geweest, en zig door zulk eenen redenlozen yver hebben laten wegslepen. Welke is de oorsprong van deze hatelykheden, die door den Godsdienst aangekweekt worden? Het is, om dat de mensch zig in eenen anderen bemint. Al wat hem gelykt maakt zyne liefde gaande; in tegendeel, zyne ydele glorie wordt gehoond door tegenspreken. De heerschappy, welke men door de uitmuntendheid der reden oeffent, is een geluk, waarvan men zig alle ogenblikken zynes levens bedient; deze is het alleen, welker gedurig gebruik noch afkeer noch verzadiging verwekt; maar het grootste ongelyk is, te beweren, dat men altyd gelyk heeft, voornamelyk in zaken, welker voorwerp zo verheven is als de Godsdienst. De bygelovige agt hen alleen, die zo dom zyn als hy; hy wil zyne onkundige ligtgelovigheid door voorbeelden regtvaardigen. Gevoelig voor veragtinge, meent hy 'er zig aan te kunnen onttrekken, wanneer hy dezelve met de menigte deelt, en hoewel onkundig, weet hy egter, dat 'er vermaarde guiten, maar geen vermaarde zwakken zyn. Het Keizerryk van 't Oosten naderde niet tot zynen ondergang, dan wanneer de opvolgers van Constantinus, {==257==} {>>pagina-aanduiding<<} na dat zy door onstuimige en twistzieke Godgeleerden verleid waren, het ook zelve werden. Deze veragtelyke Keizers zyn niet bekend dan door de Kerkvergaderingen, welken zy lieten samenkomen, en die aan nieuwe twisten geboorte gaven. Het was schandelyk, te onderzoeken, of de glans op den berg Thabor geschapen of ongeschapen ware, noch schandelyker vasttestellen, dat de Keizers van het gehoorzamen van Gods geboden ontslagen waren, en dat 'er drie Keizers zyn moesten, om dat 'er drie personen in de Drie eenheid waren. De Keizers, die van alle deze twistredenen een einde hadden moeten maken, zetten 'er gezag aan by, dewyl ze, in plaatse van deze godgeleerde geschillen belachelyk te maken, zig zelven in het strydperk begaven, om wegens de Lere slag te leveren, terwyl de Turken hun de rykste gewesten wegnamen. Zy, die de regering in handen hebben, kunnen niet te veel agt geven op die vermetele menschen, die, de gaven misbruikende, welken God over hun heeft uitgestort, de Evangelische zedeleer bestryden en te gronde werpen; maar zy moeten deze nietswaardige geschillen aan de duisterheid der schoolsche Godgeleerdheid overlaten, waar de hoogmoed durft bestaan, het dekkleed van onuitsprekelyke en diepe verborgenheden te scheuren, welken aan ons geloof zyn voorgesteld, om onze gehoorzaamheid te oeffenen, en niet om ons den weg te wyzen, en ons te verligten. De yver voor den Godsdienst, die zo vele partyschappen in de Kristen wereld heeft voortgebragt, zou in de Heidensche Republieken gene twintig menschen op de been gebragt hebben. Hiervan is gemakkelyk reden te geven. De afgodery schreef eenen openbaren Godsdienst voor, maar zy stelde gene leerstukken voor om te geloven. 'Er was {==258==} {>>pagina-aanduiding<<} gene school, waar men leerde redentwisten over de eigenschappen der Godheid. De hoogmoed vondt 'er geen belang by, om Proselyten te maken. Hy, die een duif aan Venus offerde, maakte zig niet gehaat by dengenen, die eene offerhande van honderd ossen aan Jupiter deedt. De weg was breed, men ging 'er zonder struikelen: de feesten waren pragtige schouwspelen, die alle de burgers vereenigden. De dienaars van den Godsdienst namen bedieningen van staat waar, wanneer zy uit den tempel kwamen: zy lagen de tekenen van burgerlyke regeringe af, om den schild en den degen optevatten: als Krygslieden, Overheden, en Hoogepriesters, waren ze door alle deze titelen aan het Vaderland verbonden. Het was hun belang niet, twee magten in eenen en denzelfden staat opterigten. De geestelyke magt bestondt enkel in de vrye oeffeninge van Godsdienstige plegtigheden. De Wysbegeerte maakte oproerigen, maar deze oproerigen waren huichelaars en nooit heiligschenders. Gelyk 'er gene leerstukken waren, om te geloven, zo hadden zy ook gene dwalingen omvertewerpen. De gevegten wegens de Lere werden in de school van Zeno of Aristoteles gehouden. Wat belang hadden 'er de Wysgeeren by, eenen Godsdienst aantetasten, welke aan hun de zorg overgaf, om het hart des menschen te besturen, om hem zynen pligt te leren, en om hem zeden voorteschryven? zy waren wetgevers der wereld; Jupiter was als nutteloos in den hemel verbannen. Ik zal my niet verder over de geschiedenis van Carthago uitlaten, om de herhalingen te vermyden, waartoe ik noodwendig zou moeten vervallen, waaneer ik van de Romeinen zal spreken. {==259==} {>>pagina-aanduiding<<} Van de Romeinsche republiek. Men schryft den val der Staten toe aan de gebreken, welken het ogenblik van hunnen ondergang voorafgegaan zyn; maar dit gebrek hadt een zaad, dat reeds lang gezaaid was, en welks opschieten zyne verwoestingen niet hadt doen gevoelen dan op het ogenblik zyner rypheid. Verschillende oorzaken lopen samen tot het verval der Ryken. Dus wordt de ondervinding van gebeurtenissen onnut, om ons onderrigting te geven omtrent de middelen, om hetzelve te voorkomen. Hetgene geschied is is alleenlyk de mogelykheid, en niet de zekerheid van toekomende gebeurtenissen. Machiavel, een verheven staatkundige, bouwde zyne grondstellingen op het voorbeeld der Vorsten van zynen tyd, en dergenen, die hem voorafgegaan waren. Maar gelyk dezelfde uitwerkselen verschillende oorzaken gehad hebben in de tyden, die gevolgd zyn, zo worden deze redeneringen, op de ondervindinge gevestigd, op hare beurt door deze zelfde ondervinding wederlegd. Men moet derhalve geen vonnis opmaken uit gebeurtenissen, op zig zelven en alleen genomen, dewyl de eene een wederlegging is van hetgene de andere schynt te bewyzen. De twede der Keizeren zou ten tyde van Regulus slegts een minbekende staatzugtige geweest zyn; zyne begeerten, te onder gedrukt zo haast ze opgekomen waren, zouden hem eenen nieuwen weg aangewezen hebben. De rykdommen van Asia deden de kunsten te Rome bloejen. De rykdommen van Persie en den Indus, Griekenland ten prooi geworden, deden het in veragting en onbeschaafdheid vallen. {==260==} {>>pagina-aanduiding<<} Wanneer men de oorzaaken van de verheffinge en van het verval van een Ryk wil ontwikkelen, moet men het in zyne kindsheid, in zyne jeugd, en in zyne ryper jaren beschouwen. Men zal bevinden, dat de wapenen het eene kortstondige grootheid kunnen bezorgen, maar dat het zyne vastigheid alleen verschuldigd is aan de wysheid zyner wetgevinge. Een oorlogzugtig volk, wanneer het door den breidel der wet niet gestuit wordt, is niet anders dan een stroom, welke zig over de vlakte verspreidt, die 'er door overstroomd wordt. Het is een onzinnige, wiens kragten door eene brandende koorts uitgeput worden. Het is niet de geschiedenis van het overwinnende Rome, welke ik hier mededeele. Het is het tafereel van zyne regeringe, van zyne deugden en van zyne zwakheden. Van alle de schryvers is Dionysius de Halicarnasser degene, die de meeste onderzoeken omtrent de oudheden van deze meesteres der wereld gedaan heeft. Hy geeft haar tot stigters eene volkplanting van Albaners, die een vast verblyf in dat gedeelte van Italie kwam zoeken, onder aanvoeringe van Romulus, kleinzoon van Numitor, koning van Alba. Het bestek van wetgevinge, door dit hoofd van gelukzoekers ingerigt, was, naar het oordeel van Polybius en Dionysius den Halicarnasser, het werk der zuivere reden, en eener staatkunde, die het meest met de regten der menschelyke natuur bestaanbaar was; het was eene vereeniging van de Alleenheerschinge, van de regeringe der voornaamsten, en van de Volksregeringe. Daar deze drie regeringsvormen een juist evenwigt onder zig bewaarden, zo verzekerden zy hare onderlinge behoudenis. De vorm van regeringe, in deze nieuwe stad vastge- {==261==} {>>pagina-aanduiding<<} steld, was geschikt volgens die van Alba, welke zelfs was ingerigt volgens het plan van Lycurgus, welk ons toont, dat de Albaners afstammelingen der Spartanen waren, welker gestrengheid en oorlogzieke neigingen zy ook hadden. Romulus ontsing de kroon als eene beloning van zyne deugden en bekwaamheden; hy behieldt dezelve door het beste regt van allen, te weten, door de eenparige verkiezinge van een vry volk, welk 'er altyd belang by heeft, om den waardigsten te verkiezen. Dees nieuwe koning was byna altyd in oorlog met zyne naburen. Dewyl zyn volk gene ambagten, noch koophandel, noch naarstigheid hadt, kon het zig van het nodige niet voorzien, dan door den buit, welken het behaalde op zyne vyanden, welker vrouwen het wegnam, en welker vee het uit de weiden roofde. Het was 'er nog niet te doen, om gewesten te verwinnen. De staatzugt bepaalde zig alleen, om eenige schoven koren en eenige kudden, wegtenemen: dusdanig een begin hadden de zegepralen van de verwinnaars der wereld. Romulus maakte van de gehele natie een leger van geregeld krygsvolk, waar de vrygelatenen, en de handwerkslieden niet op de rol aangeschreven wierden; hy zou geoordeeld hebben, een vry mensch schande aantedoen, indien hy hem eenig ander werk dan den landbouw of den oorlog vergund hadt. Het was in dat stuk, dat hy zig van de wetten van Lycurgus verwyderde, die aan de slaven den landbouw en de zorg voor de kudden overliet. De kunst van den oorlog was zeer ongeschikt. Dewyl de steden niet bevestigd waren, zo hadt men ook gene werktuigen uitgevonden, om belegeringen te doen. Een oorlog was niets anders dan een kortstondige inval {==262==} {>>pagina-aanduiding<<} in het regtsgebied van den vyand; de soldaat hadt gene bezolding, maar het gevaar werdt hem door den buit vergoed. Men nam zekere orde in agt in de manier van plonderen, dewyl struikrovers ook wetten onder elkander hebben. Het Romeinsche Volk begon eigenlyk geen opgang te maken, dan na dat het zig vereenigd hadt met de Sabiners, eene dappere Natie, gelyk de Spartanen, van welken zy afstamden. Romulus, krygsman en wetgever, verbeterde vele gebreken in den regeringsvorm van Lycurgus; by voorbeeld, de uitvoerende magt werdt in handen van eenen enkelen persoon gegeven. De grote bedieningen van den Staat werden aan de oudste familien en den Adel toebetrouwd. De gemene burgers hadden op hunne beurt het vermogen, om de overheden te verkiezen, om de wetten, door de koningen voorgesteld, te bevestigen, en om over de zaken van den oorlog te raadplegen; maar hunne besluiten waren zonder kragt, byaldien zy niet het zegel der goedkeuringe van den Raad hadden. Men kan niet bepalen, of de dankbaarheid der Romeinen het hoogste gezag by de familie van hunnen wetgever zou hebben doen blyven, dewyl hy gene kinderen naliet. Men weet alleenlyk, dat de kroon verkiesbaar bleef. De hoogmoedige reden besluit daaruit, dat de gewoonte, om eenen meester te verkiezen, den voorrang heeft boven de gewoonte, welke dit voorregt aan de geboorte geeft. By den eersten opslag schynt deze voorkeuze wettig, dewyl de Natie onder de regeringe van eenen meester, welken zy niet heeft verkozen, haar lot aan het geval overlaat; in plaatse dat, zo zy hem hadt verkozen, zy eene beloning aan den waardig- {==263==} {>>pagina-aanduiding<<} sten toestaat, wiens voorbeeld alle de burgers aanmoedigt, om hem natevolgen. Dit is een van die redeneringen, welke door de ondervinding van alle tyden en van alle landen wederlegd worden. De verkiesbare tronen zyn nooit door de grootste koningen beklommen geweest, het zy dat hun al te naauw bepaald gezag het goede gestuit heeft, welk zy doen wilden, of dat hunne schikkingen zyn omvergestoten door opvolgers, welker werk dezelve niet waren. Daarenboven, wanneer de kroon erslyk is, is het een goed, welk de Vader zynen nakomelingen nalaat. Na den dood van Romulus werdt Numa, een man van een zeer verschillend karakter, met goedkeuringe van alle Romeinen verkoren, om hem optevolgen. Dees grote vorst, zo gematigd, als de ander staatzugtig geweest was, temperde die driftige begeerte, welke zyne onderdanen tot den oorlog, of liever tot het roven, hadden. Hy veragtte die woestheid, natuurlyk aan elke Natie eigen, welke niets ademt dan vegten en plonderen. Hy boezemde hun den smaak voor nutte kunsten in, hy wist hen gevoelig te maken voor de zoetigheden der samenlevinge in een vreedzaam leven. De Godsdienst was een bolwerk, welk hy der losbandigheid tegenstelde; en na dat hy als wetgever tot hen hadt gesproken, sprak hy hen nu aan als een mensch, door de Godheid aangeblazen, overtuigd, dat het gemakkelyker is, de menschen door het wonderbaare te misleiden, dan hen door de reden te besturen. De Romeinen, door den uitlegger van den wil des hemels onderrigt, gingen van de losbandigheid tot de liefde van hunnen pligt over. De Godsdienst werdt vastgesteld, en de getrouwheid van den eed was bovenal onschendbaar. De langdurige rege- {==264==} {>>pagina-aanduiding<<} ring van dezen weldoenden koning was de gelukkigste tyd, welken Rome ooit sedert zyne stigting tot zynen val toe kende: het hadt in 't vervolg zeer luisterryke voordeelen; maar de moeders hadden kinderen te bewenen, en de Staat burgers te betreuren, in plaatse dat in den tyd van drie en veertig jaren, welken Numa op den troon zat, het algemene welvaren door generhande burgerlyke oneenigheid, noch door eenigen buitenlandschen oorlog ontrust werdt. De Romeinen beweenden hem als hunnen gemenen vader. Tullus Hostilius, na Numa tot koning verkoren, geloofde de oorlogzugtige neigingen van zyn volk wederom te moeten gaande maken, welken eene te langdurige vrede scheen uitgedoofd te hebben. Hy voerde den oorlog met roem, en na drie en dertig jaren geregeerd te hebben, werdt hy met zyne gehele familie van den donder verpletterd. Anderen beweren, dat hy door Ancus Martius, kleinzoon van Numa, vermoord werdt, die in die hoedanigheid voorgaf, regt op de kroon te hebben. Indien hy niet de uitvoerder dezer misdaad was, plukte hy 'er ten minsten de vrugten van, naardien het volk hem eenen scepter in de hand gaf, die door eenen moord bezoedeld was. Zo haast hy den troon hadt beklommen, toonde hy, dat hy waardig was denzelven te bezitten. Hy herstelde vele inzettingen van Numa, die gedurende de regeringe van zynen voorzaat verwaarloosd waren; Rome werdt vergroot, 'er werdt een haven gegraven, en de vestingwerken werden tot aan den oever van den Tiber uitgestrekt. Na eene regering van vier en twintig jaren stierf hy eenen natuurlyken dood. Lucius Tarquinius werdt tot den troon geroepen, waarvan zyne geboorte hem scheen uittesluiten, maar {==265==} {>>pagina-aanduiding<<} zyne verdiensten deden vergeten, dat hy een Griek van oorsprong was, en zyne begeerte scheen zig enkel te bepalen, om het voorregt van Romeinschen burger te genieten. Zyne regering was vrugtbaar in gebeurtenissen. Hy was het, om zo te spreken, die Rome bouwde, welk tot nog toe alleen bestondt uit kleine hutten, zonder orde en zonder straten verspreid, veeleer geschikt, om 'er beesten in op te sluiten, dan om 'er menschen te herbergen. Hy liet die rioelen maken, welken de reiziger nog heden bewondert: hy versierde de Stad met openbare gebouwen; het regtsgebied werdt vergroot; het getal der Raadsheeren werdt vermeerderd tot op drie honderd. Eindelyk na eene regering van agt en dertig jaren werdt hy vermoord door de zoonen van Ancus Martius, die zig door zynen dood eenen weg meenden te banen tot den troon, die door hunnen Vader bekleed was geweest; maar zy vonden zig in hunne hoop bedrogen. Zy, welken zy gebruikt hadden, om den moord te verrigten, werden veroordeeld, het leven te verliezen; zy zelven werden gebannen, en hunne goederen verbeurd verklaard. De gedagtenis van dezen voortreffelyken Vorst was den Romeinen zo kostelyk, dat zy tot dankbaarheid Servius Tullius benoemden, om hem optevolgen, wiens verheffing het werk des volks was zonder toestemminge van den Adel. Deze Vorst, even zeer tot den oorlog als tot de regering geschikt, hadt meer bekwaamheid dan alle zyne voorzaten; maar dewyl hy tot de volksregering scheen overtehellen, zo was hy altyd onaangenaam by de raadsheerlyke familien, die zyne verheffing tot den troon als eene onwettige bezitneming aanmerkten. Als Wetgever en overwinnaar onderwierp hy de Latynsche steden, die {==266==} {>>pagina-aanduiding<<} door volkplantingen van Alba gestigt waren. Dewyl zy eenen gemenen oorsprong met de Romeinen hadden, zo haalde hy hen over, om een tempel te Rome te bouwen, om het middelpunt hunner vereeniginge te zyn. Men kan zig geen regtmatig denkbeeld van de Romeinsche Republiek vormen, indien men gene kennis heeft van de instellingen van Servius Tullius. Deze Vorst gebood alle Romeinen, op straffe van gegeesseld en als slaven verkogt te worden, om te komen opgeven hunne namen, bynamen, hunnen ouderdom, dien van hunnen Vader, moeder, vrouw en kinderen, de plaats van hun verblyf, het zy in de stad of op het land; hun werdt by dezelfde straf opgelegd, verklaring te doen van alle hunne goederen. Dusdanig was het midddel, waarvan hy zig bediende, om eene geregelde krygsmagt opterigten, welke tot op den tyd van Marius stand hield. Wanneer alle de opgaven in een algemeen register opgeschreven waren, werdt het Volk in zes klassen verdeeld. De eerste begreep de genen, welker goederen honderd minen (a) beliepen. Hy liet hen eene volmaakte wapenrusting nemen, en verdeelde hen in tagtig Centurien, van welken veertig uit jonge lieden bestonden: de sterksten waren bestemd, om ten tyde van oorlog te velde te trekken, de veertig anderen moesten ter verdediginge van de stad terugblyven. Deze tagtig Centurien maakten eene bende ligt gewapend voetvolk uit; hy voegde 'er agttien Centurien ruiters by, gekozen uit degenen, die de rykste erfgoederen bezaten, en welker geboorte de aanzienlykste was. {==267==} {>>pagina-aanduiding<<} Dus bestondt de eerste klasse uit agt en negentig Centurien. De twede, derde en vierde klassen maakten elk niet meer dan twintig Centurien uit; zy bestonden uit burgers, welker bezittingen geschat waren van vyf en twintig tot vyf en negentig minen. Hy wapende hen nog ligter, volgens hunne verschillende klassen. Hy voegde by de twede klasse twee Centurien schilddragers en piekeniers, en by de vierde twee Centurien trompetters, die de muziek van het leger uitmaakten. De vyfde begreep diegenen, welken omtrent twaalf minen bezaten; zy werdt verdeeld in dertig Centurien, enkel met werppylen en slingers gewapend. De zesde, welke de talrykste was, maakte slegts eene enkele Centurie uit, en bestondt uit de armste burgers, die van alle soorten van belastingen en krygsdiensten vry waren. Door deze wyze schikking viel de last van den oorlog voornamelyk op degenen, die best in staat waren, denzelven te dragen: by voorbeeld, indien het nodig was, twintig duizend man te heffen, dan nam Tullius dit getal uit de vyf eerste klassen, en deedt elk zyne hoeveelheid opbrengen. Vervolgens berekende hy de nodige somme tot uitvoering van den oorlog, en verdeelde deze somme over alle de Centurien, van welken ieder persoon naar evenredigheid zyner goederen betaalde; daar nu dus de ryken, die in kleiner getal waren, zig in meer Centurien verdeeld bevonden, zo waren ze ook verpligt, menigvuldiger dienst te doen, en de zwaarste belastingen optebrengen. Men oordeelde toen, dat het regtmatig was, dat hy, die de meeste bezittingen te behouden hadt, ook het meeste toebragt tot de middelen, om dezelven te verdedigen. Op gelyke wyze zou het ongerymd geweest zyn, dengenen met schattingen te bezwaren, die aan het {==268==} {>>pagina-aanduiding<<} nodige gebrek hadt; het zou onmogelyk geweest zyn, hem tot den krygsdienst te verpligten, dewyl de Romeinen op hunne eigen kosten dienden; en volgens Titus Livius ontfingen de soldaten gene bezolding tot op het jaar 368, na de bouwing van Rome. De langdurigheid van het beleg van Veji, welk tien jaren duurde, bragt deze nieuwigheid in zwang. Deze schikkingen stelden de ryken aan de grootste onkosten, en aan de grootste gevaren bloot. Tullius gaf hun eene vergoeding daarvoor, door het voornaamste gezag in hunne handen te stellen. Het volk moest omtrent zyne ware belangen misleid worden: zie hier de kunstgreep, waarvan hy zig ten dien einde bediende. Volgens de gesteldheid van den Staat, door Romulus vastgesteld, hadden de verkiezing zo wel van burgerlyke overheden als van krygsbedienden, de bekragtiging der wetten, de verklaaringen van oorlog, de verbonden van vrede, gene kragt, dan wanneer zy met de goedkeuringe des Volks bekleed waren; maar dewyl men by Curien stemde, waarvan in elke wyk tien waren, zo gaf de geringste burger zyne stem zo wel als de aanzienlykste; by gevolg, daar de armen altyd veel groter in getal zyn dan de ryken, zo waren ze altyd van de meerderheid verzekerd. Tullius schafte deze gewoonte af, door de stemmen by Centurien optenemen. Het was door deze kunstgreep, dat hy tot de ryken die meerderheid overbragt, welke de armen te voren hadden; want, dewyl men altyd begon met het opnemen van de stemmen der eerste klasse, welke uit agt en negentig Centurien bestondt, zo hadt zy altyd drie stemmen meer dan de anderen met elkander, ten minsten indien de meningen niet verschillende waren. In dat geval beriep men zig op de Centurien der twede en {==269==} {>>pagina-aanduiding<<} volgende klassen, tot dat 'er zeven en negentig stemmen van dezelfde meninge gevonden werden. Maar deze tegenkanting was zo zeldzaam, dat de geschillen byna altyd beslist werden, zonder de stemmen der vyf laatste klassen optenemen, welker stemgeving dus van geen vrugt was. Tullius hadt zyne twee dogters uitgehuwelykt aan Tarquinius en Aruns, kleinzoonen van zynen voorzaat, over welken hy gedurende hunne minderjaarigheid de voogdyschap hadt overgenomen. Tullia, de jongste zyner dogteren dreef den hoogmoed zelfs tot wreedheid. Deze vrouw, van staatzugt blakende, was minder te vreden, met de dogter eens Konings te zyn, dan zy zig vernederd dagt, door eenen onderdaan in haren man te zien. De staatzugt, waarvan ze blaakte, maakte haar wreed en ontaard, maar de gematigdheid van Aruns, leide een breidel op hare misdadige begeerten; te vergeefs sloeg zy hem voor, haren Vader van den troon aftezetten: deze vrouw, verwoed geworden, om dat ze hem niet tot haren medepligtige kon maken, wendde zig tot Tarquinius, die alle de bekwaamheden van eenen groten man, en alle de ondeugden van eenen booswigt bezat. Zy boodt hem hare hand en haar hart aan, indien hy zyne regten op den troop wilde doen gelden, en zig in de plaats van haren Vader stellen; de voorslag werdt aangenomen. Dit bloedschandig huwelyk was voltrokken, zo haast het was voorgeslagen. Aruns en de zuster van Tullia waren de eerste slagtoffers van deze wandrogtelyke vereeniginge; derzelver dood baande hun den weg ten troon. Tarquinius, waardig egtgenoot van eene vrouw die zo wreed was als hy, poogde Tullius door den Raad te doen afzetten. Niets stondt hem verder in den weg dan de {==270==} {>>pagina-aanduiding<<} schande, van ondankbaar en ontaard geweest te zyn. Na deze vrugteloze poging liet hy den ouden koning voor de poort van zyn paleis vermoorden, en de wrede Tullia, te zeer verbasterd, dan dat zy eenige knaging zou gevoelen, was fel genoeg, om haren wagen over het bebloede lighaam van haren ongelukkigen Vader te doen ryden. Dus, door overspel en Vadermoord te vereenigen, baande Tarquinius zig den weg ten troon, en na dat hy zig op eene onregtmatige wyze in het bezit daarvan gesteld hadt, bestondt hy, een dwingeland te worden. De raadsheerlyke familien, heimelyke vyanden van Tullius, waren in den beginne zyne medepligtigen, maar welhaast werden zy 'er slagtoffers van. Zyne eigen ondervinding hadt hem geleerd, dat zy voor koningen ontsachelyk waren; zyne eerste zorg was, om hen kleiner te maken. Alle de vrienden van Tullius werden aan de bekommernissen zyner staatzugt opgeofferd; en dewyl hy de gierigheid nog boven de staatzugt gehoor gaf, was het genoeg ryk te zyn, om als strafwaardig gehandeld te worden. De eerste bedieningen van Staat waren de beloning voor de uitvoerders zyner wrake: de Tiber was het graf der aanzienlykste raadsheeren; de vreze voor den dood was eene wezenlyke straf voor alle burgers; velen verlieten hun Vaderland, om in een vreemd land eene schuilplaats te zoeken. Deze Raad, waar de vryheid de voorzitting hadt, was nu niets anders dan eene verzameling van slaven, die ter aarde nedergestrekt liggen voor eenen Meester, die hen beschouwt als even onwaardig om te leven en te sterven. De gemene burgers waren langen tyd de inschikkelyke aanschouwers van zo vele buitensporigheden. Zy herin- {==271==} {>>pagina-aanduiding<<} nerden zig vervolgens, dat Tullius hun beschermer was geweest, en dat de Raad enkel uit hunne dwingelanden opgerigt was. Deszelfs verdrukking scheen hun eene regtvaardige wraak van den dood van Tullius te zyn, die ongestraft was gebleven; maar zy werden op hunne beurt de slagtoffers van de wreedheid des Dwingelands. De wetten, door Tullius vastgesteld, dienden hun tot eene bescherming tegens de verdrukking der Raadsheerlyke familien; deze wetten werden afgeschaft. De last der schattingen beroofde hen van hunne goederen; alle openbare byeenkomsten werden afgeschaft, het was zelfs verboden, in de tempelen ter verrigtinge van Godsdienstige plegtigheden samen te komen, onder voorwendsel van samenzweringen te voorkomen. Deze zo hoogmoedige Romeinen droegen hunne vernedering zonder tegenspreken. Om hen van hunne bekommernissen aftetrekken, hieldt Tarquinius hen buiten 's lands bezig in oorlogen, welken hem gelukten; en vrezende, dat de voordeelen van den vrede hunnen moed wederom mogten doen opwakkeren, zo liet hy hen aan lands werken dienen, welk in hunne oogen eene honender vernedering was dan de slaverny. De raadsheerlyke familien vertroostten zig over hunne vernederinge, daar zy de gemene burgers in dienstbaarheid zagen zugten. Zy gevoelden niet langer hunne eigen onheilen, wanneer zy anderen zagen, die nog ongelukkiger waren dan zy. Een hoon, der kuischheid eener Romeinsche Dame toegebragt, vereenigde twee partyen, welken onverzoenlyk schenen. Sextus, oudste zoon van Tarquinius, verkragtte de vrouw van Collatinus, zynen nabestaanden, en eenen der aanzienlyksten onder de raadsheerlyke familien. {==272==} {>>pagina-aanduiding<<} Alle de Romeinen hielden zig door deze schenddaad gehoond, welke gestraft werdt door de verdryving der Tarquiniussen, en door de uitrojing der Koninklyke regeringe. De Raad hadt sidderende den moord der raadsheerlyke familien aangezien, de aanzienlyksten van dat lighaam hadden ten doel gestaan aan smaadheden, en het grootste gedeelte hadt zig alleen door ballingschap aan den dood onttrokken; de gemene burgers waren met belastingen verdrukt geworden, zy hadden zig tot 's lands werken veroordeeld gezien; het gevoel der vryheid was uitgedoofd. De smaad, der kuischheid toegebragt, ontstak hetzelve wederom: is de reden daarvan, dat men meer aan de eer dan aan zyne goederen en aan zyn leven gehegt is? De ontwikkeling dezer omwentelinge heeft haren oorsprong in het menschelyke hart. Ieder een heeft eene vrouw, eene dogter, aan welker eer of schande hy deel heeft. De smetten der dogter of der zuster maken indruk op den Vader en op den broeder. Het gene den eenen hoont, bedekt den anderen met eeuwige schande. Het is niet op dezelfde wyze met het gevoel gelegen, welk de last der schattingen, en de smaadheden der dienstbaarheid inboezemen. Deze onheilen zyn alleenlyk haast voorbygaande plagen, waarvan men het einde hoopt; hy, die 'er van getroffen wordt, verwekt enkel medelyden en nooit veragting. Een dwingeland, die zyn volk door schattingen uitput, kan 'er zig van bedienen, om medepligtigen te kopen. Een dwingeland, die het bed van een burger bezoedelt, ontrust alle huisgezinnen; hy wordt een algemene vyand; dan is de smaad, eenen byzonderen persoon aangedaan, eene persoonlyke verongelyking voor elken burger. {==273==} {>>pagina-aanduiding<<} De ondernemingen tegens de eer van eenen burger geven alleen aanleiding tot omwentelingen, maar zyn 'er zelden oorzaak van: het zaad, langen tyd verborgen, moet zyne rypheid afwagten, eer het opschiet. Dezelfde oorzaken vinden de omstandigheden niet altyd gunstig, noch dezelfde gesteltenis in de gemoederen, om hare uitwerkselen voorttebrengen. De Etna en de Vesuvius hebben altyd stoffen in hunnen boezem, die bereid zyn, om te ontbranden, maar hunne uitbersting doet zig niet gevoelen, dan na een lange gisting. Rome nam onder de regering der koningen veel toe. De oorzaak van deszelfs grootheid is ligt te ontdekken. Het hadt staatkundige en dappere koningen, die te vegten en te regeren wisten. De eerste Romeinen waren tot den oorlog geneigd, dewyl de oorlogen, welke de hedendaagsche Volkeren uitputten, voor hun een vrugtbare bron van overvloed waren. De goederen der overwonnen Natien verrykten den soldaat en den landman, dewyl zy den buit met elkander deelden. Ieder een was soldaat, dewyl het voordeelig was, het te zyn, en dewyl men geen ander middel had, om zyne bezittingen te behouden, en 'er nieuwen by aantewinnen. De naam van Tarquinius is zo gehaat geworden, dat men denzelven aan de wreedste dwingelanden geeft. Zyne afbeelding schynt door den haat te zyn ontworpen, zyne ondeugden schynen vergroot te zyn: hetgene hy deedt, toont dat hy een groot man was. Hy beklom den troon zonder toestemminge van den Raad en het Volk: hy hield 'er zig op gedurende vier en twintig jaren; indien hy wreed was, de reden daarvan is, dat elk onregtmatig bezitnemer genoodzaakt is, dus te zyn tegens een onrustig en hoogmoedig volk, welk zyne koningen on- {==274==} {>>pagina-aanduiding<<} ophoudelyk door bedreigingen en klagten vermoeit. De dwingelanden worden altyd met hatelyke kleuren afgeschilderd, wanneer hunne kinderen de erfgenamen niet zyn van hunne onregtvaardige bezitneminge. Na de verdryving van Tarquinius rigtten de raadsheerlyke familien, die de voornaamste uitvoerders der omwentelinge waren, op de puinhopen der koninklyke heerschappy eene regering der voornaamsten op. Twee overheidspersonen, Burgermeesters genoemd, welker bediening jaarlyks was, werden met het hoogste gezag bekleed. Deze wet, welke de duurzaamheid van het gezag bepaalde, hadt grote voordeelen; want, gelyk Montesquieu aanmerkt, ‘de Vorsten hebben in hun leven tydperken van staatzugt, waarop andere driften, en zelfs luiheid, volgen; maar dewyl de Republiek hoof den heest, die alle jaren veranderen, en die hun overheidsamt beroemd zoeken te maken, om nieuwen te verkrygen, zo kunnen zy geen ogenblik voor de staatzugt laten verloren gaan’. De Raad, byna geheel van leden ontbloot, werdt weder voltallig gemaakt uit de voornaamste gemene burgers, die vooraf tot den raadsheerlyken stand verheven werden. Het volk werdt in het regt hersteld, om te mogen samenkomen en zyne stem geven; maar deszelfs gezag hadt meer schyns dan het wezenlyk was, want hoewel 't het volk ware, welk de Burgermeesters scheen te verkiezen, het is niettemin zeker, dat, daar de stemmen by Centurien en niet by wyken werden opgenomen, de raadsheerlyke stand altyd meester van de verkiezinge was. Wanneer Dionysius de Halicarnasser van de regeringe spreekt, na de verdryving der koningen vastgesteld, geeft {==275==} {>>pagina-aanduiding<<} hy 'er altyd den naam aan van eene regeringe der voornaamsten. Wy zien ook, uit hetgene ons van zyne historie overig is, dat 'er onder de raadsheerlyke familien eene hoogmoedige en baatzugtige party was, die naar eene tyrannische regering van weinigen stondt, en die de gemene burgers in een soort van dienstbaarheid zogt te brengen. Valerius, bygenaamd Publicola, de deugdzaamste en belangelooste onder degenen, die tot de uitroejing der Alleenheerschinge medegewerkt hadden, liet eenige wetten ten voordeele van de gemene burgers vaststellen; deze wetten verboden, eenig overheidsamt waartenemen, zo men het niet van het Volk ontfangen hadt. Eene andere wet verbood, eenen burger te straffen, eer hy door de wet geoordeeld was. Indien een Romein door eenen overheidspersoon veroordeeld was, het zy tot eene geldboete, of ballingschap, of geesseling, zo kon hy zig daarvan op het Volk beroepen. Voor dien tyd leefden de gemene burgers onder eene verdrukking, welke met hunne gewaande vryheid onbestaanbaar was. Een ander bewys wegens den ongelukkigen toestand, waartoe zy gebragt waren, wordt getrokken uit de schreeuwende knevelaryen, welken de gierigheid der raadsheerlyke familien hen deedt lyden, en welken hen van 't morren tot den opstand deden overslaan. Het waren deze knevelaryen, welke geboorte gaven aan die onlusten des volks, welke den Staat verscheurden. Zie hier, welke deze kwellingen ware, waarover de gemene burgers zig beklaagden. De Romeinsche soldaten, die allen vrye burgers waren, betaalden niet alleen hun gedeelte aan de schattingen, maar zy waren daarenboven verpligt, op hunne eigen kosten {==276==} {>>pagina-aanduiding<<} te dienen. Zy waren dus genoodzaakt, ten einde om zig van het nodige tot den veldtogt te voorzien, om tegens zware renten geld optenemen van de raadsheerlyke familien, die zig het grootste gedeelte van de rykdommen van den Staat aangematigd hadden. Gedurende de oorlogen, welken Tarquinius verwekte, om weder op den troon te komen, werdt het regtsgebied der Romeinen dikwyls door hunne naburen verwoest; men bevondt, dat de grootste verwoestingen op de landen der gemene burgers geoeffend werden, die, daar zy het minst te verliezen hadden, van eenen middelmatigen staat tot de afgryzelykste behoeftigheid vervielen. In de onmogelykheid gebragt, om de hoofdsom hunner schulden te betalen, stapelden zy woeker op woeker, en zy werden van onmeêdogende regters aan de willekeur dergenen overgegeven, welken zy schuldig waren. Deze onbarmhartige schuldeischers wierpen hunne schuldenaars in ketenen, en oeffenden over hun dezelfde heerschappy als over eenen slaaf, welken men regt heeft te straffen. De toestand der Romeinen was gelyk aan dien der Atheners, eer Solon hunne regering hervormd hadt. Zulk eene schreeuwende verdrukking maakte dit volk oproerig, welk geleerd hadt, zig vry te mogen agten. De overmaat zyner ellenden, in plaatse van den moed te vernederen, maakte veeleer zynen onbuigzamen hoogmoed wakker. Het eerste oproer brak uit omtrent twaalf jaren na de uitdryving der Koningen. De Tarquiniussen trokken dertig steden van Latium in hunne zaak, die zig tegens de Romeinen verbonden. De gemene burgers weigerden, om zig op de rol te laten aanschryven, zo men niet te voren eene wet ter vernietiginge hunner schulden maakte; de Raad kon hunnen hard- {==277==} {>>pagina-aanduiding<<} nekkigen tegenstand niet overwinnen. Rome, dus met groot gevaar gedriegd, vondt gene andere burgers dan die onverschillig omtrent deszelfs behoudenis waren. Valerius, de zoon van den groten Publicola, pleitte sterk voor de belangen des Volks; maar hy vondt eene onverwinlyken tegenstand van den kant van Appius Claudius, een onbarmhartig en heerschzugtig mensch, en het hoofd van de vyanden des Volks. De gematigdsten onder de Raadsheeren sloegen voor, de penningen uit de landsschatkist te nemen, om de schulden des volks te betalen; een middel, welk de klagten deedt ophouden, en welk de armen in staat stelde, om de Republiek te dienen: deze raad, heilzaam voor den schuldenaar en schuldeischer, werdt verworpen, en men vergenoegde zig met vasttestellen, dat men generhande besluit omtrent deze zaak nemen zou, maar dat, zo haast de oorlog zou geeindigd zyn, de Burgermeesters 'er verslag van zouden doen aan den Raad, en dat, terwyl men dat vonnis afwagtte, niemand wegens schulden kon vervolgd worden. Dit besluit, welk de onheilen bewimpelde, bevredigde het volk niet; de armsten merkten dit uitstel niet anders aan, dan als een kunstgreep, om hen te bedriegen. Zy eischten sterk de vernietiging der schulden, verklarende, dat het alleen onder deze voorwaarde was, dat zy aan de gevaren van den oorlog deel wilden nemen; de Raad, hoewel door deze beweginge verschrikt, bleef egter onbuigzaam. Het hulpmiddel, waarvan hy zig bediende, was, voor eenen tyd het Burgermeesterschap, en alle andere bedieningen der Republiek, afteschaffen, en eenen nieuwen Overheids persoon aantestellen, met eene onbepaalde magt bekleed, zonder hem te verpligten, om rekenschap van zyne handelingen te geven, gedurende of na {==278==} {>>pagina-aanduiding<<} zyne overheidsbedieninge. Dit hoofd der Republiek werdt Dictator genoemd. De duurzaamheid zyner bedieninge werdt op zes maanden bepaald. Wanneer die tyd verstreken was, kwamen de Burgermeesters wederom aan de oeffening van hun gezag. Volgens Dionysius den Halicarnasser was de voornaamste reden van deze instellinge, om de Wet kragteloos te maken, welke Publicola ten voordeele van het volk gemaakt hadt. Deze wet veroordeelde elken Overheidspersoon ter dood, die eenen Romein gestraft hadt, eer hy van het Volk was veroordeeld geworden. De Raad nam derhalve een besluit tot verkiezing van eenen Dictator, en het Volk, welk het gevolg daarvan niet wist, bekragtigde het vonnis van den Raad, en liet aan denzelven de vryheid, om dengenen te verkiezen, welken hy bekwaamst oordeelde, om deze waardigheid te bekleden. Titus Lartius werdt door zynen Amtgenoot daartoe benoemd op eene wyze, welke ten dien einde van den Raad was voorgeschreven. Wanneer Lartius, bekleed met al den luister aan deze waardigheid gehegt, in 't openbaar verscheen, verspreidde zyne tegenwoordigheid den schrik onder de oproerigen, die, beroofd van de wet welke al hun steunsel uitmaakte, geen toevlugt hadden dan in eene stipte gehoorzaamheid. Lartius, die alle de bekwaamheden van de grote kunst van regeren in zig scheen vereenigd te hebben, bragt het register in orde, welk de namen van alle Romeinen vervatte, en rigtte zyn leger in volgens de schikking, door Servius Tullius vastgesteld. Hoewel hy veel betrouwen op zyne troepen hadt, vondt hy egter beter, de overreding te gebruiken. Gelukkig in 't onderhandelen, haalde hy de Latynen over, om eenen stilstand van wapenen te {==279==} {>>pagina-aanduiding<<} maken. Dus wendde hy zonder vegten het onweer af, welk den Romeinen over het hoofd hing. Deze Dictator was dus groter dan wanneer hy eene zege behaald hadt, dewyl hy 'er alle voordeelen van hadt, zonder zyn Vaderland aan het twyffelagtig lot der wapenen blootgesteld te hebben. By zyne terug komst te Rome leide hy zyne waardigheid af, eer nog de tyd verlopen was, zonder de minste daad van gestrengheid over eenen enkelen Romein geoeffend te hebben. Wanneer de tyd van het bestand verlopen was, welk slegts voor een jaar was gesloten, kwamen de Latynen met een magtig leger te velde. Aulus Postumius werdt Dictator gemaakt; hy leverde naby het meir Regillus een beslissenden slag, waarin hy eene volkomen zege behaalde. Sextus Tarquinius sneuvelde op de plaats, en de oude Tarquinius stierf weinig tyds daarna. De Raad, van vyanden bevryd, welke hem ontrustten, dagt geheel niet meer aan zyne beloften; hy belastte, dat alle regtsgedingen wegens schulden, die gedurende den oorlog opgeschort geweest waren, volgens de wetten ten einde zouden gebragt worden. Dit trouwloze gedrag verwekte zulk eene geweldige beweging, dat men oordeelde, dat 'er niets dan een buitenlandsche oorlog was, welk eenen burgerlyken oorlog kon voorkomen, en dat het middel om de rust van binnen te herstellen, was, het Volk van buiten bezig te houden. De hoogmoedige Appius Claudius en Publius Servilius werden tot Burgermeesters benoemd door Postumius en zynen Amtgenoot; 't welk een inbreuk was op de regten des Volks. De oorlog werdt derhalve tegens de Volsken besloten. Maar de gemene burgers, onbuigzaam, dewyl ze bedrogen waren geworden, weigerden nog, zig op de rol {==280==} {>>pagina-aanduiding<<} te laten aanschryven. Servilius, volgende het grondbeginsel van Valerius, was van gedagten, dat men terstond een besluit ter vernietiginge der schulden moest maken; maar hy werdt tegengesproken door den onverbiddelyken Appius, die hem den vleier des Volks noemde, en hem beschuldigde, van hetzelve op de puinhopen der raadsheerlyke familien te willen verheffen. Na veel tyds met onnutte twistredenen te hebben doorgebragt, won Servilius, die by de gemene burgers bemind was, hen door zyn bidden, en bragt een leger op de been, waarmede hy tegens den vyand optrok. De Volsken, die geen betrouwen hadden dan op de verdeeldheden, welke de Romeinen in beweging hielden, oordeelden zig reeds overwonnen, zo haast zy hen vereenigd zagen. Zy onderwierpen zig aan de voorwaarden, welken de Burgermeester hun mogt willen opleggen. Driehonderd van hunne voornaamste burgers werden als gyzelaars naar Rome gezonden. Deze schynbare onderwerping hadt niets anders ten doel dan de Romeinen om den tuin te leiden, en tyd te winnen, om zig tot het uitvoeren van den oorlog te beter te bereiden; zy moesten derhalve wederom te velde, maar terwyl de Raad overslag maakte omtrent het getal troepen, welk men behoorde te gebruiken, kwam een gryzaard op de Gerigtsplaats, waar hy het volk om bystand smeekte. De honger scheen op zyn bleek en mager aangezigt geschilderd te zyn. Zyne morsige en versleten klederen kondigden de overmaat zyner ellenden aan. Dees ongelukkige werdt van het volk erkend, hy hadt zelfs een bevelhebberschap in de legers gehad. Hy toonde vooreerst op zyne borst vele roemwaardige kwetsuren, welken hy in de verdediging van {==281==} {>>pagina-aanduiding<<} het Vaderland ontfangen hadt; vervolgens verhaalde hy zynen medeburgeren, dat hy agt en twintig veldslagen hadt bygewoond, en dat hy dikwyls met die beloningen was geëerd geworden, welke der dapperheid alleen te beurt vallen; dat in den oorlog tegens de Sabinen zyne kudden door den vyand weggenomen, zyne velden verwoest, en zyn huis in asch gelegd waren; dat hy in die ongelukkige omstandigheden verpligt was geweest, geld optenemen, om 's Lands schattingen te betalen; dat deze schuld, door de renten vergroot, hem in de droevige noodzakelykheid hadt gebragt, om het erfgoed te verkopen, welk hy van zyne voorvaderen ontfangen hadt; doch dat, vermids deze opoffering nog niet genoeg was, zyne schulden, gelyk aan een verslindend vuur, zyn eigen lighaam hadden aangegrepen; en dat hy eindelyk met zyne twee zoonen in den staat van slavernye gebragt, en door zyne schuldeischers naar een bloedhuis weggevoerd was. Na dat hy met spreken hadt opgehouden, trok hy zyne gescheurde klederen uit, en toonde zyn naakte lighaam, dat geheel bebloed was van geesselslagen, welken hy van eenen harden en onmeêdogenden meester ontfangen hadt. Dit schouwspel ontstak het Volk op 't levendigst. Op hetzelfde ogenblik vertoonden zig de schuldenaars, die middel gevonden hadden, om de poorten optebreken van de huizen, waar hunne schuldeischers hen gevangen hielden, op de Gerigtsplaats, met ketenen beladen. Na dat het volk zyn mededogen hierover betuigd hadt, gaf het zig over aan verwoedheid. Rome scheen in deze gistinge niet bewoond te zyn dan van leeuwen, begerig om hunnen roof te verslinden. Wanneer iemand hen verzogt om de wapenen tot verdediging van het Vaderland opte- {==282==} {>>pagina-aanduiding<<} nemen, toonden zy hem de banden van dezen ongelukkigen, en antwoordden met ongenoegen; verdienen zulke beloningen, dat men vegt en zyn bloed vergiet, om ze te verkrygen? Een groot getal van deze ongelukkigen verklaarde openlyk, dat de burgers 'er meer voordeel van zouden hebben, zo zy slaven der Volsken dan der raadsheerlyke familien waren. De Raad, hierdoor ontrust, bad Servilius, zyn best te willen doen, om het volk tot bedaren te brengen; 'er kwam een afgevaardigde aan, van de Latynen gezonden, om de Romeinen te verwittigen, dat de Volsken met een talryk leger in hunne landen gerukt waren. Servilius nam dit ogenblik waar, om den burgeren bedaarder gevoelens inteboezemen. Het gelukte hem, hen te bevredigen door de verzekering, welke hy hun gaf, dat hun genoegen zou gegeven worden. Terstond liet hy bekend maken, dat ieder burger, die zig vrywillig op de lyst liet aanschryven, voor de aanvallen zyner schuldeischers veilig zou zyn, gedurende den gantschen tyd, dat het leger te velde zou zyn: hierop schaarde zig het volk in menigte onder zyn vaandel. Servilius trok aan het hoofd van het leger, welk hy op de been hadt gebragt, tegens de Volsken en versloeg hen: hy maakte zig meester van vele hunner steden, waarvan hy de roofgoederen aan de soldaten overliet. Op de tyding van deze zege liet de wrede Appius de gyzelaars der Volsken op de marktplaats brengen, liet hen met roeden geesselen, en liet hun eindelyk het hoofd afslaan. Servilius eischte by zyne terugkomst de eerbewyzingen van eene zegepraal. Appius stelde 'er zig kragtig tegen, en rekende het hem tot eene misdaad, dat hy den buit, welken hy aan zyne soldaten hadt uit- {==283==} {>>pagina-aanduiding<<} gedeeld, niet in de landsschatkist gebragt hadt. Servilius, over deze weigering vergramd, rukte in zegepraal in Rome aan het hoofd van zyn leger, en onder toejuichingen van al het volk; 't welk de raadsheerlyke familien grotelyks smartte. Het volgende jaar dreigden de Sabinen de Romeinen met eenen inval; het volk weigerde op nieuws te velde te trekken, byaldien de schulden niet vernietigd werden, Lartius, de eerste, die Dictator was geweest, werkte kragtig ten voordeele van het volk. Maar de onbuigzame Appius, die alle wegen van vereeniginge verwierp, sloeg de benoeming van eenen Dictator voor, als de eenige bescherming, welke men tegens de woede des Volks kon stellen. Dit gevoelen werdt in den Raad goedgekeurd. Valerius, dien men den tweeden Publicola mag noemen, werdt Dictator gemaakt; het was een man van eene bekende opregtheid, bemind by het Volk, welks ellende hy beklaagde, zonder het in zyne grilligheden te vleien; hy beloofde den burgeren, dat, zo zy zig goedwillig op de rol wilden laten aanschryven, hy den Raad zou bewegen om hen te belonen, door den twist over de schulden ten einde te brengen. Hy maakte een begin met het verbieden, van eenigen burger om schulden te vervolgen, gedurende den gantschen tyd zyner bedieninge. Het volk, welk by zo vele gelegenheden de bescherming der Valeriussen ondervonden hadt, was vol van vertrouwen op zyne beloften. Men liet zig met drift op de rol aanschryven, men bragt tien legioenen op de been, elk van vier duizend man, welke het grootste leger uitmaakten, dat de Romeinen tot dus ver ooit op de been gebragt hadden. De Dictator eindigde dezen oorlog gelukkig, hy werdt te Rome in zegepraal ontfan- {==284==} {>>pagina-aanduiding<<} gen, en terstond dankte hy het leger af. Deze laatste daad mishaagde den Raad, die bedugt was, dat het volk de uitvoering der beloften van den Dictator mogt eischen. Zyne vreze was welgegrond. Valerius wilde de belofte volbrengen, welke hy het Volk gedaan hadt; de raadsheerlyke party boodt hem eenen levendigen tegenstand. Men verweet hem, dat zyne familie ten allen tyde het Volk tegens den Raad en den Adel begunstigd hadt. Hy op zyne beurt verweet den Raadsheeren hunne ongetrouwheid in hunne beloften, hy voorspelde hun de onheilen, die uit hunne trouwloosheid ontstaan moesten, en stoutelyk uit den Raad vertrekkende, riep hy de vergadering des Volks samen. Na hen bedankt te hebben voor de getrouwheid en den moed, waarmede zy onder zyne bevelen gevogten hadden, gaf hy hun het verhaal van de pogingen, welken hy gedaan hadt, om zyne beloften ter uitvoer te brengen. Vervolgens beroofde hy zigzelven van zyne waardigheid, en gaf zig over aan de wraak der bedrogen burgeren. Ik onderwerp my zonder tegenspreken, zegt hy, aan alle kastydingen, welken gy my moogt willen laten lyden. Het volk hoorde hem met eerbied gepaard met medelyden, en bragt hem naar zyne woning terug, terwyl zy alle plaatsen, waar hy doorging van toejuichingen deden weergalmen. De burgers, die verder geen agt meer op de bevelen van den Raad gaven, verzamelden zig in 't openbaar, en beraadslaagden, of zy zig niet van de raadsheerlyke familien moesten afzonderen. De Raad, om dezen stap te voorkomen, verboodt den Burgermeesteren, hun leger aftedanken, onder voorwendsel, dat de Sabinen toebereidzelen tot eenen nieuwen inval maakten. De {==285==} {>>pagina-aanduiding<<} Burgermeesters, om op de bewegingen des Volks te letten, legerden zig byna onder de muuren van Rome. Maar de soldaten, aangemoedigd door zekeren Sicinius Bellutus, verlieten de Burgermeesters, na dat zy zig van de wapenen en vaandelen meester gemaakt hadden, om hunnen eed niet te breken (a): Sicinius, tot hoofd van dit oproerig volk verkozen, legerde zig naby den berg Anio, op eene hoogte, die sedert deze gebeurtenis altyd de geheiligde berg of het heilig gebergte is genoemd geworden. Wanneer de tyding van deze weglopinge te Rome bekend werdt, was 'er de ontsteltenis zo groot, dat deze stad naar eene plaats geleek, die door eene overrompeling ingenomen was. Men verweet den Appischen aanhang op eene bittere wyze, dat hy oorzaak van dezen opstand was; de stroperyen der vyanden tot aan de poorten van Rome vermeerderden de algemene ontsteltenis; het stond te dugten, dat de afvalligen zig by hen mogten voegen. Maar de soldaten gedroegen zig met zo veel welvoegelykheid en gematigdheid, dat de Raad, na langdurig twisten, Afgevaardigden aan hun zond, om hen te bewegen, om terug te komen, hun eene algemene kwytschelding belovende. Deze aanbieding werdt met veragtinge gehoord: de soldaten wierpen den Raadsheeren hunne geveinsdheid voor de schenen, daar zy veinsden, onkundig te zyn van de regtmatige eischen der burgeren en van de ware oorzaak, waarom zy de wyk genomen hadden. Op de terugkomst der afgevaardigden werdt de zaak wederom in den Raad in overweginge genomen. Mene- {==286==} {>>pagina-aanduiding<<} nius Agrippa, geagt uit hoofde van de zuiverheid zyner zeden, en de kennis van de ware beginzelen der regeringe, vyand zo wel van de dwingelandye der Groten als van de losbandigheid van het volk, sloeg gepaste middelen voor, om dit oproer te doen bedaren; namelyk, om aan het Volk personen te zenden, die by beide partyen geloofwaardig waren, en hun volle magt te geven, om deze zaak op zulk eene wyze ten einde te brengen, als zy zelven raadzaamst zouden oordeelen. Valerius, de laatste Dictator, sprak vervolgens, en bragt den Raad de voorzegging te binnen, welke hy hun gedaan hadt wegens de onheilen, welken uit de verwaarlozing hunner beloften ontstaan moesten; dat zyne mening was, ten spoedigsten een vergelyk met het volk te treffen, om den voortgang van een kwaad te stuiten, dat welhaast zonder hulpmiddel zyn zou; hy voegde 'er by, dat hy wel voorzag, dat de eischen van het volk zig niet zouden bepalen tot de vernietiging der schulden; dat het daarenboven verzekering zou eischen voor zyne vryheid en regten; dat de instelling van het Dictatorschap de Valeriaansche wet vernietigd hadt, welke tot nog toe het eenige steunzel van de vryheid der burgeren was geweest; dat de weigering van een zegepraal, aan Servilius gedaan, die deze eer zo wel verdiende, een bewys was, dat het volk van zyne oude voorregten was vervallen, dewyl een Burgermeester en een Dictator, om dat zy zig aan deszelfs ongelukken hadden laten gelegen leggen, in den. Raad aan hoon en smaadheid blootgesteld werden; dat deze verwytingen, niet alle de Raadsheeren betroffen, maar alleen die menigte van hoogmoedige en gierige menschen, die, daar zy tegens buitengemeen grote renten geld uitzetten, hunne medeburgers tot de armoede of de {==287==} {>>pagina-aanduiding<<} flaverny veroordeelen; eindelyk dat het Appius en zyne aanhangers waren, die als de eenige oorzaken van deze onlusten van het gemeen moesten aangemerkt worden. Hy voegde zig by het gevoelen, welk 'er op aandrong om afgezanten te zenden, om dit stuk op de beste voorwaarden, die ze krygen konden, ten einde te brengen. Appius, in zynen persoon aangetast, antwoordde met de bitterheid van iemand, die beledigd is; hy ontkende, dat hy ooit zyne schuldenaars tot de slaverny gebragt hadt; hy beweerde, dat zy, die deze strengheid geoeffend hadden, van onregtvaardigheid niet konden beschuldigd worden, naardien zy niets hadden gedaan, dan waartoe de wet hun vryheid gaf. Hy regtvaardigde zig van de beschuldiginge, welke men hem deedt, van een vyand des Volks te zyn, en de regering van weinigen te begunstigen; hy beweerde, dat deze beschuldiging alleen gegrond was op zyne onschendbare aankleving aan de regeringe der voornaamsten, en dat zy, die hem dorsten aanvallen, in zynen persoon alle brave en edelmoedige zielen aantastten, die zig schaamden, van hunne ondergeschikten wetten te ontfangen; hy gebruikte tegenbeschuldiging tegens Valerius, welken hy aanklaagde, het Volk niet te begunstigen, dan om zig eenen weg tot de dwingelandy te banen; hy behandelde de overlopers als slegte en veragtelyke menschen, eene menigte zonder toom en zonder eere, welker stoutheid alleen was gaande gemaakt door dien zwakken gryzaard, in wien de ouderdom alle redelykheid uitgedoofd hadt; op dezelfde wyze behandelde hy Valerius. In plaatse van zyne toestemming te geven tot de bezending der Afgezanten, eindigde hy met te verklaren, dat men zig met een oproerig volk in generhande onderhandelinge moest inlaten; dat 'er slegts {==288==} {>>pagina-aanduiding<<} twee middelen overig waren, om het tot zyn pligt terug te brengen: te weten, toevlugt te nemen tot de Latynen, hunne bondgenoten; en dat, zo de overlopers gewapend tegens de stad mogten optrekken, men hunne vrouwen en kinderen ter dood moest brengen, na hen voor hunne oogen de wreedste en schandelykste straffen te hebben laten lyden. Deze redenvoering bragt eene geweldige opschudding in den Raad te wege. Al de jonge lieden, die van de party van Appius waren, gedroegen zig met zo veel onbescheidenheid, dat de Burgermeesters verpligt waren, hen te dreigen, hen van de beraadslagingen uittesluiten, en eene wet kragt te geven, welke den ouderdom bepaalden, wanneer ze eerst in den Raad mogten komen. Men besliste in deze oproerige vergadering niets; maar weinig dagen daarna werden de verstandigsten, door de Burgermeesters ondersteund, de zaak meester, in weerwil van het gezag van Appius, die altyd onverzettelyk bleef by zyn eerste voornemen. 'Er werdt besloten, dat men tien afgezanten zou afvaardigen, aan het hoofd van welken Valerius en Menenius Agrippa waren, voorzien met volle magt, om een verdrag met de overlopers te sluiten. Na veel twistens beloofde Menenius Agrippa, hun genoegen te zullen geven omtrent de vernietiging der schulden. Hy sloeg voor, om deze belofte door den plegtigen eed van alle de afgezanten te doen bekragtigen. De aanbieding zou ogenblikkelyk zyn aangenomen, wanneer Lucius Junius, die den naam van Brutus zogt aantenemen, tusschen beiden kwam, en 'er op aandrong, dat de Raad hun eene verzekering gaf, welke voor het toekomende het Volk kon verdedigen tegens zyne vyanden, die de eerste gunstige {==289==} {>>pagina-aanduiding<<} gelegenheid zouden waarnemen, om het bolwerk omver te werpen, dat tegens de verdrukking opgerigt was. Menenius verzogt te weten, welke deze verzekering zyn zou. Junius eischte, dat men het Volk zou toestaan, om jaarlyks uit zyn eigen lighaam een zeker getal overheidspersonen te verkiezen, welken de zorg zou opgedragen worden, om zyne regten en den persoon van elken burger te verdedigen. Deze onverwagte eisch scheen den Afgezanten van te groot een gewigt, dan dat zy denzelven op hun eigen gezag dorsten inwilligen. Valerius en eenige anderen werden afgezonden, om het gevoelen van den Raad hierover te horen. Na dat Valerius den eisch van het Volk hadt voorgedragen, was hy van oordeel, dat men alles aan hetzelve moest toestaan; hy ondervondt gene tegenkanting dan van den kant van Appius, die van gedagten was, dat men alles moest weigeren; maar het grootste gedeelte der Raadsheeren, bekommerd wegens een oproer, welk de Republiek dreigde, bekragtigde alle de beloften, welke de Afgezanten gedaan hadden, en stondt het volk de verzekering toe, welke het eischte. De overlopers kwamen terstond samen, en de stemmen by Curien opnemende, verkozen zy vyf overheidspersonen, die Tribunen of voorstanders des Volks genoemd werden, welker bediening niet langer dan een jaar moest duren. Onmiddelyk na deze verkiezing maakte men eene wet, waardoor de persoon der voorstanders geheiligd werdt gemaakt, en al het volk verpligtte zig by eede, om deze wet onschendbaar te bewaren. De instelling van het voorstanderschap, voorgevallen zeventien jaren na de verdryving der Koningen, is het tydperk, van waar men de vryheid des Romeinschen Volks {==290==} {>>pagina-aanduiding<<} moet beginnen te rekenen. Alle de Staten van Italie waren toen aan eene regering der voornaamsten onderworpen, welke hen volk weinig of geheel gene magt in het bestuur van 'slands zaken overliet. Na de afschaffing der Alleenheerschinge rigtten de Romeinen, door hunne naburen onderwezen, hetzelfde soort van regeringe op; want, volgens Titus Livius, gaf zig de Raad, na den dood van Tarquinius, aan de buitensporigheden eener onmatige blydschap over. Hy werdt welhaast de verdrukker van een Volk, welk hy tot nog toe altyd zorg hadt gedragen te verschonen. Sallustius verzekert ons, dat, gedurende al den tyd, dat de oorlog der Etruriers, en de vrees voor Tarquinius, de Romeinen in ongerustheid hield, de gematigdheid en billykheid in de regeringe het gebied hadden. Maar zo haast zy van alle gevaar bevryd waren, begon de hoogmoedige Raad meesteragtig over het Volk te heerschen. Men zag burgers met roeden geslagen, ter dood veroordeeld; anderen, van hunne goederen beroofd, waren verpligt, zig zelven een vrywillige ballingschap opteleggen, om zig aan groter ongelukken te onttrekken. Al het gezag was by den Raad; het duurde niet lang, of de burgers, eerst door den ydelen naam der vryheid misleid, ontdekten, dat, terwyl zy het drukkend juk van Tarquinius, hadden verbroken, zy zig zelven driehonderd dwingelanden hadden gegeven, die even zo heerschzugtig, als hy, waren. De magt der Voorstanderen leide een breidel op de willekeurige heerschappy van den aanhang der regeringe der voornaamsten. Deze nieuwe overheden bragten 'er die vermenging van Volksregeringe in, waarvan de voorspoed van elke Republiek afhangt. Zonder deze vermenginge bekleedt zig een Staat te onregt met den titel van Republiek. Venetie en Genua worden door {==291==} {>>pagina-aanduiding<<} een Volk van Koningen geregeerd, die over een Volk van slaven gebieden. Het zou overtollig zyn, in de ontwikkeling van alle de byzonderheden van zulk eene bekende geschiedenis te treden. Ik zal alleenlyk aanmerken, dat in deze Republiek het volk nooit een regt genot van zyne onafhankelykheid hadt, dan wanneer daaraan was toegestaan, om, gelyk de raadsheerlyke familien, de eerste waardigheden te bekleden, en zelfs was deze onafhankelykheid nog niet volkomen, dan na dat de vaststellingen of besluiten des volks, in de vergaderingen by wyken gemaakt, dezelfde kragt van eene wet hadden, als die in de vergaderingen by Centurien gemaakt werden. Deze wet werdt vastgesteld na de afschaffing der Tienmannen; maar zy werdt gedurig door den aanhang van de regeringe der voornaamsten verbroken. Eene gebeurtenis, gelyk aan die, welke aanleiding tot de eerste wyking van het Volk naar den geheiligden berg hadt gegeven, was oorzaak van de derde; dus werdt deze berg, die de wieg der vryheid was geweest, daarenboven de waarborg voor dezelve. Titus Veturius, na Burgermeester geweest te zyn, was in eene grote armoede gestorven. Veturius, zyn zoon, die zynen Vader de lykplegtigheden wilde bewyzen, was verpligt, eene somme gelds van zekeren Plotius optenemen, van wien zyn Vader reeds aanzienlyke sommen opgenomen hadt. De onverbiddelyke Plotius maande Veturius om de betaling der schulden, welken zyn Vader en hy gemaakt hadden. De ongelukkige zoon bevondt zig in de onmogelykheid, om dezen eisch te voldoen. Plotius liet hem vatten en veroordeelde hem tot slaafsche werken, tot dat hy de hoofdsom en de renten zon voldaan hebben. {==292==} {>>pagina-aanduiding<<} Veturius leedt zyne vernedering geduldig; maar dewyl hy weigerde de beestagtige begeerten van dezen berugten Plotius ten dienst te staan, zo werdt hy met de grootste strengheid van dezen vuilen karel behandeld, die meende, zyne tegenkanting door kragt van kwade behandelingen te zullen overwinnen. Wanneer Veturius op zekeren dag middel hadt gevonden om te ontsnappen, liep hy naar de gerigtsplaats, waar het volk verzameld was. Na dat hy daar zyn lighaam ontbloot hadt, geheel druipende van bloed, welk uit zyne wonden liep, verhaalde hy de oorzaak van zulk eene barbaarsche behandelinge. Het volk, door schrik en medelyken getrosfen, stortte tranen van verwoedheid en droefheid. Een geschreeuw verhief zig, om de afschaffing der wet te eischen, welke den schuldeischers een onmenschelyk regt gaf over hunne schuldenaars, die niet betalen konden. Deze wet was reeds by de eerste wyking van het volk naar den Geheiligden berg, honderd veertig jaren te voren, afgeschaft geworden, maar de raadsheerlyke familien, met het gezag gewapend, hadden dezelve doen herleven. De Burgermeesters bragten deze zaak voor den Raad, die Plotius in de gevangenis liet zetten, en bevel gaf, om de schuldenaars, die in hegtenis waren genomen, in vryheid te stellen. Deze voldoening, welke het misbruik voor een ogenblik vergoedde, zonder 'er de oorzaak van wegtenemen, scheen den burgeren niet genoegzaam te zyn. Maar, wanneer zy eene onverwinnelyke tegenkanting ontmoetten, namen zy gezamentlyk de wyk naar den Janiculus, met het vaste besluit, van niet in Rome terug te keren, dan na dat ze eene uitmuntende voldoening verkregen hadden. Da Raad, ontrust over deze wyking, hadt geen ander hulpmiddel dan het benoemen {==293==} {>>pagina-aanduiding<<} van een Dictator. De verkiezing viel op Quintus Hortensius, een yverig voorstander van de vryheid. Zo haast hy met het hoogste gezag bekleed was, schafte hy de wet af, welke des Volks onlusten en den laatsten opstand verwekt hadt, en in weerwil van de tegenkantingen van den Raad, deedt hy de oude wetten herleven, welken de Raad nooit hadt waargenomen; een van deze wetten verklaarde, dat de besluiten des volks van eene verpligtende kragt zouden zyn voor alle burgeren zonder onderscheid. De Raadsheeren hadden altyd beweerd, dat de besluiten des Volks gene kragt hadden dan voor de gemene burgers. De twede beval, de besluiten van den Raad voor de vergaderiug des Volks te brengen. Op deze wyze waren de voorregten, den burgeren by hunne eerste wykinge toegestaan, hun bevestigd gewerden. Sedert dien tyd deden de Raadsheeren hunne meerderheid niet gevoelen, dan door hunne bekwaamheden, hunne deugden, en voornamelyk hunne rykdommen, welker glans altyd de menigte misleidde. Hoewel het volk zig eenen weg tot eeramten van staat geopend hadt, volhardde het egter met dezelven aan grote familien optedragen, welker voorzaten zig wel voor het Vaderland gekweten hadden; daarenboven de priesterschap, welk amt alleen van Raadsheeren werdt waargenomen, bediende zig van den Godsdienst, om hun gezag duurzaam te maken over een volk, dat sidderde op de stem van eenen Opperpriester, die uit naam van vergramde Goden sprak. Dit zo hoogmoedig en rusteloos Volk regelde zyne driften volgens den etenslust van gewyde hoenderen, volgens de ingewanden van eene vaerze of van een lam. De Raadsheeren moesten hun gezag bewaren, naarmate de rykdommen in agtinge toenamen. Het getal hunner aan- {==294==} {>>pagina-aanduiding<<} hangeren werdt vermeerderd, en hun goud, onder zig zelve veilgevende zielen uitgedeeld, verwierf hun stemmen. Het schynt, dat de burgers geen waar voordeel van hunne voorregten hadden, dan na dat ze, beter wegens hunne belangen onderrigt, uit hun lighaam Burgermeesters en Dictators namen. Het gedrag der raadsheerlyke familien na den dood van Tarquinius, toont, dat, indien de Raad het willekeurige gezag, welk hy zig hadt aangematigd, hadt kunnen behouden, de toestand des Romeinschen Volks niets zou verschild hebben van den staat, waarin de Polen gebragt zyn, onder het leenmanschap hunner heerschzugtige edellieden. De haat, welken de Raadsheeren het volk tegens de dwingelandy hadden ingeboezemd, bragt die tomeloze liefde der vryheid voort, welke de staatzugt van nieuwe dwingelanden onderdrukte. De menigvuldige pogingen des volks, om de wetten wegens de verdeelinge der veroverde landen te doen herleven, kunnen doen zien, dat de raadsheerlyke stand alles aan zig wilde trekken, en dat de burgers oplettend waren, om hunne voorregten te handhaven. De eersten matigden zig voorregten aan, die voor de anderen een hoon waren, zig verbeeldende, dat Rome geheel in hun bestondt. De anderen wilden, dat een zelfde geest voor het lot der burgeren zou waken, en, terwyl zy huns gelyken konden dulden, hielden zy zig verkleind, zo ze beschermers moesten hebben. Wanneer de weg tot overheidswaardigheden insgelyks openstond voor alle burgers, zetten nieuwe onlusten den Staat in beweging. Het volk, door zyne voorstanders opgehitst, eischte de overwonnen landen terug, welken de Raadsheeren zig te onregt aangematigd hadden. {==295==} {>>pagina-aanduiding<<} Zie daar, welke de oorsprong ware van deze onlusten. De Romeinen verklaarden de landen der overwonnen natien verbeurd. De eene helft werdt ten voordeele van de Republiek verkogt, de andere werdt onder behoeftige burgers uitgedeeld. Maar welhaast verslondt de gierigheid der Raadsheeren den gantschen buit. Een zeker Raadsheer, Spurius Cassius genaamd, wilde de oude deeling der landen, door Romulus vastgesteld, doen herleven, zeggende, dat landen, door de dapperheid des Volks verwonnen, en ten koste van deszelfs bloed gekogt, de beloning voor hetzelve moesten wezen. Zulk een regtmatige eisch hadt eene misdadige beweegreden; Spurius zogt het volk niet te behagen, dan om 'er zig den dwingeland van te maken. Hy, hadt daarenboven bondgenoten nodig, die zyne staatzugt dienen konden. Om zig dezen te bezorgen sloeg hy voor, om twee derde gedeelten van deze landen aan de Latynen en Herniërs overtelaten, die deel hadden aan de eer, van ze verwonnen te hebben. Het volk, over deze verdeeling verbitterd, gaf Spurius over aan de wraak van den Raad, die, na hem overtuigd te hebben, van naar de dwingelandy te staan, hem van de hoogte van de Tarpeische klip liet storten. Dusdanig was de oorsprong van deze vermaarde wetten wegens de verdeelinge der overwonnen landen, die een bron waren van verdeeldheden tusschen het Volk en den Raad. Dit vuur, langen tyd verborgen, brak in volle vlam uit driehonderd en vyftig jaren na den eersten burgerlyken oorlog, welk niet uitgedoofd werdt dan door het bloed der Grachussen, der Saturninussen en der Glauciassen, die allen gestraft werden, om dat ze regtschapen burgers geweest waren. Deze zo zeer geroemde Raad was niet anders dan eene vergadering van dwinge- {==296==} {>>pagina-aanduiding<<} landen. Het verdrukte volk, zo haast het Voorstanders hadt, wilde op zyne beurt de verdrukker zyn. Wanneer de Raad bemerkte, dat hy in de onmogelykheid was, om zig te doen gehoorzamen, scheen hy te bukken, hy wagtte in stilte de gelegenheid af, om zyne magt uittestrekken, en zyne beloften te verbreken. Telkens, wanneer de wetten wegens de verdeeling der veroverde landen in overweginge genomen werden, verydelde zyne listige staatkunde de uitvoering derzelven. Het is te onregt, dat de berisping hardnekkig haar best doet, om de magt van het Voorstanderschap te laken, welke zy aanmerkt als de oorzaak van alle de onlusten, die de Romeinsche Republiek beroerden. Eenige staatzugtige of onstuimige Voorstanders hebben hunne magt kunnen misbruiken, maar hunne buitensporigheden bewyzen niets tegens de voordeelen hunner instellingen. Zy, die zig het opperste gezag zogten aantematigen, merkten de Voorstanders altyd aan als het bolwerk voor de vryheid van het algemeen. Wanneer Sylla het gezag des volks wilde matigen, kortte hy de magt der Voorstanders in; Octavius schafte dezelve af, en de Keizers merkten zigzelven niet volkomen als Keizers aan, dan na dat ze zig al het gezag van deze overheden aangematigd hadden. De voorregten des volks en de regten van den Raad bragten een soort van gelykheid tusschen alle de burgers te wege; het waren twee lighamen, die elkander waarnamen, en die door hunne waakzame ongerustheid de vryheid verzekerden; maar 'er ontbrak eene derde magt, om het evenwigt tusschen de twee anderen vasttestellen. De natuur eener Republieksche regeringe maakt de gelykheid van twee magten onmogelyk, zo ze niet door eene derde ondersteund wordt, welke belet, dat de balans {==297==} {>>pagina-aanduiding<<} overslaat. De inwilligingen, door Hortensius gedaan, bezadigden inderdaad de burgerlyke oneenigheden. Eene kalmte van meer dan twee honderd jaren maakte den Romeinen de verwinning der grootste Ryken van 't Heelal gemakkelyk. De aanwas der Republiek maakte 'er een Colossus van, die onder zyne eigen zwaarte verdrukt ter neder stortte. De overmaat van magt en rykdommen voerde 'er de weelde en het bederf in. Elk wingewest was een stedehouderplaats, wolke een voorwerp van gierigheid en staatzugt werdt. De rykdommen werden besteed, om stemmen omtekopen; de bedieningen werden niet aan den waardigsten toebetrouwd, maar aan hem, die ze kopen kon. Men moest darenboven geld geven, om 'er zig in te handhaven. De gewesten, door de knevelaryen der stedehouders verdrukt, putten zig zelven nog volkomen uit, door de geschenken, welken zy naar Rome zonden, om eenige verligting te verkrygen. Het geld, dat verkwist werdt, om hunne boojen te verminderen, zou toegereikt hebben, om hunne vryheid te herwinnen. De Koningen, die ongelukkiggenoeg waren, van zulke beschermers nodig te hebben, vonden meer baat in hun goud, dan in hunne regten; de soldaten, door het voorbeeld hunner Veldheeren bedorven, en onbeschaamd in de misdryven, leefden alleen van stelen en roven. De arme gaf zyne stem prys aan berugte bedervers der zeden, die zig zelven te gronde bragten, om het regt te kopen, van den vreemdeling te mogen plonderen. Hy, die ryk genoeg was, om schouwspelen te kunnen geven, was verzekerd van de meerderheid. De Veldheeren gebruikten dezelfde middelen, om aan het hoofd der legers te geraken, en om 'er zig te handhaven. De partyschap- {==298==} {>>pagina-aanduiding<<} pen van Marius en Sylla vervulden de stad beurtelings met moord en roof. De verbanningen veranderden van voorwerp, naarmate het geluk van den eenen of anderen de overhand kreeg; de beulen werden op hunne beurt slagtoffers, en ter zelfder tyd, wanneer de Republiek nieuwe gewesten by haar gebied voegde, ondervondt Rome in zynen boezem de grootste verwoestingen. Deze partyschappen, wel verre van met hunne hoofden een einde te hebben, kregen nieuwe kragten onder het eerste en tweede Driemanschap, of, om naauwkeuriger te spreken, het Driemanschap was niets anders dan de vereeniging van deze zelfde partyen, welker drie hoofden gelykelyk samenspanden, om de vryheid te gronde te brengen. De Driemannen, na dat ze hunne staatzugt, hunne gierigheid, en huune wraakzugt, door de smartelykste verbanningen voldaan hadden, waren verder niets anders dan hoofden van struikrovers, die met elkander over de verdeelinge van den buit krakkeelden. Deze geschillen gaven geboorte aan burgelyke oorlogen, die de ingewanden der Republiek verscheurden. De bekwaamste of de gelukkigste van de Driemannen matigde zig al het gezag aan. Het was dus, dat Julius Caesar zyn Vaderland met boejen belastte, die door Augustus nog zwaarder gemaakt werden. Alle de schryvers, die van de Romeinen gesproken hebben, merken den ondergang van Antiochus den Groten aan als het tydperk, waarop de weelde en het bederf by hen ingevoerd werden. Titus Livius zegt, dat de weelde met het leger van Manlius in Rome kwam, wiens soldaten by hunne terugkomst uit Asia, aan de oogen der Romeinen voor de eerstemaal vertoonden, ryke en pragtige rustbanken, kostbare tapisseryen, en alle de {==299==} {>>pagina-aanduiding<<} voortbrengselen van naarstigheid van Oostersche kunstenaren. Toen zag men in de maaltyden op de oude spaarzaamheid eene gezogte verkwisting volgen: de afgelegenste gewesten zonden hunne keurigste voortbrengselen, om de onmatigheid van dit gulzig volk te verzadigen. Een kok, die te voren niets anders dan de geringste slaaf in een huis was geweest, werdt een wezenlyk mensch, wiens agting by lekkere avondmaaltyden verbreid werdt. De vernielende wetenschap van koken werdt eene eerlyke kunst, waaraan de onmatigheid luister byzette. Vrouwspersonen, die betaald werden, om de schaamte te laten varen, werden by deze Saturnaalsche feesten toegelaten, en terwyl zy de vermaken zogten van dienst te zyn, zongen zy aandoenlyke en wellustige liederen, die de ooren streelden en het hart bedorven. Onbetamelyke en belachelyke dansen maakten de vrolykheid der gasten gaande, die, door spyze en wellusten bedorven, zig naar huis begaven; en men zag stervenden hunne goederen by uitersten wille maken, om tot gastmalen gebruikt te worden. De weelde steeg in hare geboorte niet tot de buitensporigheden, waarvan de volgende eeuwen voorbeelden van allerlei aart opleveren. Naar mate van de rykdommen stegen ook de landeryen en huizen in prys. Lucullus kogt voor twee millioenen en vyfmaalhonderd duizend Livres een huis, welk Cornelia, de moeder der Gracchussen weinig tyd te voren voor vyf en zeventig gekogt hadt. De Romeinen kenden in hunne armoede generhande behoeften; de armoede was eerlyk, dewyl zy met de veragtinge van rykdommen gepaard ging. Deze edele belangeloosheid verfraaide de andere deugden; maar zo haast de weelde van Asia hunne oogen verblind hadt, {==300==} {>>pagina-aanduiding<<} ondervonden zy de noodwendigheid, van alle de rykdommen van dat werelddeel te bezitten. De afstammelingen van helden waren niet anders dan een troep struikrovers, zonder matigheid in hunne geweldenaryen, zonder schaamte in de verkiezinge der middelen, en zonder trouw in de verbonden. Wanneer de Romeinen gene vyanden meer te plonderen hadden, oeffenden zy hunne roveryen over de koningen hunne bondgenoten, en over de veroverde gewesten. De redevoering van Cicero tegens Verres geeft ons een afgryzelyk denkbeeld van de Stedehouders. De verdrukte volkeren bragten hunne klagten voor den Raad; dit was, zig tot de medepligtigen der Stedehouders te wenden, die de geroofde goederen der natien met de Raadsheeren deelden. 'Er waren te Rome gestrenge wetten tegens het bestelen van de landsschatkist; maar de heiligheid der wetten werdt van diegenen ontheiligd, die 'er de uitleggers van waren. Wanneer de Romeinen de rykdommen van 't Heelal verzwolgen hadden, wanneer de uitgeputte Natien hunner gierigheid niets meer konden opleveren, zette het zelfde beginzel van begeerlykheid, welk hen hadt aangedreven, om hunne vyanden en bondgenoten te beroven, hen insgelyks aan, om zig zelven te plonderen. Marius en Sylla waren de eersten, die de schuilplaats der vryheid ontheiligden, door met hun leger in Rome te rukken. Men was bedugt, dat ze navolgers mogten hebben, en men maakte eene wet, welke aan de helsche Goden den vemetelen verwenschte, die met eene bende of een legioen over den Rubicon, (a) eene kleine rivier {==301==} {>>pagina-aanduiding<<} van Romania, dorst trekken, en de overtreders werden daarenboven voor heiligschenders en vadermoorders verklaard. Toen waren de wetten genoodzaakt, voor de magt te wyken; de Staat dobberde slegts tusschen eene willekeurige hoogste regering en de heerscheloosheid. Rome werdt het slagveld van zyne burgers: men hadt tot nog toe alleen de landen der overwonnenen gedeeld; maar wanneer de zegepralende party hare wraak en hare struikroveryen door verbanningen konde oeffenen, vielen de landen van den burger den soldaat ten deel, die door deze beloningen vaster aan zyne Veldheeren dan aan de Republiek verbonden werdt. De deugdzame en vreedzame man werdt de vyand van beide partyen; men ontnam hem zyne goederen, om dat hy de medepligtige van zo vele buitensporigheden niet geweest was. Men strafte hem, dewyl hy over het Vaderland gezugt hadt, naardien zyne gematigdheid de berisping was van de oproerigen. De rykdom stelde zyne bezitters bloot aan het geweld en smaadheden; de armoede alleen werdt ontzien, dewyl zy generhande goederen voor de gierigheid opleverde. Laten we Sallustius horen in de beschryvinge, welke hy ons van het bederf van Rome heeft nagelaten; deze schryver, in de wellusten gedompeld, en door zyne verkwistingen berooid, erkent, dat het de weelde was, welle alle de gebreken en alle de misdaden voortbragt, waarmede zyn Vaderland overstroomd was. Het invoeren van de rykdommen van Asia geschiedde weinig jaren voor den ondergang van Carthago. De vrees voor deze gevaarlyke mededingster deedt de Romeinen bemerken, dat zy hunne zeden en hunne deugden nodig hadden. Car- {==302==} {>>pagina-aanduiding<<} thago, schoon vernield, sleepte onder zyne puinhopen de deugden zyner overwinnaren mede; de omwenteling was schielyk; zagter zeden volgden op onbeschaafde en woeste zeden; de welvoegelykheid vermomde in den beginne de ondeugden, maar dit lastig dekkleed moede, vertoonde zig de onbeschaamde misdaad zonder blozen. De Godsdienst, in den openbaren dienst verwaarloosd, verstrekte niet meer tot een breidel voor het bederf; 'er waren nog wel bygelovigen, die op het gebulder van den donder sidderden; maar Jupiter hadt gene aanbidders meer, dewyl de ware Godsdienst de offerhande is van een zuiver en opregt hart. Het heiligdom der geregtigheid was bezoedeld door de gierigheid en staatzugt harer dienaren. De goddelyke wetten ten doel van de veragtinge, maakten slegts overtreders; de menschelyke wetten boezemden niet meer dien godsdienstigen eerbied in, welke het algemene welvaren verzekert. De raadsheerlyke stand schondt de geheiligste banden, om hunne voorregten verder uittestrekken; het volk dorst alles verbreken, om eene vryheid te genieten, welke het misbruikte. De plaats der algemene deugden, van de liefde voor het Vaderland, welke de Romeinen tot de heerschappy van 't Heelal verheven hadden, werdt vervuld door de zugt tot rykdommen. De armoede, die voormaals eerlyk was, was thans eene schande. De behoeftigheid, door de veragting bezwaard, werdt naarstig en strafbaar in de middelen, om uit haren nederigen staat optekomen. Het was deze veragting, welke den armen dwong, een kwaad burger te worden. De ryken gebruikten hun goud alleen, om hun gezag te vermeerderen, en dit gezag diende enkel, om hunne schatten te vergroten. Zo haast 'er menschen waren, magtig {==303==} {>>pagina-aanduiding<<} genoeg om te kunnen kopen, vondt men ook menschen, die laag en bedorven genoeg waren, om hunne vryheid en hun Vaderland te verkoopen. Cato sloeg eene zeer gestrenge wet voor, om de veilgeving der stemmen in de volksvergaderingen, die een openbare handel waren geworden, te stuiten; maar, gelyk Plutarchus aanmerkt, daardoor bragt hy de beide partyen in de wapenen. De ryken werden zyne vyanden, om dat, daar zy geen ander middel dan hunne rykdommen hadden, om zig te verheffen, zy zig van de waardigheden uitgesloten zagen. Het volk verwierp met verontwaardiginge eene wet, welke, daar zy het van eene bezoldinge beroofde, welke het uit zyne verbasteringe trok, het in de noodzakelykheid bragt, om alleen van zynen arbeid te leven. Byaldien deze wet ware aangenomen geworden, zou ze egter zonder kragt zyn gebleven. De vergaderingen waren te oproerig. De stem der wet kon 'er zig niet laten horen. De lotgevallen des lands waren aan menschen overgelaten, welker onmatigheid en dronkenschap de reden van het regte spoor afgebragt hadden. Het kwaad was ongeneeslyk geworden; alle deze buitensporigheden, welken enkel als gebreken des Volks werden aangemerkt, waren, door kragt der gewoonte, her heerschend karakter van hetzelve geworden. De begeerte om te heerschen kan niet voldaan worden zonder de hulp van anderen. De staatzugtige, doordeze drift aangeprikkeld, is genoodzaakt, eene bende menschen aan zig te verbinden, die even zo ondeugend als hy zyn, waarvan hy zo vele werkende personen maakt, die hem ondergeschikt zyn. Dusdanig is de oorsprong van die verkeerde gezelsschappen, welken men partyschap- {==304==} {>>pagina-aanduiding<<} pen noemt. De hoofden veranderen, als nieuwe Proteussen, ieder ogenblik van gedaante, hunne aangezigten dragen onophoudelyk het masker der veinzerye, hunne taal is een gedurige leugen. Listige vleiers van allen die hun konnen dienen, zyn ze vyanden van elk, die hen in hunnen loop kan stuiten; het voorwerp van hunnen haat of van hunne liefde verschilt, naarmate de tyd het vereischt. Wanneer de weelde voortgang genoeg gemaakt heeft, om de eenvouwdigheid belachelyk te maken, dan verdooft de behoeftigheid, welke de bittere vrugt der verkwistinge is, de edelmoedige gevoelens van den burger. De uitsluitende eigenliefde is het noodwendig uitwerksel van meelde, welke, altyd gezet om te schitteren, door geen breidel wordt terug gehouden in het agtervolgen van hetgene haar behaagt. Zy heeft nieuwe rykdommen nodig, om haare gedurige verliezen te vegoeden; dan matigen de rykdommen zig al de agting aan, de oude deugden worden aangemerkt als verouderde gewoonten, welken de goede smaak in eenen vryen staat verbannen heeft; de naam der vryheid maakt de liefde voor dezelve in eenige deugdzame burgers weder wakker, die, daar zy zig herinneren, dat zy, gelyk hunne voorouders, vry zyn geboren, eenen stouten tegenstand aan de slaverny bieden, en zig door den stroom der partyschappen niet laten wegslepen; maar hunne pogingen zyn de laatste zugten der stervende vryheid. De heerschende party houdt in den Staat altyd een leger op de been. Het krygsgezag wordt op de puinhopen der burgerlyke regeringe opgerigt. Dan beschikt eene willekeurige en onwettige magt over waardigheden en bedieningen, dan ziet zig het volk genoodzaakt om {==305==} {>>pagina-aanduiding<<} voor zyne boejen geld te geven, als lastbeesten veroordeeld tot werken, die ten voordeele zyner dwingelanden vermenigvuldigd worden. Byaldien 'er nog eenige voetstappen van den ouden regeringsvorm overblyven, dan worden de onderdanen genoodzaakt, om medepligtigen te zyn van nieuwe misbruiken, door dwingelanden in plaatse van beschermers te verkiezen. De samenzweringen van Catilina en van den eersten Caesar waren de gevolgen van het bederf, dat door de weelde ingevoerd was; het verschil van den uitslag hunner ondernemingen ontstondt uit het verschil van hunne bekwaamheden en geschiktheid. De voorstanders van Catilina waren eene verzameling van menschen, die door de misdaad bezoedeld, in de ligtmissery opgevoed, en door de weelde berooid waren. Caesar rigtte zyne party op uit menschen, die, met grote goederen geboren, in hun hart de smarten en knagingen gevoelden van de omkering van hun geluk. Het was eene bende eerloze ligtmissen, die, na hun erfgoed verkwist te hebben, de bezittingen van anderen tot zig zogten te trekken. De eerbied der natien voor de Romeinen geeft ons een groot denkbeeld van hunnen moed, van hunne staatkunde, en van hunne zeden. Rome, vry en deugdzaam, is waardig om over het Heelal het gebied te voeren; ten tyde van Pyrrhus scheen de Raad aan Cineas, zynen afgezant, een vergadering van koningen. Wanneer het Oosten onder de magt van dit overwinnend volk hadt moeten bukken, volbragten de willekeurigste oppervorsten de bevelen van den Raad met de bereidvaardigheid en onderwerpinge van eenen slaaf. Een ontwapende Romein deedt den magtigsten Monarch van Asia aan het hoofd van zyn leger sidderen; hy schreef hem beknoptelyk zy- {==306==} {>>pagina-aanduiding<<} nen wil voor; de hoogmoedige Antiochus laat zyne overwinningen varen, en overwonnen zonder vegten, onderwerpt hy zig aan vernederende voorwaarden. De Romeinen leveren ons in hun verval het gezigt uit van de veragtelykste vernedering. Wy zien dezen zelfden Raad den goddeloosten mensch vergoden, en wierook opofferen aan veel geringer afgoden dan de steen en het hout, die hen verbeelden. In plaatse van zig bezig te houden met het lot der natien te regelen, sidderde deze eertyds zo aanzienlyke vergadering op de stem van haren meester Domitianus, en raadpleegde deftiglyk over de manier, om eenen Tarbot toetebereiden. Rome was nog in wezen, maar 'er waren gene Romeinen meer. De aloude stad bestondt enkel uit slaven, welken hunne laagheid aan de wreedheid harer dwingelanden onttrok. Deze Romeinen zonder moed leidden een kwynend leven in het verdriet van luiheid en armoede. Zy eischten slegts brood om te bestaan, en schouwspelen, om hunnen ledigen tyd te verkorten. De keizers onderhielden deze gevoel- en werkeloosheid door uitdeeligen van koren, en door de pragt van feesten die zy gaven. Zy, die de meeste verkwistingen gemaakt hadden, om den bedorven smaak des volks genoegen te geven, werden 'er van geëerbiedigd, als of zy deszelfs weldoeners geweest waren, terwyl de beste keizers slegts onverschilligheid en ongenoegen verwekten; zo waar is het, dat de tegenstelling treffend is, tusschen eenen deugdzamen en vryen Staat, en dezen zelfden Staat, wanneer de bedorvenheid zyner leden denzelven tot slaverny gebragt heeft. Na de invoering der weelde by de Romeinen werden zy {==307==} {>>pagina-aanduiding<<} driftiger op den schouwburg gezet dan de Atheners. Het schynt, dat de toneelverbeeldingen onbekend waren gedurende de eerste vierhonderd jaren van de oprigting van hunnen staat. Hunne eerste toneelstukken waren ongeschikten onbeschaafd, gelyk by alle hedendaagsche natien, waar deze kunst thans de grootste rykdommen heeft laten blyken. De geregelde toneelstukken werden eerst te Rome gebragt tegelyk met de weelde van Griekenland. Alle deze schouwspelen, het zy Bly- of Treur-Spelen, Klugten of Pantomimen, waren onder de benaminge van toneelstukken begrepen, en de verschillende Acteurs werden allen Comedianten genoemd. Hun veragtelyk beroep kon niet dan door slaven geoeffend worden. Indien een Romeinsch burger op het toneel was geklommen, zo verloor hy het regt, om zyne stem in de vergaderingen te geven, en was versteken van alle voorregten van eenen vryen burger. Het is om deze reden, waarom Cicero het lot van zynen vriend Roscius schynt te beklagen. Deze Comediant, zegt hy, is zo verheven boven anderen, dat hy alleen waardig schyne, om het toneelte mogen beklimmen; zyne neigingen zyn zo edel en zo uitmuntend, dat niemand minder dan hy verdiende, dat veragtelyk beroep te dryven. Wanneer Suetonius van de ongebonden zeden der Comedianten spreekt, haalt hy eene oude wet aan, welke aan de Bouwmeesters en Schouten de magt gaf, om hen openlyk te laten geesselen, wegens den minsten aanstoot, of om dat ze niet naar den smaak des volks gespeeld hadden. Hoewel Augustus, volgens denzelfden Historieschryver, de Comedianten van de oneere dezer wet bevryd hadde, wist hy hen egter binnen de palen van welvoegelykheid te houden, en, door eene regtmatige ge- {==308==} {>>pagina-aanduiding<<} strengheid, de aanstotelykheid hunner zeden te voorkomen. Hy veroordeelde eenen beroemden Comediant, Stephanio genoemd, om op het toneel in tegenwoordigheid van al het volk met roeden geslagen, en vervolgens gebannen te worden, om dat hy eene Romeinsche vrouw, onder mansklederen vermomd, by zig hadt durven houden. Hy liet dezelfde straf nog eenen anderen vermaarden Comediant lyden. Hy liet eenen Pantomime in het Gerigtshof van zyn paleis in hegtenis nemen, die daar eene schuilplaats meende gevonden te hebben. Deze gestrengheid schynt met Augustus een einde te hebben genomen. Onder de regeringe van zynen opvolger Tiberius zien wy den hoogmoed en de trotsheid der Comedianten tot eene buitensporigheid gedreven, welke hunne algemene verbanning veroorzaakte. De tomeloze drift des volks voor de Schouwspelen, en de laagheid der groten, waren de oorzaak van hunne verdryvinge. Plinius en Seneca verzekeren ons, dat de aanzienlykste personen zig vernederden, om hun hof by de Comedianten te maken. Men zag mannen, in eeramten gesteld, reeds by het opstaan hunne opwagting by hen maken, en hen op de straten verzellen: het waren slaven, die van hunne meesters gediend werden. Ieder Comediant, die een weinig uitmuntte, hadt zynen aanhang, die Rome verdeeld hieldt. Deze belachelyke partyen hielden hare gunstelingen met zo veel vurigheid staande, dat de schouwburgen eindelyk eene bloedige en moorddadige kampplaats wierden. De adel vermengde zig met het Volk. De Overheden, zonder kragt tegens de menigte, namen hunne toevlugt tot den Keizer, die alleen magtig genoeg was, om zo veel baldadigheid te beteugelen. {==309==} {>>pagina-aanduiding<<} Tiberius was ondeugend, maar te kundig, dan dat hy zo vele ongeregeldheden eenen vryen loop zou laten houden; hy bragt de zaak voor den Raad, hy schilderde de Comedianten af als openbare bedervers, die de ligtmissery en de schande in de voornaamste familien bragten, als dienaars van den wellust, die de jonge dogteren hare onschuld roofden, en die de vrouwen leerden, zonder knaginge overspeelsters te worden. Op deze vertogen werden ze uit Italie gebannen; en Suetonius berigt ons, dat de verzoeken en het gemor des volks, nooit by Tiberius konden te wege brengen, dat hy hen terug riep. Augustus veinsde eene buitengemeen sterke drift voor de toneelverbeeldingen, hy beriep de vermaardste Acteurs naar Rome, en maakte ongemeen grote kosten, om pragtige schouwspelen op het toneel of in den Circus aan het Volk te geven. De historieschryvers merken aan, dat het minder was, om zyne neigingen genoegen te geven, dan om zyne staatkunde dienst te doen. Dees Vorst, in de kunst van regeren bedreven, was in zyn te onregt aangematigd gezag nog niet genoeg bevestigd, dan dat hy niet zou begrypen, dat, indien hy het volk tyd gaf om op hunne omstandigheden te denken, hy hetzelve zou laten zien, dat het een meester hadt. Hy oordeelde derhalve, dat het beste middel, om het aan het juk der slavernye te gewennen, was, het in eene gedurige dronkenschap van feesten en schouwspelen te houden. Het antwoord van den Comediant Pylades aan Augustus, toont zeer wel, dat dit het denkbeeld was, welk deze keizer zig van het volk gevormd hadt. Na dat deze Pylades was verbannen geweest, werdt hy eenigen tyd daarna op ernstig aanzoek des volks terug geroepen. Na {==310==} {>>pagina-aanduiding<<} dat Augustus hem zyne genade verleend, en vryheid gegeven hadt, om weder op het toneel te mogen verschynen, gaf hy hem verwytingen over zyn gedrag tegens Bathyllus, eenen Comediant gelyk hy: Caesar, antwoordde hy, het strekt tot uw voordeel, dat het volk eenen tyd besteedt, om zig over ons en onze zaken hezig te houden, welken het zou kunnen besteden, om uwe regering al te naby te onderzoeken. Deze onmatige drift maakte onder elke regeringe nieuwe vorderingen. De keizer Caligula gaf gewigt aan de geschillen, die verwekt waren door de partyen, welken Rome verdeeld hielden omtrent de verdienste der Comedianten. 'Er waren toen twee partyen, die over deze ongerymde zaak zeer verhit waren. De zwakke keizer was het hoofd van den aanhang der Groenen, en de bescherming, welke hy 'er aan verleende, ontstak zyne verwoedheden tegens het volk, dat de Blaauwen begunstigde. Maar niets was beter in staat, om dit beroep uit zyne laagheid te trekken, dan den Keizer Justinianus eene vrouw tot gemalin te zien nemen, welke hare eer op het toneel prys hadt gegeven. Wanneer het ryk der wereld naar Constantinopel overgebragt was, verspreidde zig deze geest van partyschap, die zig tot nog alleen binnen den omtrek van Rome hadt gehouden, door alle steden van het Ryk. De keizers, die dezelven moesten onderdrukken, strekten 'er de verwoestingen nog verder van uit, door de bescherming, welke zy den eenen bewezen, en door de vervolging, welke zy de anderen deden ondervinden. Ik ben geen vyand van schouwspelen; het toneel is een school, waar een ieder, van wat ouderdom ook, lessen kan vinden, terwyl hy zig van zyne bezigheden {==311==} {>>pagina-aanduiding<<} verkwikt; maar deze zo zuivere bron brengt niet dan vergiftigd water voort, indien men 'er niet de vuilheden van de klugt, en de armhartige snakeryen der Pantomimen, uit verbant. De schryvers, welker verleidelyke en losbandige pen de bekwaamheden onteert, moesten in de schande en veragtinge verzoening doen voor de vermetelheid hunner afwykingen. Dewyl het toneel den wortel voortbrengt, die de vrugten der onsterffelykheid draagt, zo behoren wy niet te lyden, dat onreine en vernielende handen onkruid in den akker des vernufts werpen. Al wie naar de toejuichingen van het gemeen haakt, moet tevens tragten, nuttig aan hetzelve te wezen. De roem is het eenige voorwerp zyner eerzugt. De toejuichingen van het gemeen zyn zyne edelste beloning, hoe meer liefde hy voor den roem heeft, hoe hy voor veragtinge gevoeliger moet wezen. Men moest derhalve een Raad oprigten, om over de bekwaamheden en derzelver misbruiken te oordeelen, dewyl het even noodzakelyk is, om tegens de bedervers der zeden gestreng te handelen, als tegens die veragtelyke slagtoffers, welken men op het schavot zonder vrugt opoffert. De verbeelding der Engelschen zoekt zig te vermaken met afschuwelykheden, waarvan de sombere en duistere afbeelding eenen droevigen indruk maakt, waaruit dan de afkeer en het misnoegen van zigzelven ontstaat. Alle de helden van het toneel zyn wandrogtelyke en verheven booswigten, die zelfs door de afschuwelykheid van hun misdryf onze opmerking tot zig trekken. De Franschen, wetgevers van het toneel, hebben hunne ge breken; hunne helden zyn Sybariten, die menigmalen klaagliederen opzingen, welken beter geschikt zyn, om de ziel in eene kwyning te storten, dan om haar tot heldhaftigheid {==312==} {>>pagina-aanduiding<<} opteleiden. Zy maken een treurspel over Allexander, in de vermaken van Babylon verzopen. Zy lopen in menigte naar den schouwburg, om 'er Nero verliefd te zien. Misleid door de tovery van den styl, menen zy alle de trekken van dit gekroond wangedrogt ontdekt te hebben. Indien men van het toneel alle de voordeelen wilde trekken, welken men 'er van moet verwanten, dan moest de hervorming over alle degenen gaan, welken dit beroep dryven. Men moest hen vooreerst aan de Wet onttrekken, welke hen tot eene schande veroordeelt, waarvan zy gewroken worden door de toejuichingen van het gemeen. Een mensch, die in zyn eer geschonden is, heeft niets meer te verliezen, en zo haast hy niet met roem deugdzaam kan zyn, is hy in de verzoekinge, van met voordeel strafwaardig te worden. Niets is ongerymder, dan een gedeelte burgers tot schande te veroordeelen, in welken de Staat de bekwaamheden beloont, welken hy goedkeurt. Deze schandvlek, in de onbeschaafde tyden daarop gedrukt, deze vervloekingen te regt uitgeworpen tegens vrouwen, die zig op hel toneel lieten onteeren, heeft de ongeregeldheid der hedendaagsche Actricen duurzaam gemaakt, die hare eer in 't heimelyk veil geven. Zo groot is de kleinagting van dezen staat, dat de eerlyke en kuische Actricen eene uitstekende agting genieten, om dat ze zyn, hetgene elke vrouw behoort te zyn, terwyl de andere huismoeders, die zig met huislyke zorgen bezig houden, in duisterheid en vergetelheid blyven. Dit onderscheid is een schimp van het beroep van het toneel. Wetgevers der menschen, geeft aan het Vaderland burgers weder, welken het terug eischt! Wanneer uwe gestrengheid de misdadigen vermenigvul- {==313==} {>>pagina-aanduiding<<} digt, dan moet ge van de scherpheid uwer beginselen afstaan. Het belang onzer vermaken vereischt daarenboven, dat de zeden de bekwaamheden verfrajen. De droefheid van Andromache en Hecuba zal welsprekender zyn, wanneer zy uitgedrukt wordt door personen, die hare deugden navolgen; de vertoning is niet kragtig genoeg, om my Alzire of Paulina in Lais of Phriné te doen erkennen, Brutus en Cato in eenen slaaf of ligtmis. Hun, die zig aan den voortgang der bekwaamheden laten gelegen leggen, moet deze onverstandige vierschaar aanstoot geven, waar Comedianten, keurmeesters van den smaak en de vermaken der natie geworden, zig het hoogmoedig regt aanmatigen, om over de schryvers te oordeelen. De kunst van het toneel is de eenige, waar deze vryheid geduld wordt. Zou Soufflot onsterfelyke gedenktekenen oprigten, indien hy genoodzaakt was, de ontwerpen van onbeschaafde handwerkslieden aantenemen? Zou Creuze de mededinger van Apelles zyn, indien hy zig onderwierp aan het ontwerp van den huurling, die zyne verwen wryft? (a) Onze hedendaagsche schouwburgen zyn met dezelfde gebreken besmet, die het toneel van Rome, onder {==314==} {>>pagina-aanduiding<<} Augustus en Tiberius, onteerden. De smaak in schouwspelen ontaart in eene nationale dronkenschap. Twinstingen tusschen twee Comedianten, die elkander benyden, verdeelen het gemeen in twee partyen, die toornig en vergramd worden, om hare gunstelingen staande te houden. Schitterende pennen worden aan de verdediginge van deze kinderagtigheden toegewyd. Een welsprekend Sofist verheft zyne stem, om eene natie te bewyzen, dat uitheemsche bootsemakers het uitsluitend voorregt hebben, van keurige gewaarwordingen te verwekken. De menigte hoort en bewondert hem. Het zegepralend verstand wederlegt zyne wonderspreuken, en het misbruikt van zynen geest leert ons, dat men zonder Redenkonst welsprekend zyn kan. Rome hadt in zyne kindsheid zyn staatkundig gestel op de vrees der Goden gebouwd. De Godsdienst hadt geleerd, dat eene hoogste wysheid het bestuur hadt over de eenstemmigheid van het Heelal, dat de Goden, grootdadig in hunne beloningen, verschrikkelyk waren in hunne kastydingen. Indien eenige plagen de Republiek verwoestten, indien het aardryk met onvrugtbaarheid wierd geslagen, dan erkenden de Romeinen, verschrikt, den arm van Jupiter, die hen strafte wegens het misdadige gebruik, welk zy van den overvloed maakten. De voorspoed des lands maakte hunne dankbaarheid gaande, zy offerden stieren, zy vierden statelyke feesten, om de Goden wegens hunne overwinningen te danken, en 'er nieuwen van te verwerven. Het Vaderland was eene Godheid, welke haren dienst en haar altaar hadt. Rome, onder goddelyk opzigt ingewyd, was, zo wel als het Capitolium, de eeuwige stad die eenen God tot stigter hadt. Zulk een edele oorsprong {==315==} {>>pagina-aanduiding<<} werkte mede tot hare verdediging. Het was genoeg een Romein te zyn, om te geloven, dat men meer dan een mensch was. Al wat tot den roem van het Vaderland iets kon toebrengen, werdt her voorwerp van eenen eerdienst. We overtreffen, zegt Cicero, de Spanjaarden niet in getale; de Galliers winnen het van ons met betrekking op de strekte des lighaams, en de Carthagers met opzigt op listigheid; de Grieken zyn onze meesters in de kunsten en wetenschappen. Maar wy overtreffen alle deze natien in wysheid, dewyl wy in de levendige overtuiginge zyn, dat het Heelal door eene goddelyke Voorzienigheid bestuurd wordt. Deze redenering van Cicero toont ons, dat de verstandigsten onder de Romeinen zig niet schaamden, om zig aan den Godsdienst te onderwerpen. By de andere heidensche Volkeren dagten de Filosofen als wyzen; maar door de intoming der wetten teruggehouden, waren zy genoodzaakt als gemene menschen te handelen. Athene, geleerd en bygelovig, deedt Socrates sterven, om dat hy met oneerbiedigheid hadt gesproken van Goden, die minder eerbied verdienden dan hy. Indien Rome, dat nog bygeloviger was, nooit zodanige wraak oeffende, het was, om dat de Godsdienst aldaar nooit heiligschenders en ontheiligers te straffen hadt. De ongelovigheid maakte daar nooit anders dan huichelaars. Deze godsdienstige beginzelen, van de kindsheid af ingeprent, werden door voorbeelden onderschraagd. De pragt van den openbaren eerdienst streelde de zinnen, en vermids de Godsdienst niets gestrengs voorschreef, zo vondt 'er ook niemand belang by, om denzelven te bestryden. De aangenaame dwalingen breiden zig uit en {==316==} {>>pagina-aanduiding<<} maken zig duurzaam, de droevige en onopgesmukte waarheid vindt niet dan oproerigen. De omwenteling was schielyk. Rome verviel spoedig van het bygeloof tot de veragting van den openbaren Godsdienst. De leer van Epicurus hadt geheel Griekenland bedorven. Dit land, de wieg der dwalingen van het Heidendom, was 'er het graf van geworden: men leerde de menschen zonder knaginge misdadig te worden, wanneer men beweerde, dat de Goden, hun gemak in den hemel houdende, onverschillig waren omtrent de gebeurtenissen van het Heelal, dat de deugden onbeloond bleven, en de misdaden niet gestraft werden. De Romeinen waren langen tyd onkundig van deze wandrogtelyke leerstellingen, die het geluk in den wellust stelden, en die afkeer van openbare bedieningen inboezemden, om slegts voor zigzelven te kunnen leven. Fabricius, horende Cineas eene lofreden voor deze ongebonden wysbegeerte doen, riep uit: Dat het den Goden welgevalle, dat Pyrrhus en de Samniten een dergelyk leerstelzel aannemen, zo lang wy met hun in oorlog zyn. Dusdanig was de taal van het deugdzame Rome. De omgang der Romeinen met de Grieken besmette hen met de zedekunde van Epicurus. De digters verfraaiden dezelve met de bevalligheden der digtkunst. De aanzienlyksten van Rome, zo wel uit hoofde van hunne geboorte als van hunne bekwaamheden, begaven zig onder het vaandel van deezen vyand der Goden. Jupiter hadt gene andere aanbidders meer dan ambagtslieden en slaven. Het bederf, door het Volk ingevoerd, is van korten duur, dewyl de wellusten des Volks aanstotelyke ligtmisseryen zyn. Wanneer de ongeregeldheid zig in hare volle mismaaktheid vertoont, kwest zy de oogen; en {==317==} {>>pagina-aanduiding<<} vindt gene navolgers. De Groten weten haar door de welvoegelykheid luister bytezetten, zy geven 'er aantrekkelyke bevalligheden aan. De welvoegelykheid, die in plaatse der deugd gesteld wordt, is een blanketzel, welk de vlekken der ondeugd bedekt; zy brengt het bederf zonder ophef en zonder aanstoot in zwang. De welvoegelykste eeuwen zyn byna altyd de bedorvenste geweest, want hoe mismaakter men is, hoe men het masker meer nodig heeft. 't Is alleenlyk eene barbaarsche wetgeving, welke strafwetten stelt tegens de Filosofen, die byzondere grondbeginzelen hebben. Onze begrippen zyn ons zo eigen, als de zwarte kleur is aan eenen Neger. Men kan zyne huid beschilderen en zyne begrippen vermommen, maar men kan 'er zig niet van ontdoen naar het welgevallen van de Overheid of den Monarch. Maar indien het ongerymd is te eischen, dat een mensch van zyne begrippen afstaat, dan vereischt de wysheid der wetgevinge, het stilzwygen opteleggen aan die openbare bedervers, die hunne dwalingen zoeken te stellen in de plaats der aangenomen dwalingen, en die Jupiter willen onttronen, om zelf den donder te besturen. Men zoekt ons zonder ophouden te doen begrypen, dat de stellingen der Wysgeeren niet schadelyk kunnen zyn voor het volk, welk dezelven niet leest. Het is waar dat 'er in eene natie duizend menschen zyn, die met hunne handen arbeiden tegens eenen mensch, die leest. Maar een grein vergif, in een vat geworpen, bederft al het water, dat 'er in is. Het volk laat zig door voorbeelden wegslepen. De zeden der Groten, de beginzelen, door verhevener vernuften aangenomen of vastgesteld, vormen ongevoelig de zeden van het gemeen; {==318==} {>>pagina-aanduiding<<} men is 'er op gezet om hun te gelyken, welken men hoogagt. De dienaar bootst zynen meester na, de man, uit eene lage afkomst voortgesproten, denkt zig uit zyne laagheid te verheffen, wanneer hy deel neemt aan de ongeregeldheden, die door uitstekende voorbeelden luister verkregen hebben. De inschikkelyke, die alles wil navolgen, om genegenheid te verwerven, heeft gene beginzelen dan de gevoelens van anderen. De laatdunkende en hoogmoedige man agt zig zelven groot, naarmate hy het spoor byster raakt, en de minst betreden weg is de weg, welken hy verkiest. De zwakke zielen zyn gelyk aan een riet, dat voor den stormwind bukt. Eindelyk, 'er is slegts een man nodig, die door zyne geboorte verheven, of door de algemeenheid zyner kundigheden geagt is, om eene schielyke omwenteling in de zeden eener Natie te wege te brengen. (a) Epicurus was in 't graf, wanneer uit zyne assche te Rome nieuwe menschen geboren werden. Overwinnaar zelfs na zynen dood, onderwierp hy de meesters der wereld, en wreekte het onderdrukte Heelal. {==319==} {>>pagina-aanduiding<<} Vergelyking tusschen de Romeinen en Carthagers. De Romeinen en Carthagers leveren ons in hunnen oorsprong trekken op van eene volmaakte gelykheid. Beiden zwak in hunne geboorte, kwamen ze schielyk tot eene wakkere rypheid. Romulus was, volgens Dionysius den Halicarnasser, in den beginne minder de koning van een volk, dan het hoofd van soldaten, die hun geluk zogten. Hoewel alle zyne onderdanen soldaten waren, kon hy egter geen sterker leger op de been brengen dan van drie duizend man voetvolk, en drie honderd paarden. De Tyriers, welken Dido op hare vlugt verzelden, moeten niet talryker geweest zyn. Eene groter menigte hadt de gierigheid en waakzaamheid van den dwingeland Pygmalion niet kunnen ontsnappen. Romulus, om uit dezen staat van zwakheid te komen, boodt eene vryplaats aan alle vreemde vlugtelingen aan, welken hy onder het getal zyner burgers opnam, zo wel als de krygsgevangenen, die liever de voorregten van burger wilden genieten, dan zugten in de moejelykheden der gevangenis. Het was door deze staatkunde, dat hy, na eene regering van zeven en dertig jaren, vyf en veertig duizend man te voet en duizend te paard naliet, een verbazend getal, wanneer men tegelyk bedenkt, dat hy onophoudelyk bezig was met den oorlog te voeren, die, wel verre van de menschen te vermenigvuldigen, dezelven veeleer vernielt. Deze staatkunde werdt aangehouden onder de koningen {==320==} {>>pagina-aanduiding<<} zyne opvolgers, en wanneer Rome eene Republiek was geworden, was het te verstandig, dan dat het zou afwyken van een stelzel, welk 'er burgers, vrouwen en landen aan gaf. Schoon altyd in oorlog met zyne naburen, week het hun nooit in getal. Dionysius de Halicarnasser, van wien ik dit berigt heb overgenomen, houdt dit gedrag der Romeinen voor veel beter dan dat der Grieken, welker noodlot van eene nederlage of van eene zege afhing. Na den slag van Leuctra waren de Spartanen genoodzaakt, om van de Opperheerschappy van Griekenland aftestaan. De Thebaners en Atheners waren, door het verliezen van den slag van Cheronea gedwongen, deze zelfde heerschappy aan de Macedoniers overtelaten, en op hunne beurt wetten te ontfangen. Dionysius schryft deze onheilen toe aan de hoogmoedige staatkunde der Grieken, die hunne voorregten den vreemdelingen en overwonnenen weigerden medetedeelen. De Romeinen, verstandiger in de kunst van regeren, stonden het regt van burger zelfs aan hunne vyanden toe, en het was op die wyze, dat de oorlog, in plaatse van verderslyk te zyn, eene nieuwe wakkerheid aan hunne gesteldheid gaf. Na den bloedigen slag van Cannae, waarin van negentig duizend burgers niet meer dan drie duizend drie honderd en zeventig ontsnapten, was het niet aan het vermogen van hun geluk, dat de Romeinen hunne behoudenis verschuldigd waren. Dit vermogen is een ydele klank, welke generhande denkbeeld oplevert; het was aan het grote getal hunner burgeren, die uit welgeoeffende troepen bestonden. Deze staatkunde levert dezelfde voordeelen niet uit voor alle Staten. Zy hadt van nut kunnen zyn voor de Atheners en Thebaners. Dezen zogten enkel hunne heer- {==321==} {>>pagina-aanduiding<<} schappy door de wapenen verder uittebreiden; de anderen, die handel dreven en tot den oorlog geneigd waren, wilden aanwinningen maken en zig verryken. Deze beide volkeren vonden zig in de noodzakelykheid, om zonder ophouden hunne krygsmagt, die door veldslagen en de scheepvaart uitgeput werdt, voltallig te maken; maar de uitsluiting van vreemdelingen was niet, gelyk by hen, een gebrek in de gesteldheid van Sparta, dewyl, volgens Polybius en Plutarchus, het oogmerk van de wetgevinge van Lycurgus niet was, de heerschappy zyner medeburgeren verder uittestrekken, noch hunne rykdommen te vermeerderen, maar hunne zeden zuiver te bewaren. De Spartanen ontaardden inderdaad niet van hunne strenge deugd, dan wanneer zy, naar de wenschen der staatzugt luisterende, zig buiten hun regtsgebied begaven. Toen was het, dat ze, onder de buitenlanders vermengd, 'er de verbastering van mede bragten. Justinus verzekert ons, dat Dido eene magtige hulp vondt in eene volkplanting te Utica vastgesteld, en die, voormaals van Tyrus daar gekomen, eenen gemenen oorsprong met haar hadt. Een groot getal inborelingen van het land, aangelokt door de vriendelyke behandeling, welke men vreemdelingen bewees, kwamen zig in deze nieuwe Stad nederzetten: dit berigt kan niet in twyffel getrokken worden. Inderdaad indien de Carthagers de vreemdelingen niet in hunne Stad hadden toegelaten, hoe zouden ze hunnen koophandel hebben kunnen oprigten en uitbreiden, en die talryke volkplantingen afzenden, welken wy hen sedert de eerste tyden hunner geschiedenis zien stigten? Zouden zy zig sterk genoeg hebben kunnen vermenigvuldigen, om zo vele behoeften te vervullen? {==322==} {>>pagina-aanduiding<<} Het is derhalve waarschynlyk, dat de Afrikanen Carthagers werden. De regering van deze beide volkeren hadt vele gelykvormigheid met elkander. Beide even vry, gebruikten zy dezelfde middelen, om hunne onafhankelykheid te bewaren. Te Rome zo wel als te Carthago maakten de Raad en het Volk het lighaam van Staat uit. Twee hoogste overheidspersonen wierden elk jaar verkozen. De verkiezingen zyn in de beide Republieken een vrugtbare bron van verdeeldheden, een gebrek, welk Lycurgus vermyd hadt, door het eerste overheidsamt bestendig en erflyk te maken. De Raad bestondt by de beide natien uit de aanzienlykste burgers. Te Rome verkozen de Burgermeesters de Raadsheeren met goedkeuringe van het Volk, maar in 't vervolg matigden zig de schattingmeesters dat regt aan. Aristoteles berigt ons, dat te Carthago de raadsheeren verkoren werden; maar hy zegt ons niet, aan wien het regt om ze te verkiezen opgedragen ware. Het is te denken, dat dit regt in deze Republiek, welke tot de Volksregering overhelde, aan het volk toekwam. Te Rome gaven in de deugdzame tyden de geboorte en verdienste alleen het regt, om naar de eerste bedieningen te dingen. Te Carthago eischte men dezelfde voorwaarden, maar zy waren nog niet genoeg; men moest daarenboven ook middelen genoeg bezitten, om zyne waardigheid staande te houden. Aristoteles laakt deze verpligting, door de wet opgelegd, en merkt aan, dat te Carthago alle verdienste, welke niet door rykdom ondersteund werdt, voor de Republiek verloren was; hy schryft dezen grondregel der regeringe toe aan de ongemeen grote agting, welke men aan de rykdommen gehegt hadt. {==323==} {>>pagina-aanduiding<<} De gevoelens van grote mannen kunnen dwanlingen zyn. Zy luisteren alleen naar eene zuivere reden, welke weigert, zig naar het begrip en de zwakheden eener natie te schikken. Zy zoeken een evenwigt van magt vasttestellen, gegrond op de afgetrokken beginzelen eener beschouwende kennis, welke onmogelyk in praktyk kan gebragt worden. Zy houden eenen eenparigen gang, en schynen te vergeten, dat de wetten voor het Volk gemaakt worden, en dat een Wetgever de Laplanders en de Mexikanen niet aan dezelfde pligten kan onderwerpen. De Republieken van Rome en Sparta waren geheel aan den oorlog overgegeven. De Carthagers waren allen kooplieden, gelyk de Tyriers hunne voorouders. Hun smaak in den oorlog, welken zy voerden, zonder zin daarin te hebben, kreeg slegts geboorte door de gierigheid, om meer te krygen, en hunne rykdommen te verdedigen. De roem van den oorlog was by hen slegts eene drift, welke aan de onmatige begeerte tot winst ondergeschikt was. Zy hadden hun goud nodig, om hunne vyanden den oorlog aantedoen. De Romeinen hadden een vrugtbaarder hulpmiddel in hunne armoede. Te Rome en te Sparta bepaalde men zig niet tot den vrede of den oorlog, dan door beweegredenen van roem. Al wat dezelve kon te wege brengen, scheen hun nuttig te zyn; de roem van den Staat maakte den rykdom van elk in 't byzonder uit. Carthago gedroeg zig volgens tegenovergestelde grondregelen. De rykdommen matigden zig de agting aan, welke men aan de verdienste schuldig was. De behoeftige burger werdt als een last aangemerkt, die den {==324==} {>>pagina-aanduiding<<} Staat bezwaarde. De armoede, even schandelyk als de ondeugd, werdt tot veragting en nutteloosheid veroordeeld. De waardigheden waren aan den rykdom gehegt, dewyl men overtuigd was, dat een vermogend man zo veel voor het bederf niet was blootgesteld, en dat hy yveriger moest zyn voor het algemene welvaren, waarvan het behoud van zyn fortuin afhing. Deze agting voor de rykdommen maakte gene verandering in de zeden noch in de gesteldheid hunner regeringe: wy zien by hen de openbare amten vervuld door burgers, die uit hoofde hunner geboorte, en nog meer van hunne verdienste, aanzienlyk waren; allen zyn ze bezield met eenen brandenden yver voor de vergroting van den Staat. Niemand heeft zig ooit van zyne verheffinge noch van zyn gezag bediend, om 'er de dwingeland van te worden. De partydigste historieschryver heeft nooit eenen eenigen Carthager beschuldigd, van aan een uitheemsche mogendheid de eer of het belang van zyn Vaderland verkogt te hebben. Carthago strafte somwylen ongelukkige Veldheeren, maar nooit verraders noch trouwelosen. Jugurtha velde een zeer verschillend vonnis over Rome. Deze Vorst, die wist, hoe ligt de Romeinen zig lieten omkopen, kon zig niet onthouden van te zeggen, dat Rome zig zelf zou verkopen, indien het eenen koper kon vinden. Men kan de beweegredenen gemakkelyk ontdekken, welke de voornaamste familien van Carthago aanzetten, om den koophandel te omhelzen. Het was, dat dezelve rykdommen verschafte, en om dat de rykdommen een stap waren, om tot bedieningen te komen. Dus was de beweegreden, welke den jongen adel dezen weg deedt inslaan, zeer verschillende van de gierigheid; het was eene {==325==} {>>pagina-aanduiding<<} treffelyke en edelmoedige naaryver, om tot de waardigheid van Raadsheer, of de eer van het bevelhebberschap te geraken. Deze grondregelen kunnen niet gelaakt worden, dan van die natien, welke een laaghartig en laakbaar medlyden betonen voor berooide menschen, die in hunnen val ongelukkige familien medegesleept hebben, voor die bedervers van het gemeen, welker armoede een bewys is van hunne onmatigheid en van hunne ongeregeldheden, die het erfgoed hunner voorzaten hebben doorgebragt, om hunne afgoden optesieren, die, gelyk zy ter aarde gevallen, de deugd wreken van de onderwerping, welke zy zig te onregt op haar aangematigd hadden. Gelukkig het Vaderland, welk de nutteloosheid schandelyk verklaart, gelukkig de natie, welke, terwyl zy de bronnen der rykdommen opent, tegelyk wetten maakt, om 'er het gebruik van te regelen. Deze inrigting, welke heilzaam kon zyn voor eene handeldryvende Republiek, zou verderflyk kunnen worden voor eene Republiek, die voor den oorlog is. Rome en Sparta waren beiden hunnen ondergang schuldig aan het invoeren der rykdommen, die by hunne deugdzame voorouderen onbekend of veragt geweest waren. De Raad van Carthago schynt veel talryker geweest te zyn dan die van Rome. Te Carthago hadt men een genootschap, dat altoos in wezen bleef, bestaande uit honderd en vier Raadsheeren, allen geëerbiedigd uit hoofde van de opregtheid hunner zeden en de uitgestrektheid hunner kundigheden. Hunne bediening bestondt daarin, dat zy een waakzaam oog hielden op de grote familien, en dat ze hare staatzugtige oogmerken moesten voorkomen. Voor hunne regtbank waren alle de bevel- {==326==} {>>pagina-aanduiding<<} hebbers te water en te lande verpligt, ten einde van elken veldtogt, rekening te komen doen van hun gedrag. Het was eigenlyk een Krygsraad. Uit dit geagt genootschap werdt nog een ander getrokken, bestaande alleenlyk uit vyfpersonen, die van wegen hunne belangeloosheid, hunne vroomheid, en hunne ondervindinge, vermaard waren. Zy dienden zonder bezolding daarvoor te ontfangen. De roem en de liefde voor het Vaderland schenen genoegzame beweegredenen, om hen aantezetten, zig geheel aan hetzelve toetewyden. Hunne bediening was de voortreffelykste beloning voor een burger. Zy werden niet by het lot verkozen. Daar het lot van Carthago aan hunne verdiensten of aan hunne onbekwaamheid verknogt was, zo waren hunne zeden en hunne bekwaamheden een scherp onderzoek onderworpen. Hunne magt was zeer uitgestrekt. Hunne bediening duurde zo lang zy leefden; en indien iemand van hun stierf, verkozen zy zelven uit het lighaam van de honderd en vier eenen man, die waardig was, om de plaats desgenen te vervullen, welken zy verloren hadden. Zy hadden daarenboven het voorregt, om de open plaatsen in het lighaam van de honderd en vier wederom te vervullen. De oprigting van dit genootschap schynt my den voorrang te hebben boven den regeringsvorm der Romeinen. Door dit middel beveiligden de Carthagers hunnen Staat tegens die geweldige schokken, welken in 't einde de Romeinsche Republiek het onderste boven keerden. Maar de buitenspoorige magt der vyf Overheidspersonen hadt hare misbruiken, dewyl zy hen willekeurig en volstrektelyk liet beschikken over het lot der andere burgeren. De uitkomst deedt hen dit te laat bemerken, aan {==327==} {>>pagina-aanduiding<<} het einde van den tweden Punischen oorlog. Hunne kwellingen maakten hen zo gehaat, dat de grote Hannibal oordeelde, hunne magt te moeten inbinden; hy liet eene wet goedkeuren, welke deze bedieningen verkiesbaar en jaarlyks maakte. De geschiedenis leert ons niet, of de Raadsheeren hunne waardigheid gedurende hun gantsche leven bekleedden, noch ook of zy om mislagen of zwakheden konden afgezet worden. Men weet daarenboven niet, door wien zy verkozen wierden. Gelyk te Rome de schattingmeesters de magt hadden, om hen te verheffen, zo hadden zy ook het voorregt, om hen aftezetten. Zy gebruikten een zeer eenvouwdig middel, het was by het oplezen van de lyst der Raadsheeren den naam desgenen overteslaan, welken zy wilden afzetten. Deze gewoonte was een van de grootste gebreken in den regeringsvorm der Romeinen, dewyl zy het lot van den Raad aan twee burgers toebetrouwden, die zig door eenen aanhang konden laten omkopen of verleiden. Het was, zig zelven dwingelanden en boejen te geven. In de deugdzame tyden bevestigde de opregtheid der schattingmeesters hunne magt. Maar in 't vervolg werden zy in de algemene besmettinge mede ingewikkeld. Cicero vaart in zyn pleit voor Cluentius hevig uit tegens het misbruik van hun gezag, hy haalt vele voorbeelden aan, waar zy hunne magt niet gebruikt hadden, dan om partyschappen te begunstigen. Hy scheen bedugt te zyn, dat hunne besturing dezelfde onheilen mogt veroorzaken, welke men by de wreedste verbanningen hadt ondervonden, en dat hunne pen even ontsachelyk zou worden, als de degen van den laatsten Dictator geweest was. Cornelius Nepos spreekt, in het {==328==} {>>pagina-aanduiding<<} leven van Hamilcar, van een soort van schattingmeester by de Carthagers, wiens toezigt zig uitstrekte over de voornaamste bedienden der Republiek maar hy zegt ons niet, dat hy het regt hadt, om hen aftezetten. In den Romeinschen Raad werden alle zaken by de meederheid van stemmen beslegt. Te Carthago kon generhande wet gemaakt worden zonder eenparige toestemminge van alle de Raadsheeren. Het was op dezelfde wyze, als op de ryksdagen van Polen. De tegenkanting van eenen eenigen verhinderde de beslissing eener zake; men moest dezelve voor de regtbank des Volks verhandelen, welk de opperste regter was. Dit laakt Aristoteles insgelyks; zyne reden is om dat door dit middel de Republiek meer tot eene Volksregering overhelt, dan tot eene verstandige en welgeregelde regering. De geringste van het gemene Volk kon zyne mening voorstellen, en zyne tegenkanting maken, 't welk een bron werdt van verwarringen en ongeregeldheid. Deze staatkunde, onbekend in alle andere regeringsvormen, heeft gene navolgers gehad dan by de afstammelingen der Sarmaten, die 'er de misbruiken van ondervinden, en die nog te onbeschaafd zyn, dan dat zy hun best zoudeu doen, om dezelven te hervormen. In dit stuk heeft de regering van Rome den voorrang boven die van Carthago. Maar dit gebrek wordt vergoed door het misbruik, welk de voorstanders des Volks te Rome van hunne magt maakten. Niets was gewoonlyker dan die schokken, verwekt door eenen oproerigen en onstuimigen Voorstander, die, verkogt aan eenen even rustelozen aanhang als hy zelf was, door zyne tegenkanting alleen de beraadslagingen van den Raad stuitte, die op zyn gezag alleen de voornaamste overhe- {==329==} {>>pagina-aanduiding<<} den, en zelfs de Burgermeesters, in de gevangenis sleepte, en die, door het voorregt zyner bedieninge, zynen persoon geheiligd maakte. De ongerustheid, zo natuurlyk aan menschen, in waardigheid gesteld, van eenig gedeelte van hunne magt te verliezen, moest de banden, die de Raadsheeren van Carthago vereenigd hielden, vaster toehalen. Zy moesten uitermate oplettend zyn, om te voorkomen, dat de regten des Volks verder uitgestrekt werden, welk zig niet dan op hunne overblyfzelen kon verheffen. Maar te Rome deedt de stoutheid der voorstanders, die altyd tegens den Raad gekant waren, het evenwigt zodanig naar den kant der Volksregeringe overhellen, dat het in het laatste tydperk der Romeinsche vryheid dit misbruik ware, welk de Republiek te gronde bragt. De Raad, zonder kragt en zonder wakkerheid, kon de regering niet in een regtmatig evenwigt houden. De Voorstanders kweekten deze wrede vyandelykheden aan, welke, na eerst de ongeregeldheden der heerscheloosheid te hebben ingevoerd, eindelyk geheel ontaardden in eene al zo schandelyke verdrukkinge als de slaverny zelve. Voor de oprigting van het voorstanderschap, schynt my de toestand van het Romeinsche Volk byna gelyk aan de slaverny, waaronder de Poolsche boeren leven. De betrekking, welke 'er was tusschen een beschermheer en zynen afhangeling, hadt vele overeenkomst met die, welke men tusschen eenen Poolschen Edelman en zyne lyfeigenen vindt, alleenlyk met dit onderscheid, dat de afhangeling 'er meester van was, om zig eenen beschermheer te verkiezen, terwyl de lyfeigen in Polen door zyne geboorte aan zynen Heer verbonden is. Het schynt volgens het getuigenis der Romeinsche his- {==330==} {>>pagina-aanduiding<<} torieschryveren, dat de gemene burgers blootgesteld waren aan de wreedste verdrukkinge van den kant van hoogmoedige en onmêdogende edellieden. Men kan daarvan oordeelen door die menigvuldige oproeren en dien bekenden aftogt uit de stad, welke de raadsheerlyke familien noodzaakten, om aan de verkiezinge der Voorstanders hunne toestemming te geven. De Raad kon toen geen anderen hinderpaal tegens de uitspattingen dezer nieuwe overheden stellen, dan het gezag van eenen Dictator; maar dit hulpmiddel kon van geen langen duur zyn. Het volk, altyd in zyne eischen te leur gesteld, vernieuwde zyne aanvallen, tot dat men den rang hadt afgeschaft welken de geboorte gaf, en het zig eenen weg hadt geopend tot de waardigheid van Burgermeester en Dictator. De gemene burgers, hoogmoediger geworden door de menigvuldige overwinningen, welke zy op de raadsheerlyken behaalden, bemerkten wel haast, dat hunne staatzugtige leidslieden hen van den regten weg afgebragt hadden. De ryksten en magtigsten onder de gemene burgers verkregen, door het bekleden der eerste en voornaamste bedieningen, den titel van Edel, eenen naam, welke hen onderscheidde van de genen, die van oude familien afstamden, welken altyd den naam van Raadsheerlyken behielden. Deze nieuwe Edelen, waarvan het grootste gedeelte in den Raad kwam, verlieten de zaak, welke zy verdedigd hadden, en namen den geest dergenen aan, welken zy bygevoegd waren. Opgevoed door de gemene burgers, werden zy derzelver vyanden. De Raadsheerlyken, door deze vereeniging sterker geworden, stuitten met geweld de ondernemingen des volks en der voorstanderen. Zy lieten hun hunne meerderheid gevoe- {==331==} {>>pagina-aanduiding<<} len in dat vermaarde geschil, waarby de Gracchussen sneuvelden. De tegenkanting tegens de wetten wegens de verdeelinge der veroverde landen, welken deze beide broeders wilden doen herleven, werdt ondersteund door de Edelen en de ryke burgers, die even begerig waren als de Raad, om aan die landen deel te hebben. De oude en hedendaagsche historieschryvers hebben allen aangemerkt, dat de Romeinsche Republiek hare behoudenis verschuldigd is geweest aan de standvastigheid en wysheid van den Raad, en aan de ondergeschiktheid van het Volk. De Romeinen, schoon onderling verdeeld, vereenigden zig, wanneer de vyand voor hunne poorten was; terwyl te Carthago de hatelykheden gaande werden, wanneer het hunne zaak was, dezelven uittedoven. Deze dwaling der historieschryveren is eene algemene dwaling geworden. Deze lofrede, welke men eenparig van de Romeinen maakt, moet veeleer op de Carthagers vallen. De geschiedenis van deze handeldryvende Republiek spreekt niet dan van een enkel geval, waarby het Volk den Raad noodzaakte, tegens zynen wil te handelen, om den toevoer in beslag te nemen, welke gedurende den stilstand van wapenen naar het leger van Scipio ging. Het is waar, dit volk dreigde, na de nederlage van Zama, den Raad, zig aan de grootste buitensporigheden te zullen overgeven, indien de Raad zig onderwierp aan de voorwaarden, welken Scipio hun wilde opleggen. Maar Hannibal wist hen wederom tot gehoorzaamheid te brengen. De Romeinsche geschiedenis in tegendeel is vol van gevallen van bitterheden en twistingen, die dikwyls bloedig waren, tusschen den Raad en het Volk, die in denzelfden staat veeleer twee vyandelyke mogend- {==332==} {>>pagina-aanduiding<<} heden schenen te maken, dan die met elkander om den voorrang twistten. De menigvuldige verkiezingen van Marius tot het Burgermeesterschap, in weerwil van de tegenkantinge der Raadsheerlyken, openden dat toneel van bloedvergieten, welk eindigde in de gehele omkeringe van de regeringe en vryheid. De verhevene Montesquieu merkt aan, dat de Carthagers, eer ryk geworden dan de Romeinen, ooklangen tyd voor hen bedorven moeten zyn geworden. Hy voegt 'er by, dat te Rome de verdienste het eenige regt was, welk den weg tot openbare bedieningen baande, terwyl te Carthago alles te koop was. Het eerste gedeelte dezer stellinge is te algemeen, dan dat zy zonder bepalinge kan worden aangenomen, en het laatste is uit Polybius overgeschreven. De Carthagers moeten vele eeuwen vroeger dan de Romeinen ryk geweest zyn. Herodotus en Thucydides spreken van hun als van eene gedugte mogendheid ter zee, 't welk onderstelt dat hun koophandel zeer uitgestrekt was; maar, hoewel ryk, waren zy egter niet van bedorven zeden, dewyl de rykdommen, die hy andere Natien de weelde en den smaak der wellusten aankweekten, by hen enkel voor hunne staatzugt dienden; zy waren eergieriger dan verkwistend. Het was eerst ten einde van den tweden Punischen oorlog, dat zy voorbeelden van verbasteringe opleverden. Hannibal hervormde de schandelyke misbruiken, welken in het bestuur der landspenningen ingeslopen waren. Hy oordeelde, ook de onregtmatige magt te moeten onderdrukken, welke de vergadering van Vyven zig over het leven en de goederen der burgeren aanmatigde. De andere stelling is gegrond op het getuigenis van {==333==} {>>pagina-aanduiding<<} Polybius; deze historieschryver moet verdagt zyn. Hy schreef by de Romeinen, en vermids hy hun gevangen was, was het zyne zaak hen te vleien. Hy kon niet beter slagen, om zyne nieuwe meesters genoegen te geven, dan door zyne medeburgers met aanstotelyke kleuren uitteschilderen, welker naam zelfs by hen gehaat was. Het was misschien eene les, geschikt voor de Romeinen, by welken het toen de mode begon te worden, van alles veil te geven. Deze beide Volkeren waren even bygelovig. De Romeinen hadden vele kinderagtige en ongerymde plegtigheden. De ingewanden van een dier, de etenslust van eene henne, wees het vonnis uit over den vrede of den oorlog. De openbare eerdienst was bekleed met eene uitnemende pragt, welke 'er eerwaardigheid aan byzette. De Godsdienst der Carthagers hadt een kenmerk van woestheid, welke zy van de Cananeërs (a) hunne voorzaten hadden overgehouden. Maar het is niet redelyk, van een volk te oordeelen volgens de uitwerkselen, welken het bygeloof in deszelfs gemoed kan te wege brengen. Het bygeloof is eene dwaling van den geest, maar geenzins eene ondeugd van het hart. In de afgodery der Carthagers was de zagtmoedigste sexe, en die de meeste tederheid voor hare kinderen heeft, verpligt, ze zelve ten offer aantebieden. Deze ongelukkige moeders moesten hetzelfde genoegen, en dezelfde blydschap vertonen, wanneer zy deze tedere en onnozele {==334==} {>>pagina-aanduiding<<} slagtoffers beschouwden, als of ze by een feest tegenwoordig geweest waren. Een heimelyk ontvlogen zugt, eene uitgestorte traan, ontnamen der offerhande alle haar verdienste. Hierop misdadig geworden, om dat de natuur zig in haar hadt doen gevoelen, werden zy tot eene geldboete en een soort van schande veroordeeld. Men moet ook niet besluiten, dat de ouderdelyke liefde by dit volk minder levendig was dan by andere natien. Men weet, dat ze niet schroomden, heiligschenders te worden, om maar niet optehouden van Vader te wezen; naardien ze gedurende eenen langen tyd een bedrog pleegden omtrent hunne bloeddorstige Goden. Het was, dat zy arme kinderen kogten, welken zy, in plaatse van hunne eigen, ten offer bragten. Maar wanneer Agathocles met vuur en zwaard in de hand voor hunne muuren verscheen, merkten zy hem aan als den wreker der Godheid, die een ongehoorzaam volk kwam kastyden. Twee honderd kinderen, uit de voornaamste familien genomen, werden op eene onmenschelyke wyze opgeofferd; en drie honderd burgers boden zig zelven als vrywillige slagtoffers aan; zo zeker is het, dat by alle natien en in alle tyden de dwaling hare martelaars gehad heeft. Indien het bygeloof te Carthago de kinderen uit de armen hunner moederen rukte, het stortte te Rome de Grieken of de Galliers van de Tarpeische klip, of begroef hen geheel levendig, om Pluto te verzoenen. Het was daar, dat men dezelfde straf liet ondergaan aan die ongelukkige Vestaalsche nonnen, die, om de neiging der natuur te voldoen, eenen eed gebroken hadden, welke door de zwakheid was voorgeschreeven. Het is waar, deze onmenschelyke plegtigheden waren te Rome zeldzaam. Maar de gevegten der schermers, die de vermaken van dit be- {==335==} {>>pagina-aanduiding<<} schaafde volk uitmaakten, drukken op deszelfs karakter het zegel van woestheid. Men kan niet twyffelen, of de trekken van wreedheid (a), die de overwinningen der Romeinen bezoedelden, hunnen oorsprong in deze barbaarsche schouwspelen hadden, waar men de oogen gevestigd hield op het bloed, dat stroomde, en op de lyken, die het kampperk bedekten. De liefde voor het Vaderland was by deze beide volkeren als eene natuurlyke hartstogt. De onverschrokkenheid van die twee broeders, die te rade werden, zig geheel levendig te laten begraven, om het regtsgebied van Carthago te vergroten, levert eene heldendaad uit zo verheven als al wat Rome daartegen kan ophalen. Het lot van Macheus, Bomilcar, en Hanno, toont ons, dat noch de geboorte, noch de waardigheden, die door de grootste diensten ondersteund waren, den staatzugtigen, die ontwerpen tegens de algemene vryheid hadt durven smeden, voor eenenschandelyken dood beveiligen konden. Ik heb reeds gesproken van de Punische trouwe, een woord, welk de uitstekendste trouwloosheid betekent. Dit verwyt wordt hun gedaan van de Romeinen, die zelven in alle hunne verdragen ontrouw waren. De twyffelagtige betekenis van een woord gaf hun regt, alles te schenden, en de spitsvindige uitlegging der bewoordingen diende hunne staatzugt, dewyl zy dezelven tot hun voordeel wisten uitteleggen. Zy verdelgden Carthago, na dat zy {==336==} {>>pagina-aanduiding<<} eenen eed hadden gedaan, om het te behouden. De Etoliers gaven zig aan hunne trouwe over; zy werden de speelpop van hun vertrouwen. De Romeinen beweerden, dat hy, die zig aan de goede trouwe van zynen vyand overgaf, hem meester maakte over zyne goederen, zyne vryheid, en zyn leven. Eindelyk alle hunne verdragen zyn gedenktekenen van hunne trouwloosheid. De oordeelkundige Montesquieu merkt aan, dat de Romeinen door hoogmoed, en de Carthagers door gierigheid, staatzugtig waren. Deze stelling heeft meer schyn dan gegrondheid; het is waar, de Carthagers begeerden gene onderdanen, dan om des te meer rykdommen te verkrygen. Te gelyk verdrukkers van hunne vyanden en van hunne bondgenoten, verbraken zy de geheiligdste banden, om hunne gierigheid te verzadigen; hunne stedehouders maakten, dat hunne heerschappy in Africa en in Spanje vervloekt werdt. Maar bepaalden de Romeinen hunne staatzugt altyd tot den roem van te heerschen? Trokken deze meesters der wereld niet alle de schatten tot zig? Hunne bondgenoten putten alle hunne rykdommen uit, om hunne vriendschap te kopen. Een Koning van Cyprus hadt ongemeen grote rykdommen verzameld. Dit was een regt, om 'er zig tot erfgenamen van te verklaren, hoewel hy nog in leven en hun bondgenoot ware. Verkogten zy niet hunne bescherming? Deze schandelyke handel was de oorsprong van hunne onregtvaardigheid. Zy verklaarden zig voor den mededinger, die het best betalen kon, en nooit voor dengenen, die de wettigste regten hadt. Eindelyk, de koophandel der Carthagers, op hunne naarstigheid gegrond, hadt nog iets eerlyks in zig, terwyl de Romeinen zig vernederden, door onregtvaardige bezitnemers te {==337==} {>>pagina-aanduiding<<} ondersteunen, om de rykdommen der wereld allen aan zig te brengen. Het is waar, de staatkunde der Romeinen was verschillend, gelyk hunne zeden. Wanneer Scipio in Spanje kwam, werdt hy deszelfs verlosser. De volkeren, die onder het juk zugtten, wenschten met ongeduld naar gelegenheid om het te verbreken. Zyne belangeloosheid gaf hun alles over; hy wilde voor zig alleen den roem behouden, van hunne banden te hebben gebroken. De gewesten meenden vry te zyn, zy vermoedden niet dat ze meesters hadden: maar, wanneer de weelde de gierigheid by de Romeinen in zwang hadt gebragt, namen hunne stedehouders andere grondregelen aan. Zy namen generhande gematigdheid in agt in hunne knevelaryen. De tempelen werden beroofd, de kostbare vaten en de standbeelden der bondgenoten verfraaiden Rome, en de huizen van deszelfs inwooners. 'Er is geen sterker bewys voor het bederf eener regeringe, dan wanneer de zorg voor afgelegen gewesten toebetrouwd wordt aan menschen, die hun goed doorgebragt hebben, en door ligtmissery berooid zyn. Na verkwisters geweest te zyn, worden zy gierig. De bittere herdenking van de onheilen, welken zy geleden hebben, doet hen des te beter de waarde der rykdommen merken. Het is niet het belang van het algemeen, 't welk hen doet besluiten, om het Vaderland te verlaten. Het gezag van eenen aanhang verschaft hun middelen, om hunne ongelukken weder goed te maken; zy komen in een overwonnen land, waar zy, ondersteund door het geweld, hunne bescherming te koop houden. Het zyn afgoden, tot welken men niet dan met kostbare offerhanden kan naderen. {==338==} {>>pagina-aanduiding<<} Het verdient onze opmerking, dat onder de historieschryvers, die van de ondeugden der Carthagers breed hebben opgegeven, geen een hen van weelde noch verwyfdheid beschuldigd heeft. Het is het eenige volk op den aardbodem, waarop de ongemeen grote rykdommen hunne gewoone verwoestingen niet veroorzaakt hebben. De Romeinen, door den overvloed bedorven, verloren welhaast hunne deugden, en van een volk van helden werden zy eene Natie van slaven. Nooit lieten de Carthagers zo vele deugden blyken als in de laatste ogenblikken, welken hunnen ondergang voorafgingen. De vrouwen, naaryverig op hunnen moed en hunne standvastigheid, wilden liever onder de verbryzelingen van haar Vaderland begraven worden, dan hetzelve overleven. Hare standvastigheid in het verdedigen van hare muuren overtreft al wat de grootste Romeininnen ooit het heldhaftigste gedaan hebben. De helft van Carthago was de vlammen reeds ten prooi geweest; de Romeinen, meester van de sterkten, die deze stad verdedigden, hadden de Veldheeren genoodzaakt, harde en shcandelyke voorwaarden aantenemen. Op het gezigt der tempelen, die verbrand, en der muuren, die neergeworpen waren, wilde de vrouw van Asdrubal het leven niet verschuldigd zyn aan de hoogmoedige genade van eenen trotsen overwinnaar. Na haren man zyne lafhartigheid te hebben verweten, verklaarde zy, dat zy besloten hadt vry te sterven, en het ongelukkig lot van haar Vaderland niet te overleven. Terstond doorstak zy hare kinderen en wierp ze in de vlammen, en zig op hen stortende stierf zy met de vertroosting, van vry te zyn gestorven. Montesquieu merkt aan, dat, ‘Wanneer Carthago {==339==} {>>pagina-aanduiding<<} met zynen overvloed den oorlog voerde tegens de Romeinsche armoede, het nadeel daarby hadt. Het goud en zilver worden uitgeput, maar de deugd, de standvastigheid en de armoede worden nooit uitgeput’, laten wy deze bedenkingen door gebeurtenissen staven. De Carthagers gebruikten in hunne oorlogen byna gene andere dan vreemde troepen; een of twee nederlagen ter zee stuitten hunnen koophandel, en maakten de bron van 's lands inkomsten droog; hunne steden waren niet bevestigd. Daar hun land van alle kanten bloot lag, zo bragt het verlies van eenen enkelen veldslag in Africa hen in de noodzakelykheid, om zulke voorwaarden aantenemen, als de overwinnaar goedvondt hun opteleggen. In den eersten Punischen oorlog leide Regulus, na twee veldslagen te hebben gewonnen, het beleg om Carthago, welks wapenloze en kwalyk geoeffende inwooners, zonder vertrouwen en zonder moed moesten wezen. De Romeinen in tegendeel, na vier veldslagen te hebben verloren, zagen Hannibal voor hunne poorten, zonder naar eenig vergelyk te willen luisteren. Daar de regeringsvorm in zaken van den oorlog verschillend was, moest dezelve ook verschillende uitwerkselen voortbrengen. De Romeinsche legers bestonden enkel uit trotse burgers, daarop hoogmoedig, dat ze Romeinen waren. De veragting, welke zy voor de buitenlanders hadden, voorkwam dat ze wegliepen. De legers der Carthagers bestonden uit al wat andere Natien het slegtst onder zig hadden. Elk soldaat was minder aan zyn vaandel verbonden. De overloping moest dus ook menigvuldiger zyn. Ook zag men in den tweden Punischen oorlog, gehele benden Numidiers tot de Romeinen {==340==} {>>pagina-aanduiding<<} overgaan, die lugt begonnen te scheppen, wanneer zy niet meer met die ruitery te vegten hadden, waaraan Hannibal zyne overwinningen verschuldigd was. Montesquieu schryft de behoudenis van Rome, na den veldslag van Cannae, aan de kragt van zyne inrigtinge toe. En hy schynt deze kragt te stellen in de wysheid van den Raad. Maar een oppervlakkig onderzoek van het gedrag van dezen zelfden Raad, gedurende den ganschen loop van den tweden Punischen oorlog zal doen zien, dat het behoud der Republiek aan een geheel ander beginzel moet toegeschreven worden, en dat de diepzinnige Montesquieu in dezen met overylinge de gevoelens der Grieksche en Romeinsche historieschryvers heeft overgenomen. Laten wy onze gedagten vestigen op het gedrag van dezen zo hoog geroemden Raad. Laten wy zien, wat hy deedt sedert den eersten aanval op Saguntum tot op den bloedigen veldslag van Cannae; wy zullen niets vinden dan eene aaneenschakeling van misslagen, welke de zwakheid ontdekt, en de onvoorzigtigheid van eene onstuimige vergaderinge, in 't onzekere omtrent het gene haar te doen staat, en blind in het verkiezen van de middelen en Veldheeren. De Romeinen hadden zekere narigten, dat Hannibal den oorlog tot in het hart van hun ryk wilde overbrengen. Het was geen geheim in Spanje, waar alle zyn toebereidzelen en alle zyne bewegingen zyne oogmerken ontdekten. De Romeinen schenen daarvan onderrigt te zyn geweest, dewyl zy afgezanten naar Spanje en naar Carthago zonden, van waar zy met een weinig voldoend antwoord terug kwamen. Wanneer Saguntum belegerd werdt, zetten zy zig toen in staat, om hunne {==341==} {>>pagina-aanduiding<<} hoogmoedige bedreigingen ter uitvoer te brengen? Zonden zy eenen eenigen man tot hulp aan deze edelmoedige bondgenoten? Zy brengen negen maanden te zoek in schandelyke twistgedingen en vrugteloze gezantschappen. Zy verlaten deze moedige en getrouwe bondgenoten, en door deze verwaarlozing offeren zy ter zelfder tyd hun belang en hunnen roem op. Zy ondervonden het welhaast, wanneer zy, na den ondergang van Saguntum, de volkeren van Spanje tot een bondgenootschap verzogten. Hunne afgezanten vervoegden zig tot de Volseiers, waarvan zy dit antwoord, of liever dit honend verwyt, ontfingen: Schaamt gy u niet te eischen, dat wy uwe vriendschap den voorrang zouden geven boven die der Carthagers, gy, die uwe bondgenoten met meer wreedheid behandelt dan Hannibal hunnen vyand. Gaat bondgenoten zoeken onder volkeren, die onkundig zyn van het lot van Saguntum. De aschhopen dezer ongelukkige stad zyn lessen van het betrouwen, dat men op de vriendschap en de beloften der Romeinen moet stellen. Indien de Raad, op de eerste tyding van het beleg van Saguntum, een magtig leger naar Spanje hadt doen overgaan, zou Hannibal genoodzaakt geweest zyn, het beleg optebreken. De oorlog, welke Italie verwoestte, zou Spanje alleen in brand gezet hebben, waar de volkeren, het juk der Carthagers moede, om eenen verlosser zugtten. Liet de Romeinsche Raad, na den ondergang van Saguntum, meer wysheid blyken? Hield hy zig aan een gepaster en wakkerder gedrag? Hy besteedt eenen tyd tot onderhandelingen, welken hy tot vegten hadt moeten gebruiken. Hy zondt een gezantschap naar Carthago, {==342==} {>>pagina-aanduiding<<} dat even weinig te pas kwam als het eerste. En deze langwyligheid verschafte zynen vyand de middelen, om den goeden uitslag van zyne onderneminge zeker te maken. Wanneer Hannibal in optogt naar Italie is, zendt de Raad, in plaatse van den doortogt over de Alpen te sluiten, den Burgermeester Scipio met een leger af, om hem den overtogt over de Rhone te betwisten. Zulke langwylige maatregelen waren niet in staat, om zulk eenen onvermoeilyken en waakzamen Veldheer optehouden. Hannibal was aan den voet der Alpen, wanneer zyn vyand hem op de oevers van de Rhone zogt. Scipio genoodzaakt, om weder te scheep te gaan, wil hem by zyne afkomst van de Alpen afwagten, maar in weerwil van den spoed, dien hy maakte, krygt hy narigt, dat hy reeds op de oevers van den Po is. Hy volgt hem, hy agterhaalt hem, hy levert hem slag, en wordt overwonnen. De Raad, ontrust, door in het hart van Italie eenen vyand te zien, welken hy hadt moeten beletten om 'er in te komen, ontboodt uit Sicilie den anderen Burgermeester, een laatdunkend en verwaand mensch. Men kan zeggen, dat, indien de Romeinen blind waren in 't verkiezen van de middelen, om hunne onheilen te voorkomen, zy nog onvoorzigtiger waren in de keuze hunner Veldheeren. Sempronius, die zigzelven te hoog agtte, dan dat hy zou gedagt hebben, raad en eenen amtgenoot nodig te hebben, wordt aan het hoofd van het leger gesteld, en valt in de lagen, die men hem gelegd hadt. De Raad, ontrust over deze twede nederlage, benoemde eenen nieuwen Burgermeester, nog vermeteler en verwaander dan Sempronius, en die hadt hetzelfde noodlot. Te onvoorzigtig, dan dat hy het {==343==} {>>pagina-aanduiding<<} gevaar zou vermyden, daar hy zonder middel was om 'er zig uit te redden, stortte hy zig als een blinde in de diepte, die door zynen vyand gegraven was. Hy verloor 'er het leven, en Rome een leger. De menschen tonen wat ze zyn, in de verkiezinge hunner gunstelingen; de Raad moet in eene gedurige dronkenschap zyn geweest, daar hy Sempronius eenen opvolger gaf nog laatdunkender dan hy. Door drie nederlagen onderrigt hadt hy geen ander hulpmiddel meer, dan het benoemen van eenen Dictator. De verkiezing viel op Fabius, die de eenige Romein was, welke het geluk van Hannibal in evenwigt wist te brengen. Maar de geest van ongeregeldheid, welke by de openbare raadsvergaderingen de voorzitting scheen te hebben, deedt Fabius eenen Veldheer over de ruitery byvoegen, die alle de zwakheden en gebreken van Sempronius en zynen opvolger in zig vereenigde. De nieuwe Dictator nam grondregelen aan, strydig met het gedrag zyner voorgangeren. Hy begreep, dat het onvoorzigtigheid was, nieuw geworven krygsvolk bloot testellen tegens zegepralende en aan den oorlog gewende troepen, welker moed nog meer opgewakkerd werdt door dat vertrouwen, welk de gewoonte van gelukkig te zyn inboezemt. Het gevoelen, 't welk hy van de bekwaamheden van Hannibal hadt, maakte hem bezorgd voor den uitslag van een nieuw gevegt. Hy oordeelde, dat, door den oorlog op de lange bank te trekken, hy 'er meer vrugt van zou hebben, dan van eene zege. Het was zyn Vaderland te behouden, door het de begeerte te ontnemen, om te vegten. Het leger van Hannibal bestondt uit gelukzoekers, die door generhanden band, dan de hoop op roof, aan hem verbonden waren. Het was {==344==} {>>pagina-aanduiding<<} hen kleinmoedig te maken, door zig enkel te bepalen, om hunne stroperyen te stuiten, welke zy niet verder dan op hunne bondgenoten konden oeffenen, die welhaast hunne vyanden zouden zyn geworden. Hannibal was te bekwaam, dan dat hy niet zou ontdekken, dat deze verstandige traagheid welhaast zyn leger te gronde zou brengen. Hy stelde alle soorten van kunstgrepen te werk, om hem in een gevegt intewikkelen; maar de Dictator, overtuigd, dat het reeds eene overwinning was, indien hy slegts geen slag leverde, wist alle de verleidingen van zynen vyand tegentestaan, en ook het gemor der Romeinen, welken het speet, dat zy slegts verdedigenderwyze konden oorlogen. Minutius, Veldheer over de ruitery, was de strenge berisper van deze verstandige traagheid. Eenige geringe gelukslagen, gedurende de afwezigheid van Fabius op den vyand behaald, bragten het gedrag van den Dictator in kleinagting. De Raad, door deze terugkering van voorspoed verblind, oordeelde, zig zelven schande aantedoen, indien hy zyn leger langer werkeloos liet blyven. Minutius werdt tot denzelfden trap van magt verheven als Fabius: Rome zag voor de eerste maal twee Dictators, met hetzelfde gezag bekleed. Fabius, standvastig by zyn eerste besluit, en door zynen amtgenoot uitgekreten, verdeelde het leger, en gaf 'er de helft van aan Minutius. Dees nieuwe veldheer nam gretiglyk de gelegenheid waar, welke Hannibal hem aanboodt. Hy viel in de hinderlage, en zyne nederlaag zou volmaakt zyn geweest, ware Fabius niet tot zyne hulp bygevlogen, hem reddende uit het gevaar, waarin hy het leven, of ten minsten de vryheid hadt moeten verliezen. Minutius was edelmoedig genoeg, om erkente- {==345==} {>>pagina-aanduiding<<} nis van zynen misslag te doen, en overtuigd van zyne onbekwaamheid, schaamde hy zig, het bevelhebberschap met Fabius te deelen. Hy hadt de edelmoedigheid, om zyne eerste plaats weder intenemen, en behieldt voor zig niet dan den roem van gehoorzaam te zyn. Dit voorval gaf den Raad geen meerder ligt omtrent de wysheid van Fabius. Ten einde van het jaar werdt hy van zyne waardigheid ontzet, en hy nam de wyk naar Rome, waar hy ongeagt en zonder bedieninge leefde. De nieuwe Burgermeesters, leerzaam voor de raadgevinge van Fabius, vermydden gelyk hy het gevaar van zig in een gevegt intelaten. Hun gedrag werdt in den Raad uitgekreten, en het volgende jaar benoemde men andere Burgermeesters, die, daar zy de grondregelen van Fabius verlieten, Rome op den oever van zynen ondergang bragten. De Romeinen, in 't vaste voornemen, om een einde te maken van zulk eenen verderflyken oorlog, wierven het magtigste leger, welk zy ooit op de been gebragt hadden. Het was de laatste poging, en de laatste hoop der stervende Republiek. Alle de bevelhebbers, die door hunne geboorte en hunne diensten naam hadden, werden gebruikt. Fabius, in kleinagtinge geraakt, bleef alleen zonder bedieninge. De eene van de Burgermeesters was Paulus Emilius, een burger, die in agtinge stondt uit hoofde van zyne bekwaamheden tot den oorlog, en van de onschuld zyner zeden; de andere was Terentius Varro, die zig van de laagste afkomst zonder verdienste tot de eerste amten verheven hadt. Men stelde zonder schaamte aan het hoofd van een leger eenen dolzinningen, geschikt om over eene bende struikrovers het gebied te voeren, en die, op zyn best genomen, enkel {==346==} {>>pagina-aanduiding<<} de bekwaamheid hadt, welke aan het hoofd van een oproerig gepeupel past; deze mensch, die nooit een leger hadt gezien, noch zig ooit by een gevegt hadt bevonden, werdt de berisper van de Veldheeren, die hem voorafgegaan waren; en vol van vertrouwen op zyne bekwaamheid, was hy er driftig op gezet, om den last te volvoeren, welken de Raad hadt gegeven, om zonder uitstel slag te leveren. Te vergeefs vertoonde Paulus Emilius den Raad het gevaar, van zig in een gevegt intelaten. De party van Varro behieldt de overhand, en de bevelen, om slag te leveren, werden vernieuwd. De verdeeling van het gezag tusschen de beide Burgermeesters, die elk op hunnen dag het bevel hadden, verydelde de maatregelen van Paulus Emilius. Varro zig een dag ten nutte makende, waarop hy het bevel hadt, rukte zo digt op den vyand aan, dat het onmogelyk ware, het gevegt te vermyden. Deze onvoorzigtige daad gaf gelegenheid tot den vermaarden veldslag van Cannae, waar Hannibal hen de bloedigste nederlaag deedt ondervinden, waarvan de Romeinsche geschiedenis ooit gewag gemaakt heeft. De inrigting der Carthagers omtrent zaken van oorlog was daarin gebrekkelyk, dat 'er te vele buitenlanders in hunne legers aangenomen werden. Een ander heerschend gebrek hadt in de krygsregeringe der Romeinen plaats. Het was die gelykheid van magt, welke de beide Burgermeesters in hetzelfde leger hadden, en de korte duurzaamheid van hun bevelhebberschap, welk zig niet boven een jaar kon uitstrekken. Alle de veldslagen, welken de Romeinen tegens Hannibal verloren, zyn hunnen kwaden uitslag aan de eerste van deze twee oorzaken verschuldigd. De nederlaag van Trebia, en het bloed- {==347==} {>>pagina-aanduiding<<} bad van Thrazymenus werden veroorzaakt door de nydigheid van eenen Burgermeester, die bedugt was, den roem van te overwinnen met zynen amtgenoot te moeten deelen. Het verschil van karakters en gevoelens der twee Burgermeesteren was de voorname oorzaak van den bloedigen veldslag van Cannae. De korte duurzaamheid van het bevelhebberschap by de Romeinen was daarenboven een grote hinderpaal aan eenen goeden uitslag. Aan dit misbruik moet men de duurzaamheid van den tweden Punischen oorlog toeschryven. Indien dezelfde Burgermeester by het bevelhebberschap was gebleven, zou 'er meer geregeldheid en gestadigheid in de ontwerpen geweest zyn. Hannibal, in Italie gerukt, aan het hoofd van twintig duizend man voetvolk en zesduizend paarden, zou moeite gehad hebben, om het 'er gedurende zestien jaren tegens de gantsche krygsmagt der Romeinen uittehouden. Dees grote man, door zyn vernuft alleen geholpen, ontfing generhande hulp van Carthago, waar twee partyen zig tegens zyne vorderingen kantten, door verschillende beweegredenen, de eene door afgunst, en de andere door het betrouwen, welk zy op de verhevenheid zyner bekwaamheden stelden. Al wie te Rome het Burgermeesterschap hadt verkregen, was terstond in het bezit gesteld van het bevelhebberschap, en zo haast het jaar eindigde, was hy verpligt hetzelve afteleggen, eer hy, om zo te spreken, zynen vyand hadt kunnen kennen, zyn karakter onderzoeken, en gelegenheid vinden, om met voordeel slag te leveren. Dus maakte, by het openen van elken veldtogt, de Burgermeester, die het bevelhebberschap op zig nam, zyne leerjaren van Veldheer. Daaruit ontstondt {==348==} {>>pagina-aanduiding<<} nog een ander kwaad. De begeerte, om zig door eenige uitstekende verrigting beroemd te maken, eer men het bevelhebberschap afleide, stortte den Veldheer in 't gevaar van eenen veldslag te verliezen; men stelde het Vaderland bloot, in de hoop, van 'er met roem terugtekeren. Dit gebrek hadt zynen oorsprong in de vreze, zo natuurlyk aan Republieksche volkeren, die, altyd ongerust en wantrouwend, bedugt zyn, dat eene te aanzienlyke magt, langen tyd aan eenen eenigen persoon toebetrouwd, in dwingelandy zal ontaarden, dewyl de gewoonte van het bevel te voeren, de gehoorzaamheid moejelyker maakt. Het amt van Dictator werdt te Rome ingevoerd om de misbruiken der Burgermeesterlyke magt te voorkomen. De ondervinding toont, dat het middel gevaarlyker was dan de kwaal, welke men wilde genezen. In het deugdzame Rome bragt het Dictatorschap grote voordeelen voort, in het verbasterd Rome baande het den weg tot de dwingelandy en verdrukking. Te Carthago was het bestuur van oorlogszaken verschillend. De magt der Veldheeren over het leger was onbepaald, en zo lang hun gedrag niets opleverde, dat berisping verdiende, bleven zy in hunne bedieninge tot aan het einde van den oorlog, tot welken zy zig verbonden hadden. Men maakte 'er geen gebruik van het gevaarlyke hulpmiddel, om toevlugt tot eenen Dictator te nemen. De vergadering der honderd en vier, die den krygsraad uitmaakten, was een gedurig opziener, die de misslagen der Veldheeren openleide, en hunne staatzugt belette. Wanneer men zig in de keuze bedrogen vondt, was de dwaling van geen langen duur, terwyl men te {==349==} {>>pagina-aanduiding<<} Rome het einde van het jaar moest afwagten, om dezelve te verbeteren. Onder de Carthagers was eene bende troepen, die uit de voornaamste burgers bestondt; men noemde dezelve de geheiligde Bende. Het was de school, waar de jonge adel zig in den wapenhandel oeffende, hat was de kweekschool, waaruit men alle de Veldheeren trok. Carthago, ongerust en wantrouwend, betrouwde het bevelhebberschap alleen toe aan Veldoversten, die in zynen schoot geboren waren. Het was deze inrigting welke belette, dat de weelde en de verwyfdheid ingang te Carthago vonden. De jeugd, onder eene straffe en arbeidzame tugt opgevoed, verkreeg eene hebbelykheid, om zonder moeite den moejelyksten arbeid te dragen. Te Rome was alles een krygsschool, men gewende de jeugd, om den soldaten tred te gaan (a), beladen met eenen last van zestig ponden; na dat ze met zweet en stof overdekt waren, wierpen ze zig in den Tiber, om zig aftewasschen. De oorlog brak deze oeffeningen niet af, men deedt te velde, al wat men te Rome in tyd van vrede deedt. Hunne spelen, hunne dansen waren lessen van oorlog. De Romeinen, altyd in oorlog met strydbare volkeren, namen derzelver wapenen en handelingen over, wanneer zy begrepen, dat zy volmaakter dan hunne eigene waren. Zy werden in de kunst van den oorlog niet volmaakt, dan door Pyrrhus te leren kennen, die hen zyne lessen {==350==} {>>pagina-aanduiding<<} zeer duur liet betalen. De Carthagers oeffenden zig niet in deze kunst dan tegens de Afrikanen, een wild en ongeoeffend volk, of tegens de Spanjaarden, die meer moed dan bekwaamheid hadden. Zo dat, in weerwil van hunne talryke vloten, de Carthagers Sicilie nooit hebben kunnen te onderbrengen, dat door Grieksche Volkplantingen bewoond was, die de wapenen en de krygstugt van hun vorig Vaderland behouden hadden. {==351==} {>>pagina-aanduiding<<} Over de omwentelingen van gemengde regeringsvormen. Welke is de beste regeringsvorm? Een verligt Wetgever, zegt men, moet het karakter van het Volk leren kennen, welk hy beschaven wil, en alle instellingen moeten strekken, om deszelfs neigingen te besturen, indien hy tot hun geluk wil werken. Gene regeringsvorm is zo volmaakt, dat dezelve zonder onderscheid voor alle volkeren van den aardbodem van dienst zou zyn. Deze stelling, die de gestrengheid van het onderzoek niet zou doorstaan, heeft weinig ongelovigen gevonden, dewyl zy menigmalen is herhaald geworden. Het zyn de indrukzelen der opvoedinge, die den mensch maken, hetgene hy wordt; het eerste geslagt is het zwaarste om tot iets opgeleid te worden. De instellingen van den wetgever hebben niets gestrengs voor de volgende geslagten. Alcibiades, te Sparta geboren en opgevoed, zou een Agis geweest zyn. Polybius is van gedagten, dat de regeringsvorm, die het best met de natuur van den mensch overeenkomt, die is, welke in eene juiste evenredigheid is samengesteld uit de alleenheerschinge, de regeringe der voornaamsten, en de Volksregeringe: zonder zig in eene van die redeneringen intelaten, waar hem de reden haar ligt zou aangeboden hebben, neemt hy de ondervinding alleen te hulp, om zyn gevoelen te staven. Hy geeft ten voorbeelde, de gesteldheid van Sparta door Lycurgus ingerigt. Dees wyze wetgever hadt van elk dezer regeringsvormen genomen, hetgene 'er het best in was, om een geheel te {==352==} {>>pagina-aanduiding<<} vormen, welks welverbondene schikking de duurzaamheid daarvan verzekerde. Zodanig was de wysheid van zyn samenstelzel, dat geen van de drie deelen, die hetzelve uitmaakten, ooit, zelfs wanneer zy de voorgeschreven palen te buiten gingen, tot die gebreken kon vervallen, welke hunne gesteldheid bygebleven waren. Dewyl ieder door de kragtige tegenkanting der twee anderen werdt teruggehouden, zo kon geen de overhand krygen, en de evenaar der magt bleef altyd in een juist evenwigt. Van de handhavinge van dit evenwigt doet Polybius de duurzaamheid of den val van alle gemengde regeringsvormen afhangen. Hy voegt 'er by, dat, gelyk elke regeringsvorm oorspronkelyk van het Volk kwam, zo ook alle de veranderingen, die 'er in voorvallen, het werk des volks zyn. Wanneer een Staat, na over zyne dwingelanden of zyne naburen gezegepraald te hebben, tot het genot zyner vryheid, en het bezit zyner goederen is gekomen, dan geven de burgers zig over aan de verwoestingen der weelde, en hunne zeden worden van dag tot dag meer bedorven. Dan beginnen de zaden der staatzugt in aller harten opteschieten. Dan worden de bedieningen gezogt van den staatzugtigen, die 'er meer op bedagt is, om zig de rykdommen van den Staat toeteeigenen, dan om andere voor denzelven te verkrygen. Alle veranderingen, welke dan voorvallen, zyn nieuwe misbruiken, die onder den schoonschynenden naam van hervorminge ingevoerd worden. Men wil slegts de takken afkappen, en men legt de byl aan den stam zelven. Deze veranderingen hebben hare oorzaak in de staatzugt van voornaame burgers, die voldaan of bedrogen wordt, en bovenal in den eerbied, welken zig de man zon- {==353==} {>>pagina-aanduiding<<} der verdiensten, die zyne waardigheid onteert, te onregt aanmatigt; de rykdommen, die in agtinge zyn, maken, dat de onbekende en schroomagtige deugd verwaarloosd wordt. Het is dan, dat het volk, misleid door de liefkozingen dergenen, welker staatzugt te onvreden is, opgeblazen door een al te hoog gevoelen van zyne magt, verblind door den luister, die het omringt, getergd door de roveryen, welke de gierigheid van nieuwe bezitters oeffent, schielyk overslaat, om die geweldige bewegingen te verwekken, welke eenen Staat eerst in de heerscheloosheid storten, die 'er wel haast dwingelanden aan geeft. Het gene ik gezegd heb, is niet dan een kort begrip van de gevoelens van Polybius, in zyne uitmuntende verhandeling over de verschillende regeringsvormen, eene verhandeling, welke ons bewaard is in het zesde boek zyner geschiedenis, en welker lezing men niet te veel kan aanpryzen aan elken regtschapen burger, en voornamelyk aan hun, die het bestuur over de lotgevallen van een volk in handen hebben. Met een woord, het is een boek voor Koningen en Staatsdienaren, die hunnen pligt willen leren. Hy onderzoekt, wat eene regering zy in haren eersten oorsprong; hy ontvouwt vervolgens de middelen, door welken verschillende Staten zig tot den hoogsten trap van roem en magt verheven hebben; en hy bewyst, dat zy meer of minder schielyk tot hun ondergang genaderd zyn, naarmate zy meer of minder schielyk van de eerste beginzelen zyn afgeweken, op welken zy oorspronglyk vastgesteld waren. Hy was de droevige getuige geweest van den ondergang van Carthago, en van byna alle de Republieken van Griekenland, en hy leefde lang genoeg, om de Romeinen meester te zien van de gehele bekende {==354==} {>>pagina-aanduiding<<} wereld. Zyn groot en diepzinnig verstand was met de schoonste kundigheden verrykt. Zyne bedaarde reden sloeg alle de voorwerpen onder hunne verschillende oogpunten gade. Eene ondervinding van twee en tagtig jaren kwam zyn gezond en vast oordeel te hulp. Wie kon beter dan hy de gebreken en voordeelen van elken regeringsvorm ontwikkelen, en den oorsprong van de menigvuldige veranderingen aanwyzen, welke men niet dan bezwaarlyk kan voorkomen, uit hoofde van de verscheidenheid der menschelyke hartstogten, die nu stil en bedaard, en dan wederom uitgelaten, den wyzen man misleiden, die zyn best doet, om dezelve te bedwingen? Niets steunt beter op een gezond oordeel dan de middelen, welken hy aanwyst, om de gesteldheid van een vry volk in hare oorspronglyke wakkerheid te handhaven. Hy geeft aan Lycurgus den voorrang boven alle wetgevers. Hy beschouwt hem, niet als een gemeen man, maar als een verhevener verstandig wezen, tot geluk der menschen door de Godheid zelve gedreven. Hy merkt aan, dat de Spartanen, door zyne wetten standvastig te volgen, hunne vryheid langer tyd behielden dan eenig ander volk op den aardbodem. Men kan niet betwisten, dat de gesteldheid van Groot-Britanje, vooral sedert de laatste omwenteling, zeer naby komt aan het algemene plan van Lycurgus, waar de Koninglyke waardigheid erflyk was; zo dat by den eersten opslag van het oog de eene volgens de andere schynt gevormd te wezen. In de Engelsche regeringe heeft men bedoeld, zulk eene juiste evenredigheid vasttestellen tusschen het vermogen der Alleenheerschinge, de regering der voornaamsten, en de volksregering, die door den Koning, de Edellieden, en de Gemenen, verbeeld worden, {==355==} {>>pagina-aanduiding<<} dat de ondergang van de eene den ondergang der beide anderen na zig slepe. Dus, wel verre van 'er belang by te hebben, van elkander te gronde te brengen, moeten zy veeleer waken, om de vermindering van de magt der eene party te voorkomen, welke eene onderneeming tegens hunne eigen magt zyn zou. De duurzaamheid hunner regeringe hangt af van het juiste evenwigt, en de eenstemmigheid, die onder hen heerscht, en het is de meer of min naauwkeurige handhaving van dit evenwigt, waaruit een oplettend en onpartydig waarnemer kan oordeelen, of de Engelschen in eenen staat van verbeteringe zyn, dan of zy tot hunnen ondergang naderen, en welken de trappen zyn, die hen daartoe brengen. Men gelieve egter in het oog te houden, dat de gedagten, hier ter nedergesteld, enkel zullen dienen om de misbruiken te verbeteren, en niet om opzettelyk de Engelschen te laken; hy, die dezelven voor den dag brengt, wordt door generhande belang van party gedreven; zyne aanmerkingen zyn geen uitwerksel van nyd noch haat, die haren schryver tot schande vertrekken, en het vernuft onteeren, terwyl zy het speeltuig zyn van de driften hunner vrienden cf beschermheren; dus is het alleen eene verklaring van gevoelens, met die edelmoedige vryheid voorgesteld, welke ieder denkend wezen natuurlyk eigen is. Het is alleen een verhaal volgens Polybius, hoe alle de samengestelde regeringsvormen begonnen hebben van hunne beginzelen aftewyken, welke de trappen van hunne verheffinge en grootheid geweest zyn, hoe zy door deze verwaarlozing tot hunnen val naderden, en welke de middelen waren, die, naarmate de Staat zwakker werdt, nieuwe misbruiken voor denzelven te wege bragten. {==356==} {>>pagina-aanduiding<<} Polybius zegt, dat de gemengde regeringsvorm, door Lycurgus vastgesteld, het werk was van eene rype en weloverdagte redenering. De vaststelling der Romeinsche Republiek schynt hem het werk der noodzakelykheid geweest te zyn. Inderdaad, het was niet door kragt van redeneringe, dat de Romeinen de kennis verkregen van de hulpmiddelen, die best geschikt waren, om hunne staatkundige ongemakken te genezen, maar door de ondervinding van de wreedste onheilen. Ik twyffel ook niet, of deeze regeringsvorm, die overal ingevoerd is, waar de wapenen der Gothen de overhand hadden, van dezelfde oorzaak kome, dat is te zeggen, van de noodzakelykheid en ondervindinge. Het is zeker, dat, wanneer in eene gemengde regeringe de drie magten elkander juist opwegen, de Staat in zig zelven een hulpmiddel vindt tegens alle staatkundige ongeregeldheden. Dit hulpmiddel bestaat in de dwingende magt, welke twee van deze Mogendheden, met elkander vereenigd, altyd in staat zyn, op de derde te kunnen oeffenen. Maar gelyk het de noodzaakelykheid alleen is, welke de gevaarlyke tewerkstelling dezer magt kan regtvaardigen, zo moet dezelve ook bestuurd worden volgens de beginzelen, waarop de regering gegrond is; want indien door een verkeerd gebruik van deze magt eene van de drie Mogendheden verzwakt of geheel vernietigd wordt, dan raakt het evenwigt verloren, en de gesteldheid lydt eene gevaarlyke verandering. Dit is het geval geweest in Denemarken, waar de Koninglyke waardigheid verkiesbaar was. Het volk, moede, van langer onder de dwingelandsche verdrukkinge van den Adel te leven, oordeelde, zig niet beter van zyne verdrukkers te kunnen wreken, dan door eene schuilplaats by den troon te zoe- {==357==} {>>pagina-aanduiding<<} ken. Fredrik de III, die toen regeerde, van het grootste gedeelte van zyn Koningryk in zekerheid gesteld, dwong de Edelen, om van hunne regten en voordelen afstand te doen. Deze grote omwenteling maakte in het jaar 1660 de Koninglyke waardigheid erflyk. Sedert dat tydperk is Denemarken, minder aan onweersbuien onderhevig, geregeerd geworden van burger-Koningen, die te verligt waren, dan dat zy niet zouden begrepen hebben, dat de duurzaamheid hunner grootheid aan den voorspoed hunner onderdanen verknogt was. De laatste omwenteling in Zweden, hoewel van dezelfde oorzaak afkomstig, heeft verschillende uitwerkselen gehad. Karel de XII, meer buitengemeen dan verheven, staatzugtiger om aanwinningen te maken, dan bekwaam om te regeren, hadt zyn volk door verderflyke krygstogten uitgeput. Maar wanneer zyn dood Europa van deezen vernielenden geessel bevryd hadt, dagt het wankelende en zwakke Zweden aan middelen, om zyne oude wakkerheid te herkrygen. Daar de Staten niet meer terug gehouden werden door de vreze van eenen oorlogzieken Monarch, die in zyne onderdanen niets anders zag dan sidderende slaven, zo eischten zy de magt terug, welke men hun te onregt ontnomen hadt. Den Baron van Gortz, Staatsdienaar en medepligtige aan de verdrukkingen van den laatsten Koning, werdt het hoofd afgeslagen. De Staten, terwyl zy de Kroon erflyk lieten blyven, lieten aan de Koninglyke waardigheid niets dan eenen bloten titel zonder magt. Een Koning van Zweden is niets anders dan eene opgesierde herssenschim, dan een onderdaan, onderworpen aan de gestrengheid der wet, en tot eene afhanglykheid gebragt, gelyk aan die van den Doge van Ve- {==358==} {>>pagina-aanduiding<<} netie of Genua, die het hoogste gezag verbeelden, zonder 'er het gebruik van te hebben. In deeze beide voorbeelden is de omwenteling te wege gebragt in de regeringe zelve, en dat wel door de vereeniging van twee partyen tegens de derde. De uitslag van deze omwentelinge is zeer verschillend; de eene voert de Koninglyke waardigheid ten top, de andere vernietigt dezelve. In het eerste van deze voorbeelden geeft het Volk, tegens den Adel verbitterd, gehoor aan de inboezemingen van de voorstanders der Koninglyke magt, het stelt al zyn gezag in de handen van eenen Koning, die 'er zig van bedient, om 'er zig den volstrekten meester door te maken van het lot van den Adel, en welhaast van het volk, welks voortbrengzel hy is. Dus is de regering van Denemarken, van vry gelyk zy was, hervormd in eene volstrekte alleenheerschinge. In het twede voorbeeld zien we den Zweedschen Raad het roer der regeringe in handen hebben gedurende de tusschenregeringe, welke op de dood van Karel den XII volgde. De vernederende herdenking van de verdrukkinge maakte de liefde voor de vryheid weder wakker, welke nooit dierbaarder is, dan, op het ogenblik, wanneer men ontdekt, dat men slaaf is geworden. De Raad liet aan den regeringsvorm zyne uitwendige gedaante; maar het is eene oppervlakte zonder diepte. Men heeft 'er eenen Monarch gelaaten, maar het Koninglyke gezag heeft zig geheel in den Raad verloren, die alleen waarlyk Koning is, hoewel hy den titel daarvan laat varen. Hy heeft de wezenlyke magt in handen, een ander behoudt 'er slegts de schaduwe van. De regering is 'er volkomen aan de zyde der voornaamsten; het volk zugt 'er gelyk te voren in de dienstbaarheid. De Adel heeft 'er al de vrugt {==359==} {>>pagina-aanduiding<<} van de omwentelinge getrokken, het Volk is slegts van meester veranderd. Indien de Edelen verligter omtrent hunne belangen geweest waren, zo zouden zy zig van een gedeelte van hun gezag ontdaan hebben; dit was het middel, om het duurzaam te maken. De omwentelingen, die in de gemengde regeringsvormen voorvallen, kunnen niet voordeelig zyn, dan voor zo ver de twee partyen, die zig vereenigen, bezield zyn door eenen geest van liefde voor het Vaderland, en bestuurd worden door de begeerte, niet om de staatzugtige party, die zig al het gezag zoekt aantematigen, te gronde te brengen, maar om dezelve binnen juiste palen te houden. Door deze grondregelen te volgen zal het evenwigt hersteld worden, en alle veranderingen, welke kunnen voorkomen, zullen het zaad zyn van nieuwe voordeelen. Zodanig was de geest der Engelschen, wanneer onder Jakobus den II de ondernemingen van het Ministerie zo gehaat, en zo willekeurig werden, dat men bedugt wierd voor eene gehele omkering hunner regeringe, en het invoeren van een volstrekt oppermagtig hoofd. De nood dwong de Edelen en het Volk, gebruik te maken van het hulpmiddel, dat elke gemengde regeringsvorm in zigzelve heeft. Het was, twee partyen samen te vereenigen, om de derde magt te onder te houden, en om aan het lighaam alle zyne schoonheid wedertegeven, door aan alle de leden, waaruit het bestondt, eene behorelyke evenredigheid te geven; en daar deze vereeniging alleen tot stand werdt gebragt door den geest van eene edelmoedige liefde voor het Vaderland, zo maakte de omwenteling, die volgde, den Staat bloejend, naardien het Koninglyk gezag zig binnen regtmatige palen {==360==} {>>pagina-aanduiding<<} ingesloten bevondt, en de Staat op zyne ware grondslagen hersteld was, voor zo ver het ten minsten de beroerde toestand der zaken toen kon toelaten. Maar wanneer eens de driften geen toom meer kennen, wanneer de staatzugtige zig onder den dekmantel van burger verbergt, dan zullen de veranderingen, die niet kunnen missen te geschieden, de orde van het algemeen het onderste boven keren. De begeerte, om het evenwigt in de regeringe te herstellen, welke de eenige beweegreden is, die de twee partyen regt kan geven, om zig samen tegens de derde te vereenigen, zal niet anders dan een eerlyk voorwendsel zyn, om verkeerde oogmerken ie bedekken. Al wie door beweegredenen van beloond te zullen worden, bestuurd wordt, zal naar niets anders dan zyne onverzadelyke gierigheid luisteren. Dan is de verandering, welke geschiedt, zo de party der alleenheerschinge de overhand verkrygt, ten haren voordeele, en de Koninglyke waardigheid trekt al het gezag tot zig. Dit is het geval geweest in byna alle de Staten, die oulings door de Gothen gestigt zyn, en dit is het tafereel, welk de laatste omwenteling in Denemarken ons oplevert. Indien de party van de regeringe der voornaamsten, door die staatzugt, welke haar natuurlyk eigen is, gedreven, kan slagen, om zig door de hulp van het volk te versterken, dan besnoejen of vernietigen deze beide vereende kragten de magt van den Monarch, en het wordt eene regering der voornaamsten, gelyk heden ten dage Zweden is, of gelyk Holland geweest is sedert den dood van Willem den III tot op de omwenteling, die het stadhouderschap hersteld heeft. Indien het Volk, door eene ingebeelde of wezenlyke oorzaak in beweginge gebragt, gelukkig genoeg is, {==361==} {>>pagina-aanduiding<<} om het gezag tot zig te trekken, dan vervalt de Staat in de verwarring van die heerscheloosheid, welke Polybius de wrede en woeste heerschappy des Volks noemt. Want het is opmerkelyk, dat dat Volk, waaromtrent de wet dikwyls inschikkelykheid moet gebruiken, van anderen de blindste gehoorzaamheid eischt: het kwaad zal ieder dag vorderingen maken, tot dat zig een bekwaam en stoutmoedig mensch opwerpt, die, uit hoofde van zyne geboorte of zyne omstandigheden van eeramten uitgesloten, zig aan het hoofd stelt van een gepeupel zonder zeden en zonder toom, welk hy medepligtig maakt van zyn moorden en roven; dees aanvoerder der misdaad zal welhaast de dwingeland dergenen worden, welker beschermer hy zig noemt, tot dat het gehele lighaam des Volks, van zyne dwalingen bevryd, zig van zyn nieuw juk los maakt, en de regering op den ouden voet herstelt. Dusdanig is de staatkundige loop, welken Polybius de omdrajing der regeringen op zig zelve noemt, tot dat zy hunnen vorigen staat wederom bereikt hebben. Het lot der Grieksche en Romeinsche Republieken viel ongelukkiglyk op de eerste wyze uit; en de geschillen des Volks eindigden niet dan door de vaststelling der dwingelandye. De ellendige toestand der Engelsche Natie, sedert het jaar 1643 tot op de herstelling van Karel den II, eindigde gelukkig op de twede wyze. De regering van Cromwel hadt Engeland slaafagtig en bloejend gemaakt. Hy is de eenige dwingeland, die den voorspoed eener Natie met derzelver dienstbaarheid heeft weten te vereenigen. Deze korte schets zy genoeg, om de oorzaaken te doen kennen, welken de gemengde regeringsvormen verheffen of te gronde werpen. Maar indien iemand dieper in de verborgenheden der regeringe, de reden en aan- {==362==} {>>pagina-aanduiding<<} eenschakelinge van alle die veranderingen, welke in de Staten voorvallen, wil doordringen, zo moeten wy hem wyzen tot de Republiek van Plato. Het ontwerp van eene gelukkige en regtvaardige regeringe, 't welk dees Wysgeer ons in het eerste deel van het werk van Socrates, zynen meester, heeft nagelaten, is volmaakt het werk der verbeeldinge, de uitvoering daarvan is onmogelyk, ten zy men beginne, met de menschelyke natuur te hervormen; men moest nieuwe menschen scheppen, ontslagen van de dienstbaarheid der zinnen en hartstogten. Het twede deel, waar in hy van de omwentelingen der Ryken handelt, levert nuttige lessen uit. Alle zyne stellingen zyn gegrond op gebeurtenissen, van welken hy zelf getuige was geweest, en waarvan de Republieken van Sicilie, van Griekenland, en boven al van Athene, zyn Vaderland, hem maar al te droevige voorbeelden verschaft hadden. Dees verheven Wysgeer, den naam van Goddelyk, welken men hem heeft gegeven, te regt waardig, toont ons in deze verhandelinge, dat de omwentelingen haren oorsprong hebben in de onmatigheid der hartstogten, die onophoudelyk tegens elkander stryden, uitgedoofd en wederom geboren worden. Uit dezen hoofde is het, waarom de misslagen der Vaders onnutte lessen zyn voor hunne kinderen. De grondregelen van dezen groten man zyn zo vele verheven waarheden. Zyne zinspelingen zyn edel, en met vernuft op hare onderwerpen toegepast. Zyne onderrigtingen, even dienstig voor den man in waardigheid als voor den amtelozen, kunnen zo wel den Monarch als den onderdaan, den staatsdienaar als den burger, hunnen pligt leren. {==363==} {>>pagina-aanduiding<<} Over de gesteldheid van Groot-Britanje. Hadden de Atheners by de opperheerschappy ter zee het voordeel kunnen voegen, welk de gelukkige ligging van een eiland geeft, ligtelyk zouden zy de wetten aan alle hunne naburen gegeven hebben. Dezelfde vloten, welke hen in staat stelden, om de bezittingen hunner vyanden te verwoesten, zouden daarenboven gediend hebben, om hunne kusten tegens allen inval van buitenlanders te bedekken. Zy zouden dat voordeel genoten hebben, zo lang zy hunne oppermagtigheid ter zee hadden weten te handhaven. Zo spreekt Xenophon; en men zou zig verbeelden, zegt de grote Montesquieu, dat hy op deze plaats hadt willen spreken van de Britsche eilanden. Inderdaad, (a) wy genieten alle voordeelen, zo wel {==364==} {>>pagina-aanduiding<<} verkregene als natuurlyke, welken Xenophon zou gewenscht hebben, om zyn vaderland onverwinlyk te maken. Dagelyks ondervinden wy het gewigt daarvan, en alles moet ons overtuigen, dat onze onafhanglykheid, onze voorspoed, en zelfs het bestaan van onze regeringe, verknogt zyn aan onze oppermagtigheid ter zee, eene oppermagtigheid, welke niet kan staande gehouden worden dan door onze dapperheid en onze liefde voor het algemene welvaren. Om de Engelschen uit den roemryken staat, waarin zy zyn, in den staat van laagheid te storten, waarin de Atheners zig bevonden, is eene lange reeks van op elkander gestapelde misdaden nodig. Deze onheilen, welken wy voorzien kunnen, en welken wy nog niet ondervinden, kunnen alleen door eenen langzamen en verborgen loop tot ons komen. Wy zyn te verligt, omtrent hetgene ons dienstig is, en omtrent al wat ons kan schaden, dan dat wy in de keuze zouden mistasten. De glans der weelde kan ons alleen verblinden, en het regte spoor byster maken. Zy allen is genoeg, om de bron der openbare deugden te besmetten. Onze vyand is voor onze poorten: laten wy op onze hoede zyn, om hem den ingang te beletten. Gelyk Groot-Britanje het voordeel heeft van de ligginge boven alle oude Zeemogendheden, zo is ook de kragt van deszelfs regeringsvorm onbetwistbaar sterker en beter samengevoegd, dan het samenstelzel, door de oude Republieken aangenomen. Vermids de uitsluitende {==365==} {>>pagina-aanduiding<<} magt, welke als de eerste tak der wetgevinge wordt aangemerkt, erflyk, en op het hoofd van een eenig persoon gesteld is, zo zyn we niet blootgesteld aan het gevaar, van die menigvuldige opschuddingen te ondervinden, welke te Rome de verkiezingen der Burgermeesteren veroorzaakten. Wy vervallen ook niet tot die staatkundige dwaling, welke twee hoofden aan hetzelfde lighaam geeft. Dit was het welk het grote gebrek van de gesteldheid van Sparta uitmaakte. Het Lager Huis, welks leden uit het lighaam des Volks getrokken, en door deszelfs stemgeving verkozen worden, is met al de magt bekleed, welke te Rome aan de bediening van voorstander des Volks verknogt was. Het levert dezelfde voordeelen uit, maar is niet aan dezelfde misbruiken onderhevig. Het volk heeft by ons belang by den voorspoed van den Staat, dewyl het, door deszelfs belangen te verdedigen, zyne eigen tegelyk verdedigt. Het is, gelyk te Rome, met de grootheid van het algemeen vereenigd. Alle zaken worden in ons Parlement beslist door de meerderheid van stemmen, en door deze inrigting hebben wy de staatkundige gebreken van Carthago, waar het enkele, Veto, (ik ben 'er tegens) van eenen onrustigen en misnoegden Raadsheer de gewigtigste zaak voor de regtbank bragt van een blind gepeupel, dat geen beginzelen heeft. Het Hoger-Huis is te midden van het evenwigt geplaatst, om de misbruiken der Koninglyke waardigheid, en het juk der dwingelandye, te voorkomen. Het legt een breidel aan de ongebondenheid van het volk, dat altyd bereid is, om de palen te overtreden, welken de wet voorschryft. De oogmerken van onze wetgevers hadden {==366==} {>>pagina-aanduiding<<} ten doel, om de algemene vryheid te bewaren, om de regten van elk lid der gemeenschap te verzekeren, om den armen en den ryken eene behulpzame hand te verlenen, en om den zwakken in veiligheid te stellen tegens de aanslagen van den magtigen. Konden wy blyven, hetgene wy sedert de laatste omwenteling geweest zyn, wy zouden altyd ontsachelyk zyn. Men moet erkennen, dat sedert dat tydperk eenigen van de gewigtigste deelen onzer gesteldheid eenige veranring beproefd hebben, niet door openbaar geweld, maar langs bedekte en verborgen wegen. Doch het gene de staatzugt van eene der drie partyen niet gedaan heeft, is door den smaak voor de verderslyke weelde te wege gebragt. De groote vermeerdering van onzen Koophandel sedert den vrede van Utrecht heeft op ons eiland het goud en den overvloed doen wortel schieten. Door ryker te worden zyn wy ook vernuftiger geworden in het nasporen van overtollige gerieflykheden. Onder de regeringen van Jakobus den II, van Willem, en van Anna, zogt de Engelsman, van buiten met bezigheid bezet, en van binnen in ontroeringe, geenzins deze schitterende beuzelingen, waarvoor de smaak ontstaat uit de loomheid van den ledigen tyd en de walgingen van den overvloed. Maar wanneer de rust hersteld was, werdt de Engelsman, die door zyne wapenen hadt weten te overwinnen, op zyne beurt door de weelde zyner naburen overwonnen. Indien wy, zonder partydigheid, den tegenwoordigen staat van Engeland vergelyken met dien van Rome en van Carthago, wanneer zy aan 't afnemen waren, zullen wy ons in eene ontrustende gelykheid bevinden met deze vervallen Republieken. {==367==} {>>pagina-aanduiding<<} By de grondregelen der Carthagers omtrent den koophandel hebben wy hunne onverzadelyke begeerte tot winst gevoegd. Maar wy hebben noch hunne zuinigheid, noch hunne veragting voor de weelde en verwyfdheid, overgenomen. By de weelde en verkwistinge der Romeinen hebben wy hunne veilgeving van zig zelven gevoegd; maar wy schieten verre by hen te kort in de kunst van den oorlog, en wy zullen, gelyk zy, de ongelukkige uitwerkselen ondervinden, welken de staatzugt van partyschappen in eenen Staat te wege brengt. De regeringsvorm der Romeinen was geheel en al krygskundig. Het was de kunst om aanwinningen te maken en dezelven te behouden. Onverwinlyk van buiten, ongenaakbaar binnen hunne muuren, dewyl zy verdedigd werden door eene menigte van volkplantingen, die hen tot bolwerken dienden, bezaten zy alle de hulpmiddelen, welken een volk in zigzelf behoort te vinden. De oorlogzieke geest van dit volk, waar ieder burger soldaat werdt geboren, verschafte versterkingen voor de legers, die verre af waren, en beveiligde het tegens de vreze van allen inval in hun land. De Carthagers waren meer geschikt om aanwinningen te maaken, dan om dezelven te behouden. De koophandel stapelde de rykdommen der wereld by hen op elkander, en deze rykdommen werden op hunne beurt besteld, om den koophandel te beschermen, waaruit zy gekomen waren; zy waren hunne aanwinningen verschuldigd aan den moed en het gehuurde bloed van buitenlanders, en, gelyk aan de Feniciers hunne voorouders, lieten zy bergen zilver zien als de zinnebeelden van hun vermogen. Zy betrouwden te veel op de dapperheid van {==368==} {>>pagina-aanduiding<<} buitenlanders, en te weinig op die van hunne onderdanen; dus, terwyl hunne vloten en hunne gehuurde legers hen van buiten gedugt maakten, waren zy van binnen zwak, en buiten staat van verdediginge. De uitkomst toonde, hoe gevaarlyk het voor een Volk zy, welk de koophandel magtig heeft gemaakt, zig op deze koopmans staatkunde te verlaaten. Eene Natie, die uit kooplieden bestaat, welken in huislyke bedieningen opgevoed, en zonder bekwaamheden en krygstugt zyn, kan het nooit tegens een oorlogvoerend Volk goedmaken. Het is omtrent twee eeuwen geleden, dat eenige horden wilde, maar welgeoeffende Tartaren, zig meester maakten van het Keizerryk China, het volkrykste land, en dat den sterksten handel dreef op den gantschen aardbodem. De gesteldheid der Engelsche regeringe, gelyk aan die van alle Staten, welke door de Gothen gestigt zyn, was in den beginne tot den oorlog ingerigt. Henrik de VII was de eerste, die, terwyl hy ten koste van den adel de eigendommen meer gelykelyk onder het volk verdeelde, voor de Natie de vrugtbare bronnen van den koophandel opende. Sedert dien tyd is de oorlogzieke geest altyd verbasterd. Maar het tydperk van onze zeemagt, zo wel als van de uitgestrektheid van onzen koophandel, moet eigenlyk onder de roemryke regeringe van Elizabeth gesteld worden. De volkplantingen, onder de vreedzame regeringe van Jakobus den eersten gestigt, strekten de takken van dezen groten koophandel nog verder uit, waarvan wy nog heden de vrugten genieten. De burgerlyke oorlogen tusschen Karel den eersten en het Parlement, deden onder ons den ouden oorlogs geest herleven. De behendige Cromwel maakte den naam van {==369==} {>>pagina-aanduiding<<} Engeland veel geagter in Europa, dan hy onder deszelfs magtigste koningen geweest was. De roem van onze oorlogsvloten scheen ten zynen tyde zyn laatste tydperk bereikt te hebben. Sedert de regering van dezen beroemden dwingeland heeft onze koophandel grote verbeteringen gehad, zo wel ten aanzien van het getal als van de sterkte der schepen. Maar wy kunnen ons niet vleien, van zulke bekwame noch zulke onverschrokken bevelhebbers te hebben. Deze waarheid is geen schimpscheut, tegens iemand in 't byzonder, het is eene bekentenis, welke de gebreken der Natie my afpersen. Ten tyde van Cromwel was de deugd van het algemeen in hare volle kragt. De roem der Natie was de eerste beweegreden, die eenen iegelyk deedt werken. Men stondt niet naar het bevelhebberschap, om dat men zig wilde verryken, maar om dat men het Vaderland dienst wilde doen. De roem van een vyandelyk schip in den grond geboord te hebben werdt van meer waarde geagt dan het bezit der rykdommen, waarmede het beladen was. De rykdom van den Staat bestondt in het verzwakken van zynen vyand. De onsterslyke Blak merkte eenen ring, ter waarde van vyfhonderd ponden sterling, verzeld met de dankbetuigingen van het Parlement, als eene genoegzame beloning aan, voor al wat hy in Europa en Africa uitgevoerd hadt. Zyne matigheid hadt haren oorsprong in de algemene zeden. Eene manlyke tugt, zonder woest te zyn, bestuurde de opvoeding der jeugd, de matigheid was eene algemene deugd; een eerbiedig gevoelen van den Godsdienst verzagtte de woestheid der zeelieden, en kwam hunne onmatigheid voor. De bevelhebbers zagen in de ondergeschikten niet anders dan me- {==370==} {>>pagina-aanduiding<<} demakkers van hunnen arbeid. Zy boezemden hun de gehoorzaamheid in door hun voorbeeld, door de liefde voor hunnen pligt, en nooit door die vreze voor kastydingen, welke een hoon is voor den moed van oorlogslieden. De weelde was zo weinig bekend in de hoogste klassen van het Volk, als de geestryke vogten zulks waren in de laagsten. De Wysgeerte, welker hulp een volk tot wyzen moest maken, heeft by ons enkel een volk van heiligschenders gemaakt. Te verheven, te veel gezuiverd, dan dat eene onkundige en onbeschaafde menigte smaak daarin kan hebben, heeft zy nuttige vooroordeelen bestreden, en hare zegeryke wapenen, terwyl zy hare overwinningen verder uitstrekken, hebben ons niet nagelaten dan het herdenken aan hare verwoestingen. Het volk, welk gelooft, is altyd goed burger. Het volk, welk over zyne pligten redenkavelt, is onophoudelyk blootgesteld aan de verzoekinge van ze te verwaarlozen. Onze Wysgeren hebben vernuftige spitsvindigheden voorgedragen, maar het misbruik van hun verstand is een vergif geweest, welk alle openbare bronnen vergiftigd heeft, en door leerlingen te maken hebben ze tegelyk kwade burgers gemaakt. Wy zien te Rome en Carthago gene vermetele schryvers zig tegens Jupiter wapenen. In China zoekt de verligte Bonze in stilte de waarheid, maar nooit verheft hy zyne stem tegens de dwaling, welke door de wet ondersteund wordt. De weelde, nog verderslyker dan de Wysgeerte, de wyl zy tot de zinnen spreekt, werdt door Karel den II by zyne herstellinge ingevoerd. Zyn staatkundig oogmerk was, om de Engelschen verwyfd te maken, ten einde om hen des te beter aan zig te onderwerpen. Dit {==371==} {>>pagina-aanduiding<<} middel scheen hem zekerder dan het geweld. De weelde, op den troon gezeten, verspreidde zig in de hoofdstad, welker vergiftigde lugt de gewesten besmette. Zy bragt het uitwerksel voort, welk haar invoerder zig daarvan beloofd hadt. De onverschilligheid volgde op de liefde voor de vryheid, de ontzenuwde lighamen schroomden den arbeid, de aantrekkelykheid van het vermaak werdt kragtiger, de smaak voor de wapenen werdt slaauwer. Karel de II, staatzugtig in 't midden der wellusten, hadt geen betrouwen op eene krygsmagt, uit het lighaam des volks getrokken. Dit zou geweest zyn, de verdediging zyner eischen aan hun te betrouwen, die 'er belang by hadden, om dezelven tegentestreven. Het was onder het schoonschynend voorwendsel, van lyfwagten en bezettingen te moeten hebben, dat hy vier of vyfduizend vreemdelingen kreeg, welken hy in 't vervolg tot agtduizend toe vermeerderde. Altyd oplettend in het agtervolgen van zyn ontwerp, liet hy de Nationale krygstroepen vervallen, die verwaarloosd, en daardoor zonder moed, welhaast geheel vernietigd werden. Verderflyke staatkunde voor de vryheid, dewyl, daar zy den dwingeland kragten geeft, zy den burger de wapenen ontneemt, die tot zyne verdediging geschikt waren, en dewyl zy van een dapper volk een ongeoeffend Volk maakt, dat geen moed heeft. Jakobus de II, godsdienstig zelfs tot bygelovigheid, en bestuurd door staatsdienaren, die even zwak waren als hy, was staatzugtig zonder staatkundig te wezen. Aangemoedigd door den voorspoed van zynen voorzaat, bestondt hy meer dan deze. Hoewel beladen met den haat en de veragtinge der Natie, wist hy egter het geheim van een {==372==} {>>pagina-aanduiding<<} magtig leger op de been te brengen, dat van hem alleen afhanglyk was. De oorlog, door den hertog van Monmouth ontstoken, scheen zyne magt aan 't wankelen te moeten brengen, het was nogthans hetgene dezelve bevestigde. De Nationale krygstroepen schenen niet geneigd te zyn, om tegens den Hertog en zyne aanhangers te vegten, die aangemerkt werden als verdedigers van den Godsdienst en de vryheid. Jakobus, zyn wantrouwen ontveinzende, uit vreze van zyne zwakheid bloot te leggen, hadt de behendigheid, van het Parlement van de nutteloosheid der nationale krygstroepen te overreden; hy deedt zyn best, om onderstand van geld te verkrygen, welk hem in staat stelde, om de nodige troepen tot zyne verdediging te onderhouden. Het denkbeeld, welk men hadt van zyne onbekwaamheid, was gunstig aan zyne oogmerken, hy verkreeg alles, dewyl men hem niet voor staatzugtig genoeg hieldt, om deze inschikkelykheid te misbruiken. Eindelyk ten tyde der omwentelinge bestondt zyn leger uit dertigduizend man. De regeringen van Willem den III en van Anna waren onophoudelyk ontrust door oorlogen van buiten, en partyschappen van binnen. Het vuur, welk ons eiland en het vaste land verwoestte, kon den moed der Natie niet weder ontvonken. Onze legers bestonden slegts uit een klein getal burgers. Wy stelden ons voornaamste betrouwen op onze bondgenoten, en op gehuurde vreemdelingen. Sedert dien tyd heeft men verschillende pogingen gedaan, om eene Nationale krygsmagt opterigten, maar ze zyn allen door de kwaadaartigheid der partyschappen verydeld. De vreze, welke wy sedert weinig jaren voor eenen {==373==} {>>pagina-aanduiding<<} inval gehad hebben, heeft ons niets overgelaten, dan de keuze van een van beiden, of om onze verdediging aan eene bende buitenlandsche troepen te geven, of om eene nationale krygsmagt opterigten. Eindelyk heeft, na veel twisten, de laatste party de overhand behouden. Deze inrigting, zwak in hare geboorte, zal wakkerder zyn in hare rypheid. Het is de dageraad van eenen schonen dag. Zy, die zig tegens deze inrigting gekant hebben, hebben hun gevoelen gegrond op de onnutheid van deze krygsmagt, welke, daar zy niet tot oeffeningen van den oorlog opgeleid worden, denzelven ook niet met roem kunnen voeren. Om hen op eene zegepralende wyze te wederleggen, laten wy geen toevlugt nemen tot spitsvindige redeneringen, die altyd aan tegenspraak onderworpen zyn, maar laten wy de ondervinding te hulp roepen; hetgene eertyds geschied is, is nog mogelyk. De Romeinen bevonden zig in den eersten Punischen oorlog in de onmogelykheid, om het tegens de Carthagers goed te maken. Dit moedig volk hadt generhande kennis van de scheepvaart en van het maakzel van een schip. Eene galei lydt schipbreuk op hunne kusten. Dezelve dient hun tot een model, om eene vloot te bouwen, en hoewel ze nog scheepstimmerlieden noch matrozen hadden, werden zy egter eensklaps schippers, en bestreden ter zee eenen vyand, die 'er zig de oppermagtigheid van hadt aangematigd. Dit voorbeeld leert ons, dat de standvastigheid van een regtschapen burger-volk niets onmogelyk vindt, en dat hy, die de hinderpalen vergroot, niet blaakt van de liefde voor het algemene welvaren, welk van een geheel volk zo vele helden maakt. {==374==} {>>pagina-aanduiding<<} Deze koele en bange staatkundigen schreeuwen van het gevaar, van wapenen in de bedorven handen te geven van een gepeupel, dat gene zeden noch breidel kent, en een leger op de been te brengen, welk uit het uitvaagzel der natie bestaat. Doch de ondervinding moet ons ook tegens dit gevaar gerust stellen. De gestrengheid der krygstugt stelt een kragtig bolwerk tegens de losbandigheid. Laten wy het oog werpen op alle de legers van Europa, die opgerigt zyn uit hetgene elke Natie het laagste en veragtelykste heeft. Wy hebben een voordeel boven alle andere Volkeren; te weten, dat onze nationale krygsmagt alleen bestaat uit den adel, uit kooplieden, en uit akkerlieden van dit Koninkryk. Het regt van eigendom geeft alleen het voorregt, om 'er by te worden aangenomen, dus zal dit leger enkel bestaan uit leden, die een byzonder belang hebben by de behoudenis van het algemene belang. Zodanig waren by de Romeinen die legers, welken Italie verwonnen, en welken voor Rome den weg baanden tot de overwinning der gantsche wereld. Ieder Romeinsch soldaat was een burger, voor zyne bezittingen bezorgd, en wiens voorspoed aan den voorspoed van het algemeen verknogt was. Dit onderscheid in de keuze der soldaten liet zyne voordeelen nooit beter blyken, dan na het bloedbad van Cannae. Ieder burger, verpligt om de wapenen ter verdediginge van het Vaderland optevatten, sloeg niet alleen zyne bezolding af, maar leverde ook in de landsschatkist al wat hy bezat. De Romeinsche Vrouwen, naaryverig op zulk eene edele belangeloosheid, verkogten hare edelgesteenten en sieraden ten dienste van den Staat. Eene moejelyke offerhande waarlyk {==375==} {>>pagina-aanduiding<<} voor eene sexe, die door de begeerte om te behagen beheerscht wordt! Zodanig is de gemoedsgesteltenis, welke in hachelyke en stormagtige tyden een vry en deugdzaam volk altyd zal bezielen. Het gedeelte der Natie, welk door de voordeelen van den eigendom aan een vry en vermogend land verbonden is, zal 'er altyd het sterkste bolwerk voor zyn. Zyn voorbeeld zal altyd eenen zegepralenden invloed op zyne ondergeschikten hebben. Men is bedugt, dat onze Natie dus van kooplieden eene Natie van soldaten zal worden. Maar hoe! is het niet beter, dat we allen soldaten zyn gelyk onze roemryke voorouders, dan dat we slaven worden, die voor gestrenge en trotse meesters sidderen en zig ter aarde werpen? Het was Marius, die het eerst by de Romeinen de kragt der legers ontzenuwde door troepen uit de zesde klasse te trekken, die het schuim van het volk was, en die, daar zy geen belang by het geschil hadt, ook geen moed kon hebben, om hetzelve te beslissen. Rome hieldt op van onverwinlyk te zyn, wanneer het in zyne legers meer vreemdelingen dan burgers hadt, wanneer het onverschillig was, of men Romein of buitenlander ware, wanneer de naam van soldaat, door eene onwaardige keuze veragt en schimpelyk geworden, niet meer het onderscheidend voorregt des burgers was. Het lot der oude Republieken moet ons over de onze ontrusten, ten zy wy, door hunne ongelukken onderrigt, onzen ondergang voorkomen, door hare gebreken te vermyden, en door hare misbruiken te beteugelen. Griekenland, eertyds het toneel van kunsten en wetenschappen, de vrugtbare moeder van Wysgeeren, van Wetgevers en van Helden, zugt heden verdrukt onder {==376==} {>>pagina-aanduiding<<} het juk der onbeschaafdheid, en kwynt in de duisternis der onkunde. Het hoogmoedige Carthago, vorstin der zee, het middelpunt van den koophandel aller volkeren, belemmert tegenwoordig de navorschingen van den reiziger, die met ongeduld zyn best doet, om het dekkleed op te ligten, 't welk hem zyne overblyfzelen verbergt. Rome, weleer meesteres der gantsche wereld, is nu niets anders dan het onedel verblyf van menschen, die zo laaghartig zyn, dat ze hunne eigen laagheid niet bemerken. Eenige lafhartige Sbirren, die door geen naaryver bezield zyn, hebben de wagt over het Capitolium, waar de Scipioos zegepraalden. {==377==} {>>pagina-aanduiding<<} De opkomst en bloei van de Republiek der Vereenigde Nederlanden. {==379==} {>>pagina-aanduiding<<} Van de Republiek der Vereenigde Nederlanden. Niets bewyst zo klaar de zwakheid van alle Regeeringen welker grondslag het geweld is, als de Geschiedenissen van ons Vaderland. Zy geeven ons de voortreffelykste Historie der besprongene en verdeedigde Vryheid, die dikwyls op het punt staat van te bezwyken, maar telkens wederom met nieuwen moed in het strydperk te voorschyn treedt. De inwooners deezer Gewesten, in laage en waterige landdouwen geplaatst, hier en gins van de woeste golven zo wel als van magtige en heerschzuchtige Nabuuren gedreigd, ja onder elkanderen doorgaans verdeeld, hebben zich echter dikwyls tegen de magtigste Vorsten der Aarde kunnen beschermen. Immers hebben zy nooit hunne vryheid verlooren, dan omze luisterryker te herwinnen. Wat mag de reden zyn dat een gering Volk bekwaam geweest is tot zo veel groote zaaken, zo deeze zelfde nadeelige omstandigheden ten minsten niet als voorschikkende oorzaaken van zulk een ongemeen geluk moeten aangemerkt worden? Door geduurige rampen wordt het menschdom geoeffend, en genoopt om onophoudelyk het allernuttigste gebruik van zyne vermogens te maaken; en 't is dus dat men niet zelden van de ongenade der Natuur noch wenschelyker vruchten trekt, dan van haare lieflykste weldaaden. Maar een Volk, dat langs deezen weg ten top van eere en grootheid zal klimmen, moet begaafd zyn met oorsprongklyke deugden, die door gunstige omstandigheden alleenlyk behoeven opgewekt of {==380==} {>>pagina-aanduiding<<} geregeld te worden, en tegen alles wat nadeelig is lang kunnen worstelen. De geringe beginzelen, waaruit de Nederlandsche Vryheid weleer door haare Grondleggers is voortgebragt, doen ons met recht besluiten dat de deugden onzer Voorouderen zodaanig geweest zyn, en daarom in den rang der waare Heldendeugden behooren geplaatst te worden. Maar, schoon men dit ook eenpaarig toestemt, echter kan niemand verwachten dat zy eene uitzondering zullen maaken op de algemeene zwakheden van het menschelyk geslacht; veel min gebelgd zyn, om dat zy met eenige woestheid gepaard gaan, hetwelk in die onbeschaafde tyden niet anders heeft kunnen weezen. Wy, die geleerd hebben onze geringe gaaven in vrolyker licht te plaatsen, moeten van onze Stamvaders niet spreeken, zonder ons te stellen in hunnen eenvoudigen Natuurstaat, waarvan wy mogelyk reeds te verre zyn afgeweeken. Wat hunne deugden belangt; het is te beklaagen dat 'er onder ons zo weinige voetstappen van te vinden zyn, zo wy alleenlyk de werkzaamheid uitzonderen, die onze Nederlanders noch eenigzins van veele andere Volkeren onderscheidt. Doch, ontmoeten ons in die tyden ook veele voorbeelden van lafhartigheid en ontrouw, het zy genoeg dat wy doorgaans den heerschenden geest des Volks de beste zyde zien kiezen. Hieruit blykt ten minsten dat 'er altoos een goed getal van braave mannen geweest is, en dat zy, 't geen eene groote zaak is, eenigen invloed op de Gemeente hebben gehad. Het roemruchtig Tydperk, dat alle onze Nederlanders hunne verdeeldheden heeft doen vergeeten, om een Gemeenebest op te rechten, aan wiens vermogen en bestendigen bloei noch dagelyks al ons geluk verknocht is, {==381==} {>>pagina-aanduiding<<} trekt met reden onze aandacht tot zich, als het voornaamste dat ons betreft. Het biedt zich tevens aan als het gemaklykste voor de beschouwing, dewyl men daar het gansche Volk tot één lighaam vereenigd ziet, wiens leden eenpaarig te zamenspannen ter bevorderinge van een zelfde groot en gewigtig oogmerk. Men ziet 'er alle byzondere belangen in de waagschaal gesteld, tegen de edelste voorrechten waarop de menschelyke Natuur zich immer beroemen mag. Doch de voorgaande eeuwen, die ons de leden van dat lighaam afzonderlyk vertoonen, zyn hierdoor misschien ruim zo merkwaardig voor een leergierig verstand, hetwelk hunne onderscheidene vermogens en hoedaanigheden by vergelyking begeert te kennen. Ook zyn de tyden der Spaansche Tiranny geenszins de eerste, die ons uitlokken om deel te neemen in de belangen der Nederlandsche Vryheid. Deeze belangen zyn even oud als de oudste gedachtenis onzer Vaderen. Van Klaudius Civilis tot Radboud, ziet men 'er, zeshonderd jaaren lang, de Batavieren en Vriezen om stryden, nu tegen Rome, dan tegen de Franken, met een lot zo wisselvallig en veranderlyk, als de luchtstreek die zy bewoonen. Zelfs vindt men hier reeds, omtrent het begin der vyfde eeuwe, een Gemeenebest van Armorichen, die zich als vroege, hoewel kortstondige voorboden van onzen Staat vertoonen. En, willen wy van onze eigene gesteltenis met eenige billykheid oordeelen, dan is het noodig dat wy dezelve, zo veel mogelyk is, in haaren oorsprong gadeslaan: zo veel mogelyk is, zeg ik, om dat de duisternis der oudste tyden ons menigmaal verhindert tot de eerste beginzelen door te dringen. De achtste eeuw begint ons eerst wat klaarder toe te lichten, en de overwinningen van Karel den Grooten ver- {==382==} {>>pagina-aanduiding<<} schaffen het bekwaamste tydgewricht, om den aanvang van dat onderzoek te bepaalen. Het Ryk der Franken, of Franschen, onder den kwynenden staat der Roomsche Mogendheid, sederd drie of vier eeuwen, steeds nieuwe voordeelen behaalende, was nu, met het tweede geslacht van zyne Koningen, in magt en uitgebreidheid het aanzienlykste geworden aan deeze zyde der Alpen. Pipyn, de nieuwe Stamheer en overweldiger van den Franschen troon, bragt ook de Vriezen tot ontzag, en maakte zich meester van Utrecht, hetwelk niet lang daarna eenen Bisschop verkreeg. Allang te vooren was 'er het Christelyk Geloofingevoerd; maar de waarde van zulk eene weldaad, niet bekend zynde, had ook op het gemoed der Landzaaten naauwlyks eenigen indruk gemaakt. Het grootste deel der Vriezen volhardde noch op deezen tyd in zyn ongeloof, en vereenigde zich met de Saxen hunne strydbaare, en zomtyds vyandlyke Nabuuren, om de Fransche heerschzucht het hoofd te bieden, terwyl de Euangelieleer by hen in verachting bleef. Geen wonder: die leer van nederigheid en vrede, was door trotse vyanden met den sabel in de vuist verkondigd, en had zich tot noch met haare natuurlyke bevalligheid nimmer mogen vertoonen. Zulke dappere voorvechters der vryheid konden niet dan met veel moeite bedwongen worden door Karel den Grooten, die Italie bemagtigde, het Westersch Keizerryk herstelde, en alles wat noch aan de grootheid van Pipyn, zynen Vader, mogt ontbroken hebben, in zyne overwinningen vervuld zag. Hy liet zich echter niet verblinden door den glans die hem omringde, maar behield in 't midden van zo veele betoveringen een billyk gemoed. Zodra hy zich eenigzins kon betrouwen op de onder- {==383==} {>>pagina-aanduiding<<} werping der Vriezen, maatigde hy zyne gestrengheid; hy bekrachtigde zelfs de vryheid van dat moedig Volk, stelde Rechters aan, om het naar deszelfs byzondere wetten te bestieren, en verschoonde het, tegen de gewoonte van alle overwinnaars, van 't lastig juk der schattingen. By dit heusch onthaal voegde hy ter goeder uure de aanpryzing van den Christelyken Godsdienst, die geen ander hulpmiddel van nooden had. De Vriezen wierden Christenen, zodra men hen door daaden had overtuigd, dat het Euangelie den Godsdienst der zachtmoedigen behelsde. Waarschynlyk zou deeze bekeering ook veel nadrukkelyker dan de geduchtste wapenen hunne verbindtenis met de volgende Keizers bekrachtigd hebben, waaren die Vorsten slechts verlicht genoeg geweest om op de gronden van hunnen doorluchtigen voorganger te bouwen. Lodewyk de Vroome, Zoon en Opvolger van Karel den Grooten, heeft noch, by het aanvaarden van de Regeering, getoond hoe zeer hy hunne vriendschap en trouw in waarde hield, door het vernietigen van een vonnis, 't welk zyn Vader in toorn geveld, en naderhand waarschynlyk verzuimd had te herroepen. Keizer Karel had de Vriezen beroofd van de rechten op hun vaderlyk erfgoed, om, gelyk men denken mag, hunne hardnekkigheid te buigen, doch zekerlyk met oogmerk om de uitvoering van dat harde vonnis by bekwaame gelegenheid af te schaffen; dewyl anders de eernaam van vrye Luiden, dien hy hun vervolgens toestond, en het voorrecht van naar hunne eigen Wetten geregeerd te worden, daarmede niet wel schynen te strooken. De gunst van Lodewyk, dit onaangenaam gedenkteken van hunne vernedering ten eenenmaale uit den weg ruimende, was wel {==384==} {>>pagina-aanduiding<<} zeer groot; maar zyne volgende handelingen kwamen nochthans hiermede niet overeen. Vriesland strekte zich in die dagen uit van de Wezer tot de Schelde, en was derhalve grooter van omtrek dan de thans vereenigde Nederlanden te zamen, behalve dat het ook een groot deel lands behelsde, 't welk nu in de Zuiderzee verdronken legt. Terwyl men nu dit Land, om zyne afgebrokene gelegenheid, in verscheidene streeken moest verdeeld houden, en elk byzonder Rechtsgebied zynen eigenen naam geeven, bleeven derzelver inwooners evenwel allen bekend onder den naam van Vriezen, gelyk thans alle onze Nederlanders by vreemdelingen niet zelden den naam van Hollanders draagen. Nochthans schynen zommigen onder hen, gelyk de Westfriezen, de Vriezen van Oostergoo, van Westergoo, en anderen, by hunnen ouden naam gebleeven te zyn. Uit dit verschil ontstaat dikwyls eenige onzekerheid in de benaaming van Landstreeken en ingezetenen, die verwarring baart. Dus wordt Utrecht by zekeren schryver, in 't midden der elfde eeuwe, noch eene Stad van Vriesland genoemd. Ten aanzien van Holland en Zeeland wordt men een overeenkomstig voorbeeld gewaar. Een groot deel van Zeeland wordt zomtyds onder Holland betrokken, waarvan de reden is, dat Zeeland voorheenen niet, gelyk naderhand, in zyn geheel en op zich zelf bestaan heeft. De Zeeuwsche eilanden worden ten westen en ten oosten door de Schelde gedeeld. Het westelyk gedeelte behoorde eertyds tot Vlaanderen, en heeft noch lang naderhand veel twist veroorzaakt tusschen de Hollandsche en Vlaamsche Graaven: al wat ten oosten van de Schelde legt, wierd gerekend een wezenlyk gedeelte van Holland te zyn. De naam van Zeeland wierd aan {==385==} {>>pagina-aanduiding<<} het een of het ander deel toegeëigend, naar elks byzonder begrip, en verkreeg dus geene bepaalde betekenis. Men weet naauwlyks te zeggen hoe veele verdeelingen 'er in den aanvang geweest zyn: maar drie of vier byzondere Staaten, waartoe de mindere deelen welhaast te zamen gesmolten zyn, komen hier vooral in aanmerking. Deeze zyn, het Hertogdom Gelder, het Graafschap Holland, het Sticht Utrecht, en de overige magt der Vriezen, die hunnen naam by uitzondering noch droegen. Deeze laatsten waren echter wat te veel onder elkanderen verdeeld, om een bestendig vermogen, 't welk dat hunner Nabuuren evenaarde, te bezitten. De Rechters, door Karel den Grooten ingesteld, en naar allen schyn uit den aanzienlyksten Adel gekoozen, stonden elkanderen, indien men naar de waarheid gissen mag, geduurig in 't licht, tot dat de magtigste, de overigen uit hunne plaats gedrongen hebbende, hooger gezag bekwamen. Zy noemden zich Graaven: een naam, wiens echte betekenis onzeker is, dewyl men niet naauwkeurig weet hoe verre hunne magt zich uitgestrekt hebbe. 't Zou best met den aard der oude Duitsche Regeeringen overeenkomen, zo hunne oppermagt verbonden geweest waare aan eenen Raad, uit Edelen en vrye Landzaaten gekoozen; en dit is daarenboven niet onwaarschynlyk, om dat de Nederlanders, voor welken de gewoonte eene eeuwige wet was, by alle mogelyke gelegenheden getracht hebben hun staatsbestier op dien voet te regelen. Doch wy kunnen, zelfs drie of vier eeuwen laater, veel beter zeggen hoe onze Graaven geregeerd hebben, dan hoe zy moesten regeeren volgens hunne oorsprongklyke aanstelling, welke, by gebrek van schryvers, in die ongeletterde tyden niet {==386==} {>>pagina-aanduiding<<} behoorlyk heeft kunnen geboekt worden. Wat men nu aangaande deeze Graaflyke Regeering besluite, 't is onloochenbaar dat zy noch eenen geruimen tyd, ten minsten tot op Dirk den I, ondergeschikt gebleeven is aan het opperbewind der Keizers of Fransche Koningen, welken deeze Landen, als behoorende tot het Fransche Ryk, by erfrecht ten deel vielen. Zolang de opvolging der Graaven van de keuze dier vreemde Vorsten afhing, viel het hun ook niet moeilyk zich in dat opperbewind te handhaaven: maar zy gebruikten geenszins de noodige oplettendheid om dat middel van verzekering te onderhouden. De opvolging wierd eerlang erflyk; en dit was voor onze Graaven een aanzienlyke stap ter onafhangklykheid, waartoe vervolgens veele andere oorzaaken medewerkten. Lodewyk de Vroome had loflyke hoedaanigheden, maar niets dat naar de ongemeene bekwaamheden van zynen Vader geleek, schoon de uitgestrektheid van het nieuwgewonnen Keizerryk zulks wel degelyk vereischt hadde. In zyn eigen huis de rust niet kunnende bewaaren, wilde hy echter het Gebied, dat voor hem reeds te groot was, door staatkundige streeken noch verder uitbreiden. Drie Deensche vlugtelingen, door een sterker party uit hun Land verdreeven, wierden met opene armen ontfangen by den Keizer, die, onder voorwendzel van hunne belangen voor te staan, zodra zy gedoopt waren, het besluit nam om hen met zyne wapenen tegen 't Noorden te ondersteunen, op dat hy dus den Deenschen troon aan zyne wet mogt onderwerpen. Dit gelukte niet naar wensch; maar de goedertieren Keizer, zich ten minsten van zyne vriendelyke beloften aan dat vreemd en berooid geslacht willende kwyten, was milddaadig genoeg om {==387==} {>>pagina-aanduiding<<} 'er een goed deel van zyn eigen Volk aan op te offeren. Vriesland wierd onder de drie Broeders, Heriold, Roruk, en Hemming, verdeeld, en leed 'er onbeschryflyke nadeelen door. Lodewyk hoopte ook naar allen schyn, dat de tyd hem gunstiger gelegenheid verschaffen zou, om zyne mislukte onderneeming te hervatten; maar hy bedroog zich. De Deenen, integendeel, niet te vrede met het verjaagen van hunne bespringers, kwamen hen eerlang uit wraakzucht in hunne schuilplaats vervolgen, en wierden door den gelukkigen uitslag hunner eerste togten zo zeer aangemoedigd, dat men ze naderhand, telkens wanneer de armoede of roofzucht hen prikkelde, met gansche zwermen herwaard overvliegen zag. Nu ontbrak het den Keizer aan moed en bekwaamheden, om de onheilen, die 't gevolg waren van zyne onvoorzigtigheid, in hunnen voortgang te stuiten. Ook vond hy nieuwe belemmeringen in den openbaaren opstand zyner zoonen. Hy had Karel, zynen jongsten zoon, uit een laater huwelyk gebooren, ten nadeele van de drie oudsten, grootelyks begunstigd. Lotharius, die zich reeds gedroeg als deelgenoot van het Ryk, kon dit noch minder dulden dan zyne Broeders, Pipyn, en Lodewyk. Zy vereenigden zich, en namen eerst de Keizerin, hunne Stiefmoeder, en vervolgens hunnen Vader zelf, te gelyk met den jongen Karel, gevangen. De ongelukkige Vorst, na deeze eerste mishandeling, zyne vryheid wederom door den bystand van getrouwe onderdaanen bekomen hebbende, en vervolgens op nieuw aangerand, begaf zich toen van zelfs in de magt zyner wederspannige zoonen. Men verdroeg zich onderling; de beroerten scheenen eenigzins gestild te zyn; maar het nadeel, 't welk zy veroorzaakt {==388==} {>>pagina-aanduiding<<} hadden, was 'er niet door geboet, en na 's Keizers dood zag men nieuwe wederwaardigheden. Lotharius, die zynen Vader opvolgde, moest, om de verdeeling zyner Staaten, zyn leven lang het harnas tegen zyne Broeders draagen. Das wierd het erfdeel van zynen zoon, Keizer Lodewyk den II, tot op een negende gedeelte vand des Grootvaders bezittingen verminderd. Onder de volgende Keizers wierden zomtyds wel eenige afgescheurde slippen wederom aaneengehecht; maar het geval, 't welk dit ligtelyk uitwerkte, had geen vermogen om hen tevens met de vereischte gaaven van verstand en moed te begunstigen. Het geslacht van Karel den Grooten, voorheen zo beroemd door twee Pipyns, door Karel Martel, en allermeest door hemzelf, liep vast verminderende af, in Karel den Kaalen, Lodewyk den Stamelaar, en Karel den Dikken, tot op Koning Karel den Eenvoudigen, wiens naam zelf hiervan getuigenis geeft. Welke onwaardige nazaaten van zo doorluchtig eenen Vorst en Opperheer! Karel de Dikke, boven de anderen in den aanvang door het geluk verheerlykt, wierd binnen negen jaaren van alle zyne Staaten beroofd, van iedereen verlaaten, en in de uiterste elende gedompeld. Men heeft hem eindelyk de hand, aan welke de teugel van vier Koningkryken was betrouwd geweest, zien uitstrekken om bekrompene aalmoezen te ontfangen. Een ongelukkig tydgewricht zou wel schynen de voornaamste oorzaak van dien omkeer geweest te zyn; maar zodaanige rampspoeden zyn inderdaad, by de geringste aanleiding, natuurlyke gevolgen van eene zorgelooze Regeering, die, door zwakheid van geest, de grootste Mogendheid allereerst in verwarring brengt. Middelerwyl wierd het Ryk aan allen kant bespron- {==389==} {>>pagina-aanduiding<<} gen, door de Saraceenen in Italië, door de Hunnen, of Hungaaren, in Duitschland, en allermeest aan deeze zyde door de Noormannen, woeste roovers en plonderaars, doch afgerecht op verrassende krygstogten. Zy greepen alle gelegenheden aan, om met de tweedragt der Vorstelyke Hoven hun voordeel te doen, en dienden zomtyds den Broeder om zynen Broeder te onderdrukken. Vriesland stond gemeenlyk den eersten aanval van hunne baldaadigheden ten doel, alwaar zy, telkens met nieuwe benden uit hunne roofschepen aan land stappende, verwelkomd en gekoesterd wierden, door Heriold, Roruk, en anderen hunner Landgenooten, die met zulk eene ondankbaarheid de weldaaden van Keizer Lodewyk vergolden. Het oogmerk, waartoe die Barbaaren zich vereenigd hadden, om naamelyk langs deezen weg hunne magt al verder uit te breiden, en de Vriesche grenzen slechts tot eene toevlugt en algemeenen wyk te houden, bleek welhaast uit hunne onderneemingen. Zy liepen Duitschland af, drongen door Braband, Vlaanderen, en Artois, in Vrankryk, en naderden zelfs voor de poorten van Parys. Al de tegenstand, dien zy gewoon waren te ontmoeten, bestond hierin, dat men gewapend optrok om verbonden met hun te sluiten, in een van welken de Dochter van Lotharius den II aan hunnen Overste Godefried ten huwelyk wierd gegeeven, en Vriesland, als haare Bruidschat, aan hem afgestaan. De Christelyke Godsdienst, dien Godefried volgens de voorwaarden van dat verdrag moest omhelzen, scheen noch een dekmantel te strekken voor de lafhartigheid van Keizer Karel den Dikken, die ten minsten zo veel van hem verworven had. Rollo, een ander Noorman, heeft naderhand op dezelfde wyze de Dochter van den Franschen Koning Karel den Een- {==390==} {>>pagina-aanduiding<<} voudigen, met gansch Normandye, verkreegen. Maar Godefried, Heer van Vriesland geworden, draalde niet lang met te toonen dat hem deeze schraale weiden geenszins voldeeden. Hy eischte eenige andere plaatsen van gemaatigder luchtstreek, alwaar ten minsten wyn tot zyne verkwikking mogt groeien; en vlamde heimelyk op Lotharingen, hebbende zich reeds verbonden met Hugo, eenen bastaard van Lotharius den II, om op het eerste ongenoegen, 't welk de Keizer wegens zynen onbeschaamden eisch mogt opvatten, onder de gedaante van billyke wraak, dat Landschap te vermeesteren. Ondertusschen beroofde hy eenen der Graaven, die hy ten Hove gezonden had om zyn verzoek voor te stellen, van deszelfs goederen, waaruit zyne trouwloosheid af te neemen is; en zyne dwinglandy ging zo verre, dat hy de Vriezen, om dat zy niet altoos goedvonden hem slaafsch te gehoorzaamen, zonder uitzondering eenen strop om den hals deed draagen. Karel de Dikke, hoe log van aard, was echter gevoelig van des Noormans ondankbaarheid, maar wist zich niet anders van hem te ontslaan, dan door eenen laffen moord, die heilzaamer gevolgen had dan zulk een verachtelyk feit verdiende. Verscheide Grooten greepen, na de dood van Godefried, nieuwen moed, vatteden hier en gins de wapenen op, en verjaagden zynen Broeder, met al het overig gespuis. De Vriezen hadden, zo 't schynt, meermaalen gelyke poogingen gedaan, en zelfs eenige tyd te vooren zynen Vader Heriold van het leven beroofd; maar 't was hun onmogelyk geweest, de versche benden, die telkens op nieuw tot hen overkwamen, te wederstaan. Nu echter, van buiten eenigzins geholpen wordende, kwamen zy alles te boven, en hunne ingeboo- {==391==} {>>pagina-aanduiding<<} rene Graaven wonnen 'er zo veel by, dat de uitheemsche heerschappy, waartegen men hier zo lang had moeten worstelen, vervolgens haaren klem verloor. Lotharingen, waaronder deeze Landen onmiddellyk gerekend wierden, was onder Lotharius den II, Zoon van Keizer Lotharius, een Koningkryk geworden, en na zyne dood wel wederom onder den Keizer geraakt, doch als een afzonderlyk erfdeel, 't welk tusschen de Fransche en Duitsche Vorsten een geduurige twistappel bleef, tot dat het, onder Keizer Otto, wederom tot den staat van een Hertogdom vernederd wierd. De kunstenaaryen, door welke zo veele mededingers naar dat Gebied hunnen aanhang poogden te versterken, maakten aldaar den Adel aanzienlyk en geducht; en hieruit sprooten, door tegenkanting van partyen, veele inwendige beroerten. Men begrypt ligtelyk dat onze Graaven, noch korts van de dwinglandy der Noormannen ontslagen, en dus op de Vryheid verlekkerd, deeze gelegenheid om zich te verheffen niet verzuimden. Zy volgden, het voorbeeld van veele Fransche en Duitsche Heeren, en men mag zeggen dat zy het overtroffen, om dat deeze, veelal magtiger dan zy, echter in 't vervolg hunne verkreegene vryheid zo wel niet bewaard hebben. Eindelyk heeft Karel de Eenvoudige Lotharingen noch gewonnen; maar toen was het reeds te laat, om 'er Vriesland, dat zo verre van de hand lag, wederom aan te hechten. Hy wierd ook eerlang in zyn eigen Ryk zo zeer ontrust, dat hy in deeze gewesten de vriendschap der aanzienlykste Heeren te veel van nooden had, om iets hards tegen hen te onderneemen. Dus liet hy den teugel slippen, en stond aan Graaf Dirk de Kerk van Egmond met veele aanzienlyke goederen af, bevestigende hem te gelyk als Graaf {==392==} {>>pagina-aanduiding<<} van Holland: eene eer, die Dirk in staat stelde om zyn Graafschap erflyk aan het Nageslacht over te laaten; waarom de schryvers ook van hem, als Dirk den I, de telling der Hollandsche Graaven aanvangen. Keizer Otto de III heeft wat laater den Zoon van deezen Graave, Dirk den II, met verscheidene andere giften beschonken, en hierdoor zyn vermogen grootelyks vermeerderd. Wy mogen denken, dat deeze Vorsten, voor 't minst Karel de Eenvoudige, zich ook ligtelyk getroost hebben over het verlies deezer Landen, welke in dien tyd, by gebrek van goede dyken, zekerlyk veel meer dan hedendaags aan de woede van zee en stroomen wierden blootgesteld, weshalve de voorgaande Vorsten insgelyks geene zwaarigheid gemaakt hadden, omze aan den eerstkomenden Noorman weg te schenken. Evenwel schynt dit op den duur niet genoeg geweest te zyn. De laatere Keizers, en zelfs de Lotharingsche Hertogen, hebben noch al eenig recht op deeze Landen voorgewend. Ook hebben de meeste Hollandsche Graaven zich welstaanshalve gedraagen als Leenmannen van het Keizerryk. Maar zy hebben zulks gedaan als vrye Leenmannen, die alleenlyk uit eerbied den Keizer hulde deeden, en hem niet verder gehoorzaamden, dan met hunne belangen overeenkomstig was. Zulks blykt genoeg uit het openlyk wederstreeven der Keizerlyke bevelen, 't welk men al vroeg in de Geschiedenissen ontmoet. Keizer Konraad de II, by voorbeeld, gaf aan de Utrechtsche Kerk het Graafschap Teisterband, op de grenzen van Utrecht, aan den kant van Gelderland, gelegen, maar tevens eenen smallen zoom van Holland raakende. De Hollandsche Graaven hadden hier eenig recht op, dewyl de Broeder van Dirk den I het bezeten had; en {==393==} {>>pagina-aanduiding<<} dit recht hebben zy tegen den Bisschop van Utrecht, in weêrwil van des Keizers ongenade, zo ernstig aangedrongen, dat de menigvuldige oorlogen, tusschen de Hollanders en de Stichtschen, uit deeze stribbeling hunnen oorsprong schynen genomen te hebben. Men ziet dus dat de onafhangklykheid van Holland, en van de Hollandsche Graaven, hetzelfde beginzel heeft, dat tot eenen genoegzaamen grondslag gerekend wordt voor alle eerstgevormde Maatschappyen; naamelyk het vermogen van te bestaan zonder hulp van buiten. Zy hebben hunne zwakke Beschermers uitgeslooten, en, na het bezorgen van hunne eigene veiligheid, niet meer noodig geacht zich op nieuw aan onwaardige meesters te onderwerpen. Zy maakten zich zo groot als mogelyk was, en onderzochten zekerlyk niet of het oogmerk van hunne goedertierene Oppervorsten zich wel zo verre had uitgestrekt. Zy gebruikten hunne magt, gelyk een ieder op zyne beurt tot zyn voordeel doet: en zy deeden wel, omdat hunne rechten op de wet der Natuure gegrond waren, terwyl het recht van den langsten degen het eenigste was, waarop de heerschzucht der uitheemschen zich immermeer beroepen konde. Maar dit recht was ook zelfs door de lafheid der voorgaande bezitteren alreede verouderd geworden. Van deezen tyd, tot op de eerste verandering, die de opvolging der Graaven van Hollandschen Huize heeft afgebroken, dat is van het jaar 923 tot 1300, schynt het beloop van onze Geschiedenissen wat eenvoudiger te zyn. Zy komen nader aan het denkbeeld van eene byzondere huishouding, die in zich zelve zomtyds wel deerlyk overhoop legt, maar doorgaans buiten den zwaai der algemeene verwarringen geplaatst is. Wy {==394==} {>>pagina-aanduiding<<} zien Holland eens, geduurende de minderjaarigheid van Graaf Dirk den V, onder den Hertog van Lotharingen gebragt; maar hy geniet de vruchten van zyne verovering niet langer, dan noodig is om de Stad Delft te stichten. Men beklaagt zyne dood met recht, om dat het zelfs niet geoorlofd is, de snoodste dwingelanden op zulk eene laage wyze te doen vermoorden. In dit tydperk deelen wy ook wel eens in de oorlogen van Vrankryk en Engeland; maar altoos van ter zyden. Met de Kruistogten hebben onze belangen wat naauwer gemeenschap, door derzelver invloed op den aanwas der burgerlyke Vryheid. Voor het overige is Vlaanderen het voornaamste dat ons van buiten bezig houdt, en zomtyds ernstig genoeg beknelt: maar de binnenlandsche beroerten smeulen onophoudelyk, en worden slechts by toeval van buiten gevoed. Wy zien Holland aan de eene zyde tegen Westfriesland, aan de andere tegen Utrecht gekant; Utrecht en Westfriesland, nu afzonderlyk, dan te zamen, door Holland in engte gebragt, en op hunne beurt, als Vlaanderen zich beweegt, door nieuw verhaal van krachten, wederom aangemoedigd. De Vriezen van Oostergoo en Westergoo, tot Groningen en Drente toe, worden als eene speeltuig, heen en weêr gekaatst, en zyn echter boven alle anderen op de Vryheid gespitst. Kortom, wy zien eenen geduurigen stryd, waarin wy niet om de grootheid der Landen en Legermagten, maar om de inzigten der strydende partyen, belang stellen. De evenaar is niet dan voor weinige oogenblikken in rust; maar wy letten met vermaak op zyne beweegingen, om dat wy eenigzins het gewigt kunnen berekenen, 't welk hem doet overslaan. Holland en Utrecht vertoonen zich in 't eerst byna {==395==} {>>pagina-aanduiding<<} met gelyke magt. De Hollandsche Graaven versterken zich eenigzins door Saxische, en andere aanzienlyke Huwelyken; de gemyterde Vaders vervullen het gebrek van dat middel door fyner vonden, en spannen zeer vriendelyk te zamen met den eersten, die op de Hollanders misnoegd is. De Hollandsche Regeering schynt eenpaariger door de geregelde opvolging der Graaven, hoewel ze zomtyds door de minderjaarigheden zwak is: de opvolging der Bisschoppen, uit haaren aard niet erflyk kunnende zyn, vermenigvuldigt telkens de belangen, en de verwarringen metéén. Van wederzyden staat men naar het opperbewind over de omgelegene Landstreeken; men steekt elkanderen beurteling den loef af, en de overwinningen evenaaren ten naasten by de nederlaagen aan beide kanten. De Westfriezen, hoe menigmaalen overweldigd, kunnen, wegens hunnen afgebroken grond, niet beteugeld worden. Hun standvastige tegenweer kost verscheiden Hollandsche Graaven het leven; en het duurt lang eer de gelukkigste veldtogten eenig voordeel, dat bestendig is, verschaffen. Holland wordt eindelyk te magtig door andere oorzaaken, die te vooren niet, of naauwlyks, in aanmerking kwamen: maar als wy tot die tyden genaderd zyn, verandert het gansche tooneel op nieuw van gedaante. Hoe komt het dat onze braave Voorouders, die altoos de slaaverny verfoeiden, zulk een onbillyk gebruik gemaakt hebben van het eerste genot hunner Vryheid? Wy zien ze naauwlyks, na dat zy de wrange vruchten der dwinglandye gesmaakt hebben, hunne kluisters met verontwaardiging breeken, of zy schynen hunne eigene gevoelens te verzaaken, dewyl zy nieuwe werktuigen van slaaverny beginnen te smeeden tegen hunne vrienden en {==396==} {>>pagina-aanduiding<<} medehelpers. Kan het te zamen gaan, dat men de Vryheid als zyne Schutsgodin aanbidt, en op den zelfden tyd zich opwerpt om over anderen den dwingeland te speelen? Zo wonderlyk is het menschelyk geslacht, dat, gelyk het zaad van Kadmus, uit slangentanden opgeschooten, zich blindeling door onderlinge wonden verdelgt. Ons gezigt is te kort, om de reden na te spooren, waarom de Maatschappyen in het algemeen, tot welke wy buiten tegenspraak gebooren zyn, door ongelykheid van staat en magt, door heerschzucht, en gierigheid, onvermydelyk zo veel leeds moeten na zich sleepen. Laaten wy liever, op dat geene wysgeerige bespiegeling ons te veel bedroeve, onmiddellyk de betrekkingen van ons Vaderland gade slaan. Het komt my waarschynlyk voor, dat de beklaaglykste onheilen gesprooten zyn uit de kwaêlyk verzekerde gesteltenis der Staatzaaken. Men had de Vryheid al te schielyk verkreegen, om 'er een behoorlyk gebruik van te maaken. 't Was ook, om de waarheid te zeggen, noch maar de Vryheid der wapenen, die ten beste genomen, niet meer is dan de grondslag van een vryen Burgerstaat. Die grondslag had noch veel tyds tot zyne bevestiging van nooden, en, toen het tyd wierd om 'er op te bouwen, ondervond men aan hoe veel hinderpaalen dat groote werk onderhevig was. Zy, die de Vryheid van een Volk tegen Alleenheerschers moedig voorstaan, hebben niet altoos de edelmoedigheid van eenen Brutus, en alle Brutussen worden ook niet door eenen Publikola ondersteund of opgevolgd. Mogelyk zal men het dan niet ongerymd vinden, dat wy uit dien hoofde eenigen onzer eerste Graaven van dezelfde heerschzucht verdenken, welke zy in hunne meesters veroordeeld had- {==397==} {>>pagina-aanduiding<<} den. Hiervan zo veele stribbelingen en zwaarigheden in het schikken van den Regeeringsvorm, en misschien ook zo veele dappere Krygsbedryven, om aan de driften van het Volk de noodige afleiding te geeven ter bevorderinge van de Staatzucht der Grooten. Zo wy Polybius gelooven, is de beste Regeeringsvorm uit zynen aard altyd noch wankelbaar. De Volksregeering, doorgaans in een oproer uit de eenhoofdige gebooren, verandert ligtelyk in Adelheersching; deeze wordt eerlang eenhoofdig, en het eigendunkelyk gezag overschrydt, vroeg of laat, alle paalen, tot dat het zichzelf verwoeste. De Vryheid, in deezen kring omgevoerd, vertoont zich onder veele verschillende gedaanten, niet ongelyk aan onze Maan, die, onder 't geduurig wassen en afneemen, eenmaal in haaren vollen luister blinkt, om naderhand eene volkomene verduistering te ondergaan. Dit is, geloof ik, het natuurlyk beloop der dingen; maar het geval, of eene gelukkige gesteltenis, kan het bederf vertraagen, gelyk de vermogens van een sterk lighaam de werking van schadelyk voedzel wederstaan. Eene nadere overweeging mag ons leeren hoe verre dit op ons onderwerp toepaslyk zy; doch, zo wy ondertusschen beseffen hoe bezwaarlyk de Vryheid, zelfs onder de bescherming van goede wetten, wordt gehandhaafd, zal ten minsten niemand verwonderd staan, dat het maaken en bekrachtigen van zulke wetten een werk van verscheidene eeuwen voor onze Vaderen heeft moeten zyn. Groote zaaken hebben gemeenlyk die traage geboorte. Dat hier het volstrekt Oppergezag niet zo wel als elders heeft kunnen plaats grypen, schoon het ook by de eerste aanstelling der Graaven mooge bedoeld geweest zyn, zulks moet afgehangen hebben van eene oorzaak, {==398==} {>>pagina-aanduiding<<} die onze naspooring dubbel waardig is; want mogelyk heeft zy ook in andere opzigten tot ons tegenwoordig geluk niet weinig toegebragt. Gemeenlyk wil men dat de geaardheid van een Volk ten naasten by door de lucht, en het voedzel, bepaald wordt. Dus zouden de Noordsche Volkeren, door de strengheid van hunne luchtstreek, gepaard met grove spyzen, die sterker lighaamsoeffening vereischen, te stout en te strydbaar worden, om zich onder eene willekeurige heerschappy te buigen. Het Zuiden, dat zyne inwooners door geduurige warmte koestert, en hun niet dan luchtig voedzel verschaft, zou hen in tegendeel laf en weerloos maaken, terwyl hunne verbeelding, zo veel vlugger als de zenuwen door de tederheid van het gestel gevoeliger zyn, ligtelyk te betoveren waare door de bedrieglyke aanlokzelen van wellust en vermaak, en hierdoor zelfs op de laagste dienstbaarheid, zodra die slechts met vergulde boeien pronkte, zou kunnen verslingerd worden. Ik beken het: Azie en Europa, als twee uitersten met elkanderen vergeleeken, schynen dit eenigzins te bevestigen. Mogelyk veroorzaaken deeze omstandigheden ook een gedeelte van het onderscheid, dat wy tusschen onze Europische Volkeren gewaar worden. Maar zal dit genoeg zyn, om reden te geeven van den grooten zwaai der zaaken? Zegt men dat hieruit blykt, waarom wy beter dan de Franschen, Spanjaarden, en Italiaanen, geslaagd zyn in het verdeedigen van onze Vryheid: ik antwoord dat voordeezen de strydbaarste voorstanders der Vryheid Italiaanen geweest zyn, en dat de Volksregeering nergens volstrekter geweest is dan by de Atheners, een Volk daar de Franschen zo gaarne naar willen gelyken. Maar ik weet ook daarentegen niet wat men zal inbrengen, aangaande Rusland, Noorwegen, {==399==} {>>pagina-aanduiding<<} Zweeden, en Denemarken, daar het Staatsbestier altoos, met kouder lucht, veel willekeuriger geweest is dan by ons. Ik twyffel of de groote Montesquieu, die het gemelde gevoelen breedvoerig voordraagt, dit staatkundig weêrglas wel in alles met zyne gewoone bondigheid zou kunnen verdeedigen. De ongelykheid van grond, waardoor deeze Landen zich byzonder onderscheiden, heeft, myns oordeels, grooter afbreuk gedaan aan het eenhoofdig gezag. Doch de Adel heeft, door het afzonderen van verscheide Heerlykheden, en het stichten van vaste Sloten, hieruit meer nut getrokken dan het Volk, dat, onder zo veele Heeren klein gehouden, van tyd tot tyd verdeeld bleef in Vryen en slaaven. Nergens vond men op zo kort een afstand diergelyke sterkten zo menigvuldig als in deeze Landen, en ieder Edelman was genoegzaam onafhangklyk op de zyne. Deeze Edelen trokken op de beschreevene Heirvaart ten stryde, met hunne onderhoorige Boeren, om geene andere bevelen te gehoorzaamen, dan die zy goedkeurden. Wat vermogt de Graaf, die met geene andere dwingende magt voorzien was, buiten hunnen raad en goedkeuring? Na het eindigen van den veldtogt vond hy zich dikwyls omringd van nieuwe zwaarigheden, dewyl zyne vrienden hem hadden dienst gedaan, zonder dat hy de middelen had om hen op zyne beurt grootelyks te verpligten. Al het voordeel, 't welk hy zich uit den oorlog kon belooven, moest dan bestaan in de onderwerping zyner Nabuuren, die, door vermeerdering van gezag en vermogen in de overwonnen Landstreek, den afstand tusschen hem en zyne Edellieden zou vergrooten. Maar hoe zeer dit ontwerp de verbeelding van een eerzuchtigen geest mogt streelen, het bragt zyne zwaa- {==400==} {>>pagina-aanduiding<<} righeden met zich. De omleggende streeken waren even als de zyne door poelen en meiren, als in kleine eilandtjes, hier en gins verdeeld, en niet toegangklyk dan by drooge zomers, of 's winters over 't ys. 't Gebruik van schuiten ten dien einde, was een toestel, dien men noch niet dan zeer gebrekkig wist te maaken, en zou op veele ondiepe plaatsen ook nutteloos geweest zyn. Dus kon men zeer zelden, wanneer men wilde, te velde trekken. Men moest de gelegenheid afwachten; en de vyand was doorgaans by tyds gewapend tegen den aanval, dien hy wel had kunnen voorzien. Versloeg men hem, geene overwinning was zo volkomen, dat 'er eene merkelyke uitbreiding van het Gebied op volgde; want de minste verandering van het saizoen maakte hem op nieuw even onafhangklyk als te vooren. Roof en plondering was dan het voornaamste voordeel dat men op de gelukkigste togten behaalde: rampzalig voordeel, 't welk doorgaans den overwinnaar bederft. Het mogt, gelyk men ziet, der Gemeente weinig baaten, dat het gezag van den Graaf, by mangel van genoegzaam vermogen, dus bepaald bleef, zolang zy door geene aanzienlyke Steden haaren invloed op het Staatsbestier wist te vergrooten. Zy moest zich uit het stof zo hoog verheffen; en hierdoor is het, dat men voor het midden der dertiende eeuwe geene groote blyken van haare merkwaardigheid bespeurt. Dien langzaamen aan was verklaaren wy zekerlyk niet uit geweldige oorzaaken. Hebben de dikwyls herhaalde Kruistogten hieraan niet veel toegebragt, dewyl daardoor het Land van de slaaverny gezuiverd is? Een slaaf, die moeds genoeg had om deel te neemen in deeze roemruchtige buitenspoorigheden, bekwam terstond zyne Vryheid. Men kan den- {==401==} {>>pagina-aanduiding<<} ken dat zeer weinigen deeze gelegenheid verzuimden: en na het vertrek van zo veele slaaven moesten veele vrye lieden noodzaakelyk gebezigd worden tot allerlei verrichtingen en diensten, welke voormaals tot den allerlaagsten staat behoord hadden. Deeze diensten, nu vry geworden zynde, vereischten een billyk loon, en, in gevalle van verschil, de uitspraak van goede wetten. Dus kreeg het werkzaamste deel des Volks schooner kans om zich te beveiligen tegen de armoede, en allengs, het zy door den landbouw, het zy door de oeffening van huislyke kunsten, het bezit van vaste goederen tot zich te trekken. Heeft dit niet zeer veel uitgewerkt om de burgerlyke vryheid te bevorderen? Men kan het niet ontkennen: maar eene diergelyke oorzaak heeft ook in andere Landen plaats gehad, zonder hetzelfde te kunnen uitwerken. In Vrankryk, by voorbeeld, hebben de Kruistogten geenszins de vryheid des Volks, maar in tegendeel het koningklyk gezag, door de alweezigheid van 's Konings Leenmannen, doen aanwassen. De gemelde oorzaak heeft dan hier alleenlyk zulke uitwerkzelen gehad, om dat zy door gelukkiger omstandigheden wierd ondersteund; en 't is een bewys van haare zwakheid, dat zy, door zichzelve, veeleer op een strydig einde uitliep. Derhalve zyn wy genoodzaakt naar eene andere uitgestrekte, duurzaame, en onwederstaanbaare oorzaak om te zien, die hier met uitsluiting van andere Landen heeft bestaan, en alleen magtig geweest is alle omstandigheden, als hulpmiddelen, aan zich te onderwerpen. Zy doet zich, zo ik my niet bedrieg, reeds op voor alle oplettende oogen. Het is de Koophandel. Dat weldaadig gestarnte van voorspoed, van welvaart, van genoegen en geluk, verspreidt alle de gunsten der {==402==} {>>pagina-aanduiding<<} vruchtbaare Natuur, uit ieder gewest, over den aardbodem, en vermenigvuldigtze door het aanmoedigen van vrye en nutte werkzaamheid. Handwerken, Kunsten, en Weetenschappen, bloeien op het spoor van den Koophandel, zonder wien de Landbouw, de nuttigste kunst van allen, aan het kwynen slaat, en de Zeevaart geenen adem haalt. Geen Land kan ongelukkig zyn onder deezen invloed, die alle woestheid verbant, en het menschdom zelfs de Rechtvaardigheid doet beminnen, om dat zyne eerste beginzelen zuivere gevoelens zyn van eer en goede trouw. Want wy spreeken hier van geene verachtelyke baatzucht, maar van eerlyken, lofwaardigen, en edelmoedigen Handel, die nimmer de belangen van het algemeen uit het oog verliest. De zeden, die onder het krygsgedruisch altoos verbasteren, zullen onder zulk een handeldryvend Volk, noch meer dan de wetten, den band der Eendragt versterken. Het geringste lid der zamenleevinge is 'er nuttig, en deelt op zyne beurt in den gelukstaat van het Gemeenebest. Trotsheid is 'er haatelyk: maar de onbekrompene overvloed baarteene edele fierheid, die, schuw van omkoopingen en bedriegeryen, op het schoonste gepaard gaat met de bewustheid van waare verdiensten. Gezegend Land! daar elk zyne eigendommen gerust bezit, daar geen ingebeelde rang de gezelligheid verhindert, om dat een iegelyk in zyne soort onafhangklyk is; daar deeze voldoening den zuursten arbeid verzoet en beloont. Zulk eene ryke bron van zedelyk en natuurlyk heil is de Koophandel, vermogende ziel en zenuw van eenen groeienden Staat, albezielende geest der gevestigde Maatschappyen, en leistar der Vryheid, zonder welke de Reden zelve een doodelyk geschenk zou zyn. Indien een sterveling, door {==403==} {>>pagina-aanduiding<<} de Voorzienigheid aan het hoofd van een Gemeenebest gesteld, dit alles, in zyne ontelbaare gevolgen, begreep en begunstigde, wat zou hy gelukkig zyn! Laat de onvolmaaktheid der waereldsche zaaken ons niet toe, te hoopen dat dit geluk immermeer in zyne volle zuiverheid zal gevonden worden, 't is ten minsten zeker dat onze Nederlanders hetzelve onder zich geduurig hebben zien toeneemen, naar maate dat zy hunnen koophandel meer en meer uitgebreid hebben. De Nederlandsche Vryheid schynt, gelyk zy 'er uit gebooren is, ook haar bestaan, en haare veiligheid, verschuldigd te zyn aan het minnelyk verband, dat zy met den Koophandel steeds onderhouden heeft. Het zal dan, eer wy verder gaan, wel te pas komen, by deszelfs beginzelen voor een oogenblik stil te staan, dewyl zy inderdaad tot de grondvesten van het staatsgebouw behooren. Doch ten dien einde zyn wy verpligt, ons nu en dan buiten de paalen van ons tegenwoordig Gemeenebest te begeeven. Wy kunnen, by voorbeeld, het nabuurig Vlaanderen, welks belangen zo veel overeenkomst en gemeenschap hebben met de Hollandsche zaaken, niet onaangeroerd laaten: en dit valt zo veel te meer binnen ons bestek, vermits ook, in de verdere beschouwing der Nederlandsche lotgevallen, het kluwen, 't welk wy trachten te ontwinden, dikwyls op dien bodem, gelyk mede in Braband, zal moeten gezocht worden. Twee wydvermaarde rivieren, de Maaze en de Ryn, hadden reeds ten tyde der Romeinen eenigen koophandel uit andere gewesten herwaard getrokken; maar Vlaanderen en Holland hebben 'er zich onder hunne Graaven eerst te recht van bediend, om hunne koopmanschappen en gewerkte stoffen wyd en zyd te vertieren, terwyl zy {==404==} {>>pagina-aanduiding<<} te gelyk over zee, met Engeland, en met de Noordsche Volkeren aan de Belt, of Oostzee, sterken handel dreeven. Zy benydden elkanderen, gelyk men denken mag, hunne wederzydsche voordeelen niet weinig. De Vlaamsche Kooplieden wisten zich doorgaans ruim zo wel te handhaaven in het bezit van den Engelschen handel; maar de Hollanders belemmerden hunne verzending langs de rivieren, door zwaare tollen, te Dordrecht, en te Geervliet, hetwelk aanleiding gaf tot veele onlusten. De Hollandsche zeevaart was daarentegen naar den kant van het Noorden gelukkiger, hoewel de haringvisschery onder de kusten van Engeland ook vry wel slaagde. Beide deeze Landschappen hadden ten aanzien van Groot Brittanje een voorrecht, dat hedendaags door de verandering der tyden zeer veel besnoeid geworden is. Dat uitgestrekt Eiland had, wegens zyne geduurige oorlogen met Vrankryk, hunne tusschenkomst van nooden, om met het vaste Land eenige gemeenschap te onderhouden, dewyl men toen, wegens de onvolmaaktheid der zeevaart, zo gereed niet was om afgelegener kusten aan te doen. Dus moest het veel meer belang in hunne vriendschap stellen, dan het nu noodig oordeelen zou, en was ten minsten niet bekwaam om zich door eenigen uitgestrekten handel, ten hunnen nadeele, zo magtig en geducht te maaken, als het naderhand geworden is. Buiten deeze bedenking, zou men misschien verwonderd staan over de voorrechten, welke dat magtig Ryk aan twee zo geringe Landschappen gewoon was te vergunnen; want toegeevendheid voor vreemdelingen is, gelyk een ieder weet, het zwak der Engelschen niet. Vlaanderen was de kweekschool van handwerken, weeveryen, verweryen, en andere daartoe betrekkelyke kun- {==405==} {>>pagina-aanduiding<<} sten; zo dat zelfs de Engelschen hunne wolle derwaard zonden om geverfd te worden. Holland verzuimde deeze hanteeringen niet, maarleide zich, naar 't schynt, toen reeds voornaamelyk op de zeevaart toe. De Hollandsche zeesteden, of zulke, die, om de veiligheid wat binnenwaard lagen aan de rivieren, zagen het getal en den rykdom haarer inwooneren schier dagelyks groeien. Men had in vroeger tyden hieromtrent reeds bloeiende koopsteden gehad; maar die waren, of door de Noormannen aan koolen gelegd, of door zwaare overstroomingen te grond gegaan. Nu was Dordrecht de voornaamste handelplaats, welke zelfs door haar beroemd Stapelrecht andere nabuurige steden niet zelden heeft in het licht gestaan. Rotterdam wierd langen tyd, wegens de onzekerheid der Zeeuwsche bezittingen, te veel belemmerd, om eene veilige toevlugt voor kooplieden te zyn; maar Zierikzee, dat onder het Hollandsch gedeelte van Zeeland behoorde, heeft niettemin al vroeg gebloeid. Amsterdam stond noch onder eenen byzonderen Heer, en wierd ook door veele andere oorzaaken klein gehouden; maar als eindelyk Westfriesland, of Noordholland, onder Holland betrokken was, en de zee, een groot deel lands hieromtrent verzwelgende, den weg naar het Y geopend had, nam die Koopstad uit de geringste beginzelen onophoudelyk toe. Antwerpen, aan de Schelde gelegen, wierd van den anderen kant, door den handel der Vlaamingen en Brabanders verrykt; en mogelyk heeft zulks gediend om Amsterdam boven Dordrecht, of andere steden, te vergrooten, dewyl het niet wel mogelyk was dat twee zulke magtige koopsteden op korter afstand tegen elkanderen overstonden. Ondertusschen beseft men ook ligtelyk hoe zeer de voorspoed der gemelde handel- {==406==} {>>pagina-aanduiding<<} plaatsen zich over het gansche Land moest verspreiden, dewyl de Burgers van andere steden, welke niet onmiddellyk tot den handel geschikt waren, evenwel hierdoor in hunne neeringen en hanteeringen ten hoogsten bevoordeeld wierden. Het eerste uitwerkzel van dien algemeenen bloei der Burgeryen, ten aanzien van de Regeering, was de verbetering der Rechtbanken, welke, te vooren veelal aan de willekeur van 's Graaven Dienaaren, Baljuws, en Schepenen, bevolen geweest zynde, nu volgens wetten, keuren, en handvesten bediend wierden. De oudste blyken hiervan vindt men omtrent den aanvang der dertiende eeuwe, onder Graaf Willem den I; hoewel 'er mogelyk te vooren reeds andere geweest zyn, die men niet meer kan naspooren. Deeze Graaf heeft ook de stad Dordrecht, waarschynlyk uit byzondere inzigten, grootelyks bevoorrecht, en haar zelfs vry verklaard van Beden en Heirvaarten. Hy was, naar het schynt, in den eersten opslag wel genoodzaakt wat vriendelyker te handelen dan zyne Voorzaaten, dewyl hy zich met een twyffelachtig recht had ingedrongen ten nadeele van zyne Nicht, de ongelukkige Ada, welker huwelyk met den Graave van Loon, schoon het, door haare Moeder buiten kennis van 's Lands Edelen geslooten zynde, gerekend wierd de Hollandsche rechten verkort te hebben, echter in Holland tegen den Oom eenen geduchten aanhang had verwekt. My is altoos waarschynlyk voorgekomen, dat het verkrygen van zulke Wetten en Keuren een groote slap geweest is tot de aanstelling van Vroedschappen, Raaden, en Burgermeesteren, welker oorsprong men dan ook niet verre van dat tydpunt schynt te moeten bepaalen. Of, zo inderdaad hunne geheugenis, volgens het gevoelen der Staaten in hun geschrift van het jaar 1587, zo oud {==407==} {>>pagina-aanduiding<<} is als de Steden, ten minsten schynt de zaak zelve ons aan de hand te geeven, dat hun gezag toen eerst eenigen klem verkreegen hebbe. 't Was iets groots, dat deeze nieuwe Kollegiën niet alleen gemagtigd wierden, om van binnen de rust en welvaart hunner Steden te bezorgen, maar ook om ter algemeene Dagvaart, door hunne afgevaardigden, over de belangen van den Staat te handelen; en dat de vervulling van opengevallen plaatsen aan hunne eigene verkiezing stond, ja zelfs in zommige Steden de jaarlyks he vernieuwing der regeerende Magistraaten, terwyl in andere slechts een dubbel getal, ter keuze der hooge Overheid, benoemd wierd. In een ander opzigt, dat rechtstreeks den rykdom der ingezetenen betrof, bespeurde men noch grooter gevolgen, zynde de Steden hierdoor welhaast tot de hoogte van den Adel verheven. 't Was een overoud gebruik, dat men by gewoone en ongewoone gelegenheden, als de geregelde inkomsten van den Graaf te kort schooten, op zyne bede hem ondersteunde met eenige sommen, welke bepaald wierden door de noodzaakelykheid, vergeleeken met het vermogen der ingezetenen. Weleer was dit geen geringe last geweest: nu wierd het, door den aanwas der schatten, in zekeren zin een voorrecht; dewyl het alle voorwendzelen afsneed tot het invoeren van nieuwe belastingen, die anders, wegens zo veele oorlogen als men van tyd tot tyd voerde, onvermydelyk zouden geweest zyn. Toen nu de Steden in staat gesteld wierden om den Graaf deeze Beden, zomtyds boven zyne gissing, in te willigen, drongen zy telkens dieper in zyne gunst, terwyl de Edelen, dit vooreerst met afgunst ziende, en te meer door hunne trotsheid den Meester veelal onaangenaam, zo veel verlooren, als de achtbaarheid der Burgerstaaten toenam. Zy wierden dan in- {==408==} {>>pagina-aanduiding<<} gelyfd in het lighaam van den Staat, en ondertekenden welhaast, benevens den Graaf en zynen Adel, de verbonden welke men buiten 's Lands kwam te sluiten. 't Schynt dat de steden van Vlaanderen dit voorrecht wat vroeger dan de Hollandsche verkreegen; 't welk niet te verwonderen is, dewyl Vlaanderen buiten tegenspraak, in rykdom en vermogen, Holland noch merkelyk te boven ging. De minderjaarigheid van Floris den V. viel, naar het schynt, op den rechten tyd om den voortgang der zaaken op deezen voet te verhaasten, zo dat men onder zyne Regeering het gewenschte evenwigt byna bereikte. In een Huwelyksverdrag van zyne Dochter met den Zoon des Konings van Engeland, komen de Steden, te gelyk met 's Lands Edelen, als ondertekenaars voor; en dewyl dit Verdrag zommige punten behelsde, die den Engelschen in vervolg van tyd te veel rechts op de Hollandsche zaaken konden geeven, wierd 'er uitdrukkelyk by gevoegd, dat dit alles, indien het naderhand bevonden wierd te stryden met de rechten van den Staat, voor nietig en krachteloos moest gehouden worden. Een trek, waarin men duidelyk het kenmerk der Vryheid gewaar wordt. Van dien tyd af aan wierd het staatsbestier eene kunst, welke de bekwaamheden van een middelbaar verstand te verre overtrof. Graaf Floris had ridderlyke gaaven. Hy zou bekwaam geweest zyn om eene prachtige Hofhouding luister by te zetten; hy zou in den oorlog roem behaald hebben: maar by ongeluk was dit de spil niet, daar het groote rad op draaide. Staatkunde wierd 'er vereischt, en daar was hy niet genoegzaam van voorzien. Twee vermogens, zo strydig tegen elkanderen opgewassen als de Adel en het Volk, te vereenigen, te {==409==} {>>pagina-aanduiding<<} bestieren, en als scheidsman geduurig tusschen beide te gaan, op eene wyze die hem van wederzyden beveiligde; dat was het werk niet van een wispeltuurig, ligtgeloovig, en roekeloos gemoed, als het zyne. De middelweg, dien een groot man in zulke gevallen weet te kiezen, is een smal en gevaarlyk pad, waarop de minste valsche stap onherstelbaare gevolgen heeft. Het ongenoegen der Edelen, die waarschynlyk, door de onvoorzigtigheid van den Graaf, al te schielyk begreepen, om welke redenen hy niet altoos in hunne belangen trad, groeide dus van dag tot dag tot eenen onverzoenbaaren haat, en kostte hem eindelyk het leven. Zyn lot is te wel bekend, om hier verhaald te worden. 't Geen men aangaande de schennis van Machteld van Velzen verhaalt, kan waar of versierd zyn; maar de zaaken zouden, zonder dat heimelyk beginzel van afgunst, nimmer tot zulk een uiterste zyn gekomen. 's Volks genegenheid, te laat opgewakkerd tot zyne verlossing, diende slechts om zyn rampzalig einde te verhaasten. Maar hoedaanig ook de uitslag waare, dat tydgewricht kon niet anders dan den invloed van het Volk boven deszelfs gewettigd peil verheffen. Hadden zy het geluk gehad van hunnen Graaf te ontzetten, zyne verpligting voor die weldaad zou oneindig geweest zyn: nu verdeelde zyne dood het lighaam van den Adel, vermits veelen onder hen aan het schelmstuk, 't welk van de overigen verfoeid wierd, medepligtig waren; en deeze verdeeldheid verzwakte hen in vergelyking van het Volk, dat in dit geval door eene algemeene overeenstemming zich zo veel te naauwer vereenigde. Wy behoeven slechts te letten op het voorgevallene onder Graaf Jan den I, zoon en opvolger van Floris, om hiervan overtuigd te worden. En zeker, {==410==} {>>pagina-aanduiding<<} zo de reeks der Graaven van Hollandschen huize door de ontydige dood van deezen niet afgebroken was, de kans had schoon gestaan, om het opperbewind aan eenen vasten Regeeringsvorm voor altoos te verbinden. Dit zou op dien tyd meer indruk gemaakt hebben, dan ten tyde van Maria van Bourgondië, wanneer men den Vorsten wel naauwe bepaalingen voorschreef, maar uit de Regeering van uitheemsche Landsheeren reeds geleerd had, zich niet veel te ergeren aan het krenken van Vorstelyke beloften. Jan de I, in Engeland opgevoed, was noch jong toen zyn Vader het leven verloor. Hy trouwde met de Dochter des Konings, en kwam herwaard over, min om te regeeeren, dan om geregeerd te worden door Wolfaard van Borselen, een snooden en arglistigen indringer. Vergeefs riepen de Edelen Avennes van Henegouwen tot de Voogdy, die noch wegens de jongkheid van Graaf Jan vereischt wierd. Wolfaard wist hem den voet zo dwarsch te zetten, dat hy, zich in Holland niet veilig oordeelende, eerlang wederom naar zyn Graafschap vertrok. Na dien tyd nam het aanzien van deezen Gunsteling zo schielyk toe, dat het hemzelf verblindde. Hy had zich overal noodzaakelyk gemaakt; nu begeerde hy dat alles van zyne wenken vloog. Het gelukte hem, verscheide Heeren uit hunne bezittingen te slooten, en zich daarmede te verryken. Hy belas den jongen Graaf, om hem Woerden, Ysselstein, en noch eenige andere plaatsen, te schenken, waardoor hy zyn gezag ongelooflyk versterkte. Maar zodra hy noch verder ging, en de bevestigde voorrechten der steden dacht te besnoeien, stiet hy zyn hoofd. Zyn verschil met de stad Dordrecht, welke hy tegen recht wilde noodzaaken eenigen uit haare Burgers aan eene andere vierschaar over te leveren, ver- {==411==} {>>pagina-aanduiding<<} wekte zulk eene gisting, dat hy geraaden vond zich heimelyk op de vlugt te begeeven, en met den jongen Graaf naar Zeeland overstak. Hy wierd ontdekt en achterhaald door het misnoegde Volk, dat hem onder veele mishandelingen naar Delft sleepte. Hy wierd 'er eerst in verzekering genomen; maar de woede van het Gemeen was tot zulk een toppunt gesteegen, dat zy niet dan door zyne dood kon gestild worden. Hy sneuvelde, zonder rechtsgeding, als een Landverraader. De woestheid, die in dit geval doorstraalt, kan van niemand goedgekeurd worden; doch zy dient ons om te toonen, van hoe veel belang de keuren en handvesten der steden toen reeds gerekend wierden te zyn; te meer, dewyl hem dit ongeluk in eene andere stad, dan die hy voornaamelyk beleedigd had, overkwam. Had Graaf Jan meer verstands gehad, hy zou zich in die omstandigheden wel als meerderjaarig hebben doen aanmerken; maar dit zo niet zynde, is het wonder dat de voogdy niet op een inboorling gekomen is. Brederode, by voorbeeld, in Engeland zyne opvoeding bestierd hebbende, had zich by zyne aankomst reeds met die hoop gevleid; en men had door zulk eene keuze Avennes kunnen missen. Maar Brederode was misschien te veel Engelschgezind, en 't Volk helde naar de zyde van Vrankryk, waarschynlyk uit liefde tot de gedachtenis van Floris, die zich met de Franschen tegen Engeland en Vlaanderen, strydig met het gevoelen zyner voornaamste Edelen, verbonden had. Avennes was listig genoeg om deeze drift te voeden, te meer, dewyl hy vreesde dat men anders de Voogdy aan den Graaf van Vlaanderen, Grootvader van onzen jongen Graaf, mogt opdraagen. Toen zyne verkiezing vastgesteld was, toonde hy zeer wel te begrypen, aan welke zyde 't grootste {==412==} {>>pagina-aanduiding<<} vermogen van den Staat, en bygevolg zyne verpligting, geplaatst was. De Steden hadden hem voorgestaan, en hierom liet hy zich, breeder dan men te vooren gewoon was, in alle voornaame steden inhuldigen, door welk eerbewys hy, dezelver aanzien erkennende, zich tevens van haare vriendschap zocht te verzekeren. Avennes bezat buiten twyffel de vereischte bekwaamheden tot dat gewigtig ampt; maar de schielyke dood van den jongen Graaf heeft veelen aanleiding gegeeven, om aan zyne eerlykheid te twyffelen. Hoe 't zy, de Voogd volgde den Voesterling op, als zyn naaste bloedverwant aan de vrouwelyke zyde, 't geen vooreerst gansch Holland in rep en roer stelde, en door de ongemakken der uitheemsche Regeering verdere gevolgen had, welke men toen misschien reeds had kunnen en moeten voorzien. Doch wy bespeuren uit dit gansche beloop, dat de gevoelens van het Gemeen, boven die van den Adel, de overhand behielden. Een der voornaamste inzigten, die de verheffing van Avennes begunstigden, was de hoop dat hy de dood van Graaf Floris op alle medepligtigen zou wreeken, 't geen hy beloofde, maar nimmer dacht te volbrengen. Dus is dan het Graaflyk bewind, na omtrent vierhonderd jaaren tot een Hollandsch stamhuis behoord te hebben, in vreemde handen overgegaan. Men ziet het vervolgens binnen de helft van dien tyd noch driemaal verwisselen, waarna het ten hoogsten top stygt, om een einde te neemen in de oprechting van ons tegenwoordig Gemeenebest. Van Henegouwen is het, gelyk een ieder weet, tot Beieren gekomen; van daar tot Bourgondië, en vervolgens tot het doorluchtig Huis van Oostenryk, klimmende dus by elke verandering tot magtiger en aanzienlyker geslachten op; het welk den kring der staatsbelangen zo veel heeft uitgezet, dat derzelver be- {==413==} {>>pagina-aanduiding<<} schouwing van nu af aan ook wat naauwkeuriger aandacht schynt te vereischen. Zo wy de Regeering als drieledig aanmerken, naamelyk bestaande uit het Graaslyk gezag, de magt der Edelen, en het recht der Steden, kunnen wy zeggen, dat deeze drie vermogens noch lang hun evenwigt behielden; maar dat hun onderling steunpunt, of middelpunt van zwaarte, 't welk te vooren slechts op eene ongevoelige wyze was verschooven geworden, nu dikwyls door eenen geweldigen schok verplaatst wierd. De overmagt deezer vreemde Graaven, en hunne invloed op nabuurige Ryken en omgelegene Gewesten, die dikwyls zeer schielyk rees of daalde, was oorzaak van dit ongestadig beloop. Bevorderde het geval aan vreemde Hoven de belangen van den Graaf; gelukte 't hem, zynen Broeder, natuurlyken Zoon, of verderen Bloedverwant, op den stoel van Utrecht te plaatsen; vond hy zich in staat om van de Geldersche zaaken naar zynen wensch te schikken; straks wierd hy op zyn eigen grond ontzaglyk en geducht, en de Regeering trok onmiddellyk meer of min naar de eenhoofdigheid. Liepen de gemelde omstandigheden hem onvoorziens tegen, of was hy buiten 's Lands in noodelooze en ongelukkige oorlogen ingewikkeld, zo gebeurde ook, ten aanzien van zyn, of ten minsten van zyns Opvolgers bewind, vlak het tegendeel van 't voorgaande: de Vorst wierd genoodzaakt den Adel of het Volk, ja zomtyds beide, door toegeevendheid aan zich te verbinden. De Edelen waren nu ook gereeder tot onlusten dan voorheen, schoon niets nadeeliger was voor hunne belangen. Eenigen deezer Graaven verlieten van tyd tot tyd het Land, om in hunne uitheemsche Staaten vermaakelyker te leeven; wanneer het bestier eenen Land- {==414==} {>>pagina-aanduiding<<} voogd, of Stedehouder, wierd aanbevolen, die nooit bekwaam was de rust onder hen te bewaaren. Sederd de dood van Graaf Floris door geduurige verdeeldheden ontrust zynde, verzuimden zy geene gelenheid om nieuwe twistvuuren te stooken. Zy hadden nu ook geleerd zich met de steden te verbinden, waardoor dat lighaam insgelyks verdeeld wierd: doch dit had slechts voorbygaande gevolgen, terwyl zy, als aanleiders, alle de nadeelen der Tweedragt ondervonden. Onder hen wierd alles op 't hevigste getrokken, om dat hunne oogmerken doorgaans op eene algemeene omwenteling uitliepen; zo verdelgden zy elkanderen, zonder dat de gelukkigsten, die overgebleeven waren, iets anders dan hunne eigene vernedering uitgewerkt hadden. Met de Steden was het wat beter gesteld. Zy wonnen vooreerst eenig voordeel door het uitgestrekter vermogen der Graaven, 't welk buiten 's Lands den Koophandel beschermde; zy wonnen ook by het verzwakken van den Adel, hoewel de nadeelen uit de vermeerdering van het Graaflyk bewind hierdoor geenszins konden geboet worden. Maar dit lighaam droeg in zynen boezem eene andere oorzaak van verwydering, die men eene onvolmaaktheid in het staatsgestel mag noemen. De Steden waren door geenen genoegzaamen band van gemeenschap vereenigd, door geene verpligting bepaald om elkanderen te ontzien. Elke Stad was zoveel als een Staat op zichzelven, die, zo hy 't geraaden vond, oorlog voeren mogt, of vrede sluiten, zonder zich aan het oordeel van de overigen te kreunen. Zy hielden wel Dagvaarten, maar overstemming had op haare vergaderingen geene plaats, en dewyl haare belangen zeer verschillende waren, gebeurde het dikwyls dat eene enkele stad zich afzonderde, en onzydig bleef, terwyl alles, wat {==415==} {>>pagina-aanduiding<<} haar omringde, zich tot den oorlog begaf. Dit baarde noodzaakelyk mistrouwen en onmin onder de nabuurige Burgeryen, die daarenboven door de ongelykheid van Keuren en voorrechten reeds meer dan te veel tot afgunst geprikkeld wierden. 't Is zeer klaar dat de vreemde Graaven, volgens hunne grondregelen, geen belang stelden in de verbetering van dit gebrek; maar wonder is 't dat zy, die 'er aan kwynden, daar niet op toegelegd hebben. De liefde tot Vryheid was zo groot, dat men 'er vrywillig alles, wat anders heilzaam schynen mogt, aan opöfferde. Zo stond het zaakelyk bewind dan steeds op losse schroeven; en 't was dit, dat men, myns oordeels, voor de verkiezing van Avennes had kunnen voorzien: maar men was waarschynlyk op dien tyd te driftig om de voorzigtigste keuze te doen. De inhuldiging van Avennes was niets anders dan een eerbewys aan de gedachtenis van Floris den V, wiens dood men wilde gewrooken zien. Hy, die wel wist dat zulk eene ontleende genegenheid niet langer kon duuren dan de driften, welker voldoening zy beoogde, rekte het verlangen zonder iets van belang uit te voeren, op dat men hem eindelyk uit gewoonte mogt beminnen. Maar het volgende voorbeeld bewyst wel wat het zou geweest zyn, zo de liefde des Volks tot het oude Hollandsche geslacht zyne belangen niet van ter zyden had onderschraagd. In 't laatste van zyn leven vielen de Vlaamingen in Holland en Zeeland, en hadden, door de onverschilligheid der landzaaten, reeds zo veele voordeelen behaald, dat men naauwlyks meer aan den Graaf van Henegouwen dacht. Wat gebeurt 'er? Witte van Haamstede, natuurlyke zoon van Graaf Floris, verroont zich slechts, en brengt zonder moeite de afgevallene steden wederom onder de gehoorzaamheid van {==416==} {>>pagina-aanduiding<<} Avennes, zynen meester. Zo veel vermag de liefde des Volks, wanneer zy diep geworteld is, gelyk daarentegen niets op losser gronden steunt, dan deeze zelfde hartstogt, wanneer hy uit schielyke beweegingen by verrassing gebooren wordt. Was Avennes zelf in plaats van Haamstede gekomen, hy zou niets verricht hebben. Nu zal het, myns bedunkens, niet onaangenaam zyn, dat wy op de bedryven der volgende Graaven kortelyk onze aandacht vesten, om deeze flaauwe schets door eenige luchtige hoogzels en diepzels wat op te helderen, waardoor men ligtelyk zal in staat gesteld worden, om nader over haare juistheid te oordeelen. Onder Willem den III, zoon van Avennes, worden wy noch niets gewaar, dan een stil gemor, 't welk door vrees en mistrouwen bedwongen wordt. De Hollanders weigeren, den Graaf verder dan op hun eigen bodem te dienen, waardoor hem de Vlaamingen zelfs een gedeelte van Zeeland voor een poos afhandig maaken. In laatere togten volgen zy hem evenwel, maar met koele zinnen. Men klaagt aan alle kanten over schattingen en lasten: men weigertze zomtyds op te brengen, ten zy men 'er met geweld toe gedwongen worde. Het gesmoorde ongenoegen barst nu en dan in weêrwil uit, en mist zyn doel, by mangel van beleid. De steden wrokken tegen elkanderen, maar kennen de kwaal niet, waarvan zy bevangen zyn. De Graaf dempt met moeite deeze verdeeldheden; maar die droefgeestige verzoening is niets meer dan de kalmte van eenen beroerden dampkring. Men ontziet hem om zyne magt en aanzienlyke verbindtenissen, als Schoonvader van den Keizer en den Koning van Engeland, en gehuwd aan de Zuster des Konings van Vrankryk, Maar schoon zyne wapenen Vriesland bemagtigen, schoon hy ook, in 't midden van {==417==} {>>pagina-aanduiding<<} zyne Vorstelyke vermaaken, de belangen van den Koophandel niet uit het oog verliest, niemand bemint hem, om dat hy aangemerkt wordt als een vreemdeling, die Henegouwen uit den voorraad van Holland spyst. Hy sterft eindelyk, terwyl het vuur van tweedragt noch onder de assche smeult, en Willem de IV. mengt zich, volgens de jongste oogmerken van zynen krygszuchtigen Vader, in de onlusten tusschen Engeland en Vrankryk, die weinig of niets gemeen hebben met de welvaart van het Land. Wat laater trekt deeze jonge Graaf met de Duitsche Ridders, als ter liefde van het Christelyk Geloof, tegen de Lithauwers op, om door overwinningen zynen naam beroemd te maaken; maar hy keert eindelyk onverrichter zaake te rug. In plaats van toen het oog te slaan op zyne verwaarloosde staatzaaken, ging hy Utrecht belegeren, daar vierhonderd Burgers blootshoofds en barrevoets om vergiffenis moesten smeeken voor de zwaare misdaad van hunnen Bisschop, Jan van Arkel, die, buiten 's Lands eens reis willende doen, de Regeering geduurende zyne afweezigheid zynen Broeder had aanbevolen, zonder te kunnen begrypen dat onze Graaf zich hierdoor gevoelig zou beleedigd achten. Straks daarna begeeft hy zich over zee naar de wederspannige Vriezen, doet eene landing by Staveren, en sneuvelt in het eerste gevecht, als een zoenoffer van de Vryheid, hun door zynen Vader met zo veel roems ontweldigd. Dus geduurig door zyne veldtogten onledig gehouden, was het hem onmogelyk geweest, de toeneemende verwarringen der burgerlyke Regeering eenigzins te hervormen. De gevolgen van dat verzuim openbaarden zich onder zyne Opvolgers meer en meer. De Keizer maatigde zich het recht aan van zyne Ge- {==418==} {>>pagina-aanduiding<<} maalin Margareet in het gebied te stellen, vermits de Graaf, haar Broeder, geene kinderen naliet. Zy wierd aangenomen, om dat zy inderdaad zyn naaste erfgenaam was, hoewel niet zonder zwaarigheid van de zyde der Engelschen, welker Koningin ook eene Zuster van Graaf Willem was: maar deeze, jonger zynde, moest daarom wyken, behalve dat men hier ook in 't algemeen tot Engeland geenszins overhelde. Nu wierden de langgevreesde onheilen vermenigvuldigd en opeengepakt, om in een onweêr uit te barsten, daar al het omgelegen Land van dreunen en daveren zou. Zy openden, door de tweespalt der Hoekschen en Kabbeljaauwschen, eenen jammerpoel, die in twee eeuwen naauwlyks heeft kunnen gedempt worden. Dat beklaaglyk voorbeeld van beroerte en burgerkrygen ontluistert niet weinig onze Geschiedenissen; maar het leert ons metéén de verbasteringen, waarvoor het zachtmoedigste en bezadigdste Volk des aardbodems vatbaar is, wanneer het door zwakke handen gebreideld, of liever, zonder tucht en toom, aan zyne eigene wysheid overgelaaten wordt. Hoewel men onder de voorgaande Graaven noch nooit eene Vrouw geteld had, dan Ada, die weinig in aanmerking komt, echter was men niet altoos afkeerig geweest van de Vrouwelyke Regeering. Geertruid, en Petronella van Saxen, hadden de Voogdy gehad over haare minderjaarige zoonen, Dirk den V, en Dirk den VI, tot algemeen genoegen van het Volk. Toen Holland onder Geertruid door den zoon des Graaven van Vlaanderen wierd overvallen, bewilligde men zelfs in haar huwelyk met deezen vyand, zonder te morren over de onmagt van het vrouwelyk bestier. Zo veel vermogt in die tyden de liefde tot het Graaflyk geslacht, dat vreem- {==419==} {>>pagina-aanduiding<<} de Prinsessen, met hetzelve door echtverbindtenis vereenigd, terstond als inboorlingen wierden aangemerkt, hetwelk genoeg was om met geduld eenige zwakheden in te schikken. Maar toen de kleindochter van Avennes uit Duitschland kwam om hier te regeeren, vond zy, in weêrwil der Keizerlyke achtbaarheid, die toegeevende neigingen niet. De liefde voor het huis van Henegouwen had haare wortelen niet diep genoeg geschooten, om tegen alle de overige driften, die elk op zyne wyze gehoor gaf, in vergelyking te staan; en de zaaden van onmin en beroerte, zo rykelyk onder haare Voorzaaten verspreid, schooten nu weelig aan alle kanten op. Vrouw Margareet achtte zich verpligt, aan elke Stad, die haar inhuldigde, verscheide voorrechten af te staan, om door goedertierenheid de gunst der Burgeryen te winnen, 't geen echter niet naar wensch gelukte. 't Was ook in haare omstandigheden niet staatkundig gehandeld, dewyl iedere weldaad, die zy eene byzondere Stad bewees, in dien ongerusten staat van het Gemeenebest, de verpligting om de overige Steden insgelyks te bevoordeelen vermenigvuldigde. Zy verviel in den haat van veelen, om dat het onmogelyk was die verpligting te vervullen; en de poogingen, welke zy daartoe aanwendde, bragten niets voort, dan eenen blaam van lafheid, waardoor zy de vruchten van haare hoogste en oprechtste gunstbewyzen verloor. Maar de Ingezetenen wierden noch meer van haar vervreemd, toen zy, onmiddellyk na haare inhuldiging, naar Beieren vertrok, en haaren Zoon Willem last gaf om haare plaats te bekleeden. Deeze jonge Hertog verzuimde niets om zich bemind te maaken; maar zulks geschiedde uit heimelyke oogmerken, ten koste van zyne Moeder. 't Was hem niet genoeg {==420==} {>>pagina-aanduiding<<} haar Stedehouder te zyn: hy wilde haar uit het gebied verstooten, en het op zyn eigen naam als Graaf aanvaarden. Veele Edelen begaven zich op zyne zyde; doch dewyl deeze onrechtvaardigheid te groot was om van allen goedgekeurd te worden, verklaarden zich veele anderen voor hunne wettige Vorstin. Naauwlyks bleef'er iemand onzydig, naardien men overalgreetig de gelegenheid tot eene algemeene scheuring aangreep, wegens den byzonderen wrok, dien veelen, sederd langen tyd, uit verschillende inzigten tegen elkanderen hadden opgevat. Het overlyden van den Keizer was de leus der wederspannigheid voor Hertog Willem, die het inderdaad daartoe bragt, dat zyne Moeder haar zegel hing aan zyne onbillyke voorslagen, hem in haare plaats tot het Graaflyk gezag verhief, en alleenlyk Henegouwen voor zich behield, benevens een jaargeld, overeenkomstig met haaren staat, hetwelk hy beloofde uit zyne inkomsten te betaalen. Doch die ondankbaare Zoon sloeg deeze verpligting ook in den wind, waardoor Vrouw Margareet eerlang genoodzaakt wierd op nieuw naar Holland te keeren, om zich door dwang te verzekeren van haar onbetwistbaar recht, en hem wederom tot gehoorzaamheid te brengen. Dit gelukte in den eersten opslag; maar hiermede was het vuur ontsteeken. Willem, dus smaadelyk zyne grootsche ontwerpen verydeld ziende, kon dien hoon niet verkroppen, maar nam het heilloos besluit van zyne Moeder met geweld uit Holland te verjaagen. Zyne vrienden, die hem daartoe behulpzaam waren, noemden zich uit hoogmoed, Kabbeljaauwschen, om by den Kabbeljaauw, die in Zee, aan onze kusten, over andere visschen den meester speelt, vergeleeken te worden. Het zinnebeeld van den Hoek, die, een gering werktuig zynde, deezen geweldigen visch {==421==} {>>pagina-aanduiding<<} verschalkt, behaagde hunnen tegenstreeveren, die daarom Hoekschen genaamd wierden. De eersten droegen, om zich te onderscheiden, eenen graauwen, de anderen eenen rooden hoed. 't Is ongelooflyk wat zulke tekenen op een volk uitwerken. Men heeft schier altoos gezien dat zy jammerlyke voorboden waren van eene algemeene verwoesting. 't Ging hier eveneens. Beide partyen schooten straks het harnas aan, en Holland wierd het akelig tooneel van eenen Burgerkryg, wiens gedachtenis noch het hair te berge doet ryzen. Zeventien adelyke sloten zag men in den eersten aanval slechten. Het Buskruid, voorheen in deeze Landen noch onbekend, wierd tot dat gebruik voor 't eerst gebezigd, en gaf door zyne nieuwigheid de woede scherper prikkelen, waarop zy zich als een loopend vuur verspreidde. De brand sloeg schielyk tot Utrecht en Gelderland voort, welk laatste Gewest door eenen broedertwist, ruim zo snood als het beginzel der Hollandsche partyschappen, in Hekerens en Bronkhorsten wierd verdeeld. De Schieringers en Vetkoopers stelden Vriesland in rep en roer, en aan den anderen kant wierd Vlaanderen welhaast door eene gelyke raazerny gedreeven. De Stad Gent, altoos gereed om de brandklok te doen kleppen, stond openlyk op tegen haaren Graaf. Vrouw Margareet, boven den bystand van haare Henegouwers en Zeeuwen, met Engelsche hulp gesterkt, triomfeerde vruchteloos by de eerste ontmoeting. Zy wierd naderhand geslagen, en vond zich genoodzaakt alles af te staan, dewyl de meeste Hollandsche Steden Kabbeljaauwschgezind waren; waaruit men ziet hoe weinig zy met haare toegeevendheid, in het verleenen van voorrechten, gewonnen had. Het hartzeer van deeze ne- {==422==} {>>pagina-aanduiding<<} derlaag sleepte haar eerlang in 't graf, en Hertog Willem, die nu naar wensch alle zyne oogmerken scheen bereikt te hebben, wierd met krankzinnigheid geslagen. Nieuwe stof tot onlusten. De Kabbeljaauwschen, te vooren zo af keerig van het vrouwelyk bewind, wilden Machteld van Lankaster, Gemaalin van Hertog Willem, in de Voogdy stellen. Maar tegen hunnen dank haalde de de Hoekschen Albrecht van Beieren in, onder den naam van Ruwaard; met meerder schyn van recht, om dat hy te vooren reeds tot opvolger van zynen Broeder, zo die zonder kinderen overleed, benoemd was. Doch de Hoekschen begreepen ook wel dat Hertog Albrecht, in weêrwil der Kabbeljaauwschen door hen tot de Voogdy bevorderd, noodzaakelyk hunne zyde moest kiezen. Hy deed het volgens hunne verwachting in den eersten opslag; maar op eene onbezonnene wyze, en vergat niettemin in 't kort zyne verpligtingen, om, ter liefde van eene looze Byzit, de party, die hy eerst gekoozen had, in alles te onderdrukken. Het voorgevallene onder Hertog Albrecht bewyst ons zeer klaar, dat een vreemdeling, onkundig van den staat des Lands, van de wetten en gewoonten, en noch meer van den aard der inwooneren, daarenboven te vorstelyk opgevoed om eenen vryen Staat te bestieren, duizend misslagen begaat, die eindelyk hemzelf, zo wel als zyn Volk, ongelukkig maaken. Doch wy moeten ook niet ontveinzen dat deeze Vorst noch in dapperheid, noch in kloekheid van verstand, uitmuntte. Zyne eerste dooling was het veranderen van de Wethouders in de Steden, die te veel naar de Kabbeljaauwsche zyde overhelden; gelyk mede het afzetten van den Baljuw van Kennemerland, om eenen Hoekschgezinden in zyne plaats te stel- {==423==} {>>pagina-aanduiding<<} len. Deeze nieuwigheden wierden voor wetteloos en onverdraaglyk gehouden, en 't scheelde weinig of de nieuwe Baljuw zou door eenig Volk, dat zich in eene hinderlaag had geplaatst, toen hy kwam om bezit te neemen van zyn ampt, om 't leven gebragt zyn. De Stad Delft was de moedigste van allen om den Hertog tegenstand te bieden, en in haare Overheden geene verandering te gedoogen. Hy bereikte daar zyn oogmerk niet, dan na een beleg van tien weeken, waardoor zy eindelyk gedwongen wierd hem te gehoorzaamen. Maar dit was zekerlyk geen fraai begin; en had de Hertog den landaard gekend, hy zou den tyd wat beter in acht genomen hebben. Het volgend gedrag van de Hollanders heeft hem wel overtuigd dat hy zich door die geweldige maatregelen niets minder dan geducht gemaakt hadde. Zy wilden hem geenszins vergunnen, voor het overlyden van zynen Broeder, den titel van Graaf te voeren, hoe ernstig hy daarop aanhield. Toen hy te Delft een Kasteel wilde stichten, wist men hem zulks, Overwinnaar als hy was, te beletten. Toen de Vlaamingen tegen hunnen Graaf de wapenen hadden opgevat, hebben de Hollanders openlyk, onaangezien het uitdrukkelyk verbod van Hertog Albrecht, de Stad Gent ondersteund. Hy, die begonnen was met de voorrechten der Steden te besnoeien, bragt zichzelf eerlang in het geval van uit behoeftigheid alles te moeten toestaan wat zy eischten; want hy was onbekwaam om zyne eigene rekening te maaken, en 'er kon geen gebrek zyn, dat in Holland nadeeliger waare voor zyne achting. Mogelyk is dit ook eene gewigtige reden geweest, die hem bewoogen heeft om de Hoekschen, welke hy had groot gemaakt, te laaten vaaren, vermits de Steden veelal Kabbeljaauwsch waren. Wederom een bewys van het aanzien der Steden. {==424==} {>>pagina-aanduiding<<} De Hertog begunstigde dan de Kabbeljaauwschen uit belang; maar op nieuw met dezelfde roekeloosheid, die hem eigen was. Otto van Arkel, een Kabbeljaauwsch Heer, aan eenen manslag schuldig, kwam met eenen drom van gewapende mannen vergiffenis van hem verzoeken, en verwierfze niet alleen, maar won ook zyne vriendschap en bescherming. Jan van Arkel, zyn Zoon, tot Stadhouder en Rentmeester aangesteld, weigerde na eenige jaaren rekenschap van zyne bediening te geeven, schoon men hem met de wapenen daartoe poogde te dwingen. Aleid van Poelgeest, eene Jongvrouw van Kabbeljaauwschen bloede, won des Hertogs liefde zo verre, dat hy zich geheelenal liet verblinden. Maar de Hoekschen, daarop met zynen Zoon te zamengespannen zynde, vermoordden Aleid, om zich aan Albrecht te wreeken, die, te zwak van geest om dit misdryf door eene billyke rechtspleeging te straffen, zich gelukkig achtte, dat vierenvyftig Edelen uit mistrouwen hun Vaderland verlieten. 't Was een groot vergryp dat hy in zyne tegenwoordige vrienden altoos een onbepaald vertrouwen stelde, terwyl zy, zyne omstandigheid kennende, hem door kwaaden raad in menig doolhof voerden, op dat hunne hulp altoos noodzaakelyk mogt blyven. Door verregaande eenzydigheid, eerst tegen de Kabbeljaauwschen, en naderhand tegen de Hoekschen, verzwakte hy het lighaam van den Adel zo veel, dat hy zichzelf afhangklyk maakte van de Steden. Want ditzelfde, dat voor een ander misschien zeer voordeelig zou geweest zyn, was voor hem verderflyk, om dat hy, zonder behulp van den Adel, by de Steden zyne achtbaarheid niet kon staande houden. Hy liet zich wat laater, met gelyke dwaasheid, door de Kabbeljaauwschen tegen zynen Zoon in 't harnas {==425==} {>>pagina-aanduiding<<} voeren. 't Is waar dat Willem deel had aan den moord van Aleid; maar de Hertog moest begreepen hebben dat zy deeze billyke beschuldiging slechts gebruikten tot een middel, om verdeeldheid te zaaien tusschen Vader en Zoon, en dat hy in den aanvang verzuimd had dit feit behoorlyk te straffen, toen hy uit de medepligtigen, volgens eene gebruikelyke staatkunde, alleenlyk de gevaarlykste vyanden van zyn Huis had moeten uitkippen, om 'er zich van te ontslaan, en de overigen, te gelyk met zynen Zoon, door schrik in toom te houden. Eindelyk evenwel, eenen togt tegen de Vriezen ondernomen hebbende, 't zy dat hy zich ook door zyne vleiers hiertoe had laaten vervoeren, 't zy dat hem van zelfs eene ontydige eerzucht bevangen had, moest hy zich met Willem verzoenen; en 't scheen als of hem 't geluk nu beter dienen zou: doch dit was ydele vertooning, en niets meer. De Vriezen moesten zich voor korten tyd onderwerpen; maar hun Overwinnaar vond zich door deeze onderneeming met zo veel schulden bezwaard, dat hy overal, daar hem 't gebieden voegde, verpligt was te gehoorzaamen. De overwonnenen herstelden zich vervolgens van hunne nederlaag, door het verjaagen der vyandlyke bezetting; maar het verlies van den Overwinnaar was onherstelbaar. Na zyne dood wierd zyn boedel door zyne Weduw met den voet gestooten, waartoe zy zich dezelfde onaangenaame plegtigheden moest getroosten, die een gemeen Burger in zulke gevallen onderging. Men zag de Hertogin voor de lykbaar van haaren doorluchtigen Gemaal uitgaan, in geleende kleederen, met eenen halm in de hand, dien zy wegwierp, onder de vernederen betuiging van zyne gansche Nalaatenschap te verzaaken. Een hoon, waarvan de voorige Hollanders hunne Graaven van Vaderlandschen Huize buiten twyffel zouden verschoond hebben. {==426==} {>>pagina-aanduiding<<} De ongeregeldheden der voorgaande Regeering gebrekkig te hervormen, nieuwe te verwekken door de bevordering der Hoekschen, het huis van Arkel te vernederen, Vriesland te verliezen, zyne Dochter aan den Hertog van Touraine, naderhand Daufyn van Vrankryk, uit te trouwen, zich aan het Fransche Hof in gevaar te stellen voor den Hertog van Bourgondië, terwyl zyne eigene zaaken binnen 's Lands verliepen: Ziedaar de bedryven van Willem den VI, die zynen Vader in dapperheid en moed te boven ging, maar door uitgestrekter heerschzucht, indien hy langer geleefd had, naar allen schyn grooter mislagen zou hebben begaan. In Vrankryk was de Regeering, door de krankzinnigheid des Konings, tot zulk een onzekeren staat gebragt, dat het niet anders dan roekeloosheid kon genoemd worden, zich buiten noodzaakelykheid in dien maalstroom te begeeven. Maar Hertog Willem was door 't huwelyk vermaagschapt met den Hertog van Bourgondië, die, om tot het bewind te geraaken, zelf den Hertog van Orleans had om het leven gebragt; en zyn Schoonzoon was Daufyn. Wie zou tegen zulke redenen iets inbrengen? Ondertusschen bewyst dit voorbeeld dat een Vorst zo wel zichzelf, als zyn Land, kan bederven, door verbindtenissen, die te hoog zyn, om van zynen kant door eene evenredige maagt ondersteund te worden. De Hertog begaf zich naar het Fransche Hof, met zynen Schoonzoon, die 'er het leven liet, terwyl hy zelf niet dan met groote moeite 't gevaar ontkwam. Hy stierf niet lang daarna, hebbende dertien jaaren geregeerd, en, in weêrwil van zyne tegenstreevers, noch van de meeste Edelen en Steden de belofte verworven, dat zy zyne Dochter, reeds Weduw in haare tedere jeugd, als Graavin van Holland en Zeeland zouden erkennen. Ydele voorzorgen. Deeze Vorstin is, na ontelbaare we- {==427==} {>>pagina-aanduiding<<} der waardigheden, tot de uiterste vernedering gedaald; en de binnenlandsche beroerten, die, tot op deezen tyd, noch altoos met eene voordeelige uitkomst voor de Vryheid waren afgeloopen, zyn voor dat geheiligd pand weinig minder dan doodelyk geworden. Gevoelige zielen hebben altyd zo diep gedeeld in het lot van Vrouw Jakoba, dat haare gedachtenis op alle Vaderlandsche tongen zweeft, zo gemeenzaam als of zy kort voor onzen tyd geleefd hadde. Men voerde haar, toen Amsterdam noch roemen mogt op zynen prachtigen Schouwburg, voor ieders oogen ten tooneele. Daar was 't een edel vermaak voor alle braaven, haare ongelukken te betreuren, haare zwakheden te verschoonen, haare moedige deugden, in een al te teder hart geplaatst, te pryzen en te beklaagen. Dus vindt men naauwlyks iemand onder onze Nederlanders, dien de Geschiedenissen van haaren tyd onbekend zyn. 't Waar' dan noodelooze moeite, de listen van haaren Oom, den Bisschop van Luik, de laf heid van haaren tweeden Gemaal, den Hertog van Braband, de heerschzucht van haaren Neef, den Hertog van Bourgondië, haare onvoorzigtige reis naar Engeland, haar huwelyk met den Hertog van Glochester, die niets anders bedoelde dan het gezag op haaren naam te bekomen, en eindelyk haare tedere liefde voor van Borselen, waaraan zy, om niet meer tegen de Fortuin te worstelen, haare Staaten opgeofferd heeft, omstandig te ontvouwen. Ik wil my liever bepaalen tot eenige weinige aanmerkingen noopens haare betrekkingen tot den staat des Lands, en deszelfs invloed op haare wederwaardigheden; waaromtrent ik meen te mogen zeggen, dat het Volk nimmer zyne gewigtigste belangen zo blindeling verwaarloosd heeft, als ten haaren opzigte. In langduurige verdeeldheden, die zich over het gan- {==428==} {>>pagina-aanduiding<<} sche lighaam van eenen Staat uitstrekken, ziet men dikwyls dat de party, welke eenigen tyd onderdrukt geweest is, by de eerste gunstige gelegenheid om zich op nieuw te verheffen, eene volkomene omwenteling veroorzaakt. 't Schynt dat ontelbaare werktuigen, die zo lang nutteloos hebben moeren rusten, evenwel in dien tyd te zamengekoppeld zyn, om, door een enkel beweegrad, allen te gelyk gedreeven te worden. Dus waren de Hoekschen, toen Hertog Willem de V. van zyne kwaal overvallen wierd, uit hunne schuilhoeken te voorschyn gekomen, om alles te bepaalen naar hunnen wil. Nu deeden de Kabbeljaauwschen, die onder Willem den VI. hadden stil gezeten, het zelfde, op het eerste oogenblik, 't welk hun eenige ruimte gaf, om zyne Dochter het geleeden ongelyk betaald te zetten. De looze Bisschop van Luik had schoon spel met het bestieren deeze dommekrachten, die zich aan zyne staatzucht opofferden, zonder te begrypen waar zy toe gebruikt wierden. Het was 'er ook verre af, dat de Hoekschen zich voor haar in de bresse stelden met dien vuurigen yver, dien men van nooden heeft, om groote zaaken uit te voeren. De Plaatsen, daar Jan van Beieren zich voor vertoonde, verweerden zich flaauw, en luisterden naar de vleiende belofte van voorrechten en gunstbrieven. De Stad Leiden had zich ter liefde van Jakoba laaten belegeren, Zy gaf zich, na een korten tegenstand, over, om, volgens het voorstel des belegeraars, van haaren Burggraaf ontslagen, en met de Graaflykheid vereenigd te worden. In zommige ontmoetingen hebben de Hoekschen getriomfeerd; maar de nederlaagen bragten hun altoos dubbele schade toe, zo dat de voornaamste steden zich welhaast openlyk verklaarden voor den Geweldenaar, dien zy al- {==429==} {>>pagina-aanduiding<<} les moesten ontzeid hebben. Van waar deeze vervoering? 't Schynt een trek te zyn, waaruit wy de blindheid des Volks kunnen afneemen, dat de kleinachting, welke men Jan van Braband wegens zyne laf heid billyk toedroeg, op de onbillykste wyze tot Jakoba overging, schoon men wist dat zy den besten Gemaal waardig, en met deezen onwillig verbonden was. Zodra deeze kleinachting in afkeer veranderd was, moest haars Vaders Broeder, het kostte wat het wilde, regeeren. De Brabanders hadden den Broeder van Hertog Jan over hem gesteld; het zou dan onverdraaglyk geweest zyn zyne bevelen hier te gehoorzamen, en wat zyne Gemaalin betrof, die mogt zich des getroosten. Maar 't ergste was, dat men op het voorbeeld der kikvorschen in de Fabel, den balk verachtende, zich eene waterslang op den hals haalde. Zo laat het Volk zich slingeren door onbedachte gevoelens. Zyne staatkunde, indien een weefzel van harssenschimmen dien naam verdient, is eene gansch andere zaak dan de staatkunde der Grooten. Het Volk bedoelt altoos zyne tegenwoordige belangen; het weet niets van verre te voorzien; het twyffelt niet; het werkt uit liefde of afkeer, en offert 'er zyn wezenlyk geluk aan op, zodra hetzelve, op eenige tusschenwydte geplaatst zynde, niet onmiddellyk in ieders oogen schittert. Het is wel vastkleevende aan zyne vooroordeelen, maar ook ligtgeloovig tot blindheid toe, en daardoor wispeltuurig in zyne begeerten. Dus werpt het zich van zelfs in de strikken van een ieder die behendig genoeg is om een gepast lokaas uit te vinden; en dit valt zelden moeilyk, dewyl de menigte haar zwak geen oogenblik ontveinzen kan. Op geene andere wyze is het, myns oordeels, te begrypen, hoe vrye Burgers, die reeds geleerd hadden wat het inhad eenen vreemden Heer te gehoorzaa- {==430==} {>>pagina-aanduiding<<} men, zich konden overgeeven aan den heerschzuchtigen verleider, die zo klaar getoond had dat hy, als het tyd was om zyne magt uit te breiden, noch rechten, noch betrekkingen, ontzag; die, tot Bisschop van Luik verkooren, den Geestelyken Staat had vaarwel gezegd, om hier te heerschen, en het Leenrecht deezer Landen, 't welk, zo niet by de voorgaande Graaven, ten minsten by het Volk, volgens een oud zeggen, geoordeeld wierd aan God en de Zon te behooren, aan den Keizer had verpand, om zyne onrechtvaardige eischen eenen glimp te geeven. Toen Jakoba haar ongeluk besefte, beging zy minslagen. 't Is zeer natuurlyk dat ongelukkigen, die met eene levendige verbeelding begaafd zyn, en geene ondervinding hebben, op een dwaalweg hunne behoudenis zoeken. Steelswyze naar Engeland over te sleeken, zich daar te verbinden met den Hertog van Glochester, en de ontbinding van haar wettig Huwelyk te verzoeken van een afgezetten Paus; alle deeze onderneemingen van een moedig maar verbysterd hart moesten, ik beken het, een iegelyk mishaagen. Maar wierd zy niet genoeg gestraft, toen Jan van Beieren hieruit aanleiding nam, om, als verdeediger van haaren Gemaal, zich alle haare eigendommen aan te maatigen; toen zy, herwaard gekomen om hem het hoofd te bieden, zo laf hartig van Glochester wierd verlaaten; toen zy te Bergen in verzekering genomen, en van daar naar Gent vervoerd wierd, om, als eene gevangene, door den Hertog van Bourgondië bewaard te worden? Zy ontvlugtte dien kerker noch ternaauwer nood, maar vond bezwaarlyk eenige vrienden, die moeds genoeg hadden om haar eene schuilplaats te verkenen. Hertog Filips, na dat Jan van Beieren overleeden was, door hem by uitersten wille begiftigd met al het recht, dat hy waande op deeze Landen te {==431==} {>>pagina-aanduiding<<} hebben, liet Jan van Braband op nieuw tot Graaf inhuldigen, noemde zichzelf Ruwaard, en stelde noch, om zynen slag wis te neemen, eenen stedehouder aan, die van zyne wenken vloog. Wat al Heeren in eenen vryen Staat! Vrouw Jakoba, tegen deeze onrechtvaardigheden noch eene uiterste pooging willende doen, wist de Hoekschen wederom aan 't snoer te krygen. Zy ondersteunden haar, en wonnen eenige veldslagen; maar het eerste verlies dat men leed, by Hoorn, maakte, gelyk te vooren, haare zaaken onherstelbaar. Een ieder weet de gevolgen, en moet, indien hy ze overweegt, verbaasd staan dat de Hollanders toen noch zo weinig op hunne hoede geweest zyn tegen den dwang der Bourgondische Regeering, die zich reeds in veele schikkingen van naby vertoonde. Men wil dat Jakoba zich by veelen haatelyk gemaakt hebbe, door het doodvonnis van een Hoornschen Burger, die met een onvoorzigtig woord, hoewel zonder kwaade meening gesproken, haar gehoond had. Hy, te Gouda haar ziende, en begaan met haare rampen, had gezegd: Het waar' schande dat men zulk eene schoone Vrouw zo verachtelyk heen en weder sleurde, gelyk eene openhaare Hoer. Dit kostte hem den hals, en zulks was, volgens het gemeene gevoelen, oorzaak dat de Stad Hoorn, benevens een groot deel van Westfriesland, van haar afviel, om zich onder het juk van Filips te begeeven. Komt dat verhaal met de waarheid overeen, zo heeft Jakoba zich buiten twyffel zeer vergreepen; maar deeze handelingen van het Volk gelyken vry wel naar het gebruik der Japonneezen, die, gelyk de Reizigers verhaalen, wanneer zy op een ander verstoord zyn, zichzelven den buik opryten. De kwaal, die onder de Henegouwsche en Beiersche {==432==} {>>pagina-aanduiding<<} Heeren fel genoeg haare woede had getoond, scheen ongeneeslyk te zullen worden onder de Bourgondische Regeering. Men spoedde met snelle schreeden naar de slaaverny, en schoon men 't zag, het was te laat om 'er in te voorzien. Het vermogen van Hertog Filips, en van zynen Zoon, Karel den Stouten, wies geduurig aan, terwyl hunne afweezigheid, hunne buitenlandsche belangen, en de Regeering der Stedehouders, die niemand hier vergenoegde, duizend verwarringen en misbruiken baarden, die telkens ten koste van de Vryheid gesmoord wierden. Braband en Vlaanderen, door erfrecht mede aan Filips vervallen zynde, wierden, zo wel als Artois, Luxemburg, Namen, en Henegouwen, op geene andere wyze met Holland en Zeeland vereenigd, dan om elkanderen te belemmeren, byna gelyk men zich gevangen verbeeldt, die rug aan rug gekneveld zyn; hetwelk door de afgunst der wederzydsche Landzaaten vooreerst niet ongemaklyk viel te doen. De Stoel van Utrecht wierd eerlang bezet door David van Bourgondië, des Hertogs natuurlyken Zoon, die de heerschzuchtige oogmerken van zynen Vader in alles behulpzaam was, en na deszelfs overlyden ook de Groningers aan zyn gezag wist te verbinden. Deeze uitgestrekte bezittingen wierden vervolgens onder Karel den Stouten vergroot met Gelderland en Zutsen; zo dat schier alle de Nederlanden onder éénen geweldigen Heer gebragt wierden, behalve Vriesland, hetwelk, door de verdeeldheden der Schieringers en Vetkoopers niet minder dan zyne Nabuuren geteisterd, evenwel de aanslagen, welke men tegen zyne vryheid smeedde, door 's Keizers tusschenkomst noch gelukkig wist te verydelen. 't Scheelde dan weinig, of de Nederlanden moesten aangemerkt worden als wingewesten van Bour- {==433==} {>>pagina-aanduiding<<} gondië; en Hertog Karel zou niets verzuimd hebben om de zaaken tot dat uiterste te brengen, indien 't hem, volgens zynen wensch, gelukt waare de Koningklyke kroon op het hoofd te zetten. Eene spoedige dood voorkwam de rampen, welke hy niet alleen zynen Onderdaanen, maar zelfs geheel Europa, bereidde. De heerschzucht van deeze beide Hertogen was byna gelyk; maar hunne byzondere geaardheden verschilden hemelsbreedte. Filips wist te veinzen, te streelen eer hy stak, en zyne ongenade met een schyn van recht te bekleeden; Karel dreef alles met hevigheid en dwang. Beide drukten zy het volk door zwaare Beden. Maar Filips, tot gemak en wellust genegen, was noch te vergenoegen wanneer men hem de middelen tot zyne prachtige Hofhouding verschafte; en schoon hy zomtyds voorgaf zwaare Krygstogten te willen onderneemen, hy stelde, door het bevorderen der Vrede, zyn Volk in staat om iets meer op te brengen. Karel, wiens oorlogszucht geene paalen kende, had al den rykdom van Braband, Vlaanderen, en Holland, van nooden, en ontzag niets om 'er zich meester van te maaken, terwyl de schrik zyner wapenen alle welvaart in haare bronnen stremde. Hy voerde belastingen en Excynzen in, waarvan men nimmer had hooren spreeken, ja liet zelfs het goud en zilver der Geestelykheid, haare geliefdste heiligdommen, niet onaangeroerd. De onlusten, die noodzaakelyk hieruit volgden, stilde hy met het zwaard, en joeg zo veele koppen over de kling, als hem in 't licht stonden. Filips, by den aanvang zyner Regeering, de tweedragt der Hoekschen en Kabbeljaauwschen tot zyn voordeel gebruikende, verkoos eenen middelweg, waarop noch niemand der Graaven voor hem was bedacht geweest. Hy gaf {==434==} {>>pagina-aanduiding<<} beide partyen ruimte om eenigen tyd te worstelen, tot dat zy, elkanderen de wieken gefnuikt hebbende, tot hem, als eenen onzydigen Middelaar, hunne toevlugt moesten neemen. Men ziet in dat gedrag ten minsten beleid en staatkunde; maar in de handelingen van Karel, hoe men ze beschouwe, straalt niets dan willekeur en wreedheid door. Het Gerechtshof, door Filips ingesteld, by 't verdrag dat hy als Ruwaard met Jakoba sloot, was ten minsten noch in den Haage geplaatst, waardoor de goede Hollanders gehandhaafd wierden by hun oud voorrecht, van niet buiten hunne paalen in rechten te kunnen betrokken worden. Alleenlyk was het eene kunstgreep, welke noch eenigzins verdraaglyk schynen mogt, dat de Hertog den Raad van deeze Vierschaar gedeeltelyk uit vreemdelingen deed bestaan. Maar Karel, reeds by het leven van zynen Vader, als Stadhouder, het strengste recht hier geoeffend hebbende, bragt vervolgens, toen hy zelf regeerde, dat Hof naar Mechelen over, om recht en reden naar zynen onbepaalden wil te kreuken, en speelde dus in 't openbaar den dwingeland, die in zyns Vaders gedrag altoos genoeg vermomd gebleeven was, om toe te laaten dat hy met deezen heerlyken naam, Filips de Goede, pronkte. Dus volbragt het geweld het geen de list begonnen had, en de Hollandsche Vryheid scheen weinig meer te zyn dan een ydele klank. Ik ontken niet dat zulke onderdrukkingen, als men van Hertog Karel te lyden had, zelden de gevaarlykste zyn; en hy zou dit naar allen schyn ondervonden hebben, zo het oorlogslot, dat hem eindelyk tegenliep, zyn leven had gespaard. Maar hy bleef, ten aanzien van deeze Regeering, zolang hy leefde, door zyn geluk op het voordeeligste geplaatst, en be- {==435==} {>>pagina-aanduiding<<} hoefde slechts den weg op te streeven, die voor hem gebaand was. Ook bevonden de Hollanders zich in een tydgewricht, het welk hun niet vergunde zich tot staatgeschillen te verledigen. De Edelen hadden hun eigen vermogen geknakt; de steden waren wel in magt en rykdom toegenomen; maar derzelver Regeering was sederd lang zeer onstuimig geweest. De Koophandel moest nu, meer dan te vooren, door de wapenen ondersteund worden, inzonderheid tegen de Oosterlingen; en de nabuurige Gewesten hadden, schoon zy door den Hertog eveneens gekweld wierden, noch den onderlingen wrok niet afgelegd. 't Waren misschien de Gentenaars alleen, die verder zagen, en uit het leed, dat anderen trof, hun eigen lot wisten te voorspellen. Welk eene verandering onder Maria! Naauwlyks was de maare van Karels nederlaag en dood bevestigd geworden, of eene nieuwe zucht tot vryheid verhief zich, levendiger dan ooit voorheen, in alle gemoederen. Men dacht met schaamte en verontwaardiging aan de voorleede tyden, en men zag met schrik vooruit. Men kende nu, door eene zekere ondervinding, de oorzaak der misbruiken, die zonder de ernstigste voorzorg welhaast onverwinlyk zouden zyn. De Reden kreeg voor den eersten maal gehoor, en het gemeen belang wierd, zelfs aan de zyde der Kabbeljaauwschen, boven byzon dere inzigten gesteld. Toen zweeg de Tweedragt voor eene poos, en men stelde zich niet gerust voor dat men tot de nieuwe Regeering de heilzaamste maatregelen had beraamd, die ooit het geluk van een wys en moedig Volk kunnen beveiligen. Men wist inderdaad zulke maatregelen te ontwerpen en in te voeren; maar om ze genoegzaam te bekrachtigen, moest men, gelyk wy te vooren reeds aangemerkt heb- {==436==} {>>pagina-aanduiding<<} ben, zich hebben kunnen behoeden voor de Oppermagt van vreemde Heeren. Nu is ten minsten dat ontwerp eene voorbereiding geweest, om de volgende eeuw tot gewigtiger bedryven te noopen. Vlaanderen was het voornaamste Gewest dat ten dien einde de poogingen van Holland en Zeeland ondersteunde, weinig denkende, dat het ook naderhand voor anderen in 't spits zou moeten staan, en zelf van de zoetste vruchten dier onderneeming versteeken blyven. Wy leeren uit deeze omwenteling hoedaanig het onderscheid zy tusschen vrye volkeren, en natuurlyke slaaven. Een volk, dat nimmer de vryheid heeft gekend, is niet bekwaam om ze te genieten, en wordt door verdrukking terstond flaauwmoedig en laf: een vryheidlievend Volk kan insgelyks verdrukt en overweldigd worden; maar het herstelt zich vroeg of laat, om dat het altoos edele zaaden in zynen boezem kweekt. De Deugd, die het beginzel is van vrye Maatschappyen, kan zich in een overheerden Burgerstaat wel haatelyk maaken, maar niet, gelyk onder eenen ry van Alleenheerschers, door valsche denkbeelden van eer en schande, haare achtbaarheid verliezen. Eer en Deugd zyn by een vryheidlievend Volk onafscheidelyke denkbeelden, en de verhevenste bekwaamheden trekken 'er nooit eenige lofspraak tot zich, wanneer ze met geene voortreffelyke deugden gepaard gaan. Wat 'er ook gebeure, dit is genoeg om alles te herstellen, terwyl in tegendeel een Landaard, die tot de slaaverny geschikt is, niet zelden uit den hoogsten top van voorspoed in een afgrond nederstort, waaraan, by mangel van dusdaanige hulpmiddelen, in eeuwigheid geen redden is. Een groot man zou, zo wel als Solon of Lykurgus, zynen naam onsterflyk gemaakt hebben, alleen door zul- {==437==} {>>pagina-aanduiding<<} ke instellingen, als het eenvoudig en ongeletterd Volk, door enkele ondervinding bestierd, in die tyden wist op te delven. De ondervinding overtreft in dit punt de afgetrokkene bespiegeling der Wysgeeren, dat zy doorgaans de bekwaamste middelwegen aanwyst. Maar 't is voorzeker een ongemeen verschynzel, dat men dus ontelbaare hoofden, sederd veele jaaren aan twist en verdeeldheid gewoon, op één oogenblik niet slechts tot den zelfden, maar ook tot den besten zin, ziet te zamenstemmen. Het groot Privilegie van vrouw Maria is het Wetboek der Nederlandsche Vryheid geworden, waarop men zich in de volgende Staatgeschillen altoos beroepen heeft, gelyk de Engelschen op hunne groote Charter. 't Is een afbeeldzel van de Regeering, gelyk dezelve van overoude tyden af was begreepen geweest, maar nooit anders dan gedeeltelyk en gebrekkig in kracht gesteld, en het vertoont zich ten dien einde baarblykelyk, als eene hervorming van ingesloopene misbruiken, maar geenszins als eene nieuwigheid, die naderhand herroepelyk of betwistbaar schynen kon. Daarom bezweert de Hertogin deeze voorwaarden niet alleen voor zichzelve, maar verpligt 'er ook alle haare Nazaaten aan, en erkent hierdoor deezen Regeeringsvorm, als overeenkomstig met de waare en oorsprongklyke rechten des Volks. Te weeten, men voorzag wel dat andere tyden nieuwe verwarring zouden geeven, en niemand vleide zich, zo groot eene zaak, buiten alle gevaar van inbreuk of overtreeding, bevestigd te hebben. Het was juist om deeze reden, dat men tegen alle afwykingen wilde waaken zo veel men kon, en niets voor de zorg der Nakomelingen overliet, dan 't geen onmogelyk te bepaalen was. Evenwel verbeeldde men zich deeze voorzorgen noch zo noodzaakelyk niet, als men ze kort {==438==} {>>pagina-aanduiding<<} daarna bevond; veel minder dacht iemand, dat men 'er, na 't herleeven der verdeeldheden, op nieuw om in 't harnas zou moeten staan, en dat 'er noch eene ongelukkige eeuw verloopen moest, eer de verhoopte welvaart uit eene alleryslykste verwoesting gebooren wierd, met zulk een luister, dat de heerlykste voorrechten van dien tyd niet meer dan schaduw en doodverf zouden schynen. Maar zodaanige uitkomsten hangen misschien onmiddellyk van het bestier der Voorzienigheid af. Zo verre als het menschelyk begrip met zyne bekrompene inzigten reikte, was men voornaamelyk bedacht op de volgende omstandig, heden. De wankelende staat van het Fransche Hof onder den krankzinnigen Koning Karel den VI, en de voorspoed der Engelsche wapenen tegen Karel den VII, hadden den Hertogen van Bourgondië, die nooit hun voordeel in den wind sloegen, gelegenheid verschaft om zich overal ontzaglyk te maaken. Lodewyk de XI, van Hertog Karel veel afbreuk geleeden hebbende, dacht, na deszelfs dood, op éénmaal alle schade te verhaalen, en verkoos daartoe twee middelen, die ligtelyk in een hoofd als het zyne konden vereenigd worden. Hy beweerde gerechtigd te zyn tot de erfenis der Bourgondische Staaten, overrompelde het Hertogdom, bezette verscheide plaatsen in Pikardye, en dreigde de Nederlanden met een algemeenen inval, terwyl hy, in denzelfden adem, Maria voor zynen zoon, een zevenjaarig kind, ten huwelyk verzocht. Zyn Broeder Karel, Hertog van Guienne, de Hertogen van Kalabrie en Savooie, en vooral Maximiliaan, Hertog van Oostenryk, 's Keizers zoon, hadden 'er reeds by het leven van haaren Vader op gevlamd, doch waren telkens van hem afgeweezen, of met ydele woorden ge- {==439==} {>>pagina-aanduiding<<} paaid. Nu was 't geen tyd meer om met dit stuk te draalen; te minder, dewyl men, om de naderende krygsmagt der Franschen te wederstaan, wanneer men naamelyk den Koning zynen eisch ontzeide, eenen strydbaaren Veldheer van nooden had; en 't stond te duchten, zo de keuze van eenen Gemaal aan Maria wierd gelaaten, dat zy of uit vreeze, in weêrwil van het Volk, tot den Daufyn zou neigen, of, uit hooger gevoelens, met deezen of geenen uitheemschen Prins eene andere niet min onaangenaame verbindtenis aangaan, in welk geval zulk een Vorst ook geene de minste verpligting voor zyn geluk aan het Volk zou hebben. 't Schynt wel dat men het oog geworpen had op Adolf van Gelder, die, door Hertog Karel in hechtenis gehouden wegens de bekende tweedragt met Arnoud, zynen Vader, thans uit den kerker geslaakt wierd, en aan het hoofd van een leger gesteld, om Lodewyk den XI. tegenstand te bieden. De jonge Hertogin van den anderen kant, door zulk eenen vyand reeds voor een groot deel van haare bezittingen beroofd, schikte zich gemaklyk naar den tyd, schoon men anders geene reden heeft om te denken, dat deeze Trouw haar zou hebben voldaan. Adolf sneuvelde by de ontmoeting; maar de bepaaling, waaraan Maria zich by het eerste punt van het Privilegie onderworpen had, om naamelyk niet in het huwelyk te treeden, dan met overleg en goedkeuring van haar maagschap en van de Nederlandsche Staaten, bleef, gelyk alle de overige punten, in volle kracht. Zy wierd, in gevolge daarvan, niet lang daarna gegeeven aan Maximiliaan, Hertog van Oostenryk, die de gunst der Landzaaten, vooral der Gentenaaren, gewonnen had, en niettemin, na zyne inhuldiging, hunne verwachting ondankbaar genoeg te leur stelde. {==440==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik heb het eerste punt van het Groot Privilegie aangeroerd: zie hier eenige andere, die ons, te gelyk met de gevoelens van dien tyd, de gebreken van het voorgaande staatsgestel onder 't oog brengen. Men verwierf van de Hertogin dat zy beloofde, geene hooge noch laage ampten aan eenen Vreemdeling te zullen geeven, dat niemand twee bedieningen te gelyk zou mogen hebben, en dat geene bedieningen zouden verpacht of verhuurd mogen worden. Zy beloofde ook dat van den Hove hier te Lande geene opene noch geslootene Brieven, anders dan in de Duitsche Taal, zouden gezonden worden. De Hooge Raad en Rekenkamer van Holland en Zeeland, door haaren Vader naar Mechelen overgebragt, zou wederom in Holland geplaatst worden. Deeze Raad, by zyne eerste instelling door Filips tot negen Leden bepaald, maar van tyd tot tyd grootelyks vermeerderd, zou wederom bestaan uit eenen Stedehouder, en acht Leden, naamelyk zes Hollanders, en twee Zeeuwen, behalve noch twee andere Heeren, die geene wedde trokken, maar ook inboorlingen moesten zyn. Geene rechtsgedingen zouden daar geoordeeld worden, ten waare by hooger beroep van mindere Gerechten. De Graavin, gelyk mede alle volgende Graaven of Graavinnen, zou in alle zaaken van gewigt zich gedraagen volgens het goedvinden van den Raad, en van de Staaten des Lands; geen oorlog of vrede sluiten, geene nieuwe tollen heffen, geene verandering maaken in de Munt, dan met toestemming van deezen. De Steden wierden gehandhaafd in alle haare Keuren en Voorrechten; zy mogten dagvaart houden, waar en wanneer zy wilden, en behoefden haare Rekeningen voor den Graaf niet eens te verantwoorden. Kortom alles wat onder de voorgaande Graaven, met naame Filips en Ka- {==441==} {>>pagina-aanduiding<<} rel, tegen reden was beslooten of ingevoerd, wierd te niet gedaan. De afgeperste Beden wierden kwytgescholden, en men stelde uitdrukkelyk vast dat voortaan geene Landen of Steden iets behoefden toe te brengen tot Beden, waarin zy niet bewilligd hadden: ja, zo de Graaf vervolgens eenige Beden wilde doen, zou hy verpligt zyn, overal zelf te verschynen, om zyn verzoek voor te stellen. Groote en gewigtige bepaalingen, welke, indien zy ruim anderhalve eeuw te vooren dus hadden kunnen gemaakt worden, Holland en Zeeland voor veel onheils zouden bewaard hebben. Wanneer de heilzaamste schikkingen, op het plegtigste ingevoerd, binnen korten tyd wederom in duigen vallen, moet 'er een onverwinlyk kwaad schuilen by het voorwerp, tot welks behoud zy ontworpen zyn. Zo was het hier gesteld. Het Huwelyk van Maximiliaan en Maria, hoewel met de goedkeuring des Volks bestempeld, gaf echter onmiddellyk aanleiding tot nieuwe verbasteringen. Het schuilend kwaad, de diepgewortelde wrok der Hoekschen en Kabbeljaauwschen, kwam op nieuw te voorschyn, en verspreidde zich meer en meer, naarmaate dat het uitgelokt wierd door de straalen van het Vorstelyk vermogen. De yver der Gemeente, te schielyk gerust gesteld, waakte niet genoeg tegen de beginzelen van het bederf, welke te gering scheenen om 'er zich aan te stooren; en veele Edelen, welker belang het was de opgaande Zon te eeren, zagen niet ongaarne dat de nieuwe Regeeringsvorm te rug keerde tot den voorigen wankelbaaren staat. Dus geraakten de Kabbeljaauwschen, altoos her Vorstelyk gezag toegedaan, schier overal op het kussen; waardoor de vryheid aan het kwynen sloeg. De voorgaande Graaven van vreemden Huize, vooral de Bourgondische, {==442==} {>>pagina-aanduiding<<} hadden door het veelvuldig krenken der handvesten en wetten, derzelver achtbaarheid in de oogen der Grooten, die dikwyls over de Eer by navolging oordeelen, merkelyk verkleind. Diergezwoorene eeden ten nadeele van 's Lands geheiligde rechten in den wind te slaan, scheen dan niet meer schandelyk in eenen Vorst, wiens doorluchtige voorzaaten dagelyks hetzelfde hadden gedaan, en de hooge rang der Graaven, gepaard met hunne buitenlandsche magt, verantwoordde vervolgens door zulke voorbeelden allerlei misbruik. My dunkt dat de steden het voorrecht der Dagvaarten al te ruim hebben genomen. Haddenze jaarlyks ééne Dagvaart vastgesteld, gelyk men naderhand in Vlaanderen deed, dat recht zou bestendiger gebleeven zyn, en beter gediend hebben, om den voortgang der misbruiken te sluiten. Zolang Maria leefde, ging alles noch wat behendiger toe dan na haare dood, toen Maximiliaan, de Voogdy hebbende over zynen Zoon, den jongen Filips, en eerst tot Roomsch Koning, naderhand tot Keizer, verheven, alles met een gebiedenden toon aan zich trok. Maar dit is ook geenszins te verwonderen, dewyl Maria niet lang leefde: 't is moeilyker te begrypen, hoe de Landzaaten het gewaagd hebben haar zulk eene aanzienlyke echtverbindtenis te ver gunnen. Want zy had ook reeds van den aanvang af getoond dat haare handelingen niet oprecht waren. Een merkwaardig geval, 't welk veel geruchts verwekte, bewyst zulks buiten tegenspraak. De Heeren Hugonet en Imbercourt, onder anderen, in een Gezantschap aan Lodewyk den XI. afgevaardigd, waren heimelyk belast geweest met eenen brief van vrouw Maria, waarby zy dien Koning verzocht had zyne waare gevoelens aan niemand, behalve de twee gemelde Heeren, benevens de Hertogin {==443==} {>>pagina-aanduiding<<} weduwe en den Heer van Ravestein, te willen openbaaren, dewyl zy alleen met deezen in het bestier der zaaken te raade ging. Die letteren gaf de Koning niet lang daarna aan eenige Gentenaars, welke met hem kwamen handelen op een Berichtschrift, waarby de Hertogin verklaarde niets te willen sluiten dan met kennis en overleg der Staaten. Lodewyk verrichtte uit een kwaad beginzel eene goede daad, doch de Gentsche Burgery trok deeze zaak noch verder dan hy verwachtte. De beide Heeren wierden veroordeeld om het vergryp van Maria met den hals te boeten, en men voerde 't vonnis uit onder de oogen der jonge Vorstin, die, in de nederigste gestalte, door traanen noch gebeden niets tot hunne behoudenis vermogt. Dit was sterk geyverd voor de rechten der vryheid; maar niet sterker dan de meeste Vorsten zouden doen om zich te beveiligen op een troon. Deeze zelfde Gentenaars hebben evenwel het huwelyk van Maria met Maximiliaan allermeest bevorderd, 't zy dat zy, door medelyden geraakt, hunne voorige strengheid aldus dachten te vergoeden, 't zy dat ze, 't geen hiermede ook wel kan te zamengaan, de party niet zwaar genoeg geoordeeld hebben, om 'er over bekommerd te zyn. De Gentenaars hebben door eene zekere woestheid, niet ongelyk aan het gedrag der Engelschen, dikwyls hunne braafste daaden ontluisterd; echter kan men hun den lof niet weigeren, dat zy, ten minsten in die tyden, voor onze Hollanders menigmaalen het ys hebben gebroken, schoon deeze te traag of te onverschillig waren, om 'er by tyds gebruik van te maaken. Binnen drie of vier jaaren had Maximiliaan zynen Kabbeljaauwschen aanhang schier overal in de Hollandsche Regeering gedrongen; en de Stad Hoorn, die zich moediger dan anderen daartegen had gekant, vond zo weinig begunstigers, dat zy vervolgens het {==444==} {>>pagina-aanduiding<<} stichten van een Kasteel, waar door men haar bedwingen wilde, niet beletten kon. Na de dood van Maria weigerde Vlaanderen Maximiliaan als Voogd over zynen zoon Filips te erkennen, en verzekerde zich van den jongen Graaf, om op zynen naam de wettige Regeering te handhaaven. Hadden de Hollanders gelyke maatregelen genomen, deeze Vorst zou, zelfs na dat hy Keizer geworden was, hun niet te magtig geweest zyn. Maar in Holland wierd hy zonder tegenstand overal aangenomen, en zelfs tegen de nabuurige Gewesten ondersteund. Onder de Vlaamsche Steden heerschte, naar het schynt, minder afgunst, en dus grooter yver voor de gemeene belangen. De Hollandsche stonden, na dat zy deel genomen hadden in de tweedragt der Edelen, geduurig tegeneengekant. Zy hadden geleerd, zich elk op haare beurt te verheugen in de vernedering, die aan allen door dezelfde oorzaak beschooren was; en onder het koesteren van zodaanige gevoelens wierd een iegelyk in 't eind gewoon-zich aan den schyn van tegenwoordig voordeel te vergaapen. Waar de Vorst zich vertoonde, wierd hy omringd van Kabbeljaauwschen, staatzuchtige voorstanders van zyn opperbewind, en dienaars van zyne oogwenken, ter bevorderinge van hunne eigene grootheid. Deeze hebben Utrecht, 't welk anders gezind was, door Hollandsche wapenen genoodzaakt zich te onderwerpen; en Vlaanderen zelf, te zwak om alleen in de bres te staan, moest hem voor eene poos ontfangen. Maar toen hy kort daarna, Roomsch Koning geworden zynde, zyne heerschzucht den teugel vierde, was het gevolg dat men hem binnen Brugge in verzekering nam. By die gelegenheid hebben de Vlaamingen eene ongemeene proef van hunnen moed gegeeven. Zy stelden Maximiliaan {==445==} {>>pagina-aanduiding<<} niet wederom in vryheid, voor dat hy, afstand doende van zyne eischen op de Voogdy ten hunnen opzigte, Gyzelaars had gesteld, om dat verbond te staaven. Maar wat zyn Gyzelaars? Keizer Frederik had een leger byeengebragt, om zynen zoon te ontzetten, en, zyn ontslag noch niet verstaan hebbende, kwam 'er mede afzakken naar de Nederlanden. Dit was eene genoegzaame reden voor onzen Vorst om zyn woord te breeken, en zyne Gyzelaars aan hun noodlot over te laaten. Filips van Kleef, een derzelven, door deeze trouwloosheid getroffen, vereenigde zich met de Gentenaars, en hielp hen de onderneemingen van het Keizerlyk leger stuiten. Toen waar' het noch tyd geweest voor de Hollanders, om op de bescherming van hunne rechten te denken. De Hoeksche party verhief ook inderdaad het hoofd, en Jonkheer Frans van Breederode maakte zich geducht in die togten, die naar hem den naam van Jonker Fransen oorlog draagen. Maar helaas! het bederf was te diep ingekankerd. Naauwlyks had hy zich meester gemaakt van Rotterdam, of de voornaamste Hollandsche steden lieten zich tegen hem in eene Heirvaart beschryven, om, indien het mogelyk was, haare eigene boeien noch vaster te klinken. Rotterdam wierd herwonnen, Brederode verloor kort daarna het leven, en de Hoekschen zagen zich op nieuw van alle hoop versteeken. Zelfs namen de Vlaamsche zaaken vervolgens zulk een nadeeligen keer, dat men ook genoodzaakt wierd Maximiliaan aldaar in te haalen, en eene schandelyke vergiffenis te verzoeken, voor de wraak, die men van het breeken zyner trouwe genomen had. Wel is waar, dat de staatkundige inzigten van het Fransche Hof in dat tydgewricht voor de Vlaamingen zeer voordeelig geweest waren, en dat hunne vernedering volgde, zodra zy van die zyde niet meer ondersteund wier- {==446==} {>>pagina-aanduiding<<} den; maar even zeker is het, dat de bystand van dat Ryk noodeloos zou geweest zyn, zo de Hollanders door hunne verdeeldheid niet tot verkeerde maatregelen waaren vervoerd geworden. Hadden zy het rechte spoor gekoozen, de Gelderschen en Vriezen zouden ontwyffelbaar hunne poogingen ondersteund hebben; de Geldersche oorlog, dien Filips naderhand tegen Karel van Egmond gevoerd heeft, om hem uit zyn wettig bezit te stooten, had kunnen vermyd worden, en de Vriezen waaren niet genoodzaakt geworden, zich onder Hertog Albrecht van Saxen te begeeven, gelyk kort daarna geschiedde. Duur genoeg hebben de goede Ingezetenen in Holland deeze dooling betaald. In eenen tyd van gebrek en armoede vreemd krygsvolk te moeten voeden, met zwaare schattingen en Excynzen belast te worden, terwyl door het verlaagen van de Munt hunne behoeftigheid noch vermeerderd wierd, en dagelyks van eenen trotsen Stedehouder af te hangen; zie daar de vruchten van hunne trouw voor het doorluchtig Huis van Oostenryk. Het Kaas-en broodspel getuigt met welk een ongeduld het Gemeen dat juk poogde van den hals te schudden. Maar te laat. De dam was doorgebroken, en in den algemeenen nood schoot 'er niets meer over dan dat een ieder door toegeevendheid zichzelf beveiligde. Toen Filips, in den ouderdom van zestien jaaren door zynen Vader, die Keizer geworden was, in de Regeering gesteld zynde, 's Lands wetten en voorrechten zou bezweeren, zonderde hy alles uit, wat men na de tyden der Bourgondische Hertogen, Filips en Karel, mogt verworven hebben; waarmede het groot Privilegie eenklaps de bodem ingeslagen was. En schoon hy vervolgens aan de groote steden noch eenige voorrechten afstond, deeze moesten {==447==} {>>pagina-aanduiding<<} niet als wettige eigendommen, maar als gunsten van zyne hand, ontfangen worden. De vernedering der steden ging zo verre, dat zy het recht van dagvaarten te houden volgens haar welgevallen niet eens behielden, Op het gezigt van zulke veranderingen zon de achting, welke wy voor onze vryheidlievende Voorouders opgevat hebben, merkelyk moeten daalen, zo men niet wist dat de invloed van eenige ongeruste geesten dikwyls de neigingen van een gansch Volk verrast, vooral wanneer dat Volk handel dryft, of door het oeffenen van kunsten en handwerken te veel wordt afgetrokken, om het staatsgestel in zyn ingewikkeld verband te doorzien. Ook kan een nieuwe Regeeringsvorm, gelyk men onder Maria gemaakt had, met bedrieglyke omstandigheden gepaard gaan, waarvoor men zich niet weet te hoeden, vermits derzelverschadelyke gevolgen door de ondervinding noch niet bekend geworden zyn; en dit laatste schynt voornaamelyk op de Hollanders van dien tyd toegepast te kunnen worden. Men moet zeer omzigtig zyn, wanneer men het lot van zodaanige Maatschappyen verklaaren wil uit de Geschiedenis dier aaloude Burgerstaaten, waarvan de Geleerden hunne staatkunde doorgaans ontleenen. De meeste voorbeelden, welke men gemeenlyk uit Grieksche en Roomsche schryvers bybrengt, zouden ons veel beter te stade komen, zo wy van Venetie of Genua spraken, daar wy slechts eene enkele stad hebben, niet ongelyk aan Rome, Karthago, Athene, of Sparte, welker Burgery een ondeelbaar lighaam uitmaakt, dat tegen den Adel overstaat; dan ten aanzien van Holland ln den voorleedenen, of ook gansch Neêrland in den tegenwoordigen tyd. Wy vinden hier het Volk zo wydverspreid door verscheidene steden, die strydig van {==448==} {>>pagina-aanduiding<<} belangen, en byna gelyk van vermogen zyn, dat het zeer moeilyk valt iets aangaande dit Volk te zeggen, 't welk voor eene algemeene waarheid kan doorgaan, en noch veel moeilyker, uit de vergelyking van zaaken, welker beginzelen zo veel verschillen, eenig licht te scheppen, 't welk ons oordeel voor verbystering bewaare. 't Schynt dan dat wy de Hollandsche Geschiedenis veeleer als een oorsprongklyk voorbeeld hebben aan te merken, 't welk uit geene voorleedene gebeurtenissen te verklaaren is, maar namaals dienen moet ter verklaaringe van tyden, die noch niet gebooren zyn. Om evenwel van de gedachtenis der verstreekene eeuwen zo veel gebruik te maaken als wy kunnen, zoude men deeze overeenkomst tusschen ons Holland, en de gemelde staaten der Oudheid, mogen stellen: Dat zy allen of te gronde gegaan, of ten minsten in het uiterste gevaar gebragt zyn, door dezelfde oorzaak, waaraan zy hunne grootheid verschuldigd waren. Rome, door de wapenen magtig geworden, is door zyne eigene magt verslonden. Sparte, door strenge regelen van afzondering en armoede onverwinlyk gemaakt, wilde zich ook geducht zien door veroveringen. Toen diende zelfs de armoede des Volks, nadat zy onder alle Burgers eene heilzaame gelykheid van rang had ingevoerd, den Overwinnaaren, met den roof hunner Nabuuren verrykt, tot eene onderscheiding, waaruit de dwinglandy met alle haare gebreken herbooren wierd. Hoogmoed, gierigheid, en heerschzucht, die eindelyk dien verwonderlyken staat wederom ontbonden, waren dus de voortbrengzelen van die zelfde wetten, waardoor Lykurgus deszelfs duurzaamheid had willen verzekeren. Athene en Karthago hebben de zeevaart en den Koophandel tot hun voordeel gehad. Beide zyn zy door de rykdom- {==449==} {>>pagina-aanduiding<<} men tot partyschappen opgehitst, en dus bedorven: maar deeze hebben in Athene onder het Volk, en in Karthago onder den Adel, 't meeste kwaad gedaan. By onze Hollanders, die veel nader schynen te komen aan de Karthagers dan aan de Atheners, hebben niettemin de rykdommen eene gelyke uitwerking gedaan als in Athene. 't Volk is 'er door tot scheuring gebragt, en onaangezien het verschil tusschen die wispeltuurige Grieken, en de bezadigde Hollanders, waren deeze scheuringen evenwel uit haaren aard by de laatsten de gevaarlykste, wegens het groot getal der Steden, die overal elkanderen in 't licht stonden. Dat de Hollanders dit noch te boven gekomen zyn, zulks moet, myns oordeels, aan twee oorzaaken toegeschreeven worden: vooreerst aan de verkeerde maatregelen der volgende Landsheeren, die het Volk te weinig achting toedroegen, om het hunne fynste Staatkunde waardig te oordeelen; en ten tweeden, aan de gereedheid der welmeenende Burgeryen, om haare dwaalingen te verbeteren, zo dra het bleek aan welke gevaaren zy zich blindeling hadden blootgesteld. Dit laatste is misschien een eigene trek, die den Landaard op geene ongunstige wyze onderscheidt. Laaten wy het gezeide noch wat ophelderen. Wy hebben met den aanwas der Steden, de voortreffelyke vruchten van den Koophandel en de rykdommen gezien: 't is tyd, den penning, gelyk men zegt, om te keeren, en het tegenoverstaande nadeel te beschouwen. Toen de rykdommen onder den Burger zo algemeen verspreid wierden, genoot men in 't eerst, met een onuitspreekelyk genoegen, de Vryheld, die 'er door bevorderd wierd. Maar zy scheen, gelyk te Romen, onvolmaakt te zyn, zolang de voornaamste, of in ons geval, de rykste Burgers geen deel hadden aan de Regeering. In die tyden was 'er noch {==450==} {>>pagina-aanduiding<<} geene onderscheiding van Gezindheden op het stuk van den Godsdienst, niets dat iemand kon uitsluiten of onbevoegd maaken: ryk genoeg zynde scheen een iegelyk ook gerechtigd te zyn om naar den titel van Vroedschap, Schepen, of Burgermeester, te staan. Het Overheidsampt, te vooren als een last aangemerkt, was door het aanzien der Steden een trap van eere, dat is een voorwerp van nyd en afgunst, geworden. Vermogende lieden hielden 'er zich dan niet langer mede vergenoegd, dat zy door hunne stemmen de keus der Wethouderen bestierden; zy arbeidden om zich zelven verkiesbaar te maaken, 't welk aanleiding gaf tot partyschappen, kuiperyen, omkoopingen, en allerleie ongeregeldheden, die het groote twistvuur van den Burgerkryg dagelyks nieuw voedzel verschaften. Dit is in zulke gevallen de natuurlyke zwakheid van het menschelyk geslacht. Wy zien noch dagelyks dat ryke Burgers, of voor zichzelven, of voor hunne kinderen, naar de Regeering haaken; en allermeest, wanneer zy door een byzonder geluk, door eene erfenis, eene Oostindische reis, of iets diergelyks, zeer schielyk uit de laagte ten hoogsten top geklommen zyn. Wy zien niet zelden dat zy 'er de belangen van hunnen Godsdienst om ter zyde stellen. Als de baatzucht eenigermaate voldaan is, schynt de hoogmoed, die noch sterker hartstogt is, in haare plaats te komen. Ondertusschen begrypen zulke nieuwelingen niet, dat zy langs deezen weg zich allereerst in gevaar stellen van het speeltuig der Grooten te worden. De Adel, die allang hunnen voorspoed met afgunst beschouwd heeft, krygt dan eerst gelegenheid om 'er wraak van te neemen. Onkundig en ligtgeloovig zynde, laaten zy zich alles ligtelyk diets maaken, wat fraai in de ooren klinkt, en geeven dikwyls hunne schatten als eenen roof aan welspreekende wargees- {==451==} {>>pagina-aanduiding<<} ten ten beste, die in de vuist hunne onnozelheid belachen. Dus eenmaal ingescheept, vinden zy geen middel om ooit weêr tegen den stroom op te roeien, en worden meer en meer genoodzaakt gevoelens aan te neemen, welke zy te vooren zouden verfoeid hebben. De verbastering wordt eindelyk algemeen door de besmettende kracht der voorbeelden, en de onverzoenbaare haat tusschen de aanzienlykste Geslachten, die elkanderen den voorrang betwisten, vermenigvuldigt zich naar evenredigheid van het vermogen, dat den Staat doet bloeien. Zo de redelykste party, gelyk men doorgaans ziet, de zwakste wordt, komen veele braave lieden, die tot noch hebben stilgezeten, in het droevig geval, waarvoor de wet van Solon schynt gemaakt te zyn, die niet toeliet dat iemand in burgerlyke krakkeelen onzydig bleef. Zy moeten zich wel by hunne verdrukte Medeburgers voegen, om zelven niet mede te vergaan in het onweêr, dat van alle kanten opsteekt. Gelukkig is een Land, daar in die akelige omstandigheden noch een merkwaardig getal van braave zielen gevonden wordt, die moeds genoeg hebben om zulk een besluit te neemen. Echter scheen dit voor Holland op dien tyd een onvermogend hulpmiddel te zyn. De overmagt van Hertog Albrecht, die Maximiliaan uit Saxen te hulp kwam, moest vooraf verscheide Steden tot eene schandelyke vernedering dwingen; en 't was eerst onder de stappe Regeering van Filips, dat de Landzaaten door hunne rampen wys genoeg geworden waren, om al dat onstuimig gewoel te staaken. Het schynt dan dat wy de onlusten van dit tydgewricht moeten aanmerken als eene voorbygaande gisting, waardoor het Volk van zyne opgepakte kwaalen gezuiverd wierd, om naderhand des te gezonder te zyn; 't welk, hoewel het niet zonder groot verlies van krachten geschied- {==452==} {>>pagina-aanduiding<<} de, echter noodig was tot de groote uitkomsten, waar van de tyd bezwangerd ging. Maximiliaan was gelukkig, dat zyn leeftyd onder de dwarreling deezer beroerten voorviel; want vroeger of laater gekomen zynde, zou hy waarschynlyk aan naauwer toezigt onderworpen geweest zyn. Zommige Vorsten zyn, om zo te spreeken, door den invloed hunner Geboortesterre tot hooger toppunt van geluk en glorie gevoerd, dan andere door de hoogste wysheid of Heldendeugd immer konden bereiken; en onder deezen schynt Maximiliaan geteld te moeten worden. Zo men hem vergelykt met Albrecht van Beieren, schynt het onderscheid in den eersten opslag zeer groot, hoewel het inderdaad niet zo zeer in hunne persoonen, als wel in de uiterlyke betrekkingen van hunnen staat te vinden is. Hy was even schraapzuchtig als de Beiervorst, en niet voorzigtiger, noch bekwaamer om de liefde der Landzaaten door gepaste middelen te winnen. Zyne onvoorzigtigheid blykt daaruit, dat hy niet alleen de Privilegien te kort deed, maar zelfs niet den minsten dekmantel voor dat onwettig bedryf wist te vinden. Zie hier eenige trekken, die te gelyk mogen bevestigen, het geene te vooren aangaande zyne Regeering met algemeene bewoordingen gezeid is. Hy maakte eene instelling, dat voortaan de Leenen op geene Vrouwen meer zouden versterven, maar verklaardeze allen, by gebreke van manlyk oir, aan 's Vorsten Tafel vervallen. Hy bragt door het verlaagen der Munte het gansche Land in verwarring, en gaf dus zynen amptenaaren, van den Stedehouder tot de geringste Rentmeesters toe, gelegenheid tot de snoodste knevelaaryen. Hy maatigde zich onbewimpeld het bewind der zeezaaken aan, waartoe hy geen recht altoos had. Hy liet veele Hoekschen, welke by het overrompelen der Hollandsche Steden in zyne handen vielen, ter {==453==} {>>pagina-aanduiding<<} dood brengen, en in hun vonnis beschuldigingen invloeien, welke rechtstreeks het Groot Privilegie te leur stelden. Dus wierd een Burgermeester van Dordrecht onthalsd, om dat hy, onder andere diergelyke poogingen, de rechten der Stad had voorgestaan tegen de Mandementen van het Hof, en gestemd tot het beschryven van eene algemeene Dagvaart der Hollandsche Steden. Een andere trek bewyst ons noch klaarder de gevoelens van deezen Vorst, en verdient daarom hier verhaald te worden, schoon niet onmiddellyk de belangen van het Vaderland raakende. Omtrent deezen tyd was 'er een zekere Peerken Waarbeek, die zich uitgaf voor een afstammeling uit den Huize van Jork, en hierom voorwendde gerechtigd te zyn tot de Kroon van Engeland, die kort te vooren, by de verheffing van Hendrik den VII, tot het Huis van Lankaster was overgegaan. Hy was de Zoon van een bekeerden Jood, en door Margareet van Jork, Weduw van Karel den Stouten, tot deeze onderneeming opgemaakt, welke hy naderhand aan de Galg heeft moeten bezuuren. Maar Maximiliaan, toen reeds Keizer zynde, oordeelde 't niet strydig met zyne waardigheid, aan te spannen met zulk eenen Bedrieger, en van hem eene verklaaring te verwerven, waarby deszelfs rechten op de Engelsche Kroon, zo hy zonder manlyke erfgenaamen stierf, op den Keizer en zynen Zoon vervielen. 't Is de Heer Wagenaar, by wien men dit oorsprongklyk vindt. Geen wonder dat zulk een Vorst de achting der Gentenaaren, hoe zeer zy hem in den aanvang begunstigd hadden, niet behouden kon; maar hoe is 't mogelyk dat de Hollanders, die noch kort te vooren zich zo manlyk voor de vryheid hadden gekweeten, hem nu zo blindeling aan de hand gingen? Zy waren tot noch van geen uitheemschen Opperheer met minder heuschheid {==454==} {>>pagina-aanduiding<<} behandeld, en zy kleefden hem nochthans getrouwer aan dan iemand der voorgaande Vorsten. Zyne Krygstogten blonken immers niet genoeg uit om hem geducht en beroemd te maaken. Zyne Roomschkoningklyke of Keizerlyke waardigheid deed 'er ook zeer weinig toe. Het aanzien, 't welk zy hem verleende, wierd wel dubbel opgewoogen, door de behoeftigheid van penningen waarin zy hem stortte, en deeze penningen moesten, eveneens als onder de Bourgondische Hertogen, meerendeels door de onzen opgebragt worden. Hoe de Keizerlyke schatkist gemeenlyk voorzien was, kunnen wy hieruit afneemen, dat de reiskosten van Maximiliaan, toen hy zich naar deeze Landen begaf, om met Maria te trouwen, niet door zynen Vader Frederik den IV, maar door de Nederlanders, betaald wierden. Wat was dan de oorzaak van zulk eene vervoering onder de Hollanders, in weêrwil van het voorbeeld hunner Nabuuren? Zekerlyk moeten wy ze zoeken in de Vriendschap der Kabbeljaauwschen. Maar hoe kwam het, dat deeze hem ook niet, gelyk Albrecht van Beieren, op hunne beurt overheerschten, en geheel van hunnen wille afhangklyk maakten? De reden is, myns oordeels, deeze, dat onder de Kabbeljaauwschen van zynen tyd meer Burgers en minder Edelen gevonden wierden. Het lighaam van den Adel was door langduurige Burgerkrygen geknakt, en de Burgers waren te veel van heerschzucht ingenomen, om eenpaarig het Vorstelyk gezag, waarvan elk voor zich zyne bevordering verwachtte, te wederstreeven. Mogelyk zyn deeze menschen ook, volgens de laagheid hunner beginzelen, gemaklyker in toom gehouden door de vrees voor het zwaard des scherprechters, welke den Adel integendeel tot wederspannigheid zou vervoerd hebben. Het ongelukkig lot van den Dortschen burgermeester heeft buiten twyffel veelen afge- {==455==} {>>pagina-aanduiding<<} schrikt. Doch hieruit zien wy te gelyk, hoe veel een vrye Staat te lyden heeft, wanneer het evenwigt der Leden, uit welke hy is te zamengesteld, weggenomen wordt. De Edelen, te zwak geworden om afzonderlyk het hunne toe te brengen tot eenen vasten Regeeringsvorm, hadden noch juist zo veel aanziens behouden als noodig was om de Burgeryen door een kwaad voorbeeld te verblinden. De Nederlandsche Vryheid heeft dus in haaren traagen oorsprong allerleie wisselvalligheden ten doel gestaan, even of 'er eenige eeuwen moesten aaneengeschakeld worden, om haar te bereiden tot den zwaaren schok, die, door het beslissen van haar lot, haaren stand bevestigen zou. Zy is door eene inwendige en eenpaarige oorzaak onophoudelyk in 't hart versterkt, maar in de ledemaaten door alle mogelyke wederwaardigheden bekommerd, beurteling verdrukt en voorgestaan, roekeloos aangevochten en kwaêlyk verdeedigd, maar door haare eigene zwaarte geduurig wederom opgerecht, en daarenboven nooit geheel verlaaten van yverige beschermers, die hunnen tyd wisten waar te neemen. Wy kunnen haar vergelyken by die hooge Ceders, die op het gebergte aan veele stormen en onweêrvlaagen blootgesteld, en hunnen wasdom trekkende uit den grond waarin zy geworteld zyn, niet dan na eene reeks van jaaren het voorwerp van elks verwondering worden: maar zy is dikwyls met veel zwaarder smak ter neêr geslagen, en verwonderlyker door haare ingeboorene krachten hersteld. 't Was voorzeker in de tyden, welke wy 't laatst beschouwd hebben, met geene menschelyke wysheid te voorzien, dat 'er toen weinig meer dan eene halve eeuw vereischt wierd, om haar in staat te stellen dat zy de uiterste poogingen van het Oostenryksch geweld verduurde; en noch veel minder, zo iemand in die dagen de {==456==} {>>pagina-aanduiding<<} verbaazende magt van dat Vorstelyk Huis, voor gansch Europa zo geducht, had weeten te voorspellen. Wy, die van achteren dat verschynzel beschouwen, vinden ons genoodzaakt te bekennen, dat het naauwlyks door eenige voldoende redenen op te lossen is: doch ten deezen opzigte schynt het hier niet ondienstig, uit de voorgaande aanmerkingen een gevolg af te leiden, 't welk zich van zelfs opdoet, en geschikt is om eenige verkeerde begrippen uit den weg te ruimen. Wy hebben naamelyk de oude Geschiedenissen van ons Vaderland reeds omstandig genoeg beschouwd om te begrypen dat de voornaamste Nederlandsche Provincien, voor de oprechting van ons Gemeenebest, zo gering en behoeftig niet waren, als men zich gemeenlyk verbeeldt. Schoon dit eene aangenaame dwaaling is, om dat de tegenwoordige luister van onzen Staat op die onderstelde nietigheid zo veel sterker afsteekt, moet men ze echter, als eene dwaaling, onbewimpeld tegenspreeken. Het getal der Hollandsche steden, het belang 't welk vreemde Mogendheden altoos in de vriendschap van Holland en Zeeland stelden, hunne verbonden van Koophandel, het aanzien der Hollandsche Graaven, zelfs voor dat zy noch buiten hun Vaderland eenigen eigendom hadden, hunne huwelyken, hunne bestendige onafhangklykheid van het Keizerlyk gezag, de onderstand dien de Graaven van vreemden Huize, tot hunne uitheemsche oorlogen, uit deeze Landen trokken, de zwaare Beden welke men hun onophoudelyk inwilligde; alles bewyst dat Holland en Zeeland op verre na geene moerassen of visscherspoelen, maar veeleer bloeiende en handelryke gewesten waren, welken, naar de omstandigheid van die tyden, niets ontbrak om by de grootste Vorsten in ernstige aanmerking genomen te worden. Vlaanderen en Braband waren ze- {==457==} {>>pagina-aanduiding<<} kerlyk noch ruim zo magtig; en wanneer wy nu vervolgens zien, dat de welvaart van deeze Provincien in den schoot van Holland te zamen vloeit, terwyl zy zelve als voormuuren strekken, waarop de woede der Vyanden afstuit, zullen wy de mogelykheid van het gebeurde noch wat nader kunnen beseffen. Men erinnere zich meteen, dat onze Voorouders uit hunne bittere verdeeldheden evenwel dit voordeel trokken, dat hunne strydbaarheid nooit verflaauwde, hoewel zy, zelden anders dan op hunnen eigen bodem de wapenen draagende, in ondervinding te kort schooten by de Duitschers, Spanjaarden, en Italiaanen. Gebrek van ondervinding maakte hen ook in den eersten opslag onbekwaam tot aanvallende, maar geenszins tot verweerende oorlogen. Dus zien wy dan, dat verscheide middelen waarvan de Voorzienigheid zich tot onze verheffing bediend heeft, hoe wonderlyk zy ook zyn, noch kunnen met het natuurlyk beloop der dingen vereenigd worden; en dit moet ons veel meer voldoening geeven, dan de erkentenis van een wonderwerk, dat ons verstand in alles te boven ging, zou kunnen doen. Doch terwyl wy tot deeze beschouwingen overgaan, wordt het onderwerp in onze oogen geduurig vergroot, alles vertoont zich op wyder afstand, de naauwste betrekkingen breiden zich veel verder uit, en alle werkende oorzaaken worden meer en meer te zamengesteld. De felste tweedragt der Hoekschen en Kabbeljaauwschen, de grootste hevigheid der Vlaamsche, Geldersche, Utrechtsche, en Friesche oorlogen, het haatelykste juk der Bourgondische dwingelanden, alle de rampen en elenden, waarvan wy gewaagd hebben, zyn niet meer dan eene ydele schaduw, in vergelyking van de onheilen, waarvan het lieve Vaderland onder de Oostenryksche of Spaansche Regeering slag op slag overvallen wierd. Maar het zal niet zonder vrucht zyn, dat {==458==} {>>pagina-aanduiding<<} deeze tydperken ons wat hebben opgehouden, dewyl zy ons oordeel kunnen bestieren, om, gedeeltelyk uit reeds vastgestelde beginzelen, gedeeltelyk, daar hetnoodig is, uit nieuwe, welke de verdere beschouwing ons aan de hand geeve, op vaster grond te redekavelen. Ik verbeeld my dat wy, als op eene reis, tot dusverre eene rivier bevaaren hebben, die, in haaren oorsprong smal, en allengs breeder wordende, ons eer wy 't wisten gebragt heeft tot eenen ruimen zeeboezem, welke niet zonder ontroering te aanschouwen is. Laaten wy beproeven, of het mogelyk zy, langs de Kusten van dien gevaarlyken Golf, dewyl zy hier en daar duidelyk genoeg door anderen afgebakend zyn, onze reis gelukkig te volbrengen. Karel van Oostenryk, zynen Vader, na deszelfs dood, niet alleen in het gebied der Nederlandsche Provincien opvolgende, maar ook op den Spaanschen troon, vervolgens tot Keizer verheven, en daarenboven verrykt met de schatten der nieuwe Waereld, steeg van tyd tot tyd zo hoog, dat alles hier onder den dwang van zynen wil moest bukken. Vergeefs poogde de Koning van Vrankryk, voorheen zyn mededinger naar de Keizerlyke kroon, en naderhand zyn aanzienlykste tegenstreever, dat gezag te ondermynen door het ondersteunen der moedigste misnoegden: alle tegenstand diende slechts om 'er de verdere uitbreiding van te billyken met schooner schyn van recht. De Stad Gent, die openlyk tegen den Keizer opstond, wierd nu, veel gemaklyker dan te vooren door Maximiliaan, tot gehoorzaamheid gebragt. De Provincien, welke tot op deezen tyd of haare vryheid bewaard, of eenen anderen Heer gehoorzaamd hadden, als Vriesland, Groningen, en Overyssel, wierden met het groote lighaam der Nederlanden vereenigd. Utrecht {==459==} {>>pagina-aanduiding<<} wierd in een naauwer verband met Holland getrokken, en de Hollanders zelven hadden gaarne gezien, dat deeze Provincie toen, met verlies van alle haare rechten, tot een aanhangzel van hunnen Staat gemaakt waare, zonder zich te bekommeren over de gevolgen, die zulk een gewaande triomf te wege brengen moest. De Keizer, die niets liever wenschte, dan de onderscheiding in het staatsbestier van zo veele nabuurige Gewesten weg te neemen, vermits hy ze aanmerkte als den grootsten hinderpaal voor zyn willekeurig gezag, oordeelde niettemin dat de tyd voor hem noch niet gebooren was, om dien sprong te waagen. Gelderland verschafte hem, zolang Hertog Karel van Egmond leefde, de grootste moeite; maar het wierd na zyne dood door de Keizerlyke wapenen welhaast overheerd, en de strydbaare Maarten van Rossem zelf, by de Hollanders zo gevreesd door ontelbaare brandschattingen en strooperyen, begaf zich in dienst van den Overwinnaar. Zeventien Nederlandsche Provien, dus onder éénen Heer gesteld, en ten naasten by als leden van hetzelfde lighaam verbonden, zagen zich nu weinig minder dan het Keizerryk, of de Heerschappy van Spanje, aan zynen scepter onderworpen; en de Nederlandsche Vryheid, op den oever van haaren ondergang gebragt, was onherstelbaar verlooren gegaan, had men haar vervolgens niet door buitenspoorige geweldenaaryen uit den doodslaap gewekt. Karel de V. was inderdaad een groot man: hy zou het ook zonder zynen verhevenen rang geweest zyn, om dat zyne bekwaamheden natuurlyk waren. Zyne staatkunde evenaarde zynen oorlogsmoed; zyne wakkerheid is onbeschryflyk, en, hoe de Fransche schryvers dit ook trachten te bewimpelen, hun Koning Francois de I. was in Vorstelyke deugden geenszins met hem te vergelyken. {==460==} {>>pagina-aanduiding<<} Hy was een Nederlander, en zyn levensloop kan ons overtuigen dat het Nederlandsch karakter door zyne aangeboorene bezadigdheid niets behoeft te verliezen van dat vuur, 't welk tot de uitvoering der gewigtigste zaaken vereischt wordt. Het schittert by vlugger geesten bevalliger aan alle zyden uit, maar het blyft zwakker, om dat het in geen brandpunt verzameld wordt. Onze Keizer, die alle zyne bekwaamheden tot een nuttig einde wist te vereenigen, was dus alleen tegen Francois den I, Hendrik den VIII, den Kardinaal Wolsey, en den Paus te zamen, opgewassen. De heerschzucht, die altoos de zwakheid van groote Vorsten is, was ook de zyne, en 't is zeker dat de Nederlandsche Privilegien daartegen eene zwakke borstweer verstrekten; maar zyne heerschappy viel, naar het schynt, den onderzaaten draaglyker, omdat hy bekwaam was dezelve met wysheid en achtbaarheid te onderschraagen. Hadden zyne wyduitgestrekte oogmerken hem niet in zo veele oorlogen ingewikkeld, nu tegen Vrankryk en Engeland, dan tegen den Kerkelyken staat in Italie, ja dikwyls tegen de Turken; mogelyk zouden de Nederlanders, die hy als zyne Landslieden beminde, onder zyn bestier gelukkiger geweest zyn. Veele zyner instellingen bewyzen dat hy de deugden en gebreken van onzen landaard grondig kende, en 'er gepaste maatregelen ten algemeenen nutte naar wist te neemen. Maar hy wierd te veel afgetrokken om op alles behoorlyk acht te geeven, en, niettegenstaande zyne onmeetelyke rykdommen, was het steeds uit gebrek van geld, dat hy zich genoodzaakt vond de Hollandsche en Brabandsche steden door zwaare Beden uit te putten, ja, 't geen noch erger was, den Koophandel aldaar door schadelyke belastingen te stremmen. Men leest met verontwaardiging dat de Staaten, om dat juk eenigzins verligt te {==461==} {>>pagina-aanduiding<<} zien, tot zyne Amptenaars door vleieryen en geschenken hunne toevlugt moesten neemen. Had hy noch, toen hem de wisselvalligheid van het oorlogslot begon te verveelen, zich kunnen vergenoegen met het gerust bestier van zyn eigendommen, had hy moeds genoeg gehad om zyn verkreegen geluk te genieten, zyne natuurlyke bezadigdheid, zyne wysheid, zyn gesleepen oordeel, zouden hem te stade gekomen zyn, om zich by de laate Nakomelingschap zo wel onder de beste Vorsten, als onder de roemruchtigste Overwinnaars, den eersten rang waardig te maaken. De Vryheidlievende Nederlanders, hem boven anderen aangenaam, zouden hem overtuigd hebben, dat de belangen van zulk een Vorst, als hy wenschte te zyn, nooit kunnen onderscheiden zyn van de belangen des Volks, dewyl zy van beide zyden op de algemeene welvaart uitloopen. Is het niet een verbaazend voorbeeld van de nietigheid der menschelyke bedryven, dat wy deezen Keizer, zodra het tyd wordt om zich daartoe te verledigen, eensklaps in de duisternis van een klooster zien verdwynen; dat hy, na ontelbaare belegeringen, veldslagen, en triomfen, den luister van zynen troon niet meer kunnende verdraagen, in zulk een zwaarmoedig verblyf liever langzaam wenscht te sterven, dan ten nutte van het menschelyk geslacht een nieuw en gelukkig leven aan te vangen? 't Is de zwakheid der grootste zielen, dat hunne onbepaalde begeerten beter kunnen uitgebluscht dan gemaatigd worden, en dat de goederen, welke zy 't vuurigst nagejaagd hebben, door het eerste genot zo verachtelyk worden, als zy te vooren bekoorlyk scheenen. Hoe 't zy, Keizer Karel moest niet alleen als Vorst, maar ook als Vader, zyne zorgvuldigheid verder uitgestrekt hebben. Viel het bestier van zo veele Ryken en Staaten hem lastig, 't waar' {==462==} {>>pagina-aanduiding<<} vooreerst genoeg geweest, het Keizerryk aan zynen Broeder Ferdinand af te staan; zo kon hy Spanje met de Nederlanden voor zich behouden hebben, om zynen zoon door dagelyksche voorbeelden van billykheid en deugd tot derzelver regeering bekwaam te maaken. Hy was deezen Zoon, dien hy beter moest gekend hebben, zulke staatlessen verschuldigd, eer hy 't waagde hem tot dat gevaarlyk toppunt van Opperheerschappy te verheffen, 't welk nu, dewyl het ontydig geschied is, zo wel voor Filips als voor zyne Onderdaanen, eene reeks van plaagen na zich heeft gesleept. Het ontbreekt niet aan byzondere trekken, die ons aanleiding geeven om zo gunstig van des Keizers Regeering te denken, indien hy ze tot het einde zyns levens had willen behartigen. Schoon zyne Beden zwaar en menigvuldig waren, nochthans kan men aanmerken dat niemand onder alle Graaven de traage toestemming der Staaten, hunne weigeringen, en 't gestadig krakkeelen over den omslag der penningen, met zo veel geduld verdraagen heeft. Zelden wierden zy ingewilligd, zonder dat men eenige gunst of voorwaarde, tot vergelding, daartegen wist te bedingen. De steden waren veel magtiger, dan ooit te vooren; zy wilden zulks voor den Vorst ontveinzen, die, zonder hierover gestoord te zyn, op maatregelen bedacht was, om met behendigheid den dekmantel op te ligten; en hoewel hy in eene zaak van dat belang zyn oogmerk nooit bereikte, heeft zulks echter zyne liefde voor het Volk geenszins verkoeld, veel min hem aangezet om door geweldige middelen zich te verzekeren, van 't geen hy door zachtheid niet verwerven kon. Zyn ontwerp bestond voornaamelyk in het heffen des honderdsten pennings van alle uitgaande Koop- {==463==} {>>pagina-aanduiding<<} manschappen, en des tienden van de inkomsten der vaste goederen, als mede van den jaarlykschen winst der Kooplieden. Dit was zeer wel uitgedacht om het voorgestelde oogmerk te bereiken, maar het ontmoette zo veel zwaarigheden, dat de Keizer zelf den honderdsten penning terstond wederom afschafte, en de nalaatigheid op het invorderen des tienden, welke in de meeste Steden zeer groot was, door de vingeren zag. Dus kan men van hem zeggen, dat hy tusschen Alleenheersching en Dwinglandy onderscheid wist te maaken. Hy was, naar het schynt, zo streng niet in het gebieden, als zyne Zuster, de Landvoogdes, in het opvolgen van zyne geboden. Dit blykt mede uit de handelingen over het verlofgeld, dat men van het uitgaand kooren moest betaalen, welke van's Keizers zyde onophoudelyk wierden aangedrongen, en even ernstig door de Staaten afgeweerd, als ten uitersten nadeelig voor den Koophandel. De Landvoogdes, verre van naar reden of bescheid te luisteren, zou 'er alles aan gewaagd hebben, om dit stuk door te dryven; maar toen hieruit een algemeen ongenoegen sproot, zo dat men zelfs te Amsterdam voor een oproer begon te vreezen, veranderde de Keizer van gevoelen, en vergunde den Ingezetenen deeze belasting voor eene maatige som af te koopen. Zulke voorbeelden bewyzen ons dat hy, zonder trotsheid, als een bekwaam stuurman, het roer naar den eisch wist te wenden en te draaien; 't geen bovenal vereischt wierd by een vrymoedig Volk, daar men gewoon was de nederigste verzoekschriften met deeze en diergelyke uitdrukkingen te besluiten: Zo doende, zal uwe Keizerlyke Majesteit wel doen. Noch bezat hy, boven deeze hoedaanigheden, ook de wysheid van verstandige raadslieden te kiezen, 't welk, om 'er niets anders van te zeggen, duidelyk genoeg te {==464==} {>>pagina-aanduiding<<} zien is uit de verheffing van den grooten Viglius, die, had hy namaals maar half zo veel invloed op Filips gehad, alleen bekwaam geweest waare om de Nederlanders te leiden waar hy wilde. Viglius, een der eerlykste en schranderste Staatsmannen van zynen tyd, en volmaakt kundig van alles wat het Vaderland betrof, diende den Keizer gedunrig met zynen raad, en redde hem dikwyls uit de neteligste omstandigheden. Wy zien 'er een uitmuntend voorbeeld van, in het beslechten van 't verschil met de Duitsche Stenden, over de Leenroerigheid deezer Gewesten met betrekking tot het Ryk, welke men niet openlyk kon verwerpen, dewyl zy te dikwyls erkend was door voorgaande Graaven, die 'er uit hoofde van hunne byzondere betrekking tot de Keizers geene zwaarigheid van maakten, en waardoor men evenwel oordeelde dat de natuurlyke Rechten van een onafhangklyk Volk te veel zouden besnoeid worden. De tegenwoordige Keizer, en Graaf, was niet genegen om deeze zaak door zyn gezag af te doen, op dat hy niet schynen mogt aan de eene of de andere zyde zyne onderdaanen te verongelyken. Hy iet het stuk door Viglius bepleiten, die de zaak ten einde bragt door eenen bekwaamen middelweg, waarby de Nederlanders, voor een gering aandeel in de Rykslasten, in het volle bezit hunner vryheden en voorrechten beveiligd wierden, gelyk breeder te zien is by den Heer Wagenaar. Wat had men dan niet te wachten gehad van zulk eenen Vorst, indien hy, eenmaalden oorlog vaarwel gezegd hebbende, zich onbepaald op het vreedzaam bestier zyner Staaten had willen uitleggen? Maar hy had ook buiten twyftel gebreken: hy was heerschzuchtig, listig, gestreng tot wreedheid toe, en onverzettelyk in zyne beginzelen. Wy moeten niet ontveinzen, dat zyne bedryven ten aan- {==465==} {>>pagina-aanduiding<<} zien van den Godsdienst onverantwoordelyk zyn. Jammer is het dat zyn krygszuchtig leven hem meer gelegenheid gegeeven heeft, om de gedachtenis deezer gebreken te vereeuwigen, dan om zyne Kroon met den luister der deugden, welke wy waarlyk bezat, te versieren. Onder de veertigjaarige Regeering van deezen Monarch is het stelzel der Staatkunde met een gansch nieuw en allermerkwaardigst beweegrad vermeerderd. De Hervorming van den Godsdienst, in Duitschland door Luther ondernomen; van een anderen kant, en eenigzins op andere gronden, door Kalvyn en Zwinglius voortgeplant, verspreidde haare leer met eene ongelooflyke schielykheid door de aanzienlykste deelen van Europa. Zy vond welhaast geduchte Voorstanders, en wierd aldus een ernstig voorwerp van bekommering voor Prinsen en gekroonde Hoofden. Niet dat het veelen onder hen onaangenaam kon zyn, het oppergezag van den Paus te zien snuiken; maar een iegelyk had reden om op het zyne toe te zien, onder 't opborrelen van zo veel ongehoorde nieuwigheden, daar uit eene enkele omwenteling ligtelyk veele andere stonden te volgen. Want gelyk de beste zaaken gemeenlyk allermeest aan misbruik onderhevig zyn, zo konde ook deeze vrymoedigheid der hervormde gevoelens, schoon van de meesten met eene goede meening betracht, zommigen tot een voorwendzel dienen, om tot muiteryen en gevaarlyke aanslagen over te gaan. In Duitschland meende men terstond hiervan de klaarste voortekenen te zien. 't Was vergeefs dat de Keizer door strenge Plakaaten den aanhang van Luther zocht te verstrooien. Deeze nieuwe gezindheid wies hem boven 't hoofd, en hy kon niet beletten, dat Saxen, Brandenburg, Lunenburg, Hessen, en Anhalt, na openlyk te- {==466==} {>>pagina-aanduiding<<} gen zyne bevelen geprotesteerd te hebben, zich door het Smalkaldisch Verbond tot onderlinge bescherming vereenigden. Van toen af baatte zelfs geene toegeevendheid meer, om dat zy verdacht gehouden wierd, en schoon zyne wapenen eindelyk by Mulberg eene zeeghaftige overwinning behaalden, de uitkomst leerde dat die ook vruchteloos geweest was. De Overwinnaar vond zich naderhand genoodzaakt, by de Vrede van Passau eene volkomene vryheid van Geloof voor Duitschland in te willigen, en zelfs de voornaamste Hoofden van Luthers aanhang, den Keurvorst van Saxen en den Landgraaf van Hessen, die hy, na den slag by Mulberg, vyf of zes jaaren, als gevangenen met zich had omgevoerd, op vrye voeten te stellen. Hendrik de II, Koning van Vrankryk, zag met vermaak dat zulke verdeeldheden hem gelegenheid gaven om den Keizer met voordeel te beöorloogen, en moedigde daarom de hervorming in het Duitsche Ryk verder aan, 't welk niet geschieden kon zonder dat zy ook tot in het zyne doordrong, om 'er niet lang daarna gelyke bekommeringen te baaren. Maar de wonderlyke grilligheid van den Engelschen Koning, Hendrik den VIII, die tegen Luther schreef, en den Roomschen Stoel in Engeland alle mogelyk afbreuk deed, na dat hy zich, door zyne Echtscheiding met 's Keizers Moei, den Pauselyken ban had op den hals gehaald, bevorderde zyns ondanks dit werk, op eenen voet, die hem, tot aan het einde zyns leevens, niet dan spyt en kwelling veroorzaakte. Onze Nederlanden, vooral de volkrykste Provincien, als Braband, Vlaanderen, en Holland, dagelyks, meer dan eenig ander Land, van Vreemdelingen uit alle oorden bezocht wordende, konden zich niet lang buiten den kring van die groote beweegingen houden. In {==467==} {>>pagina-aanduiding<<} tegendeel wierd de hervormde Leer door ontelbaare Lutherschen uit Duitschland, en Kalvinisten uit Zwitserland, herwaard om stryd toevloeiende, hier ook meer dan elders voortgeplant. 't Was te meer om veele redenen natuurlyk dat zulk eene verandering hier smaaken moest. Het begunstigen van dezelve was een nieuw punt van Vryheid, en wel het gewigtigste van allen. Dit punt éénmaal in verzekering gesteld zynde, was men gerust dat men den Koophandel, te gelyk met de burgerlyke vryheid, door de toeneemende menigte van inwooners, geduurig verder zou kunnen uitbreiden. Daarentegen konden de Monniken zich, door hun lui en wellustig leven, nergens haatelyker maaken, dan by een naarstig en werkzaam Volk, dat, hunne domheid beginnende te begrypen, na dat het lang te vooren hunne dartelheden had verfoeid, hen niet dan met afkeer voeden kon. De beschaafde Letteren, ter goeder uure door François den I. uit Italie naar Vrankryk overgebragt, aldaar gekoesterd, en verder om haare nuttigheid door de Voorstanders der hervorminge aangemoedigd, bragten overal niet weinig toe tot de billyke verachting van dat redeloos gespuis. En hoe hoog deeze hier te Lande begonnen gewaardeerd te worden, blykt genoeg uit den ongemeenen roem van onzen Erasmus, die in deeze dagen bloeide. Even natuurlyk was het aan den anderen kant, dat de Keizer deeze zaaken met groot ongenoegen aanschouwde. Alles, wat den Roomschen Stoel benadeelen kon, moest hem noodzaaakelyk mishaagen, dewyl deeze, door den voorspoed zyner wapenen in Italie, genoegzaam aan hem alleen verpand geworden was. Brantôme denkt dat zyn oogmerk geweest is, zichzelf eindelyk tot Paus te doen verkiezen. Hoe 't zy; hy had al vroeg zynen Leermees- {==468==} {>>pagina-aanduiding<<} ter, Adriaan den VI, met de driedubbele Kroon weeten te beschenken, en naderhand Paus Klemens, die zo veel niet naar hem luisterde, gevangen genomen. Deeze wierd gedwongen de Keizerlyke Kroon op het hoofd van Karel met eigen handen te bevestigen, 't welk zo veel indruk gaf, dat zyne Opvolgers zich aan dit voorbeeld spiegelden. Om kort te gaan, de Paus was voor een tyd des Keizers Leenman geworden. Geen wonder dan, dat hy voortaan niets verzuimde om het gezag van de Pauslyken zetel te handhaaven, vermits dat gezag, als met het Keizerlyke vereenigd, ten aanzien van andere Mogendheden niets kon verliezen, zonder dat ook de Keizer het nadeel voelde. Men had het in Duitschland zo verre gebragt, dat Keizer Karel zich genoodzaakt vond den teugel te vieren; maar het was 'er verre af, dat zyne geliefde Nederlanders uit deeze toegeevendheid eenig voordeel trokken: veeleer scheen hy, door de strengste Plakaaten, deeze schade op hen te willen verhaalen; ja hy had zelfs gaarne, zo 't hem mogelyk geweest waare, willen beletten dat men hier gewaar wierd hoe veel ruimte hy den Onroomschen aldaar verleende. Met afgryzen leezen wy dat onder de Regeering van deezen anderszins zo roemwaardigen Vorst, byna vyftigduizend menschen, meest Nederlanders, om het geloof zyn ter dood gebragt. Onder deezen zyn ook buiten twyffel veele oproerigen geweest, die de Godvrucht, ja misschien de Dweepery, slechts tot een dekmantel gebruikten om heimelyk hunne gevaarlyke aanslagen te smeeden. De mislukte onderneemingen der Herdooperen, zo wel te Amsterdam als te Munster, vertoonen een yslyk mengzel van bygeloof, schynheiligheid, en ontucht. Kan de Dweepery inderdaad, ook met eene goede meening, tot zo veel euvels uitspatten, zo moet men toestemmen dat de belangen der gemeene rust zomtyds de {==469==} {>>pagina-aanduiding<<} zachtmoedigste Overheden tot de uiterste ongenade verpligten. Maar deeze aanmerking ontschuldigt de wreedheid van Keizer Karel, zyne Inquisitie, en zyne bloedplakaaten, slechts voor een gering gedeelte. 't Gaat vast dat hy de Staatzucht, met haare verkeerde maatregelen, te veel ge hoor gegeeven heeft, om het mistrouwen, na dat het éénmaal plaats gegreepen had, behoorlyk te kunnen bepaalen. Dat niemand ondertusschen een ligtvaardig oordeel velle. De ruwheid en onkunde dier tyden, wanneer de Weetenschappen zich naauwlyks in haare geboorte vertoonden, had niets om het geweeten van zulk een Alleenheerscher, ten voordeele van de menschlykheid, te ontrusten. In deeze verlichte eeuw behoeft men niet zeer doordringende te zyn, om te begrypen dat geen geweld bekwaam is Godsdienstige geschillen te beslissen, veel min den godsdienstigen yver, die in den Marteldood de heerlykste zegekroon te gemoet ziet, te smooren. Maar in die ongelukkige dagen, toen men noch kort te vooren gewoon geweest was over de neteligste pleitzaaken naar den uitslag van een tweegevecht te vonnissen, waren de vooroordeelen te sterk, om door de zwakke stem der Reden bedwongen te worden. Op zulke omstandigheden is in 't byzonder toepaslyk, hetgeen men gewoon is in 't algemeen te zeggen, dat de roem der grootste zielen veelal door de grootste gebreken ontluisterd wordt. 't Schynt ook dat Karel de V. door het menigvuldig herhaalen van zyne vruchtelooze poogingen tegen den voortgang der Hervorminge eindelyk geleerd heeft, dat hy zich van zyn volstrekt gezag te veel had laaten voorstaan. Men verhaalt dat hy, na zynen afstand van de Heerschappy, in eenzaamheid zich bezig houdende met het maaken van uurwerken, het verdriet had dat hy geene twee {==470==} {>>pagina-aanduiding<<} wist te vervaardigen, welke in alles eenpaarig van beweeging waren, en volkomen overeenstemden; waarop hy aanmerkte dat het eveneens gesteld was met de kunst van regeeren, dewyl men geene mindere zwaarigheden ontmoette, om de strydige zinnen en gevoelens der menschen te vereenigen, dan om zo veele raderen gelyk te doen omloopen. Meer andere blyken van gemaatigdheid bragten te wege, dat hy na zyne dood verdacht gehouden wierd, van de zaaden der Ketterye zelf in zynen boezem te hebben gedraagen. Zelfs vindt men by Brantôme, schoon hy dit uit een anderen Schryver, en twyffelachtig, bybrengt; dat by den Raad der Spaansche Inquisitie, in tegenwoordigheid, en met goedkeuring van Koning Filips, op zekeren tyd het besluit genomen wierd, om zyns Vaders begraaven lighaam, uit de aarde wederom op te delven, en, ter straffe van zyne Kettersche gevoelens, te verbranden. Welk een gemoed had deeze Zoon? Was dit bygeloof, dweepery, of helsche arglistigheid, om de gansche Christenwaereld een diepen doodschrik aan te jaagen? 't Is verschoonbaar dat men het zachtste niet vermoedt van eenen mensch, die zo veel andere blyken van onmenschlykheid gegeeven heeft. Filips de II. was de Spaansche Tiberius. Uit alle zyne handelingen zou men geoordeeld hebben, dat zy geen ander einde bedoelden, dan te beproeven wat 'er van nooden waare, om een allerzachtmoedigst Volk tot ongeduld en wanhoop te tergen. Maar hy, in de verwachting der magtigste Monarchye by trotse Spanjaarden opgevoed, laatdunkende en arglistig van aard, verblind door het zwaarmoedigste bygeloof, en uit alle deeze oorzaaken tot de uiterste wreedheden bekwaam, had niets dat op de Nederlandsche rondheid paste. Hy was volstrekt onkundig {==471==} {>>pagina-aanduiding<<} van de geaardheid der Nederlanderen, en noch door de Natuur, noch door de opvoeding, gevormd, om 'er zich ooit een denkbeeld van te maaken. Dus verbeeldde hy zich ook die kennis als geheel onnoodig, zonder te overweegen wat zyn Vader, hierdoor alleen, had uitgewerkt. Deeze had het onmogelyk geoordeeld de Nederlandsche Provincien, door de Natuur zelve zo verdeeld, door het verschil van taale, van wetten, en zeden, zelfs van maaten en gewigten, zo zeer onderscheiden, tot de gelykvormigheid van een Vorstendom te brengen. De Zoon, op verre na zo magtig niet, beeldde zich in dat men tot dit groot oogmerk slechts alle wetten, keuren, handvesten, en instellingen den bodem had in te slaan, en dat alles gemaklyk moest volgen, zo men geene dwangmiddelen spaarde, 't geen by hem lafhartigheid zou geweest zyn. 't Scheen onbegryplyk dat eenige handeldryvende Gewesten een juk zouden afschudden, 't welk Napels, Milaan, en Arragon, zonder moeite was opgelegd. Hy was inderdaad een grootmagtig Koning, en had de bestgeöeffende Krygsbenden in dienst, die men toenmaals in Europa kende; maar behalve dat hy te veel op deeze voordeelen steunde, was 't ook door zyne eigene schuld, dat zy hem by veele gelegenheden zeer kwaêlyk dienden. Aan schranderheid tot ingewikkelde ontwerpen ontbrak het hem niet, veel min aan loosheid om ze tot een bekwaamen tyd in den boezem te smooren; in nyd en achterdocht, om op zyne Staatsdienaars een waakend oog te houden, en zelfs tegen hunne deugden op zyne hoede te zyn, was hy Tiberius gelyk: maar alle de kunstenaaryen, waarin hy zich dagelyks afsloofde, schooten te kort om zyn oordeel die juistheid by te zetten, zonder welke de verborgene kracht van zo veel te zamengestelde werktuigen nimmer tot een {==472==} {>>pagina-aanduiding<<} gelukkig einde te bestieren is. 't Viel bovenal in zynen smaak, de gewigtigste zaaken in afgezonderde eenzaamheid te ontwerpen, te overleggen, en met zyne verbeelding uit te voeren, waarna hy zich in de verdere betrachting op zyne Dienaars verliet, niet uit vertrouwen, maar uit werkeloosheid, of misschien uit hoogmoed, welke hem belette te twyffelen aan het goed gevolg van zyne opgevatte begrippen. Een iegelyk ziet dat op deeze wyze, door de geringste vergissing van den stichter, het gansche gebouw in een luchtkasteel verkeeren moest. Hy verschilde hierin hemelsbreedte van zynen Vader, die zich altoos bevlytigde om op de uitvoering der hachlykste aanslagen met eigene oogen toe te zien, en, door overal tegenwoordig te zyn, zich niet alleen geduchter maakte, maar ook eene ervaarenis verkreeg, die hem nooit verlegen liet. Onze Schryvers oordeelen dat Filips, indien hy met de krygsmagt van Alva zelf in de Nederlanden waar' gekomen, zeer veel zou uitgewerkt hebben, om de beroerten te stillen; en dat aan den anderen kant zyne geduurige afwezigheid de onnoemelyke schatten, welke hy tot den Nederlandschen oorlog vervolgens besteedde, nutteloos heeft gemaakt. Een enkel voorbeeld zy op deeze plaats genoeg om dit laatste te bevestigen. Reyd verhaalt dat ten tyde van Parma, van tien dukaaten welke de Koning uit Spanje overmaakte, gemeenlyk zeven onder de handen van zyne Dienaars versmolten, en omtrent drie tot betaaling van het Krygsvolk kwamen, terwyl ondertusschen, wegens de slappe monstering welke men gewoon was te houden, voor éénen man, die de wapenen droeg, vier moesten betaald worden. Hy oordeelt, dat men, zonder deeze misbruiken, ligtelyk twee legers in 't Veld had kunnen brengen, om Vrankryk en de Nederlanden te ge- {==473==} {>>pagina-aanduiding<<} lyk in vreeze te houden. Ziedaar hoe weinig gebruik Filips de II, met al zyn spitsvindig vernust, van zyne vermogens wist te maaken. Mogelyk zou men hem ten aanzien van zyn verstand, zo hy geen Koning geweest waare, voor een groot man gehouden hebben. Wy hebben lang genoeg op zyne afbeelding stilgestaan; thans is het tyd dat wy ons tot een nader onderzoek van zyne maatregelen, als zo veele misslagen in het Nederlandsche Staatsbestier, begeeven. Het eerste, dat na zyne inhuldiging, geduurende zyn verblyf in de Nederlanden, de gemoederen van hem vervreemdde, was het vernieuwen van zyns Vaders strenge Plakaaten tegen de Hervorming, welker uitvoering langs hoe haatelyker moest zyn, dewyl de strafoeffeningen, naar evenredigheid van het aangroeiend getal der Hervormden, noodzaakelyk vermenigvuldigd wierden. Dit was in alle opzigten eene valsche Staatkunde: want niets is ook bekwaamer om de zeden van een Volk te verharden, dan het dagelyksch gezigt van wreede rechtspleegingen. En had de oorlog met Vrankryk op dien tyd aan veelen geene andere bezigheden verschaft, het is te vermoeden, dat het ongenoegen over zulke mishandelingen, noch onder de oogen van den Koning zou uitgeborsten zyn. Maar zodra hy, de Vrede met Hendrik den II. geslooten hebbende, naar Spanje vertrok, was 'er niets meer, 't welk de ontruste zinnen door eenige afleiding stilde; en, als of het niet genoeg geweest waare 't Gemeen zo zigtbaar te onderdrukken, deschikkingen van het Spaansche Hofspaarden vervolgens noch den Adel, noch de Geestelykheid, opdat 'er niets mogt overblyven, 't welk men niet langs deezen weg tot de hardste slaaverny bereidde. Vierduizend Spanjaarden in 't Land te laaten om den afgedankten Landzaat {==474==} {>>pagina-aanduiding<<} te breidelen, verscheidene Bisschoppen, in drie nieuwe Aartsbisdommen, aan te stellen, en derzelver onderhoud uit de goederen der overige Kerkelyken te trekken; zo wel in het waereldlyk als in het geestelyk bestier, Perenot, Bisschop van Atrecht, eenen Bourgondiër, in wien de Spaansche hoogmoed met de Italiaansche loosheid vereenigd was, elk boven 't hoofd te stellen, en de voornaamste Heeren van den Lande te handelen als enkele aanschouwers, ja de gewigtigste raadsbesluiten in eenen achterraad buiten den Raad van Staate te doen bepaalen: ziedaar de maatregelen des Konings, welke hem, zo hy meende, onfeilbaar den weg ter Opperheerschappye zouden baanen. Onze Nederlanders, altoos genegen om uit liefde te gehoorzaamen, maar tevens naaryverig op de wederkeerige liefde en achting van hunnen Vorst, toonden al vroeg dat men hun dit juk zeer bezwaarlyk op den hals zou kunnen laaden. Zy hoorden zodra niet dat de Koning, op zyn vertrek naar Spanje staande, beslooten had de Spaansche soldaaten in het Land te laaten, of zy beklaagden zich in zyne tegenwoordigheid daarvan, en niet minder wegens het stellen van vreemdelingen in 's Lands Regeering. Om deeze klagten eenigzins te stillen, beloofde hy dit Krygsvolk binnen vier maanden te doen vertrekken; maar het vervullen van die belofte wierd een rond jaar langer uitgesteld, en men gelooft niet dat zyne toegeevendheid toen noch zo groot zou geweest zyn, zonder de noodzaaklykheid, waarin hy zich bevond, om zyne vloot in de Middellandsche Zee met dit Volk te versterken. Ook was dat langduurig uitstel oorzaak, dat de verpligting voor zulk eene afgedwongene gunst hier niet hoog gerekend wierd; zo dat het vertrek der Spanjaarden, in plaats {==475==} {>>pagina-aanduiding<<} van genoegen te geeven, nu veeleer eene aanmoediging was tot verdere klagten over alles, wat men afkeurde. De nieuwe Bisschoppen ontmoetten op veele plaatsen geen geringen tegenstand. Het aanslaan der Kerkelyke goederen, waardoor zy ten nadeele van veele Abdyen en Kloosters stonden verrykt te worden, baarde zo veel verwarring, dat eenige Steden de eer van met een Bisschopstoel voorzien te zyn, kloekmoedig afweezen, en haaren Bisschop weigerden te ontfangen. Maar de Bisschop van Atrecht, tot Aartsbisschop van Mechelen verheven, en byna op denzelfden tyd met den rooden hoed begiftigd, trok bovenal de afgunst van groot en klein tot zich, door de opgeblaazene trotsheid, welke hy in dien hoogen rang vertoonde. De Kardinaal van Granvelle, gelyk hy zich vervolgens noemde, was van nu af aan onverdraaglyk voor een ieder behalve de Landvoogdes, die zich van hem bestieren liet. Eenigen der grootste Heeren, de verachting, welke men hun openlyk bewees, niet langer kunnende dulden, verklaarden zich ronduit voor zyne vyanden, en verlieten den Raad van Staate, waarin zy nevens hem zitting hadden. Zy weigerden hem alle eerbewys, en moedigden de Gemeente door hun voorbeeld aan, tot schimpschriften, spotprenten, en alles wat den haat vergrooten kon, waaronder de Tooneelen, of Kamers der Rederykeren, niet vergeeten wierden. Zy kleedden hunne dienaars in zwarte lieverei, met eenen Zotskap op de mouw geborduurd, welke eerlang, om van spotterny tot ernsthaftigheid over te gaan, in een bondel pylen veranderd wierd. Eindelyk schreeven zy aan den Koning, met verzoek dat hy hen van deezen lastigen vreemdeling wilde ontslaan, 't welk hy met schoone woorden van de hand wees. Doch 't was 'er verre af, dat de {==476==} {>>pagina-aanduiding<<} Kardinaal zich hierdoor eenigzins verzetten liet; in tegendeel scheen hem de moed noch hooger te ryzen, door een vast vertrouwen op de Koningklyke gunst, die zyne tegenstreevers wel zou weeten te beteugelen. Vervolgens evenwel gewaarschuwd zynde, dat zyn leven niet meer veilig was, beving hem de vreeze eensklaps, en, heimelyk zyn ontslag van den Koning verworven hebbende, maakte hy zich onder een gezocht voorwendzel als een bloodaard te zoek. De Ridder Hooft, van deezen Staatsdienaar spreekende, betuigt by die gelegenheid zyne verwondering over de gewoone zwakheid van oordeel, welke men in die scherpzinnige vernuften bespeurt, die, door 't winnen van Vorstelyke gunst tot de regeering bevorderd, zich in de mogendheid niet weeten te maatigen. Hooft was niet onkundig van het menschelyk hart en deszelfs gebreken; maar hy oordeelde in dit geval naar de de deugdelyke gevoelens van het zyne. Evenwel kan men met recht hierover verwonderd staan, dat een Geestelyke, zo doordringend van verstand, en zekerlyk niet zonder vleiery tot zulk een toppunt gesteegen, niet van zichzelf heeft kunnen verkrygen, door de geveinsde plooien van een vriendelyk gelaat zynen hoogmoed te bewimpelen, en ten minste tot zyne veiligheid den schyn te vertoonen der deugden, welke hy niet bezat. Het gedwongen vertrek van Granvelle stelde de Grooten niet gerust. Zy merkten het aan als een kortstondig uitstel, hetwelk zy echter op het voordeeligst wilden gebruiken. De Prins van Oranje, en de Graaven van Egmond en Hoorne, die geweigerd hadden, met den Kardinaal den Raad van Staate by te woonen, verscheenen 'er nu, om de noodige veranderingen op het stuk van Regeering voor te slaan. 't Weeren der Inquisitie, en de {==477==} {>>pagina-aanduiding<<} verzachting der Plakaaten, was hun groot oogmerk: maar dit scheen bezwaarlyk te zullen gelukken, zolang het gezag der twee overige Raaden, den Geheimen, en den Raad der Geldmiddelen, onverminderd bleef. Van den Geheimen Raad, die over de Rechtspleegingen gesteld was, hadden zy 't meest te vreezen. Men moest deeze Raaden, op welker afschaffing men niet aandringen durfde, trachten nutteloos te maaken, en dit zou doenlyk zyn, zo men den Raad van Staate meer aanziens wist by te zetten, ten welken einde men dienstig vond dat het getal van deszelfs leden met tien of twaalf der aanzienlykste Grooten vermeerderd wierd. Dusdaanige voorstellen wierden zelfs der Langvoogdesse zo smaakelyk genraakt, dat zy 'er haar zegel aan hing; en Viglius, met de zogenaamde Kardinaalsgezinden, kon niet beletten dat Egmond eene reis naar Spanje deed, om 'er den Koning toe te bereiden. Maar hy verwierf daar geene andere voldoening dan beleefdheden. Filips, als of hy voorgenomen had te boerten, ondersteunde den Raad van Staate met eenige Bisschoppen, welker last onder anderen behelsde de regelen der Trentsche Kerkvergadering in te voeren, en nieuwe straffen tegen de Ketters uit te denken. Naauwlyks was Egmond uit Spanje te rug gekeerd, of de vervolging begon, op 's Konings byzonderen last, weêr sterker dan voorheen te woeden, 't welk deezen Graave geweeten wierd, als of hy te flaauw geweest waare in het uitvoeren van zynen last. Maar hy beklaagde zich openlyk van de Spaansche dubbelheid, en het algemeen ongenoegen tegen de Koningklyke Regeering begon dus allengs tot een persoonlyken haat op den Koning zelf over te gaan. Edel en Onedel, Roomsch en Onroomsch, yverde nu {==478==} {>>pagina-aanduiding<<} om 't zeerst, om deeze verontwaardiging uit te drukken. Alle gemaatigdheid hield op, terwyl een iegelyk zich in gevaar bevond, van, zo wel op valsche als op waare beschuldigingen, huis en have, ja 't leven te verbeuren. Daar alles onveilig is, wordt niemand meer door vreeze bedwongen. Den Onroomschen wakkerde ook de moed niet weinig door den voorspoed hunner buitenlandsche Geloofsgenooten. In Engeland, geduurende 't huwelyk van Filips met Koningin Maria, ten naasten by zo fel als hier vervolgd geweest zynde, vonden zy na haare dood eene Beschermster in Elizabeth. Katharina de Medicis, die na de dood van Hendrik den II, als Koningin Moeder, Vrankryk regeerde, begunstigde de Fransche Hugenooten, niet uit Godsdienst, maar uit Staatkunde, om de magt der Guizes eenigzins te kunnen breidelen. Men weet hoe deerlyk zy, toen haare inzigten veranderd waren, die ongelukkigen op de slagtbank heeft gebragt; maar dat geschiedde eenige jaaren laater: nu bragt zy inderdaad veel tot den voortgang der Hervorming toe. Keizer Ferdinand, kort te vooren overleeden, was in zyn eigen hart niet afkeerig van Luther geweest, en had daarom de Vryheid van Geloof, welke zyn Broeder Karel tegen dank in Duitschland had moeten toestaan, altoos vrywillig gehandhaafd. Door zo veele te zamen werkende oorzaaken was ook het getal der Hervormden hier te Lande schier dagelyks vermeerderd. Men kan hunnen rykdom eenigzins hieruit afleiden, dat de Kalvinisten omtrent deezen tyd den Koning dertig tonnen gouds aanbooden, indien hy vryheid van Godsdienst verleenen wilde. Eene verbaazende som in die dagen: en hadden zy met de Lutherschen ééne lyn willen trekken, wie weet hoe verre hun vermogen zich zou uitgestrekt hebben? Maar de vinnige {==479==} {>>pagina-aanduiding<<} verdeeldheid, welke zich toen reeds tusschen deeze verdrukte Gezindheden openbaarde, dwingt ons te besluiten, dat Godsdienstige yver en Christelyke liefde zelden behoorlyk gepaard gaan. 's Lands Edelen wisten beter dan de Gemeente den weg van orde en achtbaarheid te kiezen. Zy vereenigden zich door dat vermaarde Verbond, hetwelk, indien het gelukkiger in zyne gevolgen geweest waare, als een proefstuk van wysheid in de Geschiedenissen zou te boek staan. Het wierd van Roomschen en Hervormden zonder onderscheid omhelsd, dewyl het, buiten alle betrekking van Geloofszaaken, alleenlyk de gemeene rust bedoelde. 't Verzachten der Plakaaten, en 't afschaffen der Inquisitie, wierd van beide zyden even vuurig gewenscht; allen hadden zy ook hetzelfde belang in 't voorstaan der Privilegien, en in de Vergadering der algemeene Staaten, welke men als het eenigste middel beschouwde, om de gedreigde beroerten af te wenden. Hunne bezwaarnissen, met de middelen ter verbeteringe, wierden in een beleefd verzoekschrift der Landvoogdesse voorgedraagen door een gezelschap van driehonderd, uit de hunnen daartoe gelastigd, en te Brussel verscheenen. Hendrik van Brederode, aan 't hoofd van dat achtbaar lighaam gesteld, scheen zo veel te lnisterryker deezen eersten stap der ontwaakende Vryheid te geleiden, om dat hy, uit het doorluchtig bloed der Hollandsche Graaven voortgebragt, als Patriot boven allen in aanmerking kwam. Oranje, Egmond, en Hoorne, scheenen 't meeste nut te kunnen doen, wanneer zy, zonder deel te hebben in het Verbond, hetzelve heimelyk begunstigden. Lodewyk van Nassau, 's Prinssen Broeder, was niettemin een van de aanleiders, en hieronder wierd mede geteld {==480==} {>>pagina-aanduiding<<} de Heer van Bakkerzeel, Edelman des Graaven van Egmond; hetwelk niet weinig omdenkens baarde. Deeze onderneeming zou evenwel ten Hove noch geen diepen indruk gemaakt hebben, zonder de beweegingen welke zich te gelyk onder het Volk verhieven. Het prediken, te vooren slechts in heimelyke byeenkomsten geoeffend, wierd nu in 't openbaar aangevangen. In de steden niet veilig zynde, begaf men zich in groote menigte naar buiten, om in het open veld, of onder het geboomte, deeze Godsdienstoeffening by te woonen; en uit vreeze van daar ook besprongen te worden, verscheen het grootste getal gewapend op de bestemde plaatsen. In Vlaanderen, daar dit eerst ondernomen wierd, zegt men dat meer dan vyftigduizend mannen gevonden wierden, die aldus door zestig byzondere Vergaderingen zich verspreidden. Welk een leger had dit kunnen zyn, indien zy allen insgelyks kundig van den wapenhandel geweest waaren. Hun voorbeeld ontstak zeer schielyk denzelfden yver in de nabuurige Gewesten, als Braband, Henegouwen, Holland, Utrecht, en voorts door alle Nederlanden heen. 't Hof zag uit zulke beweegingen, dat het Verbond der Edelen niet roekeloos beraamd was; maar de voorzigtigste begunstigers der Gemeente keurden deeze gewapende Vergaderingen af, uit vreeze voor gevaarlyker aanslagen. Zy, die den sterken arm des Volks tot groote zaaken van nooden hebben, kunnen nooit te zorgvuldig zyn, in het bestieren van de magt, welke zich tot hunnen dienst aanbiedt. Men bespeurde terstond dat men al te gelukkig geweest was in het aanmoedigen der ontruste Landzaaten. 't Was hoognoodig geweest dat men toonde, waar de getergde menigte eindelyk toe bekwaam zou zyn; 't was even {==481==} {>>pagina-aanduiding<<} noodig dat men dit betrachtte zonder den Roomschgezinden, die zeer magtig waren, ongelyk te doen. Maar de dryfveeren, die tot het eerste gebezigd wierden, hadden, eer men 't wist, ook het laatste te wege gebragt. Al wat op den Bedelzak, en den opgeraapten spotnaam van Geuzen, zinspeelde, de penningen die men aan den hals droeg, de napjes, de aschverwige kleederen, en wat dies meer is, was met oordeel uitgedacht, om dat het tot beide Gezindheden dezelfde betrekking had; maar het gewapend prediken, dat 'er op volgde, was een voorbaarig misbruik, zo wel in zichzelf, als door zyne onvermydelyke uitwerkzelen. Het ergerde de Roomschen, en spoorde de Onroomschen tot oproerigheid aan. Een iegelyk die zich te binnen brengt, met welk een yver Godgeleerde geschillen noch dikwyls in onze geruste en verlichte dagen op den predikstoel verhandeld worden, en die beseffen kan wat hierop stond te volgen, zo de hooge Overheid slechts eenige oogenblikken op de wacht sluimerde, begrypt zonder moeite hoe zulks in die onbeschaafde tyden moet verricht zyn, en tot welke vervoeringen eene breidellooze Vergadering door dat middel kon bereid worden. Straks groeide 'er eene jammerlyke verdeeldheid uit, tusschen Burgers en Burgers, die zich anders eendragtig tegen de uitheemsche dwinglandy konden versterkt hebben. Uit de verwydering wierd afkeer gebooren, en de afkeer baarde haat, verbittering, en woede. Want het gepeupel kende die regelen van welstaan en betaamen niet, die de Edelen, hoedaanig hunne heimelyke inzigten ook mogten zyn, behoudens hunne eer, niet konden in den wind slaan. 't Is wel waarschynlyk, dat onder de verbonden Edelen ook gelukzoekers waren, die, om den reddeloozen staat van hunne zaaken te herstellen, de grootste verwarring {==482==} {>>pagina-aanduiding<<} 't liefst zouden gezocht hebben; maar de zulken waren genoodzaakt, zich aan het eenstemming beleid der bezadigdsten te onderwerpen; terwyl in tegendeel by het opgeruide Volk de moedwilligsten doorgaans het meeste gehoor verwierven. De Antwerpsche beroerte, welke hieruit rees, en niet dan door het beleid des Prinssen van Oranje kon gestild worden, was een flaauw voorspel der naderende onheilen. Alle waare liefhebbers van het Vaderland wenschten toen benevens den Prins, dat het hem verder gelukken mogt, deeze driften te maatigen. Zy begreepen dat anders de gevolgen welhaast doodelyk zouden zyn; maar zy begreepen het te laat. 't Hof had, om onder zo veel beweegingen niet onverzettelyk te schynen, een ontwerp van zogenaamde Moderatie gemaakt, 't welk echter noch zo streng was, dat men het in de wandeling Moorderatie noemde. De Markgraaf van Bergen, en de Heer van Montigni, Broeder des Graaven van Hoorne, waren 'er mede naar Spanje gezonden, om met den Koning te raadpleegen, alwaar zy binnen korten tyd van kant geholpen wierden. Hier neigden de gevoelens eenpaarig tot eene Vergadering der algemeene Staaten, als het laatste middel, 't welk in den nood noch kon beproefd worden: Vrouw Margareet scheen 'er zelve niet afkeerig van te zyn, en zommigen vleiden zich, dat de Koning 'er eindelyk in zou bewilligen. Vergeefs. De brieven, waarin hy 't meest zyne gramschap ontveinsde, en zich geliet naar voorslagen van maatiging te luisteren, slooten echter dit punt, daar alles aan hing, met ronde woorden uit. Men hoorde dat de Koning herwaard stond te komen, met weinig Krygsvolk zo de onlusten bedaarden, of anders met een leger; men vernam, dat hier ook toebereidzelen gemaakt wierden, om {==483==} {>>pagina-aanduiding<<} door den Hertog van Brunswyk Volk te werven. Toen begreep een ieder, dat het Spaansche Hof met zyne besluiteloosheid niets anders gezocht had dan schoone voorwendzelen, om de ongelukkige Nederlanders met éénen slag voor altoos van hunne eigendommen en voorrechten te berooven. Hoe braaf was het gedrag der Edelen in die verslagenheid; hoe beklaaglyk verydelde de roekeloosheid van het Volk hunne maatregelen. Zy vergaderden, ten getale van ruim vyftienhonderd, te S. Truien, om te raadpleegen; van waar hunne Gemagtigden zich naar Dussel, niet verre van Antwerpen, begaven, om met Oranje en Egmond, hun door de Landvoogdes te gemoet gezonden, een verdrag te sluiten, 't geen ten minsten by voorraad het nuttigste zou geweest zyn. Ten blyk dat zy niets minder dan verwarring zochten, weezen zy den bystand van vierduizend Fransche Edelen, hun uit naam des Prinssen van Condé, en des Admiraals van Châtillon aangebooden, grootmoedig af. Elk beloofde zich reeds door wederzydsche gemaatigdheid de gestoorde rust hersteld te zullen zien, wanneer de buitenspoorigheid van het Gemeen onvoorziens allen handel afbrak, door de verbystering eener opstuivende woede, waarvan in deeze Landen nimmer eenig voorbeeld was bekend geweest. De Beeldenstorm stak uit Vlaanderen en Braband eensklaps aan alle zyden op, met een geweld, dat noch waereldlyke noch geestelyke achtbaarheid spaarde. De voortgang deezer plaage was zo schielyk, dat binnen drie dagen meer dun vierhonderd Kerken geplonderd wierden. De uitgelaaten moedwil verschoonde geene bouwpracht, geene onwaardeerbaare kunst van beeldwerk en schilderyen, geenen rykdom van gewyde kerksieraaden; zelfs het Ko- {==484==} {>>pagina-aanduiding<<} ningklyk Gestoelte niet, dat in de groote Kerk van Antwerpen met de wapens der Vliesridderen pronkte. Al wat van waarde was wierd geschonden, vernield, of met diefachtige handen verduisterd. De boosheid, met altaarschennis en kerkroovery niet vergenoegd, sloeg aan 't woeden tegen grafsteden, en doode lighaamen, waarop eerlang het mishandelen van leevende maar weerlooze Monniken volgde. 't Graauw holde 's nachts met brandende waschkaarssen in de hand langs de straaten, om onder een uitzinnig geschreeuw, niet alleen Kapellen, Kloosters, en Kerken, maar zelfs de Gevangenissen open te slaan, en alles 't onderst boven te keeren. Dit scheen in de groote steden niet anders dan met een bloedbad te kunnen geëindigd worden, byaldien de Roomschgezinden, door billyke gramschap vervoerd, zich eens onderwonden hier tegen op te komen, en de Onroomschen, die, zo men dacht, het spel heimelyk begunstigden, hun het hoofd booden; hoewel men wist dat onder beide gezindheden veele braave lieden gevonden wierden, die niets dan rust en vreede zochten. Maar dewyl het geweld boven alle magt van wet en reden gesteigerd was, daar de Overheid verlegen stond, en de beste burgers wanhoopten, kon niemand zich veilig achten. Binnen Antwerpen, alwaar de meeste baldaadigheden gepleegd waren, was de verslagenheid zo groot, dat eene menigte van kooplieden zich op de vlugt begaf, terwyl veele anderen ten minsten hunne koopwaaren en middelen inscheepten, om elders in veiligheid vervoerd te worden. Een krak, dien deeze koopstad nooit weêr te boven gekomen is. En schoon men te Brussel, misschien wegens een overblyfzel van ontzag voor het Hof, en een sterker getal van Roomschgezinden, daaraan verknocht, noch geen on- {==485==} {>>pagina-aanduiding<<} raad vernomen had, echter wierd de Landvoogdes, op 't hooren deezer maaren, van zulk een schrik bevangen, dat zy besloot naar Bergen in Henegouwen te vlugten; 't welk, indien men 't haar niet belet hadde, het middel zou geweest zyn, om die Hoofdstad, benevens het gansche Land, in de uiterste onheilen der wetteloosheid te dompelen. De Raad van Staate stak haar een hart onder den riem, en deszelfs voornaamste leden, bovenal Oranje, Egmond, en Hoorne, spanden alle hunne vermogens in, om door eene gepaste mengeling van strengheid en genade de verdere gevolgen te stuiten, 't welk hun boven alle verwachting gelukte, en niettemin oorzaak was, dat zy aan het Spaansche Hof aangemerkt wierden als medestanders of aanleiders deezer eerlooze bedryven. Zo gevaarlyk is het eenen dwingeland te dienen. De blyde hoop, die veele Onroomschen op de vertooning van zulk eene stoutheid streelde, was een vermaakelyke, maar tevens ongelukkige droom. Zy ondervonden straks dat hun eigen gestel door deeze stuipen magteloos geworden was, dat het gebroken verband met hunne Roomsche medeburgers naauwer en noodzaakelyker geweest was, dan zy gemeend hadden, en dat de Spaansche party te wel gesleepen was op staatslisten, om geen nuttig gebruik te maaken, van een voordeel, 't welk haar als uit gunst aangebooden wierd. Wel is waar, dat de Landvoogdes in de eerste vertwyffeldheid haare toestemming gaf tot een Verdrag met de Ridderschap, waarby het prediken overal, waar het begonnen was, toegelaaten wierd, maar naauwlyks had zy tyd gehad om den grond te peilen, of zy wist, verre van zich aan zulk een verdrag te kreunen, zelfs den band los te maaken, die alleen dat aanzienlyk lighaam beveiligde. Het verbond {==486==} {>>pagina-aanduiding<<} der Edelen ging te niet door het afscheiden der Roomsche, en het wankelen der overige partye, waarmede 't Volk terstond zynen ruggesteun kwyt raakte. Men zag daarna de grootste Heeren meer en meer in de maatregelen der Landvoogdesse treeden, vooral Egmond, die door strenge vervolging der Kerkschenderen zich aangenaam poogde te maaken. Brederode zelf zou het hoofd in den schoot gelegd hebben, zo men hem geene al te harde voorwaarden had afgevergd. Oranje, uit het afschrift van eenen brief, dien de Spaansche Gezant te Parys aan Vrouw Margareet geschreeven had, de heimelyke inzigten van Filips ontdekt hebbende, was meer dan iemand op zyne hoede tegen alles wat hem verder kon verdacht maaken, en verdubbelde nochthans zynen yver, om als middelaar de breuk te heelen. By deeze gelegenheid ligtte de Landvoogdes wat te vroeg het masker af, door het intrekken der verleende vryheden op de oeffening van den Godsdienst, en het schikken van bezetting naar de volkrykste Steden; 't welk te Antwerpen en te Amsterdam wederom gevaarlyke oproeren baarde, en te Valenchien, in Henegouwen, op het braaveeren van eene belegering uitliep. Het wonderlyk beleid van Oranje herstelde nochthans de rust in de eerstgemelde Steden; doch Valenchien bezweek voor de overmagt der Spaansche wapenen. Dit verlies, met den algemeenen schrik die 'er op volgde, toen aan den anderen kant verscheide wanhoopige annslagen van Brederode en zynen aanhang mislukten, terwyl men reeds hoorde dat de Hertog van Alva met eene aanzienlyke krygsmagt uit Spanje verwacht wierd, scheen den ondergang der Nederlandsche vryheid onvermydelyk te voorspellen: maar het stond 'er eerst jammerlyk geschapen, wanneer Oranje, voor {==487==} {>>pagina-aanduiding<<} 't laatst noch eene vruchtelooze pooging gedaan hebbende, om Egmond tot zyne verdere inzigten over te haalen, alles opgaf, en naar Duitschland vertrok. Toen weêrgalmde de lucht van weeklagten en gekerm, daar elk voor zich de straf begon te vreezen, van misdaaden, welke hy, of uitgevoerd, of aangemoedigd had, of ten minsten niet naar zyn vermogen verhinderd. Veele duizenden koozen de vlugt, om met vrouw en kinderen buiten 's Lands liever in armoede te zwerven, dan hier hun yslyk lot te verwachten. Antwerpen, tot de uiterste naarheid gebragt, opende de poorten voor de langgeweigerde bezetting. Brederode, zich sederd eenigen tyd noch te Amsterdam onthouden hebbende, verliet nu ook deeze Stad, en te gelyk het lieve Vaderland, voor altoos; waarop zy het voorbeeld van Antwerpen volgde, en bezetting innam. Vriesland en Groningen onderwierpen zich insgelyks aan de Landvoogdes, die 't nu aan geene middelen ontbrak om zich geducht te maaken. Overal vervolging, wraak, en wreedheid. De nieuwgebouwde kerken der Onroomschen wierden afgebroken, en derzelver binten tot galgen, ter straffe van de stichters, gebezigd. Had men van de Spaansche zyde wat zachter willen handelen, zo waar' dit inderdaad de rechte tyd geweest, om, volgens de oogmerken van den Koning, zyne onbepaalde heerschappy hier in te voeren. Natuurlyk daalen de menschelyke driften, eer zy tot de rust gebragt worden, zo veel laager, als zy in haare woede te hoog gereezen waren; en dit is over een gansch Volk vry zeker te voorzien, dewyl deszelfs bedryven nooit zo veel van den algemeenen regel afwyken, als de grillige uitzonderingen, welke men zomtyds in byzondere persoonen gewaar wordt. {==488==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe veel de volkeren der Aarde van elkanderen ook verschillen, hunne geschiedenissen vertoonen toch altoos eenige overeenkomst, waarvan dikwyls tusschen enkele menschen, die by geval van een strydigen inborst zyn, geene schaduw gevonden wordt. De noodzaakelyke band der maatschappyen sluit zo veelerleie ongerymdheden uit, dat hierdoor gemeenlyk het beloop der menschelyke zaaken veel juister in 't groot, dan in 't klein, kan berekend worden. Doch in onzen landaard heerscht daarenboven een zekere geest van netheid en orde, een smaak van afmeeting, waarvan men zelfs in de geringste schikkingen van het dagelyksch leven duidelyke blyken ziet. Zulk een Volk, dit was klaar te voorspellen, kon niet dan met afschrik en naberouw aan de gemelde verbysteringen herdenken, en zou uit dien hoofde's Konings geregelde regeering, indien ze slechts draaglyk had kunnen schynen, omhelsd, ja de roede gekust hebben, schoon zy ook meer dan vaderlyke straf geöeffend hadde. Wy kunnen hier deeze aanmerking niet voorbygaan, dat alle die beroerten, tot op deezen tyd, hoe fel en hevig in haaren aard, echter zonder eenige bloedstorting waren afgeloopen: 't welk ons moet overtuigen, dat deeze geweldige vlaagen noch altoos door eene heimelyke leiding van wysheid en aangeboorene zachtmoedigheid zyn bestierd geworden. Had Filips hierop gelet, hy zou met eene enkele vergadering der Algemeene Staaten in dat tydgewricht meer uitgewerkt hebben, dan met alle zyne wreedheden. Maar hy was te trots om zyne onderdaanen met de vereischte zachtheid te bestieren. De Nederlanders waren ook al te geringe voorwerpen voor de staatkunde van zulk een magtig Koning; zy moesten niet door beleid, maar door geweld, vernederd worden; en hy oordeelde dat hiertoe {==489==} {>>pagina-aanduiding<<} niets anders van nooden was, dan hun vonnis in het bosch van Segovia te wyzen. De Hertog van Alva sterkte hem in die verderflyke beginzelen. Deeze wreedaard beroemde zich, dat hy voormaals wel Volk van yzer had kunnen temmen, en noemde de onzen een Volk van boter, 't welk niet dan zyne verachting verdiende. Dan, zegt de Ridder Hooft, in zyne zinryke taal, hy dacht niet, dat aan dat harsch metaal, jaa, maar aan dit smydigh zuivel geen knellen is, 't welk die 't houden wil, zachtelyk handelen moet. Alva kwam dan met een magtig leger uit Spanje. Zyne aannadering verspreidde reeds den schrik aan alle zyden, maar hy ging in wreedheid de verwachting noch verre te boven; zyn trots gedrag wierd ook welhaast ondraaglyk voor de Landvoogdes, die daarop met weinig moeite haar ontslag van den Koning verwierf, en deeze Landen verliet. Straks daarna vertoonde hy zich aan de sidderende ingezetenen, met de uitgezochtste trekken van ongenade en dwinglandy. Te vooren had hy reeds de Graaven van Egmond en Hoorne, benevens veele andere voornaame Heeren, gevangen genomen, om ze vervolgens op het schavot te brengen: nu stelde hy op zyn eigen gezag eenen Raad van Beroerten aan, die, uit twaalf willekeurige Rechters bestaande, geene schaduw van wetten of voorrechten meer overliet. Dit was de Bloedraad, dien naderhand elk Nederlander in zyne wieg reeds onder dien haatelyken naam heeft leeren kennen. Vargas, aan het hoofd van deezen Raad gesteld, kweet zich met vangen en spannen als een waardig dienaar van zulk eenen Heer. Men spaarde niets, rang noch staat, kunne noch ouderdom; zelfs de zulken niet, die nooit eenen stap van den Roomschen Godsdienst waren afgeweeken. Een {==490==} {>>pagina-aanduiding<<} iegelyk, die maar eenigzins verdacht kon schynen, wierd voor deeze Vierschaar gedaagd, en zonder rechtsgeding ter galge, of ten vuure, verweezen, met verbeurte zyner goederen. Dus waande men door den roof der uitgemergelde Landzaaten des Konings schatkist te verryken, die men inderdaad, door 's Lands welvaart slag op slag te krenken, eerlang tot armoede bragt. Want veele duizenden waren reeds uit het Vaderland geweeken, en het getal der vlugtelingen wierd dagelyks grooter; veele anderen, door de vonnissen des Bloedraads van hunne erfgoederen beroofd, vonden zich buiten staat van eenig nut aan de maatschappy toe te brengen; en zo 't geval noch vermogende lieden verschoonde, die hadden in zulk eene angstvalligheid geenen lust, om hunnen overvloed ten algemeenen nutte gangbaar te maaken, dewyl zulks niet geschieden kon, zonder zich te ontdekken, en de greetigheid der Spaansche dwingelanden verder uit te lokken. Zo verviel de koophandel tot eenen staat van kwyning, waarvan niets anders dan eene doodelyke uitkomst te verwachten was. Niettemin ging alles wel, naar Alvaas gedachten, en om veilig op dien voet het werk te vervolgen, moest men de voornaamste steden, door opgeworpene burgten en kasteelen, ter volkomene onderwerping dwingen. Maar, als waar' de koophandel niet genoeg geknakt, hy dacht noch schadelyker vonden uit, waarin geene mindere dwaasheid dan heerschzucht doorstraalde. Zeker, zyn voorbeeld bewyst middagklaar dat de treffelyke hoedaanigheden van een groot krygsman, gelyk hy was, niets gemeen hebben met de deugden, die tot het gelukkig landbestier, waarin alleen de vrucht der overwinningen bestaat, vereischt worden. Doch zo wy de gewoone bedaardheid van zyn krygsbe- {==491==} {>>pagina-aanduiding<<} leid tegen zyne roekelooze staatkunde in vergelyking stellen, verschilt hy zo veel van zichzelf, dat men zich bedroeft over de bekrompenheid van het menschelyk verstand, 't welk met zyne beste vermogens, niet tot een algemeen gebruik, maar slechts om in eenen bepaalden kring te zweeven, schynt begiftigd te zyn. Onverzaadelyk in zyne gierigheid, begreep hy, dat het weinig was, de ingezetenen van hunnen rykdom te berooven, zolang deszelfs afgelegenste bronnen onaangeroerd bleeven; maar hy begreep niet dat het stremmen deezer bronnen een onvermydelyk en allerschadelykst gevolg van zyne onregtvaardigheid weezen zou. Hy eischte dan vooreerst, in plaats van op de gewoone manier eene Bede te doen, in ééns den honderdsten penning van alle goederen en schatten, 't welk op eene som van meer dan vier millioenen gerekend wierd. Daarenboven drong hy met kracht op eene altoosduurende belasting, te legen op de verkooping van alle zo wel roerende als vaste goederen, waarby men van de eerste een tienden, van de laatste een twintigsten penning zou moeten betaalen, zo dikwyls als zy verkocht wierden. Dit was den koophandel onmiddellyk naar de hartader gesteeken, dewyl alle koopsommen hierdoor zo veel moesten verhoogd worden, dat het niet meer mogelyk zou zyn met vreemdelingen te handelen, of de gemaakte stoffen tegen den prys van vreemde koopmanschappen buiten 's Lands te vertieren. Toen was het geen tyd meer om te zwygen: men verzette zich van alle kanten tegen zulk eene ongerymdheid, en de Hertog wierd voor den eersten maal gewaar, dat zyn gezag ten minsten eenige paalen had. Echter was hy verre van te zwichten, gedoogende niet dan na lang en lastig aanhouden, dat deeze schatting in zommige Provincien door {==492==} {>>pagina-aanduiding<<} zwaare sommen wierd afgekocht, terwyl hy ondertusschen openlyk beweerde, dat onderzaaten niet eens behoorden te weeten wat zy aan hunnen Vorst opbragten. Zyn geest, onuitputtelyk in trekken van dwinglandy, gaf daarvan ook by deeze gelegenheid een blyk door het bepaalen der Drukpersse, 't welk voornaamelyk diende om de vrymoedigheid der Utrechtsche Geestelyken te straffen. Deeze goede Vaders, van meening zynde dat het hun volgens zekere Bulle van den Paus niet vrystond, in de gemelde schattingen buiten deszelfs toestemming te bewilligen, hadden deeze Bulle door openbaaren druk in het licht gegeeven. Dit was niet zonder voorkennis van den geheimen Raad uitgevoerd; maar de Hertog achtte zich hierdoor zo veel te meer beleedigd. Hy besnoeide straks door een streng Plakaat deeze zo natuurlyke vryheid, en stelde eenen scherpen Onderzoeker aan, zonder wiens verlof geen Geschrift, hoe genaamd, het licht mogt zien. Welke middelen gebruikt de heerschzucht niet, onder voorwendzel van de gemeene rust te bevorderen? Zachter geesten dan Alva hebben naderhand wel eens gelyke dwangmiddelen voorgeslagen; maar deezen moeten wy het recht doen van te gelooven, dat zy, onbedreeven in de grondbeginzelen der dwinglandye, zyn voetspoor blindeling hebben aangepreezen, zonder te beseffen waar het op uitloopen zoude. De tieran, al verder voortgaande van de eene tot de andere geweldenaary, en verwonderd van den rustigen tegenstand dien hy overal ontmoette, dacht noch dat het werk niet haperde dan door zyne zachtmoedigheid. Hy nam dan het besluit om te Brussel den tienden penning met geweld te vorderen, en 'er een voorbeeld van strengheid te geeven, 't welk de Nederlanders eens voor al verleeren mogt aan zyne {==493==} {>>pagina-aanduiding<<} oppermagt te twyffelen. Wat Viglius, Barlaimont, en anderen, zyn eigen zoon zelfs, hiertegen inbragten; 't was ydel. Het bevel wierd afgekondigd. Straks stond alle neering en handel stil, zo dat zelfs de winkeliers hunne winkels slooten, 't welk geschapen stond om een yslyk oproer onder 't gemeen te baaren. Alva, die dit wel voorzien had, en niets liever wenschte, bragt het krygsvolk in 't geweer, en gebood den beul een genoegzaam getal stroppen gereed te maaken, om elk, die weigerig bleef, in zyne deur op te hangen. Waar op het oogenblyk dat dit akelig tooneel stond geopend te worden, kwam 'er eene onverwachte tyding, die hem als een donderslag in de ooren klonk, en de arme burgery verloste. De Watergeuzen waren in den Briel gevallen. Te weeten, de Prins van Oranje was niet naar Duitschland geweeken om 'er stil te zitten. Zyn huwelyk met eene Dochter van Saxen gaf hem invloed en gelegenheid tot voordeelige verbintenissen. Verscheiden aanzienlyke Nederlandsche vlugtelingen, tot hem overgekomen, strekten tot aanmoediging, zo niet tot steun, zyner poogingen; maar de hoofdzaak was zyne uitgebreide en nochthans heimelyke verstandhouding in de Nederlanden. Hy was, hoewel in Duitschland gebooren, echter altoos van het Volk als een Inboorling aangemerkt en bemind geweest. Het ongelukkig lot van Egmond en Hoorne, en het in daagen van deezen Prins, 't welk ook genoegzaam te kennen gaf, wat Alva met hem voorhad, vestigde de genegenheid der Landzaaten, welke te vooren onder deeze drie Heeren als verdeeld geweest was, nu alleen op den naam van Oranje. Zyne verantwoording, welke hy ter gelegenheid van deeze indaaging in het licht gaf, trof alle zielen die gevoel hadden. 't Hielp ook niet weinig {==494==} {>>pagina-aanduiding<<} dat men zyn ongeluk beklaagde, wegens het vervoeren van zynen oudsten zoon, die, van de Hooge school te Leuven geligt, en naar Spanje gebragt, verlooren gerekend wierd. Het medelyden gaf gunst, en de overweeging van het ongelyk, dat hem rechtstreeks geschiedde, vermeerderde 't vertrouwen op zynen bystand. Maar zyne bekende wysheid in het bestieren der moeielykste zaaken billykte vooral de hoop, van eens door hem verlost te worden, van het ondraaglyk juk, dat Roomschen en Onroomschen nu op nieuw zonder onderscheid wierd opgelegd. Een tamelyk leger, inmiddels door den Prins met behulp zyner broederen, Lodewyk en Jan van Nassau, byeen gebragt, had een ongelukkigen togt naar de Nederlanden gedaan, zynde ten deele door de meerdere bekwaamheid van het Spaansch krygsvolk by Daalem, en Jemmingen, verslagen, ten deele door Alvaas listen zo lang te leur gesteld, dat men het moest afdanken, by gebrek van geld. Want hoewel deeze drie getrouwe Broeders een groot deel van hunne eigendommen aan die onderneeming opgeofferd hadden, 't was echter op verre na niet genoeg, en men moest onderstandgelden uit Nederland verwachten. Maar deeze zaten by den koopman, schoon de genegenheid goed was, noch zo los niet als men zich verbeeld had. In zulk eene verlegenheid oordeelde de Prins dat men 't geluk ter zee moest beproeven, 't welk met geene mindere bekommering, maar met voorspoediger gevolg, betracht wierd. Het bleek terstond dat de Nederlanders daar in hun eigen element waren, en men had 'er zo veel vreemdelingen niet van nooden om hen te ondersteunen. De Watergeuzen, zo wierden zy genoemd, maakten zich met eene kleine Vloot aan alle kanten geducht, veroverden {==495==} {>>pagina-aanduiding<<} veele koopvaardyschepen, en bezorgden zonder iemands hulp hun eigen bestaan, door den ryken buit, die in hunne handen viel. Zo dobberde de Nederlandsche Republiek, gelyk een vlottend Eiland, op de Noordzee, terwyl de Vader des Vaderlands uit het hart van Duitschland haare beweegingen bestierde. Doch naardien dit geenszins zonder groote verwarringen en gevaaren toeging, dacht men zich hier of daar van eene veilige haven te moeten verzekeren, 't welk langen tyd vruchteloos beproefd wierd. Nu wierp men 't oog op Walcheren, dan op Texel en de Friesche Vooreilanden, ja zomtyds besloot men tot eene landing op de Kusten van Vriesland en Noordholland zelve. De Noordhollandsche Steden scheenen de bekwaamste, om uit dien hoek de Amsterdamsche Zeevaart te benaauwen, en Oranje hoopteze door heimelyk verstand tot een afval te beweegen; maar het geval was voor hem gereed, en zo onvoorziens, dat hy, om grooter stap te doen, het gaarne wat langzaamer gewenscht hadde. Onze Watergeuzen waren gewoon in Duins de wyk te neemen, met toelaating van Koningin Elizabeth, wegens eenig ongenoegen tegen de Spaansche party. Doch deeze Vorstin, eensklaps uit Staatkunde de zaaken anders inziende, gebood den Heer van Lumei, Admiraal van de Vloot, het anker te ligten. De noodzaaklykheid prikkelde den moed. Vierentwintig Schepen gaan onder zeil, om naar Texel koers te zetten, maar door een gelukkigen wind op de Maaze gebragt, bestevenen zy den Briel, en neemen 't in. Deeze Stad was, gelyk de meeste Zeeplaatsen, zonder bezetting gelaaten, om dat Alva het Krygsvolk nuttiger binnen 's Lands op de Burgten der grootste Steden meende te kunnen gebruiken; 't welk een groote, doch, volgens zyne beginzelen, zeer natuurlyke misslag {==496==} {>>pagina-aanduiding<<} was. Zyn voorbeeld bewyst hier, dat een Dwingeland zich gemeenlyk bedriegt, wanneer hy magtig genoeg meent te zyn, om een gansch volk door geweld in toom te houden. Het oogenblik, dat hem van deeze waarheid overtuigde, was, gelyk wy gezien hebben, zo welgepast, dat dit voor elk, behalve hem, eene wyze staatles zou geweest zyn. Het bleef niet by den Briel: Vlissingen en Veere koozen straks de zyde van den Prins; Enkhuizen, Medenblik, en andere Noordhollandsche Steden, daar 't werk al eenigen tyd was voorbereid geweest, volgden nu mede dat voorbeeld. Ondertusschen verraste Graaf Lodewyk Bergen in Henegouwen, waarop eenige Zuidhollandsche Steden ook den langgedreigden sprong waagden. Toen vielen Gelderland en Vriesland byna te gelyk den Hertog af, die, dus van alle kanten benard, naauwlyks wist waar zich te wenden, of wat te besluiten. Bovenal smartte hem 't verlies van Bergen, 't welk hy vermoedde niet zonder toedoen van Katharina de Medicis uitgewerkt te zyn, en welke plaats hy niet herwinnen kon, zonder de voornaamste Provincien in dien hachlyken staat van krygsvolk te ontledigen. Zodaanig waren de beginzelen van den tachtigjaarigen Oorlog, dien Oranje allereerst, als Stadhouder des Konings, tegen Alva ondernam, die niet lang daarna onder zyn bestier door zeven vereenigde Provincien tegen den Koning zelf gevoerd wierd, en die noch lang na beider dood het lot der Nederlandsche Vryheid onbeslist gelaaten heeft. Nu ontdekken wy de reden klaar genoeg, waardoor deeze Nederlanden voor hunne vereeniging gemeenlyk beschouwd worden als geringe en arme moerassen, niet dan van visschers of boeren bewoond, en in de Geschiedenissen {==497==} {>>pagina-aanduiding<<} zo verachtelyk, als klein van omtrek op de kaart van Europa. 't Is om dat hierdoor onze tegenwoordige staat by vergelyking zo veel hooger schynt verheven te worden. Wy worden, geloof ik, allen meer of min, door eene natuurlyke zucht gedreeven, om wonderlyke zaaken noch wonderlyker te schilderen, vooral wanneer de eigenliefde slechts van verre hier onder speelt. Vreemden, die ons de gaaven van 't geluk benyden, verwyten ons tot hunne vertroosting dien laagen oorsprong, en wy schikken zulks ligtelyk in, om dat dit verwyt, indien het welgegrond waare, eene wezenlyke lofspraak zou behelzen. Eene magtige Republiek heeft inderdaad ruim zo goede redenen om eer te stellen in de geringheid van haare Grondleggers, als de magtigste Monarchie in die lange reeks van haare Koningen. Doch wat de verwondering aangaat, waarmede wy de onverhoopte opkomst van onzen Staat beschouwen, verre van dezelve onrechtmaatig te willen verkleinen, moet ik echter aanmerken, dat wy ze doorgaans by gebrek van oplettendheid wat te hoog stellen. Men spreekt alleenlyk van de vrygevochten Landen, zonder de overige, die onder het juk gebleeven zyn, en welker welvaart Holland byna geheel tot zich getrokken heeft, in aanmerking te neemen. 't Zyn deeze nochthans, die tot ons geluk weinig minder dan wy zelven hebben toegebragt. Men vergist zich insgelyks, wanneer men de Nederlanders van dien tyd aanmerkt als weerlooze burgers, ongeoeffend, en natuurlyk onbekwaam tot den oorlog. Wy hebben het tegendeel reeds duidelyk genoeg kunnen zien, en hunne zeetogten hebben altoos beweezen, dat het hun ten minsten aan geenen moed ontbrak. 't Is onloochenbaar, dat zy, zelden tot uitheemsche oorlogen geprest wordende, in onder- {==498==} {>>pagina-aanduiding<<} vinding tegen de krygskundige Spanjaarden en Italiaanen niet opmogten. Doch dit gebrek maakte hen niet onbekwaam tot eene verweerende wyze van oorloogen; en de tegenstand, dien de vyand by zyne eerste belegeringen reeds ontmoette, als te Haarlem, te Alkmaar, en te Lelden, bewyst wel, dat zy in dit opzigt geenszins verachtelyk waren. Zyne overwinningen konden gemeenlyk by die van Pyrrhus op de Romeinen vergeleeken worden. De gelegenheid des Lands was daaromtrent ook zeer gunstig, vermits het doorsteeken der dyken altoos in den uitersten nood eene toevlugt verschafte, waarvan men zich echter, misschien uit verkeerde zuinigheid, zelden by tyds heeft willen bedienen. Voorts hebben onze Nederlanders in korten tyd al 't geen hun ontbrak, om ook een aanvallenden kryg te voeren, van de Spanjaarden geleerd; doch hunne meerdere bekwaamheid ter zee verduistert deezen roem, die ook, wegens de vermenging met veele vreemde troepen, te lande nooit zo zuiver kan beschouwd worden. Ik zal my hier met geen dieper onderzoek van de deugden en gebreken des Landaards ophouden. Tot meerdere klaarheid voor het volgende dient men aan te merken, dat wy tot noch niet dan stukswyze veele onderscheidene Provincien beschouwd hebben, maar voortaan byzonderlyk van de zeven Provincien, als van één Land, moeten spreeken. De mengeling van derzelver eigenaardige kenmerken zal dan tot een enkel geheel te zamensmelten, byna gelyk de Natuurkundigen ons leeren, dat uit de vereeniging van veele hoofdkleuren eene enkele, die de helderste van allen is, gebooren wordt. Willen wy in die en diergelyke bespiegelingen de vereischte juistheid betrachten, zo moet het ons niet verveelen, door den draad van onze Geschiedenis- {==499==} {>>pagina-aanduiding<<} sen noch al verder voortgeleid te worden. Hoewel wy met het naspooren der beginzelen van ons Gemeenebest den moeilyksten arbeid schynen volbragt te hebben, echter zyn wy noch verre van ons voorgesteld einde; dewyl het noodig is de verdere oorzaaken van onze opkomst insgelyks te kennen, eer wy iets aangaande de waare gesteltenis, den bloei, en de belangen van het Vaderland, 't zy door redenkaveling, 't zy door verdere ervaarenis, kunnen vaststellen. Het eerste en voornaamste tydperk van den Spaanschen oorlog loopt ten einde met het twaalfjaarig Bestand, en ons onderzoek moet zich ten minsten tot zo verre volgens de orde der gebeurde zaaken uitstrekken. By dit Bestand zyn de Staaten der vereenigde Nederlanden, overal buiten Spanje, voor eene vrye en onafhangklyke Mogendheid erkend geworden. De Spanjaarden hebben eerst by het sluiten van den Munsterschen Vrede hunne stem daar toe gegeeven; doch de handelingen van het Bestand bewyzen klaar, dat zy toen reeds in hun gemoed van eene waarheid overtuigd waren, welke zy slechts door dubbelzinnigheid van woorden poogden te bewimpelen. Wy kunnen dan met reden beweeren, dat alles wat tot de opkomst van ons Gemeenebest betrekkelyk is, binnen dat tydperk beslooten wordt. Verscheide gewigtige gebeurtenissen deelen het af, en leiden ons als by trappen tot de kennis van het geheel. De eerste, die ons by uitneemendheid moet bezig houden, is de Unie van Utrecht, om dat zy het gansche staatsgebouw, in platten grond, met ruwe maar meesterlyke trekken ontworpen heeft. Doch om van dit stuk eenigzins te oordeelen, zyn wy ook verpligt het oog te slaan op veele voorafgaande handelingen en schikkingen, waardoor het is voorbereid. Eene diergelyke noodzaaklykheid {==500==} {>>pagina-aanduiding<<} stelt ons meermaalen in 't gevaar van eene uitvoerigheid, welke ligtelyk de paalen van dit bestek zou kunnen overschryden. 't Valt zwaar, zich in zulk een uitgestrekt onderwerp behoorlyk te bepaalen, aan het groot oogmerk te voldoen, en nergens misbruik te maaken van het geduld des Leezers. Alva had Bergen in Henegouwen herwonnen, en Oranje, die vergeefs met een leger in 't veld gekomen was, om die stad te ontzetten, moest zyn volk afdanken, dewyl hy 't niet betaalen kon. Deeze gesteltenis van zaaken bragt hem in groote verlegenheid: zonder geld was het onmogelyk eenen zeeghaftigen vyand te stuiten, en schoon het hem niet ontbrak aan Vrienden, die 'er genoegzaam van voorzien waren, om hem te ondersteunen, ja die zich ook daartoe verpligt hadden, hy vondze doorgaans zo traag in 't volbrengen, als zy vuurig in 't belooven geweest waren. Men zou zich schier verbeelden, dat veele menschen ligter bewoogen worden om hun leven, dan om hunne schatten in gevaar te stellen; 't welk ook, hoe ongerymd het zy, eenigzins natuurlyk schynt, als men overweegt, dat het eerste zeer schielyk door een hartstogtelyk besluit kan veroorzaakt worden, terwyl men tot het laatste niet dan na ryp beraad overgaat. Doch van onze Hollanders, niet gewoon geld te beleggen, dan op hoop van aanzienlyke voordeelen, is het noch veel minder te verwonderen, dat zy niet genegen waren hunne middelen op zulk eene onzekere kans in de waagschaal te stellen. Het vertrouwen op 's Prinsen beleid was niet diep genoeg geworteld: men wist reeds dat hy een groot man was; men wist noch niet dat hy grooter was dan alle zyne vyanden te zamen. Deeze zwaarigheid wierd kort daarna, toen hy zich in per- {==501==} {>>pagina-aanduiding<<} soon naar Holland begaf, eenigzins, doch op ene gevaarlyke wyze, verminderd, door het invoeren van zwaare lasten, van Verlof- en Geleigelden, en meer diergelyke schikkingen, die geenszins dienden om de gunst van het Volk te winnen. Maar het grootste kwaad, dat uit dit onvermogen van den Prins volgde, was, dat zyne achtbaarheid, dewyl hy zich dagelyks tot de uiterste gemeenzaamheid vernederen moest, iets van haaren invloed verloor. Zyne getrouwde medestanders hielden de gehoorzaamheid, welke zy aan hem verschuldigd waren, niet meer in het oog. Zy wilden als vrywilligen aangemerkt worden, en aan wetten of krygstucht op het naauwste niet verbonden zyn. Hieruit sprooten veele ongeregeldheden, waarvan de verfoeilykste was het schendig mishandelen van zo veel Monniken en Priesters, als in hunne handen vielen. Lumei en Sonoi maakten zich door zulke wreedheden al den roem hunner heldendaaden onwaardig. Men wist zich eindelyk van den eersten te ontstaan; maar de laatste heeft vervolgens, door de uitgezochtste trekken van onmenschlykheid tegen de Roomschgezinden, zich even haatelyk gemaakt, als Alva, met Vargas gesterkt, door de Inquisitie geworden was. Deeze ongelukkigen, door beide partyen even fel gefolterd, en te zwak om op zichzelven eene party te maaken, bevonden zich in den elendigsten staat dien wy ons verbeelden kunnen. Oranje, van alle vervolging uit den aard afkeerig, wraakte het spoorloos gedrag der zynen zo veel te meer, om dat het ook in alles tegen zyne inzigten aanliep. Had men de Roomschen door zachtheid op de Staatsche zyde getrokken, terwyl de Spanjaarden in 't woeden niets verschoonden, men had vooreerst een sterken steun gewonnen, en daarenboven de {==502==} {>>pagina-aanduiding<<} belangen der goede zaak by vreemden en gebuuren veel aanneemelyker gemaakt. Hy moest evenwel het tegendeel gehengen. De haat tegen het Roomsch Geloof was eene dryfveer, zonder welke zyn eigen Volk niet kon in beweeging gebragt worden. Dit had men eerst uit den beeldenstorm, en naderhand uit alle volgende beroerten, klaar genoeg bespeurd. Liever Turksch dan Pausch, was het opschrift, dat de Zeeuwsche matroozen, die tot het ontzet van Leiden te scheep gingen, op hunne hoeden voerden. Zou men zulk een volk belet hebben, by gelegenheid van eene verovering, Kerken en Kloosters te plonderen, en de Monniken voor tydverdryf op te hangen? By deeze en diergelyke zwaarigheden kwam noch eene andere, die allergewigtigst was, om dat zy onmiddellyk de hartader scheen te raaken. Te weeten, de betrekking tusschen den Prins en de Staaten kon niet juist bepaald worden, 't geen echter voor alles noodzaakelyk scheen. Als Stadhouder des Konings was hy te vooren met Graaflyk gezag bekleed geweest. Hy streed noch op 's Konings naam tegen Alva om de vryheid, en voerde dus voor zo verre hetzelfde bewind. Maar dit was slechts een glimp van Staatkunde, geen wezenlyk gevoelen. Elk was dan naaryverig op gezag, en de Hollandsche Steden, die zo veel om de Vryheid hadden doorgestaan, wilden 'er ook de gewigtigste voordeelen van genieten. Deeze begeerte was misschien niet zo zeer onbillyk, als ontydig wegens de zwakheid van den nieuwen Staat, die door zulke stribbelingen in het uiterste gevaar gebragt wierd. De oude tweespalt tusschen de Edelen en Steden begon te herleeven, en de Prins, die door veele omstandigheden genoodzaakt wierd, zyn gezag verder dan zyne rechten liepen uit {==503==} {>>pagina-aanduiding<<} te strekken, scheen zomtyds den Adel wat sterk op zyne zyde te trekken, 't welk achterdocht en ongenoegen baarde. Men had by de eerste Vergadering, te Dordrecht in het jaar 1572 gehouden, zo naauw niet gezien; maar vervolgens wierd 'er geene gelegenheid verzuimd, om 's Lands Regeering tot een nieuwen en vasten vorm te brengen, 't welk niet zonder veele onaangenaame redenwisselingen betracht wierd. 't Was alleen de hooge nood, die hen voor verdere verwyderingen bewaarde, tot dat eindelyk by de Vereeniging tusschen Holland en Zeeland, in het jaar 1576 geslooten, het bedoelde wit scheen getroffen te zyn. Men overweege deeze zwaarigheden, die, elk voor zich, een gemeen verstand zouden afgepynigd hebben: welk eene wysheid wierd 'er niet vereischt, om ze alle te overwinnen, in 't midden van zo veel andere bekommeringen, aan den hachlyksten oorlog, die immer gevoerd is, onafscheidelyk verknocht. De Hertog van Alva, die ondertusschen tot den hals toe in gelyke zorgen stak, en, tot overmaat van verdriet, wel voorzag dat hy zelf, zodra men zyne verlegenheid ontdekte, de schuld daarvan zou moeten draagen, begreep dat het tyd was, naar een veilig open om te zien. Hy geliet zich ten dien einde, als of nu in tegendeel al zyn werk verricht geweest waare, en verscheidene omstandigheden begunstigden dit voorwendzel. Bergen in Henegouwen herwonnen, en eenige andere Steden, ja geheele Provincien, hierdoor op nieuw onder 't juk gebragt, zelfs Haarlem na een hardnekkige verdeediging ingenomen, scheenen duidelyk te toonen, dat al het overige te gemaklyk zwichten zou, om zyne aandacht waardig te zyn. Zyne triomfeerende benden verspreidden overal den schrik, en zyne onmagt om ze te betaalen was maar by weinigen {==504==} {>>pagina-aanduiding<<} bekend. 't Heffen van den tienden penning, dat hem mislukt was, scheen een werk te zyn, dat men nu voor zynen Opvolger, tot een goed begin, mogt overlaaten. Vooraf had hy reeds, door het oprechten van een metaalen standbeeld te Antwerpen, die verwaande gevoelens uitgedrukt, en zyne laatste daaden, die noch de roemruchtigste waren, billykten immers dat gedrag. Hy verzocht derhalve zyn ontslag van den Koning, die, aan den anderen kant, de verkeerdheid van geweldige maatregelen ondervonden hebbende, wel genegen was voortaan wat listiger op zyne luimen te leggen, en hem daarom dit verzoek niet ongaarne toestond. Alva vertrok dan, en Don Louis de Requezens, die veel bezadigder van zinnen was, volgde hem op in de Landvoogdy. Overeenkomstig met 's Konings inzigter, maakte Requezens terstond een begin met voorslagen van verzoening, en looze vredehandelingen, waardoor hy den yver der Staatsche partye dacht te doen verflaauwen, en ten minsten alle weifelaars aan zyn snoer te krygen. Hy oeffende deeze kunstenaaryen schrander genoeg, om den tyd te rekken, zonder dat men iets besloot; waardoor de wankelende staat der nieuwe Regeering van Holland geduurig in dezelfde onzekerheid bleef. Men begreep het klaar: maar op welk een grond zou men zich immer van des Konings wreedheid beklaagen, indien men weigerde aan zyne gunstryke beloften het oor te leenen? Te Brenda, daar wederzydsche Gemagtigden, naar den uiterlyken schyn met grooten ernst, byeen kwamen, liep de Vredehandeling vruchteloos af, om dat Holland en Zeeland, op het stuk van den Godsdienst, eene vryheid begeerden, welke Filips hun, volgens zyn gewisse, niet vergunnen kon. Dit was met oordeel uitgedacht, om de ove- {==505==} {>>pagina-aanduiding<<} rige Provincien, die minder belang stelden in den hervormden Godsdienst, van deeze beide te vervreemden, en eerlang door nieuwe handelingen volkomen Spaanschgezind te maaken. Inmiddels wierden de krygsbedryven niet verzuimd, en de meeste vielen aan de Spaansche zyde gelukkig uit. Alleenlyk verlooren zy Middelburg, dat Mondragon met alle zyne dapperheid niet behouden kon. Maar de Nassauschen wierden door ramp op ramp byna tot wanhoop gebragt. Graaf Lodewyk sneuvelde op de Mookerheide, met eene aanzienlyke krygsmagt; Leiden, door Baldez belegerd en uitgehongerd, wierd wel op eene wonderdaadige wyze verlost, maar de schade, door 't verdrinken van al het omgelegen land veroorzaakt, was onnoemelyk; de Spanjaarden ondernamen door het water, dat men onwaadbaar geoordeeld had, eenen togt naar Duiveland en Schouwen, die boven hunne eigene verwachting slaagde. Hierop volgde straks het beleg van Zierikzee; en aan deeze Stad hing nu alle gemeenschap tusschen Holland en 't eiland Walcheren. Wat raad, wat uitkomst in dien prangenden nood? Hulp van vreemde Mogendheden scheen de eenige troost, die noch overig was: doch hieromtrent viel geene andere keuze te doen, dan tusschen Vrankryk en Engeland. De verfoeielyke Moord van Parys was noch diep in 't versch geheugen gedrukt, en de belangzieke Staatkunde van Elizabeth stond in andere opzigten niet minder te vreezen. Evenwel wierd 'er een spoedig besluit vereischt. Men vaardigde dan eerst een Gezantschap naar Engeland af, met de voordeeligste aanbiedingen, die de Koningin verwachten kon. Maar vergeefs: zy vreesde Filips te veel, en gaf den Gezanten alleenlyk troostelyke woorden, om te beletten dat men zich in de armen van Vrank- {==506==} {>>pagina-aanduiding<<} ryk wierp. Dit wierd niettemin ook beproefd, maar even vruchteloos. Oranje, zegt men, heeft omtrent deezen tyd het schriklyk voorstel gedaan, van alle dyken en dammen te doorsteeken, alle Molens te verbranden, en 't gansche Land onbewoonbaar te maaken; waarna men met Vrouwen, Kinderen, en alle tilbaare have, zich te scheep begeeven mogt, om ergens onder de zon een gelukkiger gewest te zoeken. De wanhoop van een groot Man heeft iets, dat gemeene zielen op de enkele verbeelding duizelig maakt. Maar is het inderdaad waarschynlyk, dat die moedige Held geene andere gevoelens in het diepste van den boezem gekoesterd heeft? Hy, die alles doorgrondde wat van menschelyken handel afhing, heeft misschien om byzondere redenen dien indruk op de harten zyner vrienden willen maaken. Zyn geheim lag altoos zo diep begraaven, dat men hem daarom met recht den Zwyger genoemd heeft. De kunst, welke hy bezat, om zich meester te maaken van het menschelyk hart, werkt door een doolhof van duistere paden, en is niet na te spooren, dan alleenlyk van die weinige stervelingen, welke gebooren zyn om ze te oeffenen. Indien 't echter geene al te groote vermetelheid is, by gissing zulks te beproeven, zou men mogen denken, dat de Prins in die gevaarlyke omstandigheden meest beducht geweest is, voor den invloed der glimpige handelingen van Requezens. Nooit kon hy zynen afkeer van de Spaansche Regeering, en het mistrouwen op hunne valsche toegeevendheid, krachtiger uitdrukken; en nooit was dit noodzaakelyker, naardien de Spanjaarden zich thans op den weg begeeven hadden, die, zo zy wys genoeg waren om slechts eenige stappen verder te gaan, hen regelrecht geleiden zou daar zy wilden zyn. Hiertegen moesten de {==507==} {>>pagina-aanduiding<<} zwakke gemoederen, als door een donderslag, gewaarschuwd worden, om niet in de strikken van een bedrieglyk verdrag te vallen; maar tevens moest men ze noopen, om, in weêrwil van de overmagt der vyanden, alles op te zetten ter behoudenisse van het lieve Vaderland. Wat reden of vermaaning kon daartoe bekwaamer zyn, dan het yslyk denkbeeld van zulk een bloeiend Gewest, wanneer men deszelfs verdeediging te laat zou behartigd hebben, in dien jammerlyken schyn voor eeuwig vaarwel te zeggen, onbewust waar men eene schuilplaats vinden zou, om Vrouw en kinderen voor jammerlyker lot te behoeden? Door welke middelen die wyze Vorst zich verder dacht in staat te stellen, is duister voor ons, hoewel daaruit niet volgt dat 'er geene meer overig waren. Maar de Hemel gaf eene onverwachte uitkomst. Requezens stierf ter goeder uure. Eene heete koorts sleepte hem zo schielyk weg, dat hy, volgens zyn voorneemen, geenen Opvolger kon benoemen. Van dat oogenblik liepen de Spaansche zaaken te rugge, en vervielen eerlang tot zulk eene verwarring en wanorde, dat niet alleen de Hollanders, maar ook Braband, Vlaanderen, en de Walsche Provincien, nieuwen moed greepen, om hunne rechten rustig voor te staan. De Raad van Staate stelde zich straks, in plaats van en Landvoogd, aan 't roer van Regeering; maar viel te zwak om het te dwingen. Zierikzee, dat noch belegerd wierd, was naauwlyks overgegaan, of de naderende omwenteling kondigde zich aan, door haare echte voortekenen. De Spaansche soldaaten, die het eiland Schouwen bemagtigd hadden, sederd langen tyd niet betaald, eischten geld, en wierpen, dewyl men 't hun niet geeven kon, den breidel in den nek. Toen zag men eerst klaar de kwaade gevolgen van Alvaas bestier, wiens {==508==} {>>pagina-aanduiding<<} knevelaaryen 's Lands kas, in plaats van ze te verryken, tot armoede gebragt, en dus de Regeering ontzenuwd hadden. Het muitend krygsvolk zocht zyne betaaling in 't plonderen en brandschatten van al wat weerloos was. Braband, Vlaanderen, en Henegouwen, wierden omgewroet door hunnen toomeloozen moedwil; en bragt men hier of daar eenige benden tegen hen op de been, 't strekte niet dan om de overige Spanjaarden insgelyks gaande te maaken, uit vreeze, dat dit wanbedryf aan den ganschen Landaard mogt gewrooken worden. Onbeschryflyk is de verwarring, welke hieruit rees, tusschen den Raad van Staate, de byzondere en algemeene Staaten, en de Krygsoversten, aan deeze of geene streng verbonden. De Raad van Staate wierd binnen Brussel, als Spaanschgezind, in hechtenis genomen; maar Hieronymus Roda, een van deszelfs leden, op dien tyd te Antwerpen zynde, nam deeze gelegenheid waar, om zich het opperbewind aan te maatigen. De muiters hadden Maastricht deerlyk geplonderd. Roda lokte ze ook naar Antwerpen, daar zy, met de bezetting van het slot vereenigd, een bloedbad aanrechtten, 't welk meer dan vyfduizend menschen het leven kostte, terwyl de opgaande vlam van vyfhonderd huizen hun in 't naarste van den nacht den weg wees, om dat pronkjuweel der steden 't onderst boven te keeren. 't Geheugen van dien gruwel, met recht de Spaansche Furie genoemd, kan nimmer uitgewischt worden; en nochthans verhaalt men, dat Roda dit, als een treffelyk meesterstuk van zyne hand, den Koning overbriefde. Op 't gerucht van zulk eene verwoesting, spanden alle de aangrenzende Gewesten te zamen, om zich door geweld van die gedrochten te ontslaan. Holland en Zeeland had- {==509==} {>>pagina-aanduiding<<} den, zodra hun door deeze veranderingen eenige ruimte te beurt gevallen was, hunne onderlinge verbindtenis, waaraan men lang gewerkt had, voltrokken, en aan Oranje de hooge Overheid geduurende den kryg opgedraagen. Nu slooten zy met de Roomschgezinde Staaten de Gentsche Bevrediging, welke 't verdryven der Spaansche soldaaten, het dempen van alle vervolging om Geloofszaaken, en 't herstellen der wetten en voorrechten van ieder Landschap, kortom de algemeene rust, bedoelde. Oranje had door zyne uitgestrekte verstandhoudingen de zaaken dus verre gebragt; en 't stond geschaapen, dat hy welhaast, door zyn gemaatigd bestier, in de overige Provincien, vooral in Braband, weinig minder gezag dan in Holland en Zeeland voeren zou. Maar terwyl dat gebeurde, was Don Jan van Oostenryk, 's Konings natuurlyke Broeder, tot Landvoogd benoemd, en reeds met dien last in Luxemburg gekoomen, van waar hy door brieven de algemeene Staaten van zyne aanstelling verwittigde. Holland en Zeeland weezen hem af, maar konden niet beletten, dat de overige Provincien met hem handelden. Zy verpligtten zich, hem in de Landvoogdy te erkennen, indien hy de voorwaarden der Gentsche Bevrediging bezwoer. 't Vertrek der Spanjaarden was het punt, daar zy 't meest op drongen, en daar hy de grootste zwaarigheid van maakte; doch men was het ook niet eens hoe de reis, indien zy vertrokken, geschieden moest; naamelyk te water of te lande? Don Jan was voor de zeereize; en hoewel de Staaten alle zyne inzigten op dit stuk niet begreepen, zy noodzaakten hem echter een voorstel, dat zo ongerymd gevonden wierd, te laaten vaaren. Men trof dan het Verdrag, 't welk men het eeuwig Gebod noemde, als of met het vertrek der Spanjaarden, dat 'er onmiddellyk op volgde, alle grond tot mis- {==510==} {>>pagina-aanduiding<<} trouwen weggenomen waare. Maar Oranje zag het stuk veel dieper in, en bragt hierom te wege, dat men in Holland en Zeeland, alle uitnoodigingen om insgelyks in dat verbond te treeden, rustig afsloeg. 't Is waar, dat de redenen welke zy bybragten, om hiervan verschoond te zyn, niet van het uiterste gewigt waren; maar hunne heimelyke zwaarigheden, waarvan het toen noch niet mogelyk was rekenschap te geeven, wierden eerlang door het gedrag des nieuwen Landvoogds gebillykt. Deeze Vorstelyke Persoonaadje was gebooren om zich het hoofd te breeken met veele groote aanslagen, die allen in rook verdweenen zyn. Eenige jaaren vroeger, op de Turken, in een zeeslag by Lepanto, eene heerlyke overwinning behaald hebbende, had hy zyne begeerte tot het Koningkryk Tunis uitgestrekt. Herwaard gezonden, om dat men zich misschien in Spanje van hem begon te mistrouwen, verbeeldde hy zich dat niets gemaklyker zou zyn, dan deeze Landen onder 't juk te brengen, en met derzelver magt gansch Engeland te overheeren. En toen hy echter gedwongen wierd, zyne Spanjaarden van hier te doen vertrekken, wilde hy, dat zulks ter zee geschieden zou, op dat men Engeland in 't voorbygaan mogt inslokken. Oranje, die dit voornemen uit onderschepte brieven ontdekt had, gaf 'er Elizabeth kennis van, en behaalde geen kleinen dank by haar met deeze waarschuwing. Maar Don Jan, geduurig door denzelfden tuimelgeest gedreeven, hield zich verzekerd, dat hem ten minsten in de Nederlanden niets meer stond te vreezen noch te ontzien. Hy maakte zich door bedrog meester van het Kasteel te Namen, en van Charlemont; en ontbood een nieuw leger uit Spanje, om 'er de Staaten mede te beoorloogen. Te Namen zynen aanslag uitgevoerd heb- {==511==} {>>pagina-aanduiding<<} bende, verklaarde hy, dat dit de eerste dag zyner Landvoogdye was: maar alle zyne begunstigers mispreezen 't stuk; en Braband nam kort daarna het kloek besluit, om den Prins van Oranje tot Ruwaard te verheffen. Eene zo aanzienlyke vordering bleef niet onbenyd. Veele Grooten, waaronder de Hertog van Aarschot, Stadhouder van Vlaanderen, de Markgraaf van Havrech, en zelfs de jonge Graaf van Egmond geteld wierden, verbeeldden zich, dat het toeneemend aanzien van Oranje welhaast tot hunne vernedering strekken zou. Zy vreesden dat hem dan de algemeene Landvoogdy ligtelyk kon opgedraagen worden, en vereenigden zich, om hem by tyds den weg daartoe af te snyden. Met dat inzigt dreeven zy onvoorziens eene andere verkiezing door, ten voordeele van den Aartshertog Matthias, Broeder des Keizers, maar jong en onervaaren, daarenboven volgzaam van aard, en hierdoor zeer wel geschikt om zich afhangklyk te maaken van heerschzuchtige hovelingen, gelyk zy waren. Zy bereikten echter in de gevolgen hun oogmerk niet. Integendeel bleek het, dat zy den schranderen Prins geen grooter dienst hadden kunnen doen, dewyl hy terstond tot 's Aartshertogs Stedehouder wierd aangesteld, en sederd, op den naam van Matthias, alles zo meesterlyk wist te bestieren, dat het Volk deezen Vorst in de wandeling den Griffier des Prinsen noemde. Maar Don Jan, door de algemeene Staaten openlyk voor vyand verklaard, zwol van spyt en wraakzucht: ook ontbraken hem de middelen om zich te wreeken niet. Uit Spanje wierd eene aanzienlyke legermagt herwaard geleid door den dapperen Alexander Farneze, wiens aannadering den schrik aan alle zyden verspreidde. De {==512==} {>>pagina-aanduiding<<} Staaten hadden ook een leger; maar 't was noch in ervaarenis, noch in krygstucht, noch in bekwaamheid van bevelhebberen, by 't Spaansche te vergelyken. Men raakte handgemeen by Gemblours, daar Don Jan eene volkomene overwinning behaalde. Wie zou gelooven, zo een Schryver van minder gezag, dan Reyd, het verhaalde, dat de voornaamste legerhoofden voor het aangaan van deezen slag naar Brussel gereeden waren, om eene Bruiloft by te woonen? Zulk een blyk van onachtzaamheid geeft ons geene reden, om voor het overige zeer gunstig van hunne bekwaamheden te denken. Trouwens het was, zegt men, onder de Nederlandsche Grooten van dien tyd eene gemeene zwakheid, zich in diergelyke vermaaken den ruimen teugel te vieren. Inmiddels volgde na deeze nederlaag het verlies van zo veel plaatsen, dat het Hofgezin, zich te Brussel niet meer veilig achtende, naar Antwerpen week. 't Gaf groote bekommering, dat de verbindtenis der aangevochtene Gewesten met Holland en Zeeland, wegens het verschil van Godsdienst, op geenen vasten grond steunde. In Holland wierden de Roomschgezinden geduurig door de woestheid van het gemeen beleedigd, waarvan men op dienzelfden tyd aan Amsterdam en Haarlem doorstaande blyken zag. Deeze twee Steden waren noch lang, benevens eenige andere van minder aanzien, Spaanschgezind gebleeven; en by de Gentsche Bevrediging had men vastgesteld, dat zy, in dat Verbond willende treeden, op het stuk van den Godsdienst voldoening van den Prins zouden mogen bedingen. Schoon nu de voorwaarden der Gentsche Bevrediging, sederd het eeuwig Gebod van Don Jan, haaren klem verlooren hadden, echter gingen deeze Steden niet zonder zulk eene voldoening over in de belangen van den {==513==} {>>pagina-aanduiding<<} Prins. Haarlem had de vrye, en Amsterdam zelfs de eenige oeffening van den Roomschen Godsdienst bedongen. Haarlem was een jaar vroeger, maar Amsterdam byna op denzelfden tyd, dat de slag by Gemblours voorviel, tot dien stap gekomen. Maar het onderhouden der voorwaarden duurde daar slechts vier of vyf maanden. De Onroomschen wapenden zich heimelyk, en dreeven zo wel de Regeering als de Geestelykheid smaadelyk uit; welk voorbeeld straks te Haarlem met het vermeesteren der groote Kerk en 't vermoorden van eenen Priester gevolgd wierd. Men voorzag dat deeze bitterheid der Onroomschen, wanneer zy het zelfde ondernamen in de Vlaamsche en Brabandsche steden, alwaar reeds een groot getal aan 't woelen geraakt was, het gansche Land in 't uiterste gevaar zou brengen. Om dan, zo veel mogelyk was, de reeds gemaakte breuk te heelen, en verdere beroerten te voorkomen, sloeg men op den naam van Aartshertog Matthias eene Geloofsvrede voor, waarby men, door alle de Nederlandsche Staaten, vryheid van Godsdienst dacht te verleenen, onder geene andere bepaalingen, dan de gemeene rust onmiddellyk scheen te vereischen. Eenige afgelegene Provincien keurden deeze Geloofsvrede goed; doch het Sticht, hoewel het ook reeds voldoening van den Prins had genomen, was door den invloed der Roomsche Geestelykheid anders gezind, en Gelderland moest 'er toe gedwongen worden. Maar 't geen hieruit in Vlaanderen gebooren wierd, verdient bovenal gemeld te worden. Te Gent had men al sederd eenigen tyd onstuimige beweegingen gezien. Oranje had daar Vrienden, die door een al te driftig gedrag hunne trouwste diensten onaangenaam maakten. Ryhove en Imbize hadden in een op- {==514==} {>>pagina-aanduiding<<} roer, ten dien einde door hen verwekt, den Hertog van Aarschot, Stadhouder van Vlaanderen, benevens verscheidene andere Heeren, allen tegenpartyders van den Prins, gevangen gezet. Maar toen hy zulks openlyk afkeurde, en zelfs het ontslag des Hertogs te wege bragt, stonden zy verlegen en benard. De overige Heeren bleeven nochthans in hechtenis, en twee van dezelven zyn naderhand, in de verdere verbystering der beroerten, noch opgehangen. Te weeten, deeze Gentsche yveraars, zich van den Prins verlaaten ziende, en beducht voor de billyke wraak der beleedigde partye, zochten hunne veiligheid op den weg van verwarring, en maakten zich sterk om eene streng op zichzelven te houden. Zodra dan het ontwerp der Geloofsvrede te voorschyn kwam, 't welk niet zonder reden aan 's Prinsen beleid toegeschreeven wierd, maalden zy zyne verdraagzaamheid met de haatelykste verwen af, gebruikten den Predikant Dathenus, om hem op den Predikstoel voor een ongodist te schelden, en bragten de stad in rep en roer, om den Roomschen Godsdienst alle mogelyke afbreuk te doen. Zy bepaalden zich niet tot Gent, maar bezochten ook de nabuurige steden, als Ypere, Brugge, Oudenaarden, Dendermonde, met plondering van Kerken en Kloosters, en allerlei moedwil. Hieruit sproot een nieuwe oorlog tusschen de Gentenaars, en eenige Walsche regementen, die, om den voortgang van dat woest gedruisch te stuiten, zich tegen hen te weer stelden, onder den naam van Malkontenten. Omtrent deezen tyd stierf Don Jan; en dit was een groot ongeluk voor de Staatschen, om dat de Prins van Parma, in krygsbeleid hem ten minsten wel gelyk, in staatkunde verre zyn meester, hem opvolgde. Doch {==515==} {>>pagina-aanduiding<<} geduurende het beloop van deeze zaaken had Oranje den tyd ook waargenomen. Zomtyds lachende gezeid hebbende, dat het der Bruid, welke hy in zyne magt had, aan geene vryers ontbrak, wist hy zich thans behendig van hunne jaloersheid te bedienen. Duitschland, Vrankryk, en Engeland, moesten om stryd in de Nederlandsche belangen overgehaald worden; de twee laatste Ryken, bovenal, moesten om hulp aangezocht worden, zonder dat de verpligting zich tot afhangklykheid uitstrekte. Men vleide dan den Keizer, op den Ryksdag te Worms, door den welspreekenden mond van Aldegonde; men riep den Hertog van Anjou, die zich kwansuis uit mededoogen daartoe aangebooden had, uit Vrankryk, om Beschermer der Nederlandsche Vryheid te zyn; en men verwierf van Koningin Elizabeth, die dit ongaarne zag, dat zy de Duitsche troepen, waarmede Hertog Jan Kazimir herwaard kwam, betaalde; niet uit groote gunst, maar op dat 'er iets mogt overblyven, waardoor de Franschen en de Nederlanders verhinderd wierden eene al te naauwe verbindtenis aan te gaan. Nooit slaagde eenige handeling beter. Anjou en Kazimir beschermden het Land tegen Don Jan; en vertrokken na zyne dood, om dat zy elkanderen, wegens onderling mistrouwen, niet verdroegen: waarna onze Nederlanders, ondertusschen tyd gewonnen hebbende om het groote werk hunner Vereeniging te bereiden, zich tot de voltooijing van hetzelve begaven. Zy lieten de Gentenaars en de Waalen aan hunne onderlinge verdeeldheden over, en leiden te Utrecht de grondslagen van het gelukkigste Gemeenebest, dat immer buiten de Wysgeerige bespiegelingen van Plato, of Morus, bestaan heeft. Het behelsde allereerst vyf Provincien, waarby Vriesland noch in hetzelfde jaar gevoegd wierd, {==516==} {>>pagina-aanduiding<<} en Overyssel in het volgende. Doch by deeze algemeene opgaaf moet men aanmerken, dat zy ten aanzien van Groningen niet juist is. Deeze Provincie was sederd eenigen tyd door hevige geschillen, tusschen de Stad en de Ommelanden, ontrust geweest. Dewyl dan de Ommelanders terstond gereed waren om te tekenen, strekte dit eene reden van weigering voor de Stad. Veellicht is zy ook door den Graaf van Rennenberg, haaren Stadhouder, die toen reeds heimelyke oogmerken had, daarvan afgemaand. Zyn openbaare afval, in het volgend jaar, is oorzaak geweest dat de Stad Groningen eerst vyftien jaaren laater in dit Verbond heeft kunnen treeden. Middelburg had insgelyks eenige zwaarigheden geopperd, wegens byzondere geschillen met Vlissingen en Veere; doch deeze wierden uit den weg geruimd. Op dusdaanige uitzonderingen na, kunnen wy den aanvang van onze Nederlandsche Republiek tot het jaar 1579 brengen: waaromtrent in den eersten opslag niets merkwaardiger schynt, dan dat Oranje, die 't gansche werk zynen vorm gegeeven had, zich evenwel geliet, als of het in alles buiten hem beschikt waare. Hy had zich alleenlyk van zynen Broeder, Graaf Jan van Nassau, bediend, gelyk wy te vooren gezien hebben dat hy door Graaf Lodewyk het Verbond der Edelen uitwerkte. Zo groot was de omzigtigheid van deezen Vorst, om niemands eer of achting te kwetsen. Want kort te vooren tot Stadhouder van Braband verheven zynde, vond hy zich verpligt de Brabanders, die meest Roomschgezind waren, te ontzien. Doch 't gewigtigst was, dat hy den Aartshertog Matthias, als deszelfs algemeene Stedehouder, niet openlyk wilde voor het hoofd stooten. Men had het om veele redenen ondienstig geoordeeld, den Aartshertog tot de geheimen {==517==} {>>pagina-aanduiding<<} der raadpleeging op de Unie toe te laaten; en dit was te wel bekend om verbloemd te worden. Inzonderheid was men hiervan afkeerig geweest, naardien men, zelfs van de Onroomsche zyde, zich niet overal aan de gemaatigdheid van zyne Geloofsvrede dacht te houden. Nu zou het den jongen Landvoogd, reeds min of meer verongelykt door het sluiten van zulk een verbond buiten zynen raad en overleg, zeer hard gevallen hebben, zynen voornaamsten Dienaar in den eersten opslag onder de tekenaars van hetzelve geteld te zien. Veel minder scheen 't hem te zullen kosten, dat hy, als de zaaken afgedaan waaren, den Prins, na een nauwkeurig onderzoek, zyne toestemming vergunde, om 'er deel in te mogen neemen. Dit gebeurde kort daarna tot beider voldoening, wanneer de een den ander in dat onderzoek, als met een onzydig oordeel, ondersteund en bestierd had. De Prins verwierf toen ligtelyk de begeerde vryheid, en gebruikte ze, zonder de eer zyns Meesters in 't minste deel verkort te hebben. Indien men op het groot belang deezer zaaken let, schynt het natuurlyk genoeg, dat zy niet dan stap voor stap, en door veele omwegen, zo verre konden voortgezet worden. De voorafgaande verbindtenis tusschen Holland en Zeeland had reeds groote moeite gekost, en was evenwel op verre na zo vast niet geklonken geweest. Eén teder punt was 'er, waarvan men door dagelyksche ondervinding de noodzaaklykheid meer en meer begreep. Alle hoop op verzoening met Spanje moest glad afgesneeden worden, en hiertoe wierd een beslissend middel vereischt, dat echter by onzydigen niet haatelyk moest kunnen schynen. De onmogelykheid van dit te doen by de Gentsche Bevrediging, wegens den invloed der Roomschgezinde Staaten, die 'er {==518==} {>>pagina-aanduiding<<} in deelden, had die verbindtenis, door het eeuwig Gebod van Don Jan, terstond krachteloos gemaakt. Thans scheen het mogelyk te zyn door 't stremmen der Roomsche Godsdienstoeffening, 't welk, in Holland en Zeeland vastgesteld zynde, in de overige Provincien, waarmede men handelde, juist geene groote zwaarigheden zou onderhevig geweest zyn. Maar dit was te raauw, om den Prins van Oranje te smaaken, behalve dat het ook met zyne verdere inzigten streed. Dus vond men zich verpligt eenen middelweg in te slaan, die zodaanig waare, dat hy by den Koning alleen voor eene uiterste afwyking zou gehouden worden. Nu had de Geloofsvrede van Aartshertog Matthias het pad gebaand, dat op zulk eenen weg uitliep, dewyl verdraagzaamheid by den Koning, en by niemand anders, voor een hoogen trap van kettery te boek stond. Men bevestigde deeze Geloofsvrede dan voor de Provincien daar zy aangenomen was, en men hieldze voor het onderpand van derzelver trouw; zo veel te geruster, om dat uit het beloop der voorgaande gebeurtenissen ligtelyk af te neemen was, welk eene af breuk de Roomsche Godsdienst daardoor lyden zou. Doch Holland en Zeeland, hiermede noch niet vergenoegd, en op dit stuk eensgezind, ontweeken de noodzaakelykheid van hunne gevoelens te verklaaren, blootelyk de vryheid behoudende om ten deezen opzigte naar hun welgevallen te handelen. Dit was staatkunde zonder bedrog: en men hoopte dus met reden dat deeze Unie, veel beter dan de Gentsche Bevrediging, het wit zou getroffen hebben. Zelfs wierden zommigen noch gestreeld door het aanmoedigend inzigt van vroeg of laat eenige Roomschgezinde Provincien tot dit Verbond over te haalen, zonder te vreezen dat hieruit, gelyk te vooren, nieuwe verwyderingen mogten ontstaan. {==519==} {>>pagina-aanduiding<<} Want de Unie was ook ten deezen opzigte nadrukkelyker dan het Gentsch Verdrag, dat zy haare byzondere leden niet tot een deelbaar bondgenootschap, maar tot de gelykformigheid van een enkel lighaam deed te zamengroeien. 't Is waar, zo men anderszins punt voor punt deeze beide stukken met elkanderen vergelykt, schynt het Gentsche wat netter beredeneerd te zyn: doch dit bewyst niets meer, dan dat het gebrek aan innerlyke volmaaktheden door geen uitwendig sieraad te vergoeden is, ja dat aan den anderen kant het naauwkeurig bepaalen van byzonderheden dikwyls nadeelig is, omdat het de gelegenheden tot inbreuk noodeloos vermenigvuldigt. Om niets te ontveinzen; bekwaame mannen hebben in het Utrechtsch Verbond verscheide zwakke plaatsen opgemerkt. Zulks vermindert evenwel den lof van deszelfs instellers niet. Veeleer moet het ons overtuigen van hunne bekwaamheid, om de ruimte, welke een groot lighaam tot zyne beweegingen noodig heeft, by gissing af te meeten. De ondervinding, die boven alle redenen gehoor verdient, bevestigt dit door de duurzaame eendragt der Bondgenooten, en noch veel meer door de vruchtelooze poogingen, welke in het jaar 1651, en naderhand noch in onze eeuw, aangewend zyn, om te verbeteren 't geen voor gebrekkig gehouden wierd. Eén duidelyk voorbeeld zy hier genoeg, op dat wy tot geene wydloopigheid vervallen. De naauwe betrekking der vereenigde Provincien, waardoor zy zich, als tot een enkel Landschap, verbinden, sluit geene wetten, keuren, noch voorrechten, van elke Provincie, zelfs niet van eenige Stad in het byzonder, uit. Derzelver onafhangklykheid was eertyds, gelyk wy op het klaarste onder Vrouw Maria gezien hebben, zeer groot geweest, en thans, daar {==520==} {>>pagina-aanduiding<<} men op het punt stond van de Graaflyke Regeering te verzaaken, konze zekerlyk niet geringer geacht worden. Had elke Stad voorheen het recht gehad om zaaken van oorlog en vrede volgens haare eigene verkiezing af te doen, hoe kon men het nu de Provincien betwisten, en hoe zouden zy evenwel verstaan worden, zo vast aanéén verknocht te zyn, met zulk een recht van afzonderlyke handelingen Hieromtrent wierd wel eene onderscheiding gemaakt, en in het negende Lid vastgesteld, dat geen besluit tot Oorlog of Vrede, de Generaaliteit des Verbands aangaande, zonder de eenpaarige toestemming van alle Bondgenooten zou mogen genomen worden. Maar wie ziet niet dat deeze Generaaliteit des Verbands eene ruime uitdrukking is, waarover men lang zou kunnen twisten zonder elkanderen te verstaan? Immers heeft men naderhand wel zeer verschillende gedachten gehad over het tiende luid, alwaar men vindt dat geene Provincie met eene vreemde Mogendheid, zonder verlof van de overigen, op zichzelve een Verbond zal mogen sluiten. Het woord Confoederatie, daartoe gebezigd, is by allen niet onder dezelfde betekenis aangenomen geweest, en deeze onzekerheid heeft zwaare geschillen veroorzaakt, gelyk uit de schriften van den Heer Bynkershoek te zien is. Hoe veel te meer moest men dan in het eerstgemelde geval niet vreezen voor verdeeldheid van gevoelens, zodra deeze of geene der aanzienlykste Provincien eens geraaden vond, in zaaken van zulk een gewigt, haare byzondere belangen alleen in 't oog te houden? 't Kon haar aan geen voorwendzel ontbreeken, om den oorlog, of de vrede, welke zy op zichzelve wilde aangaan, of by meerderheid van stemmen doordryven, van de Generaaliteit des Verbands uit te zonderen; terwyl men zich aan den anderen kant naauwlyks een Oorlog of {==521==} {>>pagina-aanduiding<<} Vrede zou weeten te verbeelden, die de Generaaliteit van een Verband, waardoor alle de leden des Bondgenootschaps maar één lighaam uitmaaken, niet onmiddellyk aanging. Gelyk nu deeze en diergelyke onlusten zich natuurlyk vertoonden, zo scheenen ook de gevaaren, welke men 'er uit te wachten had, onvermydelyk. Men kon geene zo welgegronde zorgen in den wind slaan. Te willen verbergen 't geen voor allen zigtbaar was, zou een blyk van zwakheid geweest zyn; en 't moest in tegendeel naar roekeloosheid zweemen, dat men zo veele afschrikkende zwaarigheden in een helder licht plaatste. Men wistze dan als door een kleed van gaas te verduisteren; en dit was juist zo veel gedaan als op de noodzaakelykheid paste. Het menschelyk geslacht bekommert zich heel anders over afgelegene, heel anders over tegenwoordige tegenspoeden. Dikwyls mistrouwt het zich in den tegenwoordigen nood van de zekerste borgen, terwyl voor den aanstaanden tyd gemeenlyk eene aanmoedigende harssenschim voldoet. 't Wil echter volstrektelyk dat men, ook ten koste van het verstand, de verbeelding streele. Heeft iemand dit ooit klaar begreepen, zy, die by het opstellen deezer Unie, de maatregelen ter beslissinge van allerleie geschillen beraamden, hebben 't in zyne volle kracht verstaan. Wy moeten 'er tot hunnen lof by voegen, dat zy, vlak strydig met het gedrag van gemeene Staatkundigen, geen baatzuchtig misbruik, maar veeleer het allernuttigste gebruik, van dit zwak der menschelyke Natuure hebben gemaakt. Zie hier met hoe weinig moeite de weifelende gemoederen gestyfd wierden. Tot het byleggen der gevreesde geschillen wierden drie byzondere wegen aangeweezen, die, om de waarheid te zeggen, niet meer waren dan drie blinde afleidingen. Te weeten, men {==522==} {>>pagina-aanduiding<<} zou zich, naar den eisch des tyds, bedienen, of van de gewoone Rechters, zonder dat iemand weet te zeggen wie deeze Rechters kunnen geweest zyn; of van goede mannen, waarvoor ligtelyk kwaade mannen konden genomen worden; of van minnelyk verdrag, dat is, van woorden zonder zin. Veelerlei kon de gedaante deezer geschillen zyn: of van eene enkele Provincie tegen alle haare Bondgenooten, of van twee verschillende Provincien in het byzonder, of van de eene helft des Bondgenootschaps met de andere. En wederom, of over de byzondere geregtigheden van Steden en Provincien, of over de grondslagen der Vereeniging, of ook over de veranderingen, welke men daaromtrent wegens onvoorziene omstandigheden des tyds noodig oordeelen mogt. Dit alles uit te pluizen zou niets anders geweest zyn, dan zo veele spaaken in 't wiel te steeken. Men oordeelde dan met reden, dat dit Verbond door zyne onvolmaaktheden best op de onzekerheid der toekomende tyden passen zou. De uitkomst heeft dit oordeel gewettigd, en deeze Unie verschaft ons hierdoor een doorluchtig voorbeeld van het onderscheid, dat men stellen moet tusschen bespiegelende en werkdaadige Staatkunde. Misschien zal een oplettend Leezer hiertegen inbrengen, dat deeze duisterheid noopens het beslissen der geschillen, schoon zy waarlyk in het eerste Lid te vinden is, in het negende, en zestiende nochthans genoegzaam opgehelderd wordt. Het beslissen van de zwaarste geschillen wordt daar uitdrukkelyk aan de Stadhouders der onderscheidene Provincien gesteld, ook met het recht van bekwaame Byzitters ten dien einde te kiezen. Maar dewyl dit gansche Stadhouderschap slechts het afschynzel was van eene hooge Overheid, welker wezenlyk bestaan, hoewel men den Koning noch {==523==} {>>pagina-aanduiding<<} niet afzwoer, by de oprechting van zulk een Gemeenebest zeer twyffelachtig wierd, zou deeze aanmerking, verre van eenig licht te geeven, de onzekerheid inderdaad vergrooten. Immers kunnen wy naauwlyks onderstellen, dat het oogmerk geweest zy, deeze Stadhouders, na dat men zich volgens de algemeene verwachting aan 's Konings gehoorzaamheid openlyk zoude onttrokken hebben, in zyne plaats, en bekleed met zyn gezag, te erkennen. Elke Provincie moest in dat geval gerechtigd zyn, om met haaren Stadhouder zulk eene overeenkomst te treffen, als best met haare begrippen of belangen strookte: hieromtrent zou tusschen de Vereenigde Nabuuren groot onderscheid plaats hebben; zommige, misschien de meeste, konden dewyl het ampt niet erflyk was, na de dood van hunnen Stadhouder wel besluiten zyne plaats voor altoos open te laaten, en, volgens hunne afzonderlyke beginzelen, het veelhoofdig Staatsbestier tot eene Volksregeering, tot eene Adelheersching, of tot een mengzel van beide, te schikken: andere konden in tegendeel de Stadhouderlyke Regeering, door weinige voorwaarden bepaald, voor de beste houden, en 'er zich voor altoos aan verbinden. Uit deeze ongelykheid moesten natuurlyk, gelyk het verdere beloop van onze Geschiedenissen ook geleerd heeft, de zwaarste geschillen ontstaan, om welke by te leggen de Unie geen middel, hoe genaamd, aan de hand geeft. Ter bevestiginge der voorgestelde gedachten hebben wy noch aan te merken, dat by het negende Lid de gemelde voorrechten van het Stadhouderlyk bewind alleenlyk tot de Stadhouders van dien tyd bepaald worden, zonder eenig gewag van hunne Opvolgers te maaken. In het vierentwintigste vindt men wel dat de tegenwoordige en toekomende Stadhouders, dit Ver- {==524==} {>>pagina-aanduiding<<} bond zullen moeten bezweeren; maar zulks onderstelt niets meer, dan dat zy 'er namaals zouden kunnen zyn; geenszins dat men dit voor eene onveranderlyke verpligting hield. Dus liet men ook al het overige, 't geen 's Lands hooge Regeering rechtstreeks betrof, in het midden. Zelfs wierden 'er geene vaste tyden beraamd tot eene algemeene Vergadering der Bondgenooten: alleenlyk wierd zulks, op het voorbeeld der aaloude Dagvaarten, gesteld aan de uitschryving van Gemagtigden; zonder dat men begrypt hoedaanige persoonen hierdoor verstaan wierden, veel min door welk een oppergezag zy daartoe zouden moeten benoemd zyn. Dit schynbaar verzuim was niettemin een fraaie vond van behendigheid. Meer willende doen, had men des Konings belangen niet stilzwygende kunnen voorbygaan, naardien van de hooge Overheid niet kon gerept worden, zonder zyne rechten teerkennen, 't geen eene ongerymdheid zou geweest zyn; of die af te zweeren, 't geen noch niet raadzaam geoordeeld wierd. Wat dit laatste betreft; men vreesde met reden dat zulk een hoon in uitgedrukte woorden veel ergerlyker schynen zou, dan in de wezenlykste daaden. Het belang, 't welk men in de vriendschap van onzydige Mogendheden stelde, die, zelfs om hunne eigene veiligheid, het krenken van Vorstelyke achtbaarheid nimmer konden goedkeuren, scheen al te gewigtig om met zulk een besluit, hoewel het onvermydelyk was, niet te draalen zo lang men kon. Uit deeze zorgvuldigheid zond men zelfs gezanten op de Keulsche vredehandeling, die noch dat zelfde jaar gehouden wierd; zekerlyk niet op hoop van zich met den Koning te verzoenen, maar om den Keizer te behaagen, en niet, by vrienden en vreemden, als een gespan van mui- {==525==} {>>pagina-aanduiding<<} ters aangemerkt te worden. De grootste zwaarigheid was, dat men niet wist of het nieuw Gemeenebest in staat zou zyn om zonder uitheemsche hulp den Koning het hoofd te bieden; 't welk byna onmogelyk scheen, vooral zo de de Waalen en Malkontenten, gelyk kort daarna gebeurde, de Spaansche zyde koozen. Viel 't zo, dat men buiten 's Lands om bystand moest aanhouden, dan was de groote vraag, onder welke voorwaarden; en of men ergens gehoor zou vinden, zonder den Vorst, dien men in den arm neemen wilde, 't voornaamste deel der hooge Regeering op te draagen? 't Was dan nutter hieromtrent by voorraad niets vast te stellen, op dat men niet genoodzaakt wierd met beschaaming te herdoen, 't geen ontydig aangevangen waare. De goede Aartshertog Matthias kwam 'er voor deeze reize gelukkig af, dewyl hy, tot zulk een post niet verkiesbaar, indien men 't anders begreepen had, eene groote vernedering had moeten ondergaan; 't welk aan de zyde der Staaten, om des Keizers wille, ook onaangenaam zou geweest zyn. De Prins van Oranje, die naderhand den handel met den Hertog van Anjou doordreef, zonder iets by deszelfs verheffing te verliezen, bestierde dit gansche werk met zo veel wysheid, dat wy, die de uitkomst weeten, evenwel niet dan zeer bezwaarlyk het beleid zyner maatregelen by redekaveling kunnen naspooren. Nu zien wy het groot lighaam der Nederlanden in drie deelen gesplitst. Deeze zyn, de Republiek, het overschot der algemeene Staaten, en de Walsche Provincien. De eerste en de laatste staan tegen elkanderen over; en de algemeene Staaten dobberen tusschen beide met de grootste onzekerheid. De Aartshertog Matthias, en de Prins van Oranje, bevlytigen zich om deezen met de Republiek te ver- {==526==} {>>pagina-aanduiding<<} eenigen: Parma trekt van den anderen kant de Waalen tot zich, en verydelt die poogingen, door den schrik van zyne vermeerderde oorlogsmagt. De Geloofschaat verheft zich op nieuw onder dit gewoel; en de Roomsschen wreeken zich, overal waar zy de handen ruim hebben, van menigen beeldenstorm. De Spanjaard bemagtigt Maastricht gewapenderhand, en Mechelen door oproer, 't welk mede 's Hertogenbosch aan 't wankelen brengt. Inmiddels was de Vredehandeling te Keulen aangevangen, en wierd door veel twistens, misschien van beide zyden opzettelyk, het gansche jaar sleepende gehouden. De Keizerschen, die voor middelaars dienden, hadden 'er het alleen het ongenoegen van, datze vruchteloos afliep. Hier zou de Koning, had hy zyn wrevelig gemoed maar eenigzins kunnen bedwingen, door de diensten van Parma groote voordelen behaald hebben. De afval des Graaven van Rennenberg, die het verlies van Groningen na zich sleepte, met geen gering gevaar van Vriesland en de omgelegen streeken, een meesterstuk van zyne hand zo wel als de verzoening der Waalen, overtuigt ons dat deeze de eerste der Spaansche Landvoogden was, die begreep hoe men met de Nederlanders leeven moest. Maar Filips, te moedig op zulke voordeelen, stiet met de uiterste blindheid dit welbegonnen werk om verre, door eenen allerhaatelyksten ban tegen Oranje te doen uitgaan, waarby alles wat eerloos en verfoeielyk was, tot echten heiligschennis toe, deezen Prinse wierd verweeten, hy by Käin en Judas vergeleeken, en zyn hoofd op den bloedprys van vyfentwintigduizend gouden kroonen gesteld. De verbysterde Dwingland besefte niet, dat 'er geen gereeder middel kon zyn, om zyne eigene eer en achtbaar- {==527==} {>>pagina-aanduiding<<} heid met voeten re treeden, en zynen verongelykten Dienaar voor de gansche Waereld te rechtvaardigen. Oranje zuiverde zich openlyk door eene gedrukte Verdeediging van alle schuld, en verzuimde die gunstige gelegenheid niet, om tevens de billykheid van het gedrag der Nederlandsche Staaten in een helder licht te stellen, en de Spaansche gruwelen in het licht dat zy verdienden: hoewel hy zich ook in dit Vertoog, door geene drift altoos, maar alleenlyk door eenen betaamelyken ernst bestieren liet. Maar deeze misslag des Konings had noch wezenlyker gevolgen. Oranje, tot dus verre, gelyk wy gezien hebben, de schikkingen op de hooge Regeering in eenen twyffelachtigen staat gehouden hebbende, zag nu dat het tyd was om den knoop los te maaken, bewoog de Vereenigde Staaten om den Koning af te zweeren, en bereidde den langgedreigden handel met den Hertog van Anjou tot een volkomen besluit. Toen kreeg de Aartshertog Matthias eerst een klaar gezigt: hy vertrok, en wierd vergeeten. Vleide de Fortuin immermeer eenen jongen Vorst met bedrieglyke hoop op de mildheid van haare gunsten, zy deed het den Hertog van Anjou. Opperheer van zo veele ryke gewesten, Broeder des Konings van Vrankryk, vermoedelyk erfgenaam der Fransche kroon, en by verbeelding reeds Bruidegom van Koningin Elizabeth; wat mogt hy zich niet laaten dunken in den bloei des levens, daar elk zynen moed en minlyke hoedaanigheden roemde? Maar welk een onderscheid, toen de Waarheid alle deeze betoveringen, de eene na de andere, verdreef. Hy mogt met reden zyn wisselvallig lot beschuldigen; maar een gedeelte van de schuld was by hem zelven, indien de blindheid van een opgeblaazen gemoed straf- {==528==} {>>pagina-aanduiding<<} schuldig schynen kan. Hy kende noch zynen Broeder, noch zyne Minnaares, noch de Landzaaten, die hy zou bestieren; maar 't minst van allen zyn eigen hart. Onstuimige voorbaarigheid, by de Franschen wel meermaalen voor heldendeugd genomen, bragt hem ten val, toen hy alles meende te zullen vermeesteren. Uit Engelend onverrichter zaake te rug gekeerd, dacht hy ten minsten dat hier aan zyne wenschen niets ontbreeken zou. Men haalde hem in met alle tekenen van eere, die eenen hoogmoedigen geest kunnen streelen, vlugtige schimmen van gelukzaligheid, daar de schranderste Vorsten noch door vermaakt worden, en die zy beter behoorden te kennen. Uit de voorwaarden van het Verdrag, waarop hy aangesteld was, te veel om hier gemeld te worden, moest hy wel begreepen hebben dat in zulke vertooningen geene zaakelyke uitdrukking steekt; te meer naardien men noch voor zyne komst, om deeze voorwaarden te doen klemmen, eenen Landraad, uit eenendertig inboorlingen bestaande, had benoemd, waarvan een deel ter rechter, een deel ter linker zyde van de Maaze, geduurig werkzaam blyven zou, om op alle krygsverrichtingen toe te zien, en zelfs de krygsampten te begeeven. Doch de vuurigheid van zyne verbeelding bedroog hem. Hy ontfing terstond de hulde van Braband en Vlaanderen, welker voorbeeld door eenige andere Provincien gevold wierd: maar Holland, Zeeland, en Utrecht, aarselden in 't eerst, en weigerden 't eerlang ronduit. Dit trof hem zo veel te gevoeliger, om dat hy zich te vooren reeds, onder zyne andere titels, Graaf van Holland en Zeeland had laaten noemen. Echter steunde die weigering od goede redenen, waarvan deeze jonge Vorst geenszins onkundig was, maar welke hy gehoopt had door den lui- {==529==} {>>pagina-aanduiding<<} ster van zynen hoogen staat te zullen verdonkeren. Zie hier den grond der zaake. Voor 't sluiten van het Verdrag met den Hertog, te Bourdeaux, hadden de Staaten der gemelde Provincien, noopens de hooge Overheid ten hunnen opzigte, heimelyke schikkingen ten voordeele des Prinsen van Oranje gemaakt; en deeze wierden zelfs in het Verdrag begreepen, onder de algemeene uitdrukking, dat Holland en Zeeland, zo in het stuk van Godsdienst als anderszins, in hunnen tegenwoordigen staat zouden blyven. Volgens dat besluit zouden zy, alleen ten aanzien van het beleid des oorlogs, den Hertog onderworpen zyn, staande 't oppergezag der Regeeringe inmiddels aan den Prins, onder zulke bepaalingen als men nader beraamen en wederzyds goedkeuren zou. 't Was hun naamelyk niet genoeg, dat men des Hertogs bewind aan de naauwste banden kluisterde, noch dat men het recht behield van hem te verstooten, zodra hy zich buiten de voorgeschreevene paalen begaf; noch ook, dat men de beste maatregelen nam om niet verder dan men wenschte van uitheemsche Vorsten af te hangen, door het afsnyden der opvolging aan de Vrouwelyke zyde, en zelfs van het recht der eerstgeboorte, byaldien de Hertog meer dan eenen Zoon kwam na te laaten. Zy wilden, zo het Staatsgestel een Opperhoofd vereischte, 't welk toen het algemeene gevoelen scheen te zyn, niemand dan den Prins van Oranje, hunnen Vader en Verlosser, tot dat toppunt verheffen. Die vuurige liefde kon den edelmoedigen Vorst geenszins mishaagen. Wy mogen niet onderstellen dat hy 'er zich van zou bediend hebben, tot zyn byzonder voordeel, in dien hy zulks voor het waar belang van die Provincien, of immers van het Gemeenebest waartoe zy behoorden, in- {==530==} {>>pagina-aanduiding<<} derdaad nadeelig geoordeeld had. Maar wat Regeeringsvorm hy ook in zyn gemoed voor den besten gehouden hebbe, hy kon zich in dat tydgewricht van zynen pligt niet kwyten, zonder den teugel te aanvaarden, die anders onvermydelyk in vreemde en onbedreevene handen vallen moest. Hy luisterde dan naar den gemelden voorslag zyner vrienden; maar bragt te gelyk den Hertog van Anjou, dien hy niet misleiden wilde, in het geheim. Deeze ontveinsde zyn ongenoegen, keurde den ganschen handel goed, en beloofde zelfs, voor zyne inhuldiging, hiervan eene schriftelyke verklaaring aan den Prins ter hand te stellen. Hy gaf ook waarlyk iets diergelyks, maar zo oppervlakkig, dat het geenszins aan de verwachting, veel min aan zyne verpligtingen, voldeed; en dit was voor de belanghebbende Staaten genoeg, om zich insgelyks ontslagen te achten van alle verpligtingen, waartoe zy ten zynen voordeele hunne stem hadden gegeeven. Terwyl men hierover te Antwerpen met de Hollandsche Gemagtigden handelde, wierd Oranje door Jan Jauregui verraaderlyk geschooten; welk toeval, van groot levensgevaar gevolgd, den Hertog hoop gaf, om de bedrukte gemoederen naar zynen wil te buigen. Hy verdubbelde dan zyne aanmaaningen: maar zy bleeven doof. Holland en Zeeland hebben den eed aan Anjou eerst gedaan, na dat de Prins van zyne wonde geneezen was, en op zynen raad, vermits de Hertog hem nu door eene volledige verklaaring had gerust gesteld, dat hy deeze Provincien niet verder aan zyn gezag verpligten wilde, dan tot eendragt in Krygszaaken, in 't stuk der Munte, en in 't onderling handhaaven der rechten en vryheden. Niettemin bleef Utrecht volstandig in 't weigeren. De Hollanders zouden hiertoe noch niet te beweegen {==531==} {>>pagina-aanduiding<<} geweest zyn, hadden zy 't niet noodig geoordeeld, om de vriendschap der nabuurige Gewesten; en de Hertog zou waarschynlyk zo veel niet hebben afgestaan, had hy geloofd dat op het vervullen deezer beloften niet de minste oogluiking vallen zou. Hy wist wel, hoe veel de Prins vermogt om 'er hem toe te noodzaaken; maar zyne dwaaling bestond hierin, dat hy waande daartegen opgewassen te zyn. Een al te groot vertrouwen op de hulp des Konings van Vrankryk misleidde hem. 't Scheen wel natuurlyk, dat de Koning zynen Broeder ondersteunen zon. Ook had hy hem zulks beloofd, en hierdoor den handel van het Verdrag met de Nederlanders bevorderd; maar dit was in eenen ruimen zin geschied, zonder iets vast te stellen, en alleenlyk op de losse verwachting van gunstiger omstandigheden in zyn eigen Ryk. Hoe vaardig is een ydel hoofd om kasteelen in de lucht te timmeren! Anjou verbeeldde zich terstond, dat het hem dus aan geene magt ontbreeken zou, om niet alleen den Spaanschen Landvoogd het hoofd te bieden, maar zelfs de Nederlanders onder 't juk te brengen. Ondertusschen had Hendrik de III, verre van zich met den Nederlandschen Oorlog te willen moeien, niets anders bedoeld, dan zynen Broeder gemaklyk uit het Ryk te doen vertrekken, op dat hy daar geene onrust brouwde. Met zulk eene uitgestrekte hoop, en zonder oordeel of ervaarenis, aanvaardde de Hertog het roer van onze Regeering, dat zo menig stuurman reeds tot wanhoop had gebragt. Eerlang omringden hem duizend zorgen. Zodra hy zyne oogen opende, zag hy ze allen te gelyk, en nooit op uitkomsten bedacht geweest zynde, wierd hy 'er van overstroomd. Onbekwaam tot staatkundige streeken, en te zwak tot groote krygsverrichtingen, vreesde hy aan den eenen kant 's Lands Grooten, die zynen Franschen Adel {==532==} {>>pagina-aanduiding<<} op eenen afstand hielden, aan den anderen Parma en Verdugo, die hem 't spits booden, terwyl de Koning, zyn Broeder, niet scheen te beseffen, dat men zo schielyk zynen bystand van nooden had. De Franschen zyn hartstogtelyk; vooral, wanneer 't hunne glorie geldt. Een Nederlander, dus te leur gesteld, zou zich in honderd bogten gekromd hebben, om de dwaaling te verbeteren, door list of taai geduld, door nieuwe verbindtenissen, door klagten en vertoogen, of hoe 't mogt zyn. Een Franschman is daar te vuurig toe. Hy trotseert zonder uitstel het gevaar, om het af te wenden, of'er in te vergaan; welk laatste daarom niet zelden zyn lot is. Dus kweet zich de Hertog insgelyks, tot zyn uiterste verderf. Buiten staat gesteld, om zo veel roems te behaalen als hy zocht, verbeeldde hy zich de schande zyner aanstaande vernedering in den haatelyksten schyn. Dat denkbeeld ontstelde zynen geest, en vervoerde hem tot het buitenspoorig besluit, van eenige voornaame Steden met den degen in de vuist te overrompelen, en daar na zich meester te maaken van het gansche Land. Hendrik de III. had zich nu duidelyker verklaard, en den Staaten zynen bystand aangebooden, mits dat zy beloofden, indien zyn Broeder zonder wettige erfgenaamen stierf, zich onder de Fransche Kroon te zullen begeeven. Niemand luisterde naar dien voorslag; maar de Hertog dacht'er de Staaten, zo hem de aanslag gelukte, toe te dwingen, en te gelyk zich te wreeken van den ingebeelden hoon, hem in drie Provincien door de gemelde voorkeur van Oranje gedaan. Hy draalde dan niet lang met de uitvoering van zyn voorneemen, 't welk daarenboven wonder wel in den smaak zyner eerzuchtige Landgenooten viel. Zy beschikten de onderneeming heimelyk genoeg; en 't gelukte hun inder- {==533==} {>>pagina-aanduiding<<} daad zommige Steden, als Duinkerken, Dixmuiden, en Dendermonde, te vermeesteren: maar de meeste weezen hen af, zo wel als Antwerpen, daar 't voornaamelyk op gemunt was, en daar Oranje zich op dien tyd bevond. Antwerpen, 't welk meermaalen het rampzalig slagtoffer van de Spaansche woede was geweest, had nu ten minsten de voldoening van de Fransche dwinglandy te verpletten. De ongelukkige Hertog wierd daar zelf, met al zynen Franschen Adel, door de Stedelingen uitgedreeven, en keerde welhaast met schande naar zyn Vaderland, versteeken van alle verdere aanspraak op het bewind, dewyl hy de voorwaarden van zyne aanstelling openlyk geschonden had. Zyn ongeval was hierin beklaagenswaardig, dat 'er, om aan zyne verpligtingen te voldoen, meer burgerlyke deugden vereischt wierden, dan jonge Vorsten gemeenlyk bezitten. Men kan het niet ontkennen: de Regeering der Nederlanden was van tyd tot tyd een wonderlyk stelzel geworden. Zy bestond uit zo veele deelen, en was in ieder deel aan zo veele uitzonderingen onderhevig, dat de grootste Staatsman dikwyls moest verlegen staan. Hoe zou een jong en onervaaren Prins, en die naauwlyks de reden begreep, waarom hy ingeroepen was, zich uit zulk een doolhof redden? Anjou was te edelmoedig, om, als de Aartshertog Matthias, geduurig aan de hand te gaan. Zyn rampspoedig voorbeeld kan ons leeren, dat kwaêlyk bestierde deugden zomtyds even gevaarlyk zyn als de ondeugd zelve. Zo veele verwarringen gingen niet ongemerkt door by Parma, die, steeds op zyne luimen leggende, reeds eenige voornaame plaatsen, onder anderen Doornik en Oudenaarden, gewonnen had. Anjou had, noch voor zyne reis naar Engeland, Kameryk ontzet; maar de Franschen {==534==} {>>pagina-aanduiding<<} wisten nooit hun voordeel te vervolgen. Parma, op alles bedacht en afgerecht, had integendeel, zodra hy wist dat zy hier verwacht wierden, den Waalen zulk eene vrees voor hunne mishandelingen ingeboezemd, dat dit Volk zich blindeling op hem dacht te moeten betrouwen. 't Ging zo verre, dat zy, die by hunne verzoening bedongen hadden, dat hy de Spaansche soldaaten zou te rugge zenden, hem nu smeekten om tot hunne bescherming nieuwe benden uit Spanje te ontbieden. Onnozele menschen, dien 't niet langer heugde, hoe die landaard gewoon was met weerlooze vrienden te leeven. Terstond was Parma gereed, om aan dat verzoek te voldoen; en 't viel den Koning, die omtrent deezen tyd meester van Portugal geworden was, niet zwaar, hem op zyne begeerte met geld en Volk te ondersteunen. Hy zond dan eenige duizenden zyner geoeffendste soldaaten herwaard over, die Parma beter dan de Waalen tegen het Staatsch leger dienden. Toen Anjou vertrokken was, vervolgde hy met dat volk zyne overwinningen, maar verzuimde ook zyne listige handelingen niet, waartoe hem de voorspoed schooner kans dan ooit verschafte. Hy trok Graaf van den Berg op zyne zyde; de Prins van Chimai, Stadhouder van Vlaanderen, viel hem toe, en 't scheelde weinig of Imbize zou hem Gent geleverd hebben. Waarschynlyk heeft de afgunst tegen Oranje, wegens het naderend tydpunt van zyne verheffing, mede niet weinig geholpen, om deeze zwakke zielen daartoe te verleiden. Inmiddels waren onze Hollanders uit een strydig beginzel mogelyk al te gerust. Zy lieten Parma zyn voordeel vervolgen, schoon hy zich reeds tot het beleg van Antwerpen bereidde. Zy namen niets meer ter harten, dan de overweegingen, hoe men best de hooge Overheid aan Oranje {==535==} {>>pagina-aanduiding<<} zou opdraagen, waarin alleen de rust en zekerheid des Vaderlands scheen te zullen bestaan. De eensgezindheid op dit stuk was evenwel niet algemeen. Te Amsterdam dacht men, dat zulk een onderscheid van Regeeringsvorm, waardoor twee of drie Provincien zeer ongelyk zouden zyn aan de overige Staaten, met welke zy vereenigd waren, onbestaanbaar was met het eerste Lid van de Unie, volgens 't welk zy allen als tot eenen enkelen Staat moesten verbonden blyven. In Zeeland was men noch veel traager, en zommige Hollanders, die anders de Opdragt begunstigden, dachten evenwel, dat men niet zonder Zeeland daartoe besluiten moest. Deeze verdeeldheid in Staat-zaaken trok de gedachten noch verder van de belangen des oorlogs af, hoewel de Prins, door de bezigheden, welke zy hem verschafte, geenzins verhinderd wierd, ter beveiliginge van Antwerpen alles aan te wenden, wat in zyn vermogen was. Doch de algemeene gunst voor deezen Weldoener des Volks ruimde ook welhaast alle zwaarigheden uit den weg; men kwam tot het gewenschte besluit, men beraamde de voorwaarden, waarop hy met den titel en het gezag der Graaflykheid stond bekleed te worden, en de inhuldiging was naby. Maar ach! hoe nietig zyn de menschelyke verwachtingen. Een oogenblik herschiep dien dageraad des geluks in de naarste duisternis, beroofde 't lieve Vaderland eensklaps van zyne waardste hoop, en nam de vrucht van zo veele jaaren arbeids weg. Eene enkele euveldaad woeg tegen ontelbaare deugden in de schaal der Voorzienigheid, als of de Hemel dus ook de besten der menschen hunne geringheid wilde doen gevoelen. Deeze onvergelykelyke Held, zo menigmaalen vergeefs besprongen en belaagd, wierd eindelyk het slagtoffer van {==536==} {>>pagina-aanduiding<<} 's Vyands woede. Balthazar Geeraards, een Bourgondiër, doorschoot hem binnen Delft. Dweepery en gierigheid waren de roerzelen van dat heilloos bestaan: want de moorder, op de daad gegreepen, bekende, dat hy door de Geestelyken met vaste hoop op de hemelsche Martelkroon, zo hy 'er 't leven by verloor, en door Parma, met schoone beloften van 's Konings gunst, zo hy 't gevaar ontkwam, daartoe was aangespoord. Hoe klonk de droeve maar van dat ongeval door alle onze Gewesten. Hoe trof het Holland bovenal, zo naauw aan den Prins verknocht, zo dier aan hem verpligt, en altoos zo naaryverig om zyne Vaderlyke zorgen met de teêrste liefde te beloonen? 't Valt ligter den diepen rouw, de algemeene ontsteltenis, te beseffen, dan uit te drukken. Daar lag de hoofdzuil van den zwakken Staat! Wie zou voortaan de Vryheid verdeedigen, de belangen van den Godsdienst handhaaven? Wie in Staatsgeschillen de strydende gevoelens vereenigen? Wie Parma 't hoofd bieden? 't Was uit met alle hoop op het weeren der Spaansche Tieranny. Het gansche Land was nu een troosteloos huisgezin, 't welk zynen Vader beweende: de trotse Vyand aanschouwde 't van buiten, met eenen dreigenden grimlach, en bereidde zich tot de wisse wraak...! Evenwel waren de voornaamste Heeren noch bedacht op hunnen pligt. De wanhoop verhinderde hen niet, naar hun vermogen in den hoogsten nood te waaken, tot dat de opperste Goedheid op nieuw de vuurige gebeden der Gemeente verhooren, en eene wenschelyke uitkomst verleenen zou. Met den schok deezer omwentelinge zien wy ons als tot de tweede afdeeling van dit tydperk gebragt; en zulk eene onderscheiding kan niet overtollig schynen, om dat zy dienstig is, om ons de Nederlandsche Geschiedenissen met {==537==} {>>pagina-aanduiding<<} juister oordeel te leeren beschouwen. Wy trachten de gesteltenis van het Volk, de oorzaaken van deszelfs opkomst, voor- en tegenspoed, en de beginzelen van deszelfs geluk, af te leiden uit gebeurde zaaken. Dat bestek is groot, en de keus dier zaaken niet gemaklyk. Maar schoon wy ook in dat opzigt niet ongelukkig mogten geweest zyn, echter zal onze redeneering noch zeer onzeker blyven, zo lang wy ons onderwerp niet van alle zyden beschouwd hebben. In het doorloopen van zes of zeven eeuwen hebben wy alreede gelegenheid gehad tot gewigtige aanmerkingen; maar zelden tot zodaanige, die onmiddellyk de Republiek betroffen. Wy hebben de Nederlanders onder veele ongelyke Heere gezien, onder ingeboorenen en uitheemschen, onder zwakke en magtige Vorsten: maar tot noch toe altoos onder Vorsten of uitsteekende Hoofden. Hun gedrag is doorgaans lofwaardig geweest, hoewel zommige trekken ons ook geleerd hebben, dat zy vatbaar waren voor de verleidingen van een luisterryk Hof, en voor de laage indrukzelen van hoofsche staatzucht. Zy hebben in den laatsten tyd onze hoogste achting verdiend: maar dat was onder eenen bestierder, die overal, waar hem zyn lot ook geplaatst hadde, zo gemaklyk goede Burgers, als Alexander soldaaten, zou gevormd hebben. 't Strekt hun ontwyffelbaar tot eere, de deugden van dien grooten Man op haare waarde te hebben geschat: doch de hooge nood, die hun dit ook afperste, verkleint voor een zeker gedeelte deeze eer; en wie zal dat gedeelte berekenen? Om dan over 't geheel zo weinig als mogelyk is te dwaalen, is het noodig, dat wy de Natie, na de dood van den Prins, met dezelfde oplettendheid beschouwen, als by zyn leven; te meer, om dat zy zich nu voor 't eerst in haar natuur- {==538==} {>>pagina-aanduiding<<} lyk licht, en aan zichzelve overgelaaten, zonder Heer of Opperhoofd, vertoont. Ik beken, dat hier het eerste voorkomen niet gunstig schynen zal. Geduurende de voorbereidingen tot het beleg van Antwerpen, riep Mondragon, eenen misslag der Staatschen merkende: Nu ziet men, dat de Prins van Oranje dood is. Dit betrof den kryg: in staatzaaken zullen wy terstond het onderscheid noch grooter vinden. Maar laaten wy zorgvuldig zyn, om uit deeze eerste flaauwmoedigheid, door een onherstelbaar verlies veroorzaakt, geen allernadeeligst besluit te trekken. De volgende tyden, inzonderheid de maatregelen, door welke men de dwinglandy van Leicester verydelde, en de staat der Nederlandsche zaaken na zyn vertrek, zouden naderhand tegen ons getuigen, indien ons oordeel hieromtrent voorbaarig geweest waare. Ik zal kortheidshalve, met betrekking tot dit stuk, slechts een enkel punt, doch het gewigtigste van allen, ter beschouwinge voordraagen. 't Was van den aanvang af eene groote vraag geweest, of, en hoe verre, men de hulp van vreemde Mogendheden moest noodig achten, om zich staande te houden tegen de magt van Spanje? Wierd de volstrekte noodzaaklykheid hier van erkend, zo wierd daaruit eene andere vraag gebooren: of men naamelyk zich met genoegzaame hoop op zodaanig eene hulp zou kunnen vleien, zonder den Vorst, wiens ondersteuning men verzocht, het Opperbewind aan te bieden, op de beste voorwaarden, welke men zou weeten te bedingen? Dit gewigtig stuk had altyd 's Prinsen staatkunde de meeste bezigheid verschaft. Men meende, na zyne dood, zyne grondbeginzelen te kennen, en men achtte zich verpligt, uit eerbied voor zyne gedachtenis, op geene andere te bou- {==539==} {>>pagina-aanduiding<<} wen. Maar 't schynt wel, dat men zich noopens het eerste bedroog, en dat daarenboven het laatste, byaldien men ook 's Prinsen waare meening getroffen had, boven de verwachting moeilyk zou gevallen zyn. Tot het volgen van zyne maatregelen wierden immers de bekwaamheden, welke hy alleen bezat, en geene mindere voorrechten van achtbaarheid en algemeenen invloed, dan de zyne, vereischt; al het welk met hem, zonder eenige voetstappen na te laaten, verdweenen was. Wat de bescherming van vreemden betreft; uit veele handelingen van den Prins zou men besluiten, dat hy geoordeeld had, dezelve niet te kunnen ontbeeren; hoewel zommige vertoogen, door hem in de hachelykste omstandigheden ter vergaderinge der Staaten gedaan, te kennen geeven dat hy alleenlyk wegens hunne traagheid, in het opbrengen der vereischte geldsommen, van dit gevoelen was. Maar schoon hy uit dien hoofde den weg tot handelingen altoos open heeft gehouden, zyne wyze van zulks te doen toont duidelyk, dat hy de onderwerping aan eene vreemde Mogendheid aanmerkte, als eene klip, welke men tot in den uitersten nood behoorde te schuwen. Hy handelde onophoudelyk; maar hoe voorzigtig, hoe schoorvoetende, en met welk eene fyne kunst! Duitschland, Vrankryk, en Engeland, inzonderheid de twee laatste Ryken, wierden in geduurige onzekerheid gehouden, wie hem eindelyk door de gewigtigste diensten tot afhangklykheid verpligten zou, terwyl hy alleen door dat middel onafhangklyk bleef. Tot Vrankryk scheen hy 't meest te neigen; maar by deeze voorkeure had hy geen ander inzigt, dan de verwyderingen tusschen het Spaansche en Fransche Hof te vergrooten; welke betrachting aan de Engelsche zyde overtollig zou geweest zyn, {==540==} {>>pagina-aanduiding<<} vermits tusschen Engeland en Spanje, zo wegens het verschil van Godsdienst als anderszins, niet de minste gemeenschap van Staatsbelangen meer overig was. Ook belette dat onderscheid hem geenszins, met Engeland en Vrankryk tevens te handelen, gelyk hy doorgaans deed, om aan de beide Hoven den naaryver voedzel te geeven. Al het geen te vooren verhandeld is, aangaande 't inhaalen van eenen uitheemschen Landvoogd, of Opperheer, bewyst wel, dat Oranje zomtyds, geperst door eenen zamenloop van omstandigheden, waaronder de afgunst der Grooten in de eerste plaats geteld wordt, iets aan den tyd heeft moeten toegeeven; maar tevens, dat hy zyn groot oogmerk, om zichzelf, en de Gewesten, welke zich op hem verlieten, tegen de willekeurige heerschappy van eenen vreemdeling te behoeden, nooit vergeeten heeft. Het geval van Anjou doet alles af; en 't is verwonderlyk dat de Hollanders, de Zeeuwen, en de Utrechtschen, wien dit noch zo versch in 't geheugen leggen moest, zich niet erinnerd hebben, met hoe veel voorzorg de schrandere Prins hunne Staaten voor de Fransche overheersching, wat 'er ook voor het overige buiten zyne gissing gebeuren mogt, had weeten te beveiligen. Wilde men zyn voetspoorvolgen, men moest dan ook, gelyk hy, op de gevaaren, welke men te gemoet ging, gelet hebben. Doch dit was onmogelyk voor een mistroostig aantal van Burgers, en onervaarene Edellieden. Het beste dat men onmiddellyk na de dood van den Prins beraamde, was de aanstelling van eenen Raad van Staate, die met den jongen Maurits aan 't hoofd, by voorraad, regeeren zou, maar in zaaken van het uiterste gewigt aan de Staaten onderworpen zyn, welke ten minsten tweemaal 's jaars op de beschryving van dien Raad {==541==} {>>pagina-aanduiding<<} zouden vergaderen. Dit was de zaak van den rechten kant begonnen; maar zy wierd zo wel niet vervolgd. Bekwaam genoeg tot huishoudelyke schikkingen, maar niet gesleepen op den handel der Hoven, meende men, op het gezag van 's Prinsen gevoelens, een ontwerp te hebben gevonden, 't welk inderdaad hemelsbreedte daarvan verschilde. Dit was, de opdragt der Nederlandsche Provincien aan den Koning van Vrankryk, onder geringe voorwaarden, smeekender wyze ingesteld, en met beevende handen overgeleverd. Ik geloof niet dat in het gansche beloop der Nederlandsche Geschiedenissen iets te vinden is, 't welk meer tot onze vernedering strekt. Wel is waar, dat eene zo grove dwaaling by allen geenen ingang vond. Amsterdam en Monnikendam hebben 't stuk eenigen tyd sleepende gehouden, en Gouda kantte zich tegen alle raadslagen van dien aard, met een bondig en nadrukkelyk vertoog. Maar in zodaanige vervoeringen ziet men zelden, dat het gezond verstand den maalstroom der driften wederstaat. De zaak wierd doorgedreeven, en een gezantschap ten dien einde naar Hendrik den III. afgevaardigd. Het dringend gevaar van Braband en Vlaanderen, daar Parma dagelyks nieuwe voordeelen behaalde, had mede iets toegebragt, om dit besluit te verhaasten, en verschoonbaar te doen schynen. Maar, wie zou het geloofd hebben? Dat manhaftig Volk, die moedige grondleggers van het Gemeenebest, vallen den Franschen Monarch ootmoedig te voet, en smeeken hem, dat hy, als uit ontferming, hunne Landen voor altoos aan zyne Kroon hechte. Zy vyzelen noch, om niet afgeslagen te worden, hunne voordeelige gesteltenis ten hoogsten top; en, daar eene enkele Stad noch onlangs bekwaam geweest was om de vryheid tegen 's Konings Broeder te handhaaven, bieden zy hemzelven thans {==542==} {>>pagina-aanduiding<<} negentig goede Steden aan, als onderpanden der slaavernye. Zy vergeeten de snerpende roeden der Fransche heerschzucht, zelfs den St. Bartels nacht, zo volkomen, dat zy zich ook uit Parys de handhaaving van den hervormden Godsdienst kunnen belooven. Onbegrypelyke blindheid! Welk eene voldoening zou het voor Anjou niet geweest zyn, hen wegens dien omkeer met eene tergende beleefdheid te beklaagen? Maar deeze was reeds, onder 't sleepen der vruchtelooze handelingen over zyne verzoening, ten grave gedaald. Niet min zeldzaam was ondertusschen het gedrag van Koning Hendrik, die deeze zo breed uitgemeetene voordeelen van de hand wees, en de wanhoopende Nederlanders aan hun noodlot overliet. Dit scheen zo veel te vreemder, om dat de Fransche gezant Pruneaux, toen men in Holland over deeze opdragt raadpleegde, aldaar, met geduurig reizen van Stad tot Stad, niets onbeproefd gelaaten had omze te verwerven. 't Kan nuttig zyn, dat dit voorbeeld ons erinnere, hoe een Koning, zo wel als de geringste burger, zomtyds met zichzelven strydig is. Van zommigen wordt deeze wispeltuurigheid aan vreeze voor het gewoel der Guizes toegeschreeven; van anderen aan zyn vadzig en zorgeloos gestel. Wy moeten, volgens de waarschuwing, welke ik heb laaten voorafgaan, van deeze dwaaling onzer Voorouderen niet op het ongunstigst oordeelen. Zy is gesprooten uit liefde voor den Prins, uit droef heid over zyne dood, en uit vuurigen yver, om begrippen, welke men te onrecht voor de zyne hield, voor de beste te doen doorgaan. Zy moet geplaatst worden op de groote lyst van die zwakheden, waaraan het menschelyk geslacht overal, en zonder onderscheid, onderhevig is, en die in zichzelve noch iets lofwaardigs behelzen. Noch ééne vernedering; en wy zullen de oude wakkerheid herbooren zien. {==543==} {>>pagina-aanduiding<<} In Vrankryk te leur gesteld, wendde men zich met hetzelfde oogmerk naar Engeland, en 't gevolg was zo ongelukkig als het behoorde te zyn. Een scherp middel wierd 'er tegen deeze kwaal vereischt; en dat gaf Elizabeth, hoewel zy daarmede niets minder dan de geneezing bedoelde. Het wonderlyk gedrag dier Koninginne moet in zyn geheel beschouwd worden, indien men haare voorneemens doorgronden wil. Het doet ons beeven, wanneer wy dus gewaar geworden, in welke gevaaren onze Republiek, door een enkelen luim van flaauwmoedigheid, of veeleer door de eenvoudigheid des Landaards, gebragt is: maar de uitslag bewyst metéén deeze troostelyke waarheid, dat de scherpzinnigste Vreemdelingen bezwaarlyk tot die naauwkeurige kennis komen, welke noodzaakelyk vereischt wordt, om een gansch Volk in het gareel te slaan. Had zy Engelschen voorgehad, haare maatregelen zouden ontwyffelbaar aan haare verwachting voldaan hebben. Maar noch zy, noch haare Staatsdienaars, wisten ooit dien juisten toon te treffen, waarvan in Nederland alles afhangt, en wiens gebrek de diepste staatkunde niet vergoeden kan. Ook was 't een groot geluk voor ons, dat Oldenbarneveld, een der grootste Mannen van zynen tyd, het roer in handen kreeg. Onder zyn bestier zullen wy de Nederlanders voor 't eerst in een onbeneveld licht beschouwen. Hunne natuurlyke deugden en gebreken zullen meer en meer ontzwachteld worden. 't Zal blyken, dat zy, al wat hun in Staatzaaken ontbroken had, onder dien meester ligtelyk verkreegen hebben: en wat de krygskunde betreft, zy zullen onder de standaarden van den zeeghaftigen Maurits ook geen verachtelyk gelaat toonen. Laaten wy met de Engelsche zaaken aanvangen. {==544==} {>>pagina-aanduiding<<} Elizabeth begeerde de heerschappy over de Nederlanden, of geheel niet, ofvolstrektelyk, zonder voorwaarden, zonder bepaalingen. 't Schynt dat zy, allang gewoon de voorrechten der Engelschen niet hoog te schatten, haar zegel aan geene Nederlandsche dacht te moeten steeken, op dat haare eigene onderdaanen, uit de stribbelingen, welke anders van tyd tot tyd over het onderhouden van dezelve konden ontstaan, geen voorbeeld van wederspannigheid mogten neemen. Dit was noch iets meer, dan de Hertog van Anjou, of de Koning van Vrankryk, zich immer hadden ingebeeld. Tegen de zwaarigheden, welke met de grootheid van haar ontwerp evenredig vermenigvuldigd wierden, smeedde zy eene lange aaneenschakeling van listen, zich vleiende, zo het groot oogmerk niet bereikt wierd, uit den mislukten aanslag ten minsten altoos aanzienlyke voordeelen te zullen trekken. Vooreerst nam zy de magt van Filips den II. in aanmerking. De oorlog met Spanje was onvermydelyk, zodra zy zich in het bezit der Nederlanden zou gesteld hebben: zy wist niet, hoe verre de vermeerdering van vermogen, welke zy uit deezen nieuwen eigendom te gemoet zag, haar tot dien oorlog zou in staat stellen, waaromtrent zy van haare Engelsche Natie, die uit den aard oproerig is, zo weinig als mogelyk was wilde afhangen. Zy moest van dit stuk verzekerd zyn, en achtte 't hierom noodig, dat een getrouw Dienaar van haare Kroon zich vooraf de grondige kennis der Nederlandsche zaaken eigen maakte. Voldeeden zyne ontdekkingen aan de verwachting, dan was het tyd om den taerling te werpen. Voldeedenze niet, dan bleeven 'er noch genoeg bekwaame wegen over, om zich met Spanje te verzoenen. Zy kon in dat geval misschien als middelaares de Vrede bewerken, en gelegen- {==545==} {>>pagina-aanduiding<<} heid vinden om de Nederlanden te deelen met Filips, die haar dan noch het gerust bezit van zyn overgebleeven aandeel zou hebben dank te weeten. Zulk een omweg gaf daarenboven, zo men de zaaken wel bestierde, de beste middelen aan de hand, om van de Nederlanders te verkrygen het geen zy zocht. 't Was, zeker, geene geringe onderneeming, een Volk, dat zo veel reeds om zyne vryheid had doorgestaan, dus voor altoos aan band te willen leggen. Had men die hoop opgevat uit hunne deêmoedige vernedering voor den Koning van Vrankryk, men overwoog metéén, dat deeze vernedering byna het uiterste stip bereikte, waartoe zy immermeer zouden kunnen gebragt worden; en dat men dit uiterste, volgens het gemelde ontwerp, noch wel eenige stappen zou moeten overschryden. Immers voerden hunne Gezanten in Engeland ook reeds eene andere taal, dan zy in Vrankryk hadden gevoerd, hetwelk te kennen gaf, dat zy hunnen staat niet meer zo hoopeloos oordeelden, als by de opdragt aan Hendrik den III. Ook zou het eene Koningin van Engeland, die ten minsten voorwendde, in haar eigen Ryk, volgens bepaalde wetten en instellingen te regeeren, geenszins betaamd hebben, dat zy over haare ongelukkige Nabuuren openlyk eene onbepaalde heerschappy gezocht had. De zaaken moesten dan, als van zelfs, tot zulk een verval komen, dat onze Nederlanders, onder elkanderen verdeeld, en in de uiterste verwarring gedompeld, geen ander middel tot hunne redding overig vonden, dan eene volkomene onderwerping aan de Koningin, die eindelyk zulk een volstrekt gezag, als onwillig, en niet dan op het lang en vuurig smeeken der wanhoopige Gemeente, zou aanvaarden. Alle deeze inzigten hingen wonder wel aaneen: maar bovenal kwam het op de {==546==} {>>pagina-aanduiding<<} verkiezing aan van een bekwaam werktuig, van eenen gunsteling, haar vertrouwen waardig, die, als haar stedehouder, herwaard gezonden, en in schyn niets bedoelende dan de bescherming der Landen, heimelyk volgens de begeerte van zyne Meesteres zich toeleide op de vereischte kundigheden, om 'er naderhand al het misbruik van te maaken, dat in de oogmerken van zyne zending opgeslooten was. De Koningin toonde zich dan terstond afkeerig van de voorslagen der Nederlandsche Gezanten. Zy verwaardigde zich naauwlyks naar de aanbieding der Opperheerschappye te luisteren: zy weigerde ook de altoosduurende bescherming deezer Landen, welke men toen van haar hoopte te verwerven. Maar eindelyk bewilligde zy in eenen bepaalden onderstand, zolang de oorlog duuren zou. Zy verpligtte zich dus tot het onderhouden van zesduizend Man, onder eenen Engelschen Overste, haaren stedehouder. De kosten, hiertoe verschooten, zouden haar, na 't sluiten van den Vrede, binnen vyf jaaren moeten vergoed worden, en ondertusschen moest men eenige Steden, te bezetten met Engelsch krygsvolk boven de gemelde hulpbenden, aan haar verpanden. Zy bedong daarenboven verscheidene andere punten, die ook het Staatsbestier aangingen, als onder anderen het recht van twee haarer Onderdaanen in den Raad van Staate te stellen. Zy gaf het bewind van deeze zaaken aan den Graaf van Leicester, en voorzag hem in 't openbaar van geene andere bevelen, dan die uit waare en belangelooze genegenheid scheenen te vloeien; maar zyn heimelyk berichtschrift, waarvan de Gezanten welhaast den zaakelyken inhoud magtig wierden, was van een geheel anderen aard. Het behelsde reeds onder de voornaamste punten den last, om {==547==} {>>pagina-aanduiding<<} naauwkeurig onderzoek te doen, of het vermogen der Staaten zo groot waare, dat zy met hunne eigene middelen konden beschermd worden. Zyn gedrag doelde van den aanvang af op dat wit; maar zo onbewimpeld, en met zo weinig voorzigtigheid, dat dit alleen, al had men niets meer geweeten, genoeg zou geweest zyn, om de oogen der verstandigen te openen. Al het nut, 't welk hy de Republiek toebragt, bestond in eenige weinige krygsbedryven, die echter niet lang daarna, toen zyne Engelschen in Gelderland en Overyssel met den vyand te zamenspanden, van grooter schade gevolgd wierden. Daartegen bragt hy alle staatzaaken in de uiterste verwarring, zaaide geduurig verdeeldheid onder de Provincien, omze tegen elkanderen aan te hitsen, gaf een iegelyk, die misnoegd of kwaêlykgezind was, greetig gehoor, en versterkte zynen aanhang, tot spyt van den Hollandschen Adel, met Brabanders en Vlaamingen. De Godsdienst, het allerteêrste punt, wierd mede in 't spel gebragt. Veele geestelyke yveraars, tegen de Overheden gekant, wegens de noodige bepaalingen op hun kerkelyk gezag, en misschien voorgenomen hebbende zich hier zo noodzaakelyk in het staatsbestier te maaken, als de Bisschoppen in 't Engelsche waren, stonden hem ten dienst, om, zo wel van den Predikstoel, als in byzondere zamenkomsten, tweedragt en oproer te kraaien. Wie zou gedacht hebben, dat de hervormde Godsdienst, noch kort te vooren de sterkste steun der Vryheid, zo schielyk kon misbruikt worden, om het werktuig der buitenspoorigste heerschzucht te zyn? Leicester was geveinsd, listig, wraakgierig, en ruim genoeg van geweeten, om een gevaarlyk Staatsdienaar te zyn, 't welk hy echter niet was. Het ontbrak hem aan geduld, {==548==} {>>pagina-aanduiding<<} aan voorzigtigheid, en aan veele andere daartoe vereischte hoedaanigheden. Hy bezat niets van die inneemende beschaafdheid, waarachter de ondeugden veilig schuilen, en die dikwyls de Deugd zelve doet verlegen staan. Hy was trots, maar zonder achtbaarheid; en zomtyds gemeenzaam willende zyn, gelyk dat onder de Nederlanders noodzaakelyk is, verviel hy tot laagheid. Hy had moeds genoeg om gevaarlyke aanslagen te smeeden, maar hy wist ze nooit vooraf te bereiden: mislukten ze, zo had hy niets in gereedheid, geene uitvlugten, geene bewimpelingen, noch kleuren, waaraan het schrandere verleiders zelden ontbreekt, om zich te dekken tegen het verwyt der beleedigde partye. Dikwyls zag men hem in zulk een geval zyne toevlugt tot armhartige logentaal neemen, en bevelen, die men hem, met zyne eigene hand ondertekend, vertoonen kon, met dieren eede verloochenen. Plegtig zyn woord te geeven, en het 's anderendaags openlyk te breeken, was een spel daar hy zich nooit aan kreunde. En schoon het zeker is, dat een Dwingeland de deugden, welke hy onderdrukken wil, niet alleen moet kennen, maar ook by nabootsing weeten te vertoonen, schynt Leicester niet eens te hebben begreepen, van hoe veel belang het is voor een Opperhoofd, dat hy ten minsten gehouden worde voor eenen Man van eere. Hy was in de Regeering juist hetzelfde, dat in den oorlog een partyganger of vrybuiter is, altoos vaardig tot verrassende aanslagen, maar onbekwaam tot zaaken van omslag, en nasleep. Dit was het dat hem, na dat hy veel verwarring in deeze Landen veroorzaakt had, tot de buitenspoorige gedachten vervoerde, om zich met geweld meester te maaken van eenige voornaame Hollandsche steden. Het ongelukkig voorbeeld van Anjou schrikte hem geenszins af: trouwens, {==549==} {>>pagina-aanduiding<<} hy was de man niet, om zelfs uit zyne eigene misslagen wyzer te worden, 't welk buiten tegenspraak een blyk van gering verstand is. De Natuur brengt enkele menschen voort, die bekwaamer zyn, en tevens meer lust hebben, om af te breeken, dan om te bouwen. Eene andere soort is 'er, van zulken, die zelfs hun eigen werk, eer 't half voltrokken is, door ontydige drift in duigen slaan. Leicester had met beiden eenige overeenkomst; met de laatsten de meeste. 't Schynt vreemd, dat de Koningin, die met zo veel schranderheid haar ontwerp had gesmeed, geen bekwaamer man tot deszelfs uitvoering heeft weeten te kiezen. Maar hy was haar gunsteling, en verborg, naar 't schynt, ten Hove zyne aanstootelykste gebreken. Of heeft Elizabeth ook gedacht, dat die ruwe fierheid, welke hem eigen was, best geschikt waare, om de zachtheid en eenvoudigheid van onzen landaard te kreuken? Mogelyk ja. 't Zal ons nu lusten, de handelingen deezer beide Persoonaadjen, met betrekking tot ons Vaderland, in klaarder licht te zien. Deeze bespiegeling zal byna de merkwaardigste van myne geringe verhandeling zyn, om dat 'er naauwlyks eenig punt binnen myn bestek valt, waaruit zo veele algemeene waarheden, tot het oogmerk dienstig, af te leiden zyn. Wy hebben onze Nederlanders, onder 't geleide van eenen Beschermengel, tegen de Spanjaarden en Franschen in 't harnas gezien: nu zullen wy hen, zonder of iemands hulp of raad, tegen de Engelschen, die men gemeenlyk voor de beste Denkers houdt, zien worstelen. De beroerten en onheilen van dien tyd kunnen ons leeren, wat 'er te vreezen staê, wanneer zy kwâelyk bestierd worden. De tegenstand der besten onderrechte ons daarentegen van de noodige hulpmiddelen in het gedreigde gevaar. Eene Natie is door- {==550==} {>>pagina-aanduiding<<} gaans sterk genoeg, wanneer zy braave Mannen heeft, die haar zwak, hoedaanig dat ook zy, grondig verstaan. Zodra Leicester in Holland kwam, wierd hem de algemeene Landvoogdy door de vereenigde Staaten van zelfs aangebooden. Een schoon begin om zynen heerschzuchtigen geest te streelen: maar 't geen 'er was voorafgegaan, toen hy noch in Engeland vertoefde, maatigde niet weinig dat genoegen. Het Stadhouderschap van Holland en Zeeland was den jongen Graaf Maurits opgedraagen, en men had hem verzocht, den titel van Prins van Oranje te willen voeren, waartoe hy, onaangezien zyn oudste Broeder noch leefde, gerechtigd scheen. Oldenbarneveld, die deeze opdragt had aangeraaden, bereidde zich dus, om ten aanzien van Leicester dezelfde voorzorgen in 't oog te houden, waarby Willem de I. zich tegen Anjou zo wel had bevonden. Dit wierd in Engeland zo klaar gemerkt, dat Leicester zelf niet naliet, zich daarover misnoegd te toonen. Inzonderheid stiet hem de titel van Prins, waardoor Maurits in rang en aanzien zelfs boven hem scheen verheven te worden. Maar noopens het bewind der Regeeringe toonde hy straks, by het aanvaarden der Opperlandvoogdye, dat hy, in weêrwil van alle hinderpaalen, om geene middelen ter uitbreidinge van zyn gezag bekommerd was. Met veel moeite verwierf men zyne toestemming, om eenen Raad van Staate nevens hem te stellen; en zulks geschiedde niet dan onder belofte, dat het Berichtschrift van deezen Raad, schoon in alles naar zyne zinlykheid ingericht, alleenlyk gelden zou tegen deszelfs leden, zonder hem, aan 't hoofd van allen, tot de geringste bepaaling te verpligten. Inmiddels stond hy toe, dat men een zeker getal van Per- {==551==} {>>pagina-aanduiding<<} soonen benoemde, waaruit hy deeze Leden kiezen zou, maar noemde evenwel vooraf eenigen, welke men niet mogt uitsluiten. De Staaten maakten zich misschien schuldig aan eene toegeevendheid, die zyne heerschzucht te veel moeds gaf; maar zo veel te beter leerden zy hem kennen: zy bespiedden zyn gedrag, om tegen de gevolgen op hunne hoede te zyn. Dit blykt terstond uit de omzigtigheid, waarmede de voorwaarden van zyne aanstelling uitgedrukt wierden; en noch meer uit de zorg, die men droeg, om van tyd tot tyd aan te wyzen, hoe dezelve konden verstaan worden, wanneer men in zyn bestier geen genoegen nam. Hy wierd, by voorbeeld, tot Opperlandvoogd verkooren, om te regeeren volgens de wettige gewoonten der tyden van Keizer Karel den V; 't geen heerlyk in zyne ooren klonk, wegens zyne hooge verbeelding van het gezag, 't welk deeze Vorst, en deszelfs Landvoogden onder hem, gevoerd hadden. Volgens dit begrip dacht hy dan, aan geenerleie bepaalingen, behalve die van zyne Koningin, onderhevig te zyn: maar toen het tyd was, deed men hem klaar genoeg zien, dat door de gemelde uitdrukking onmiddellyk eene Oppermagt boven hem ondersteld wierd, welke, te vooren by den Keizer, als Graaf, geweest zynde, nu alleen by de Staaten moest gezocht worden. Doch 't geen men reeds in den eersten opslag aan Elizabeth schreef, noopens de volstrekte magt, zo wel over zaaken van Regeering, als over krygsverrichtingen, aan Leicester opgedraagen, is noch merkwaardiger, om dat het in meer dan één opzigt haare loosheid verkloekte. De Koningin, die buiten twyffel verheugd was over zyne bevordering, geliet zich echter, als of 't haar mishaagde, dat men bniten haare bewilliging dat besluit genomen had: ja zy {==552==} {>>pagina-aanduiding<<} gaf voor, op Leicester zeer misnoegd te zyn, wegens het aanvaarden der Landvoogdye; als of zy vreesde, dat zulks tot een middel kon strekken om haar aan de Nederlandsche belangen naauwer te verbinden, dan zy wenschte. De Staaten ontschuldigden zich op haare klagten met dit antwoord, dat zyne volstrekte magt niet verder moest verstaan worden, dan noodig waare, om den algemeenen Landvoogd te onderscheiden van de byzondere Stadhouders der Provincien. Zy liepen 't stuk der burgerlyke Regeering ongerept voorby, en verklaarden, vlak tegen de letter van het Verdrag, dat deeze magt zich ook niet verder uitstrekte dan tot het bewind des oorlogs; willende naar allen schyn te kennen geeven, dat 's Lands wettige gewoonten, in het verdrag gemeld, van zelfs eene genoegzaame uitzondering op zyn gezag, in de burgerlyke Regeering, aan de hand gaven. Vry zwak, ik beken het, maar geestig genoeg, vermits het ongenoegen der Koninginne niet natuurlyk scheen, en hierdoor sterk vermoeden gaf, dat zy zich, zonder deeze beleefde waarschuwing, te veel van haaren invloed op de Nederlandsche zaaken zou beloofd hebben. De Landvoogd, op verre na zo doorsleepen niet als zyne Koningin, begreep niets van deeze geheimenissen; maar zodra hy begon te toonen, dat hem 't naspooren van 's Lands middelen ernst was, leerde de ondervinding hem, dat men, voornaamelyk in Holland, zynen geweldigen geest werks genoeg verschaffen zou. Die ontdekking vertraagde zynen yver niet, maar was veeleer een prikkel om de roekelooze uitvoering van zyn voorneemen te verhaasten. Aan de maatregelen, welke hy nam, mogen verscheide trekken van het voorgesteld afbeeldzel getoetst worden. Hy begreep de noodzaaklykheid van listige handelingen wel; hy wist dat {==553==} {>>pagina-aanduiding<<} men verdeelen moest om te heerschen; maar zyne listen wierden kwâelyk aangelegd, en de verdeeldheden, welke hy brouwde, bragten hem ten val. 't Ging hem als onervaaren krygslieden, die dikwyls door hun eigen geweer jammerlyk beschadigd worden. In plaats van de Hollanders door eenen minzaamen omgang in te neemen, en door het voorstaan hunner byzondere belangen op zyne zyde te lokken, 't welk een iegelyk, behalve Leicester, zou beproefd hebben, zocht hy integendeel zynen voornaamsten aanhang ter zyden af, in de andere Provincien; met oogmerk om vervolgens, door dat middel, den invloed der Hollandsche Steden op de Regeering in 't algemeen te stremmen. Tusschen Holland en Utrecht broeide op dien tyd eenig ongenoegen, wegens den uitvoer van Mondbehoeften, dien de Amsterdammers onverhinderd wenschten te houden, tegen het gevoelen der Utrechtschen, welke, zonder zich over de algemeene belangen van den Koophandel te bekommeren, door het verbieden van den uitvoer, het vyandlyk leger tot hongersnood wilden gebragt zien. Niets gereeder voor den Graaf, dan in dit smeulend vuur te blaazen. Hy begeeft zich naar Utrecht, wint 'er grooten aanhang onder de woeligste burgers, mengt kerkelyke en waereldlyke geschillen onderéén, en wroet zolang, tot dat het hem gelukt de Regeering te onderkruipen; waarna de gansche Provincie hem toevalt, om blindeling op de genade van eenige vreemdelingen, door hem aan 't roer gesteld, te dryven. Ondertusschen had hy reeds een Plakaat op de Zeevaart uitgegeeven, waarby de Hollandsche Koophandel ten hoogsten belemmerd wierd, maar 't welk groote voldoening gaf aan de Utrechtschen, die zich eerlang door zyne gunstelingen in alles lieten bestieren. Wat men hem te- {==554==} {>>pagina-aanduiding<<} genwierp, 't was ydel: hy hoorde niemand dan zyne vleiers, en onder deezen maakten ook de Predikanten geene geringe vertooning. Binnen korte dagen wierd men in Holland de besmetting gewaar van het vergif, 't welk zy verspreidden. Overal daverden de Predikstoelen van klagt op klagt, niet alleen over zorgeloosheid op het handhaaven van den zuiveren hervormden Godsdienst, maar ook wel degelyk over het slecht bestier der Staatzaaken. 't Land zou verlooren gaan, zo men op dien voet volhardde: maar Leicester was de Godsheld, de Gideon, die alle misbruiken moest herstellen, die veel beter dan voorheen Prins Willem de belangen der Kerke ter harten nam, en op wien alleen de hoop van het kwynend Vaderland gevest was. Hierdoor aangemoedigd, en om deeze zo getrouwe vrienden op zyne beurt noch verder aan te moedigen, beriep hy, op zyn eigen gezag, eene Kerkvergadering, of Synode, welke alle drie jaaren stond hervat te worden. Onze jaarlyksche Synoden, waarschynlyk uit deeze instelling gesprooten, strekken tot bewys, dat een ongezonde wortel zomtyds goede looten schiet. Op de gemelde Vergadering wierd onder anderen eene Kerkenorde beraamd, naar welke men zich in de vereenigde Gewesten alom zou hebben te schikken. Zy moest voornaamelyk dienen om alle verschil over geestelyk en waereldlyk recht, met betrekking tot Kerkelyke zaaken, te beslechten; en was, gelyk men denken kan, zeer geschikt om de onafhangklykheid der Geestelyken te bevorderen. Al dit werk hadden de Staaten, zo 't scheen, met lydzaame oogen aangezien: maar toen deeze kerkenorde zou bekrachtigd worden door de toestemming der voornaamste Steden, wist men 'er overal zo veele uitzonderingen op te vinden, dat haare uitwerking {==555==} {>>pagina-aanduiding<<} byna geheel verydeld wierd. Dordrecht, namaals door zyne Nationaale Synode zo vermaard geworden, was de eenige Hollandsche Stad, die zich aan de besluiten van deeze Kervergadering met volle gehoorzaamheid onderwierp. Dat de Graaf van Leicester het gevaar van nieuwigheden in te voeren geenszins begreep, blykt zeer klaar uit de menigte der nieuwigheden, welke hy zo kort op elkanderen liet volgen. Zyne eerste was geweest het oprechten van eene Munt te Amsterdam, tegen den zin der Staaten, en vooral der Stad Dordrecht, die zich onder de Hollandsche Steden een uitsluitend recht van munten toeëigende. Dit kon hem nochthans gediend hebben om de Amsterdammers aan zyn snoer te krygen; maar hy zocht iets anders. 't Geld, dat hy 'er liet slaan, moest het wapen van Engeland voeren, om den Staaten hunne afhangklykheid onder 't oogte brengen, en wierd verre boven de waarde uitgegeeven; niet, gelyk men verwachtte, ten nutte van de gemeene kas, maar alleenlyk om met dit afgekneveld voordeel zommige persoonen, welker gunst hy koopen wilde, te verryken. Onmiddellyk hierop was het reeds gemelde Plakaat op de Zeevaart gevolgd, waaromtrent noch deeze byzonderheid in aanmerking komt, dat hy niet alleen den Ingezetenen, maar zelfs allen Vreemdelingen, hoe genaamd, op eene belachelyke wyze verbood, den Vyand met eenigen toevoer van waaren te ondersteunen; als of hy niet alleen gansch Nederland, maar ook Denemarken, Zweeden, ja de gansche Oostzee, aan zyn eigendunkelyk gezag wilde onderwerpen. De Kerkenorde, waar van ook reeds gesprooken is, was de derde nieuwigheid: maar de vierde, welke het instellen van eene nieuwe Re- {==556==} {>>pagina-aanduiding<<} kenkamer betrof, was de vreemdste en gevaarlykste. De bezigheid van deeze Kamer zou voornaamelyk bestaan in het naspooren van allerleîe misbruiken, noopens den uitvoer van Koopwaaren, in het Plakaat op de Zeevaart verbooden; en in het voorkomen van verderen sluikhandel, of zogenaamde Lorrendraaiery. Ten dien einde zou men van alle Ontfangers der Geleigelden en tollen strenge rekening vorderen, en alle Kooplieden noodzaaken hunne boeken daartegenover open te leggen, om het allerminste, dat ter kwaader trouwe gehandeld waare, te ontdekken, en den overtreeder door eene zwaare geldboete te straffen. 't Was klaar dat deeze laatste instelling onnoemelyke belemmeringen in den Koophandel moest baaren: maar de Landvoogd, door kwaaden raad verblind, vlamde te zeer op de groote voordeelen, welke men hem hieruit beloofde, om naar eenige tegenwerpingen te luisteren. Jakob Reingoud, een doorsleepen huichelaar, doch wiens oneerlyk gemoed uit voorgaande stukken bekend was, en die, na dat hy den Roomschen Godsdienst verlaaten had, om Leicester te behaagen, zich door hem tot het voornaamste werktuig der Utrechtsche beroerten gebruiken liet, had hem dit ontwerp smaakelyk gemaakt. Die zelfde stookebrand had te vooren in Braband een diergelyk voorstel aan Requezens gedaan, die 'er te veel zwaarigheden in vond. Maar Leicester vond 'er thans geene zwaarigheid in, dat hy den Spanjaard in dwinglandy scheen voorby te streeven. Hy dreef de zaak in den Raad van Staate door, in weêrwil van alle tegenspraak; en stelde Reingoud tot schatmeester aan. Doch toen men hem Kommiezen zou toevoegen, om in de Hollandsche Steden de uitvoering zyner bevelen te handhaaven, haperde 't werk, door den tegenstand van {==557==} {>>pagina-aanduiding<<} het Volk, en de schynbaare onverschilligheid der Overheden. Op dezelfde wyze vond by zich bedroogen in het afschaffen der Vrywaaringen ten platten lande. Zyne strengste geboden wierden eerlang openlyk in den wind geslagen; en by gedoogde 't, zonder te beseffen hoe veel zyne achtbaarheid daarby verloor. Zeker, zulk een stapel van nieuwe Wetten, tegen dank en buiten overleg der Staaten ingevoerd, had ten minsten eenigzins aanneemelyk moeten gemaakt worden, door de bekooringen van een heusch gedrag in den dagelykschen wandel, zo wel als door voorzigtigheid, om in zaaken van minder belang niemand te kwetsen. Noch het een, noch het ander, scheen Leicesters aandacht waardig. De misslagen, welke hy ook in deeze opzigten dag op dag beging, zouden ons, indien wy 'er op wilden stilstaan, eene onaangename bezigheid verschaffen. Men wil, zelfs in de beschouwing der Geschiedenissen, welker hoogste doel de waarheid is, de tafereelen van deftigheid en Deugd liever uitvoerig, en de tegenoverstaande wat luchtiger geschilderd zien: hoewel deeze laatste, 't geen beklaaglyk is, gemeenlyk tot de menschelyke Natuur de naaste betrekking hebben. Eerlang twyffelde niemand meer of de Landvoogd zou in Holland dezelfde middelen werkstellig maaken, waardoor hy de magt bekomen had, om de Utrechtsche Regeering op zynen duim te draaien. Eenige voornaame Heeren op zynen wenk uit het Sticht gebannen, Paulus Buis, geweezen Advokaat van Holland, binnen Utrecht in hechtenis genomeu, zelfs Oldenbarneveld, die op deezen tyd dat Ampt bekleedde, naar allen schyn ten zelfden einde derwaard gelokt, hoewel vruchteloos, verrieden zyne onbepaalde heerschzucht naakt en klaar. Noch grooter ongenoegen gaf het, dat hy telkens, wanneer men {==558==} {>>pagina-aanduiding<<} iets tegen de belangen van Holland ontwierp, de Hollandsche Gemagtigden onder 't een of 't ander voorwendzel uit den Raad van Staate wist te verzenden; tot dat zy van de Staaten hunner Provincie uit drukkelyken last ontfingen, om zulke bevelen niet meer te gehoorzaamen. Men oordeelde dan eindelyk dat de maat vervuld, en de tyd gebooren was, om zich met ernst daartegen te kanten. Naauwlyks had hy zich, op het naderen van den winter, naar den Haage begeeven, of men nam die gelegenheid waar, om alle bezwaarnissen te gelyk tegen hem in te brengen. De bezadigdheid, ik mag wel zeggen, de kieschheid, welke men hierby in 't oog hield, is merkwaardig. Beleefdheden, eerbewyzen, pligtpleegingen: niets ontbrak 'er, wat men aan zynen rang verschuldigd schynen mogt. Men ging noch verder. Men deedt hem een aanzienlyk geschenk, zynde een zilveren vergulden kop, ter waarde van negenduizend guldens, ten bewyze dat men ook tegen zyne persoon niets haatelyks in den zin had. Dit onthaal moest ontwyffelbaar den ruwen Engelschman, gewoon met vloeken en zweeren alles af te doen, op het diepste vernederen, zo hy maar eenige edelmoedigheid bezat. Het maakte hem ook inderdaad gedwee; en zulks had men zodra niet gemerkt, of men kwam tot het inleveren van een Vertoog, waarin drie Provincien, Holland, Zeeland, en Vriesland, haare klagten eenpaarig verhieven. De Advokaat Oldenbarneveld, en eenige andere Heeren nevens hem, wierden benoemd, om nader met den Graaf in gesprek te treeden. Door deeze onderhandeling leerde hy voor 't eerst rechtschapene Nederlanders kennen. Zy spraken dingtaal met een zachtzinnig gemoed. Zy poogden meer te onderrechten dan te bestraffen. Hunne lessen dienden niet alleen om zyn verstand te verlichten, {==559==} {>>pagina-aanduiding<<} maar ook ter verbeteringe van zyn gemoed, indien dit laatste mogelyk geweest waare. Waarschynlyk zou Leicester ook, schoon hy met toegeevendheid scheen te luisteren, hierdoor niet veel wyzer geworden zyn, zo men zich van der Staaten zyde minder hartig in daaden dan in woorden getoond had. Hunne wakkerheid ontrukte hem den steun van twee voornaame helpers, Reingoud en Prounink. De oproerige aanslagen van den eersten wierden ontdekt en beweezen, door het gevangen neemen van eenen huurling, by wien men veele zyner papieren vond: hy zelf wierd ook in hechtenis genomen, en de Graaf kon naauwlyks verhinderen dat men zyn geding opmaakte. Niet lang daarna by oogluiking zyne vryheid bekomen hebbende, vertrok hy naar Brussel, en nam daar op nieuw den Roomschen Godsdienst aan. Prounink, door Leicester in de Utrechtsche Regeering gedrongen, en tot Burgermeester aangesteld, hoewel hy een Brabander was, en uit dien hoofde niet verkiesbaar, wierd uit die Provincie ter Vergaderinge der algemeene Staaten afgevaardigd: maar toen hy 'er verscheen, weigerde men hem te erkennen, als zynde met geen wettig gezag bekleed; en hoe de Graaf voor hem yverde, hy moest gedoogen dat deeze gunsteling onverrichter zaake vertrok. Terstond riep de Utrechtsche Vroedschap haare overige Gemagtigden ter zelfde Vergaderinge, uit belgzucht, insgelyks te rugge: maar die gehoorzaamden niet. Het geval van Prounink, zo smaadelyk voor de gansche Vroedschap, waarvan hy 't hoofd was, als voor hemzelven, wekte de twee overige Leden der Regeeringe op, om het verlooren evenwigt in weêrwil van den Graaf te herstellen. Deeze waren de Edelen, en de Gekoorenen, welke laatsten men wegens de hervorming, {==560==} {>>pagina-aanduiding<<} in plaats van de Geestelykheid, aldaar had aangesteld, en op welker afschaffing de vrienden van den Graaf reeds sterk hadden aangedrongen. Deeze twee Leden vereenigden zich dan tegen de Vroedschap, die het derde uitmaakte, en gebooden de Gemagtigden hunner Provincie niet alleen ter Vergaderinge hunne zitting te vervolgen, maar ook de herstelling der geschondene wetten en voorrechten naar hun vermogen aldaar te bevorderen. De Graaf, tot in 't hart gevoelig van zulke neepen, zag dus dat hy op eenen staf van riet vertrouwde, die hem de hand doorbooren zou. Hy besloot daarop zich voor eene poos naar Engeland te begeeven, van waar hy, door den invloed zyner brieven, met minder gevaar hetzelfde, of meer, dacht te kunnen uitwerken. Ook scheen het gewigt der zaake wel te vereischen, dat hy over de verdere uitvoering van zynen last mondeling met de Koningin raadpleegde. 't Voorwendzel van deeze reize was, dat zyne tegenwoordigheid in het Parlement de Nederlandsche belangen aldaar ondersteunen moest: het wierd, na wat tegenstreevens, met eene heusche goedkeuring van de zyde der Staaten vereerd, en men repte, na dat zyn vertrek was vastgesteld, van geen ongenoegen meer. Zelfs toonden de Staaten van Holland en Zeeland zich niet afkeerig van eenen voorslag, hun door den Graaf gedaan, om, benevens Utrecht en andere Provincien, nochmaal de Opperheerschappy aan de Koningin op te draagen; hoewel zy verklaarden, dat zulks niet dan onder billyke voorwaarden behoorde te geschieden, en dat eene onbepaalde opdragt zonder voorwaarden, door Gelderland, Utrecht, Overyssel, en Vriesland, reeds voorgenomen, niet hooger dan voor een oproerig bestaan te houden was. Zy hadden inderdaad die stuk reeds buiten {==561==} {>>pagina-aanduiding<<} zyne kennis overwoogen, en eene Bezending naar Engeland ten dien einde vastgesteld. Doch vermits veele Hollandsche Steden dit echter af keurden, is het waarschynlyk dat de schranderste dienaars van den Staat alleenlyk hunne toestemming gaven, uit vaste verzekering dat men nimmer met de Koningin, aangaande de billyke voorwaarden der Opdragt, zou kunnen overeenkomen. Men beraamde dan ook de nadere schikkingen tot dat Gezantschap met den Graaf, die hier de Hollanders door een listig voorstel dacht te verkloeken, begeerende dat zy Prins Maurits aan 't hoofd van hetzelve stelden. De voorzigtigheid van Oldenbarneveld bewaarde toen den jongen Stadhouder voor een lot, dat misschien weinig beter zou geweest zyn, dan 't geen zynen Broeder in Spanje te beurt gevallen was. Kort op het vertrek van Leicester naar Engeland volgde de Bezending, zonder den Prins; en indien zy inderdaad, volgens het straks voorgestelde gevoelen, slechts eene greep van staatkunde ten doel had, kan men zeggen dat zy aan de verwachting van haare Meesters voldeed. Geen bekwaamer middel kon 'er zyn, om binnen 's Lands de ongeruste gemoederen te paaien, voorts de heimelyke gevoelens der Koninginne uit te lokken, een omstandig verslag van Leicesters verrichtingen aan haar te doen, en ten minsten te beletten dat hy haar door schynredenen tot zyne verschooning misleidde. Maar naauwlyks was Leicester in zee gesteeken, of men leerde hem uit een nieuw blyk van geveinsdheid noch al nader kennen. Hy had by zyn afscheid het bewind der burgerlyke Regeering, en des oorlogs te Lande, aan den Raad van Staate gesteld, maar op dendelfden dag heimelyk een geschrift ondertekend, het {==562==} {>>pagina-aanduiding<<} welk zo veele bepaalingen insloot, dat 'er slechts eenige schaduw van gezag voor deezen Raad overbleef. Dit kwam onmiddellyk na zyn vertrek te voorschyn, en baarde eene algemeene verwondering. Het stelde geenerleie schikkingen vry, dan die wegens de onzekerheden van het geval onmogelyk konden bepaald worden: zelfs de begeeving van hooge krygsampten niet verder dan by voorraad. Het behelsde ook onder anderen eene nette lyst van alle plaatsen, die de Graaf met Engelsch krygsvolk wilde bezet houden, onderscheidende tevens wel zorgvuldig de Engelschen, welke de Koningin betaalde, van de geenen die de Staat op eigene kosten onderhield. Meer en meer wierden een iegelyk hierdoor de oogen geopend. Men erinnerde zich dat hy noch korts de werving van zes duizend Hoogduitschen, waartoe de penningen reeds verzameld waren, listig had te leur gesteld. Men vergeleek zulke trekken met elkanderen, men trok 'er de onaangenaamste voorspellingen uit, en echter dacht men noch te gunstig. Dat bleek toen Stanlei straks daarna Deventer aan den Spanjaard leverde; Stanlei, die by Leicester zo hoog in achting stond, dat hy hem eens tot algemeenen Veldheer had voorgesteld. York, een ander Engelschman, volgde zyn voorbeeld te Zutfen; en 't Engelsch krygsvolk kwam overal met zo veel moedwil op de been, dat zelfs een gedeelte zich onderwond uit Gelderland tot in het hart van Holland te gaan rooven en plonderen. Ondertusschen ontfing de Koningin onze Gezanten op eenen toon, die klaar bewees, dat zy de algemeene Staaten door vreeze ter volkomene onderwerping dacht te brengen. Zy bevestigde hierdoor opzettelyk een verregaand vermoeden, 't welk men uit de gemelde ongeregeldheden had opgevat; maar {==563==} {>>pagina-aanduiding<<} de uitwerking, welke zy 'er van verwacht had, slaagde zo gelukkig niet. Te weeten, tusschen het Engelsche en het Spaansche Hof waren eenige looze Vredehandelingen aangevangen, welke van de Nederlanders, ten deele door schranderheid, ten deele by geval, ontdekt zynde, voor ernstig wierden opgenomen, en op het eenen diepen indruk maakten, als of 'er reeds eene verdeeling hunner Landen tusschen Filips en Elizabeth op het tapyt waare. Haar inzigt was, dien argwaan heimelyk te voeden, en 'er zich openlyk van te beklaagen, terwyl zy met hooge woorden betuigde niets diergelyks in den zin te hebben. De verdeeling der Nederlanden met Filips kon inderdaad noch niet in haar ontwerp vallen, dewyl die voor haar altoos nadeelig moest zyn in vergelyking van de aangeboodene opdragt der volle Heerschappye onder billyke voorwaarden; maar zy verbeeldde zich dat men in Nederland, uit losse vreeze voor zulk een lot, welhaast zou besluiten, haar de onbepaalde Heerschappy, welke zy van den aanvang af alleen gezocht had, op te draagen. Het wangedrag van Leicester en de overige Engelschen, hier te Lande, was zeer geschikt om die vrees te voeden, en wierd ook daarom van de Koningin niet behoorlyk afgekeurd, maar veeleer verschoond, met zwaare klagten over de Nederlanders, die haars oordeels geen zachter bestier verdiend hadden. Fyn genoeg, zeker; of liever al te fyn, dewyl zo veele kunstenaaryen nergens toe dienden, dan om alles in rook te doen verdwynen. Het denkbeeld van opgeofferd te worden aan Spanje, baarde hier verontwaardiging in plaats van vreeze. Dat men eene Vrouw, om niet van haar verraaden te worden, aanbidden zoude, zulks wierd aangemerkt als eene laagheid, waartoe men {==564==} {>>pagina-aanduiding<<} nooit vervallen moest; en de billyke afkeer van haare arglistigheden was oorzaak dat voortaan de Engelsche hulp by veelen gehouden wierd voor een geneesmiddel, 't welk de kwaal in scherpheid verre te boven ging. De algemeene Staaten hadden Leicester, straks na het verlies van Deventer, in eenen manlyken brief alle zyne misslagen reeds onder 't oog gebragt, en zelfs een afschrift van denzelven aan de Koningin gezonden, tot groot ongenoegen van beide; dewyl deeze vrye taal zo wel haare Majesteit, als den Gunsteling dien zy alleen gehoor gaf, scheen te hoonen. De Raad van Staate had het Plakaat op de Zeevaart by openbaare afkondiging herroepen, en zelfs den naam van Leicester, als hoofd des Raads, daartoe gebezigd. De Staaten van Holland en Zeeland hadden Prins Maurits in zyn gezag, als Stadhouder en Kapitein Generaal, bevestigd, en hem, benevens den Graaf van Hohenlo, het voornaamste bewind van krygszaaken aanbevolen. Thans ging men noch verder. In het Staatsbestier wierd geen oppergezag van Vreemdelingen meer erkend: naauwlyks wierd hunne goedkeuring gevraagd. De Leden des Raads van Staate wierden op den gezetten tyd door de algemeene Staaten vernieuwd, en Leicesters vrienden uitgeslooten. Tachtig vaandels wierden in dienst genomen, onder den eed van Prins Maurits, de algemeene Staaten, en de Staaten van Holland en Zeeland in 't byzonder. Verscheide Hollandsche Steden stelden zich in verzekering door het aanneemen van Waardgelders, en men veranderde overal, waar het noodig scheen, de bezettingen. 't Slot te Muiden, geschikt om Amsterdam door Engelsche wacht in toom te houden, wierd daarvan ontruimd. Sonoi alleen, die in Noordholland {==565==} {>>pagina-aanduiding<<} de zyde van Leicester aankleefde, bleef 'er zyn eigen meester, dewyl men goedvond hem tot bekwaamer gelegenheid te spaaren. De Engelschgezinden, door de onzekerheid van den Spaanschen Vredehandel eenigzins verzet geweest zynde, hernamen nu evenwel den ouden moed; de Predikanten roeiden hieronder met nieuwen yver; Leicester stookte de tweedragt uit Engeland door brieven; en zyne Medestanders lieten hier geene middelen onbeproefd. Wilkes, een Engelsch Raadsheer, in den Raad van Staate zitting hebbende, en misschien niet ongelyk aan den alombekende Wilkes van onzen tyd, beweerde openlyk dat de Staaten geen recht hadden tot zulke veranderingen als zy invoerden; dewyl, volgens zyne stelling, de Oppermagt van het Gemeenebest niet tot hen, maar tot het Volk, behoorde. Een gevoelen, 't welk, uit den boezem der Waarheid voortgevloeid, om zyne welluidendheid gevaarlyk wordt, wanneer men in deszelfs toepassing zich vergist. Niemand zal ontkennen dat de oorsprongklyke Oppermagt in een Gemeenebest moet ontleend worden van het Volk. Maar zal deeze Oppermagt de Vryheid beveiligen, die alleen door de bestendige oeffening van billyke Wetten bestaat, zo moet haare aanstelling wettig, en haar gezag zo veel heiliger zyn, als het aan naauwer banden gelegd is. Overal waar deeze bepaaling ontbroken heeft, vertoonen ons de Geschiedenissen naauwlyks eene enkele schreede tusschen de uiterste woestheid, en volstrekte slaaverny. Geen wonder dat de Engelschen, welker Historie bovenal ryk vas van zodaanige voorbeelden, de zaak in dat licht beschouwden, en, door het aanmoedigen van toomelooze wederspannigheid, zich den kortsten weg ter Opperheer- {==566==} {>>pagina-aanduiding<<} schappye meenden te baanen: geen wonder, dat zy dus grooter voortgang maakten in die Provincien, daar de byzondere belangen des Volks niet eenpaarig strookten met de rust en algemeene welvaart van het Gemeenebest. Maar geen wonder, moeten wy ook zeggen, dat zy eenen onverwinnelyken tegenstand vonden in de overigen, welker hooge Regeering niet kon in verwarring gebragt worden, zonder dat de hartader van den Staat het uiterste gevaar onderging. Utrecht, van den beginne door Leicester verleid, liet zich op nieuw door Prounink bekooren; Gelderland en Overyssel volgden dat voorbeeld; de Vriezen, van ouds her noch eenige overeenkomst hebbende met den Engelschen landaard, yverden nu ook allersterkst voor deszelfs belangen. Op eene Byeenkomst te Utrecht wierd beslooten, uit naam der gemelde Provincien, de Opperheerschappy zonder voorwaarden aan de Koningin op te draagen: maar Vriesland bekrachtigde dit noch nader, door een Gezantschap afzonderlyk ten dien einde naar Engeland te zenden. Holland en Zeeland alleen kunnen zich beroemen, dat zy niet alleen in deeze stormen onverwrikt gebleeven zyn, maar ook hunne verbysterde Bondgenooten op den boord des afgronds behoed hebben. Had Leicester dan, in het doorgronden der Nederlandsche zaaken, zo weinig gelet op de magt en den invloed van Holland; daar deeze Provincie alleen zo veel opbragt tot de gemeene lasten, als de Koningin tot onderstand verschoot, en noch dagelyks in vermogen toenam? Neen zeker. Maar zyn vertrouwen op de behendigheid, welke hy daartegen meende te bezitten, misleidde hem. Het misleidde Elizabeth insgelyks, die anders uit zulke ontmoetingen wel moest gezien hebben dat zy niet op den {==567==} {>>pagina-aanduiding<<} rechten weg was. Echter is het vreemd dat men niet eens de minste vertwyffeldheid in haar gedrag bespeurde. Al wat zy tot de Nederlandsche Gezanten sprak, of an de Staaten schreef, smaakte naar hoogmoed, heerschzucht, en onverbiddelyke gramschap. Haar manlyk gemoed kon, naar het schynt, den hoon niet dulden, van te leur gesteld te zyn in een zo grootsch ontwerp, door eene Natie, welke zy had veracht, en die nu het voorwerp van haare afgunst was geworden. Zy besloot dan voor het laatst eene uiterste proef te neemen, en zond Leicester met dat oogmerk wederom op de Hollanders af. By zyne aankomst in Zeeland maakte hy de vertooning van Sluis, 't welk door Parma belegerd wierd, te willen ontzetten. Hy kwam met eene aanzienlyke Vloot voor de Stad, maar ondernam niets, en bleef 'er ook niet lang. Kort na zyn vertrek ging Sluis aan den Vyand over. 't Waar' verstandiger geweest, dien nutteloozen toestel niet te maaken, dewyl hy nu, met zulk eene magt niets uitgevoerd hebbende, de verdenking van moedwillig verzuim niet ontging. In Holland wierd hy verwelkomd met klagten, welke hy door eene geveinsde verzoening dacht te stillen: doch was het hem te vooren onmogelyk geweest de waakzaamste oogen te verblinden, zulks nu te willen doen, na dat hy 'er zo naauwkeurig gemeeten en gewoogen was, moest aangemerkt worden als eene belachelyke harssenschim. Binnen vyf of zes maanden wierd dit stuk volkomen en voor altoos afgedaan. 't Is noodeloos hiervan in 't breede te spreeken, dewyl zulks alleenlyk tot eene koude herhaaling van voorgaande aanmerkingen strekken zou. Men werkte wederzyds uit de reeds aangeweezene beginzelen; maar met zo veel grooter ernst aan de zyde der {==568==} {>>pagina-aanduiding<<} Staaten, als de ontrouw en roekeloosheid van Leicester verder gingen. Dus zag hy zich reis op reis, indien hy 't werk niet staaken wilde, tot gevaarlyker aanslagen genoodzaakt. Van de eene in de andere dwaaling voortgesleept, begreep hy zodra niet dat zyne Predikanten hem weinig hielpen, schoon zy, met eene stoutheid waarvan misschien geen voorbeeld is, den Staaten van Holland schriftelyk hun gevoelen over het beleid der Regeeringe voorstelden; of hy wendde 't ruim zo ergerlyk over een anderen boeg. Hy deed, door twee zyner Gelastigden, den Vredehandel met Spanje ter Vergaderinge van Holland onbewimpeld voorstellen. Wat bedoelde hy toch, daar zulks onvermydelyk zynen ganschen aanhang, die uit de driftigste voorvechters der Hervormde Leere bestond, van hem moest vervreemden? Maar Leicester was niet gewoon de klaarste gevolgen te voorzien. Om het ongenoegen, 't welk hier uit rees, te stillen, ontkende hy dat de gemelde voorslag met zyne waare meening over eenkwam, hoewel het geschrift, waarin dezelve uitdrukkelyk gevonden wierd, eer men het op zynen naam inleverde, hem, uit vreeze voor dien trek, ter goedkeuringe was voorgeleezen. Openlyk van deeze laagheid overtuigd, maar noch even schaamteloos, en zwellende van spyt, keerde hy zich straks tot geweldiger voorneemens. Zyn eerste overleg was, hoe hy best Oldenbarneveld, den Graaf van Hohenlo, en zelfs Prins Maurits, zou ligten en naar Engeland voeren. Zy wierden gewaarschuwd, en wisten zich te wachten. Toen eerst zyn eigen gevaar beseffende, zocht hy 't af te wenden door het vermeesteren van eenige steden; en wierp terstond het oog op Amsterdam, om met den eersten slag het ruimste veld te winnen. Doch van Utrecht, daar het gewoone twist- {==569==} {>>pagina-aanduiding<<} vuur wederom op 't hevigst blaakte, zich derwaard onder schyn van vriendschap begeeven hebbende, vond hy 'er alles zowel verzorgd, en zyne begunstigers zo kort gebreideld, dat hy 's daags na zyne aankomst zich te zoek maakte. Op dien verlooren togt volgde welhaast een tweede, naar Noordholland, daar Sonoi ten minsten een sterken arm had, om hem by te staan. De Vrienden van Leicester waren gewoon, in hunne bedekte taal, Amsterdam de Kerk, Enkhuizen de Kapel, te noemen. 't Was op deeze Stad, als de voornaamste van Noordholland, gemunt: maar zy, door het voorbeeld van Amsterdam gewaarschuwd, weigerde hem te ontfangen, en toonde dus dat zy met groot recht den naam van Kapel, in vergelyking van zulk eene Kerk, mogt draagen. Middelerwyl wierd op de naaste Dagvaart van Haarlem beslooten drie vertoogen, raakende den staat des Lands en de onlusten der tegenwoordige Regeering, in 't licht te geeven; een van welken ten hoogsten merkwaardig is, om dat het eene uitvoerige verklaaring behelst van de gevoelens der Staaten, aangaande den oorsprong en den grondslag der vrye Hollandsche Regeering. Waarschynlyk deeden zy dit, op dat het gemeen de billykheid hunner zaake zou kunnen toetsen, wanneer men eens noodig achtte tegen Leicester, op wiens verbetering geene hoop meer was, de strengste middelen in 't werk te stellen. Maar zyn wangedrag maakte die voorzorgen overtollig. Drie wanhoopige aanslagen op Leiden, Gouda, en Dordrecht, allen ontdekt en mislukt, brouwden zynen ondergang, en bragten hem in het geval van voor zyn hoofd, gelyk hy zelf uitriep, te moeten zorgen. Dus niet schande bedekt, en van elk verlaaten, kwam hy te Vlissingen om over te steeken naar Engeland, alwaar hy vervolgens van de Koningin {==570==} {>>pagina-aanduiding<<} wel ontfangen wierd, maar terstond bevel kreeg om afstand te doen van de Nederlandsche Regeering. En zo wierd dit zorglyk spel met eene gelukkige ontknooping ten einde gebragt. De verpande Steeden bleeven alleen noch in de magt der Engelschen, tot dat Oldenbarneveld middel vond om ze van Koning Jakob den I, met merkelyken afslag der verschuldigde penningen, wederom in te lossen. In hoe veele opzigten is het Vaderland niet aan de wysheid van dien grooten Man verpligt! Uit het beloop der zaaken, onder Anjou en Leicester beide, bespeuren wy de ydelheid der hoope, welke men gewoon was op den bystand van vreemde Mogendheden te bouwen. Het bewyst dat men zich veel veiliger op zyne eigene vermogens zou hebben verlaaten, zo de hooge Overheid slechts op eenige andere wyze 't vertrouwen der Gemeente had kunnen winnen. Want tot dat geval is men eindelyk evenwel gebragt, en in weêrwil van alle de onheilen, door deeze twee dryvers veroorzaakt, zyn de middelen tot redding niet te zwak bevonden. Prins Willem, en Oldenbarneveld na hem, ondervonden dat eene ingebeelde noodzaakelykheid straks wezenlyk worden kan, zodra het opgevatte vooroordeel eenen algemeenen indruk maakt. Zy hebben daarom juist zo veel toegegeeven als de nood vereischte; maar zy zyn ook tegen de gevolgen op hunne hoede geweest. Door Anjou en Leicester, vooral door den laatsten, moest het gemeen met gevoelige redenen overtuigd worden, dat het eene gevaarlyke dwaaling was, by anderen te zoeken 't geen men zelf genoegzaam bezat, indien men slechts tot een geregeld gebruik daarvan konde verstaan. De Regeering van Anjou had noch wat minder betrekking tot de burgerlyke belangen, zyn gezag was niet genoeg gevestigd, en zyne kwaade {==571==} {>>pagina-aanduiding<<} voorneemens wierden te schielyk gestuit, om de Vryheid langer dan voor eenige oogenblikken in groot gevaar te stellen. Dus wierd hy vergeeten, zodra men ophield hem te vreezen. Maar 't was Leicester, die, door het omwroeten van den burgerstaat, het Gemeenebest tot in zyn binnenste wist te beroeren, en een langduurig geheugen naliet van den wrevel der uitheemsche Vrienden. Zyne mislukte onderneemingen zyn heilzaam geweest, om den Nederlanderen 't gezigt te verklaaren, dewyl'er toch eenige droevige ondervinding moest voorafgaan, eer zulks immer kon geschieden. Door zyne gedachtenis wierd niet alleen die ongerymde zucht, om zich van vreemden afhangklyk te maaken, voor altoos gesmoord, maar zelfs by veelen een volkomen omkeer veroorzaakt in de begrippen op 't stuk der hooge Overheid in 't algemeen. Te weeten, tot op dien tyd schynt men ondersteld te hebben, dat 's Lands Regeering zonder een uitsteekend Hoofd niet kon bestaan, 't welk vry natuurlyk was, wanneer men op de voorgaande eeuwen te rugge zag. Daar vond men altoos Hertogen, Graaven, Bisschoppen, of Heeren, naar de gesteltenis van elke Provincie in het byzonder. By de Unie waren, gelyk ons gebleeken is, geene schikkingen gemaakt, die eenige afwyking van dat denkbeeld aan de hand gaven, en de blaakende yver om de onwaardeerbaare diensten van Prins Willem met de Opdragt van het Graaflyk bewind te beloonen, had noch onlangs niet weinig gediend om Grooten en Gemeenen in zulke gevoelens te versterken. Men had wel zeer gezonde denkbeelden van de noodzaakelyke voorwaarden, zonder welke de invloed van zodanig een gezag de aaloude Vryheid kon ontzenuwen: maar niemand verbeeldde zich de mogelykheid van de algemeene welvaart te be- {==572==} {>>pagina-aanduiding<<} vorderen onder eene bloote Staatsregeering; 't welk eene dooling was, gelyk de volgende tyden geleerd hebben, en eene schadelyke dooling om deeze reden, dat de standigheden dikwyls, ten minsten voor eenen geruimen tyd, zulk eene Regeering volstrekt noodzaakelyk konden maaken. Terstond na de dood van Willem den I. was dit reeds het geval geweest, dewyl de jonge Maurits toen noch op verre na niet geschikt was om in zyns Vaders plaats te treeden; en wy mogen denken dat de moedigste liefhebbers van het Vaderland, hadden zy toen begreepen, 't geen zy vervolgens uit de buitenspoorigheden der Engelsche heerschzucht geleerd hebben, bekwaam zouden geweest zyn, om het inhaalen van eene uitheemsche Oppermagt, ondanks de voorgemelde beginzelen waaruit die drift gebooren wierd, te verhinderen. Doch van Leicester nu geleerd hebbende hoe veel een Vreemdeling vermogt, bevroedden zy te gelyk langs welke wegen eene ingebooren Heer, indien hy zyn Oppergezag eens misbruiken wilde, de Regeering kon ontrusten, de Provincien verdeelen, ten dien einde den Godsdienst in 't spel voeren, en, zo hy beroemd waare door dappere daaden, zich eindelyk meester maaken van het krygsbestier, om alle hinderpaalen uit den weg te ruimen. De overtuiging dat zulk een Vorst, den landaard beter kennende, zynen slag veel wisser zou kunnen neemen, baarde zulk eenen schrik, dat veelen afkeerig wierden van het minste dat naar de Eenhoofdigheid zweemen kon, en voorts de zinnen scherpten op eene soort van Staatsregeering, waarvan men te vooren, geene, of ten minsten eene zeer staauwe verbeelding kon gehad hebben. Zegt iemand dat die afkeer veel te verre getrokken wierd? Ik heb 'er niets tegen. Ik heb noch lust, noch bekwaamheid, om te onderzoeken, welke Regeeringsvorm de beste zy, dewyl {==573==} {>>pagina-aanduiding<<} mogelyk alle bekende Regeeringsvormen zeer goed of zeer kwaad kunnen zyn, behalve de toomelooze Volksregeering, die niets heeft dat deugt. Alleenlyk dunkt my dat men eene nuttige ontdekking deed, toen men leerde dat het Gemeenebest, behoudens zyne wezenlykste belangen, naar den eisch der omstandigheden, voor meer dan éénen vorm van Regeering vatbaar was. Wy trekken, myns oordeels, de zekerste vrucht uit de beschouwing der Geschiedenissen, wanneer wy onze aandacht vesten op die gevaarlyke schuddingen, waarvan een nieuwgevormde Staat bevangen wordt, terwyl deszelfs beginzelen noch onvermengd, en slechts door eene ruwe samenvoeging verbonden zyn. Iedere oorzaak deelt daar aan het uitwerkzel, 't welk zy voortbrengt, haar eigenaardig kenmerk mede, naardien men 'er die bekleedzelen noch niet heeft uitgedacht, welke in eenen bevestigden Staat dikwyls het scherpste gezigt misleiden. Ervaarenis en Gewoonte geeven aan de algemeene dryfveeren gemeenlyk eene meer of min te zamengestelde werking, die aan veele uitzonderingen onderworpen is: maar by een nieuw Volk worden alle werktuigen eenvoudiger, en zodaanig als zy op zichzelven zyn, gebezigd. De rust van zulk een Volk is geene werkelooze kwyning, maar veel eer een gedwongen stilstand, gebooren uit den geduurigen stryd van groote, maar evenmaatige vermogens. Zy wordt ligtelyk in een oogenblik door geringe doch kenlyke toevallen gestoord, en wegens de verwarring, die zulks na zich sleept, niet zonder groote moeite hersteld. De Regeering, die het Gemeen bestiert, is evenwel in veele opzigten afhangklyk van hetzelve, wegens de bekrompenheid van haare uitvoerende Magt. 't Is gelyk het moet zyn: maar de beste schikkingen zyn noch al- {==574==} {>>pagina-aanduiding<<} toos verre van de volmaaktheid. Hoe grooter getal van vaste Steden, hoe minder eenstemmigheid over het geheel, hoe lastiger Staatsbestier, maar hoe minder gevaar van eene algemeene omwenteling. Het Gemeen bestaat, zo wel als de Regeering, uit twee soorten van menschen, waarvan deezen voor den tegenwoordige Regeeringsvorm waaken, geenen alleenlyk verandering zoeken, om dat het tegenwoordige niet met hunne byzondere belangen of begeerten overeenkomt. 't Is bykans een wonderwerk, zo men het getal der laatsten niet verre 't grootste vindt naardien het onder alle menschen eene ongemeene wysheid vereischt, met zynen gelukstaat vergenoegd te zyn; en tevens eene ongemeene Deugd, byzondere inzigten, ter liefde van de algemeene rust en welvaart, te verzaaken. Wordt 'er dan iemand gevonden, die uit hoofde van geboorte, of aanzien en vermogen, boven anderen verre uitmunt, hy zal welhaast, indien hy 't zoekt, eenen talryken aanhang winnen; maar hy begeeft zich ook in een groot gevaar, dewyl een enkele misslag, onder zo veele verrichtingen als 'er vereischt worden, genoeg is, om hem glad te bederven. Wil zyn geluk, dat het gemeen de oogen sluit voor de wezenlyke belangen van het Vaderland, hy moet schielyk gereed zyn om van deeze dooling gebruik te manken, dewylze nooit langduurig is. Heeft dat geval geene plaats, zo wordt 'er groote kunst, en menigte van werktuigen, vereischt, om de zaaken daartoe te brengen. Wy kunnen deeze werktuigen in onderscheidene rangen verdeelen. Tot den eersten behooren de Gunstelingen welke hem omringen; tot den tweeden, die 't moeielykst te winnen is, de Staatspersoonen, die niet alleen de bestendigheid der Wetten, maar ook de zaaken van Oorlog en Vrede, behartigen: {==575==} {>>pagina-aanduiding<<} tot den derden, die altyd vaardig is, de Geestelyken, die den grootsten invloed hebben op het Volk, en altyd haaken naar vermeerdering van gezag. Doch met alle deeze hulpmiddelen ontmoet een heerschzuchtig Meester, onder zo veele trappen als hy moet opstygen, om aan het toppunt zyn oogmerk te bereiken, altoos den eenen of den anderen, die hem, zo hy niet ten uitersten voorzigtig is, bedriegen zal. Gebeurt het dat deeze trap op eenen na de hoogste zy, zo kan zyn val niet anders dan verschriklyk schynen: maar is dezelve, gelyk hy voor Leicester was, naby het midden geplaatst, dan wordt het schouwspel veeleer vermaakelyk in onze oogen. Een iegelyk, die nu deeze algemeene aanmerkingen op het verhandelde, noopens Leicester, toepast, kan 'er met gemak veele gevolgen uit afleiden, welke hem toegang geeven tot de innerlyke gesteltenis, en de noodzaakelykste grondregelen, van ons Gemeenebest. Hy vindt 'er ten naasten by eene afmeeting, hoe verre de onderlinge band der vereenigde Gewesten zich rekken laate, zonder gescheurd te worden; hy ziet 'er het nut en het nadeel, 't welk uit hunne ongelyke magt, en uit de strydigheid hunner belangen, gebooren wordt; hy bespeurt 'er de wysheid van zommige schikkingen, die hy met eene oppervlakkige kennis ligtelyk zou veroordeeld hebben. 't Geen te vooren aangaande de onvolmaaktheden der Unie gezeid is, zal hierdoor, als met eene proeve op de som, bevestigd worden. Want byaldien op het stuk der hooge Overheid vaster bepaalingen geweest waaren, het is klaar dat zy aan Leicester en Elizabeth veelerleie voorwendzelen en gelegenheden tot misbruik zouden verschaft hebben. Hetzelfde is ook, indien men noch een voorbeeld begeert, blykbaar ten opzigte van dit punt, dat zaaken van het {==576==} {>>pagina-aanduiding<<} uiterste gewigt, als oorlog en vrede, en verbonden met vreemde Mogendheden, niet by meerderheid van stemmen, maar by de eenpaarige toestemming van alle Provincien, moesten doorgaan. Deeze instelling scheen wel aan veele ongemakken onderhevig; maar wat zou 'er van ons geworden zyn, toen de meeste Provincien overeenstemden, om de Opperheerschappy zonder voorwaarden aan de Koningin op te draagen, indien haare Majesteit zulk eene meerderheid van stemmen als een wettig Staatsbesluit had kunnen aanmerken, om hieruit een onbetwistbaar recht op het gansche Gemeenebest af te leiden Heeft iemand lust, deeze zaaken noch dieper in te zien, hy zal gemaklyk ieder stuk tot zyne soort weeten te brengen. Hy zal de waare beginzelen der Vryheid van de valsche, met betrekking tot ons vry Gemeenebest, onderscheiden, de natuurlyke deugden en zwakheden van het Volk, deszelfs gereedheid om zyne weldoeners te beminnen, de weinige achterdocht der welmeenenden, met al het misbruik dat 'er van te maaken is, leeren kennen, en eindelyk de gevaarlykste verdeeldheden, zo wel in haaren oorsprong als in de gevolgen, naauwkeurig kunnen gade slaan. Hy zal den invloed der Predikanten op het Gemeen, hunnen yver, en echter hunne afhangklykheid zodra het roer van Staat in goede handen is, tot op den bodem doorzien. Hy zal de misslagen, welke Leicester beging, om dat hy een Vreemdeling was, en gebrek aan oordeel had, geenszins verwarren met die, welke uit zyn groot ontwerp onvermydelyk voortkwamen, vermits dat ontwerp in zichzelven onmiddellyk tegen de hoofdbelangen der Natie gekant was. Dit laatste zal hem vooral in staat stellen om een oordeelkundig oog te slaan op andere tydperken van onze Historie, die buiten dit Vertoog vallen; en dus een tame- {==577==} {>>pagina-aanduiding<<} lyk juist denkbeeld te vormen, zo wel van de duurzaamheid, als van den oorsprong onzer benydenswaardige gesteltenisse. Wat my betreft, ik heb dit alles liever in verschiet willen aanwyzen, om dat ik anders veel te breedvoerig had moeten zyn; om dat ik my zorgvuldig voor alle verdenking van eenzydigheid wilde wachten; en eindelyk, om dat het eene zo onbetaamelyke als dwaaze onderneeming schynen zoude, zulk een onderwerp te willen uitputten. Echter kan ik niet nalaaten hiernevens noch eene bedenking voor te draagen, zonder welke, schoon zy ook maar als een gevolg uit het voorgaande vloeit, de Geschiedkundige beschouwing, waartoe wy ons dus verre verledigd hebben, al te gebrekkig zou kunnen schynen. Dikwyls heb ik my verbeeld dat eene der voornaamste oorzaaken, waaraan ons Gemeenebest zyne duurzaamheid verschuldigd is, in deszelfs juiste grootheid moest gezocht worden, dewyl het niet kleiner had moeten zyn, om by zyne Nabuuren niet verachtelyk te schynen, en niet grooter, om door zyne eigene vermogens niet overheerd te worden. In 't algemeen zal het geene tegenspraak ontmoeten, dat de kring van Staatsbelangen, om welgeregeld te blyven, niet al te ruim moet zyn, en dat alles in verwarring raakt, zodra de omtrek op eenen al te grooten afstand van het middelpunt is geplaatst. Ten opzigte van Republieken beweert men om dezelfde reden dat aanwinningen verderflyk zyn. Maar 't zou ten hoogsten moeilyk vallen, door redeneering de uiterste mogelykheid van dien afstand te willen bepaalen. Ons oordeel gaat veel vaster, wanneer wy hieromtrent de ondervinding raadpleegen, en op deeze wyze zal het, myns bedunkens, waarschynlyk zyn dat de Grondleggers van {==578==} {>>pagina-aanduiding<<} onzen Staat het geluk gehad hebben, van de juiste uitgestrektheid, welke zy moesten beslaan, naauwkeurig te kunnen afmeeten. 't Is inderdaad vry klaar, dat Holland, indien ons Gemeenebest of kleiner, of grooter, geworden waare, in her eerste geval te weinig tegenstand zou hebben kunnen bieden aan de heerschzucht van magtige Nabuuren, en, in het laatste, door één of meer gewaarlyke mededingers te veel belemmerd zou geworden zyn, om eenen vryen en veiligen Koophandel te dryven, ten nutte van den ganschen Staat. Doch men kan, zo wel aan de eene als aan de andere zyde, dit gevoelen tegenspreeken: men doet het niet zelden. Zommigen hebben zich verbeeld dat de Provincie van Holland zulk een Bondgenootschap, als de Unie is, geenszins van nooden had, maar op zich zelve, en door haare eigene magt bekwaam zou zyn om zich onafhangklyk en geducht te maaken; het welk op deeze al te losse onderstelling steunt, dat de omgelegene Provincien dan ook aan een magtiger Vyand geenen toegang konden verleenen, om Holland geduurig te beknellen, en dikwyls af te loopen. Wat reden is 'er om te denken dat zulks in de zeventiende eeuw minder zou gebeurd zyn dan in die aaloude tyden, welke wy beschouwd hebben, toen Holland op zichzelven stond? En wie kan ten deezen opzigte de aangelegenheid van Zeeland te water, van Gelderland en de overige Provincien te lande, in twyffel trekken, na dat hy gezien heeft hoe veel deeze Gewesten toegebragt hebben om Holland van het Spaansche juk te bevryden? Natuurlyker wyze moeten dezelfde beginzelen, waardoor wy magtig geworden zy, onze welvaart staande houden. Maar anderen, in tegedeel, achten het veeleer voor een groot ongeluk, dat alle de overige Nederlanden zich met de {==579==} {>>pagina-aanduiding<<} onzen niet vereenigd hebben tot eene Republiek van zeventien Provincien; 't welk misschien zou gebeurd zyn, indien men zich beter aan de Gentsche Bevrediging had gehouden. Eene ryke verbeelding kan de magt en het aanzien van zulk eene Republiek, den schrik van haare wapenen, en haar ontzag by de hoogste troonen van Europa, heerlyk schilderen. Maar dat geene verbeelding ons oordeel verblinde! Al het geen wy boven aangeroerd hebben ten opzigte van Braband, Vlaanderen, en Holland, in hunne onderlinge betrekkingen, leert ons dat deeze drie Gewesten by het aangaan van de Unie, of kort na dien tyd, niet meer geschikt waren, om op eenen gelyken voet Leden van denzelfden Staat te zyn, vermits de eerste twee, hunner oude grootheid gedachtig, onvermoeid zouden gewerkt hebben, om die te herwinnen, ten koste van de laatste. Ook zou de verdeediging van zo veel lands eene Krygsmagt vereischt hebben, welke onder eenen Overste, die slechts middelmaatige bekwaamheden had, gevaarlyk voor het Vaderland moest zyn. Leicester, dit mogenwe vaststellen, zulk een ruim veld gevonden hebbende om verdeeldheden te zaaien, zou met die Krygsmagt de eene helft der nieuwe Republiek op zyne zyde gelokt hebben, om de andere te dwingen, en omze beide te bederven. En schoon hem dit mislukt waare, voor welke verzoekingen zou deeze of geene doorluchtige Overwinnaar, na hem, niet bloot gestaan hebben, om, met verbetering van Leicesters misslagen, langs denzelfden weg ter Opperheerschappye te streeven? Maar hoe! 't was dan eene bystere dooling van den Vader des Vaderlands, dat hy noch vlyt noch moeite spaarde, om de zaaken tot dien staat van uitgestrektheid te brengen? Geenszins: 't zy verre van ons, dat wy dus zyne gedachtenis bezoedelen. Het ontwerp van dien Prins {==580==} {>>pagina-aanduiding<<} moet in een ander licht beschouwd worden, dewyl hy in dit, gelyk in veele andere opzigten, zonder keuze genoodzaakt was, niet de beste, maar de gereedste maatregelen te neemen. Den Vyand alle mogelyke afbreuk te doen, en zich van sterke borstweeren tegen deszelfs woede te voorzien, was het hoogste wit waarop hy doelen kon. De Unie zelve was maar een voorspel op den zegepraal der Vryheid: wy hebben gezien hoe ruw en onvolmaakt. In dien tyd waar' het dwaasheid geweest, zich te bekommeren hoe men het gelukkigste Gemeenebest zou vormen, daar men naauwlyks wist of 'er met al dat stryden wel de schaduw van het geringste Gemeenebest zou gewonnen worden. De voorgestelde grondregel moet dan niet op den stichter toegepast worden, maar op de bouwmeesters die zyn werk voltooid hebben. Alle menschelyke voortbrengzelen, 't zy menze instellingen of ontdekkingen noeme, hebben dit gemeen, dat de eerste vinders veel overlaaten voor de werkzaamheid van groote Mannen, die hen zullen volgen. 't Is nu tyd dat wy overgaan tot de beschouwing, hoe de opvolgers van Prins Willem, in het beschaaven van zyne ruwe ontwerpen, bovenal gezorgd hebben voor de veiligheid van deeze Republiek, zonder op het vergrooten van dezelve te denken. De Leicestersche Regeering had hun tot eene waarschuwing daartoe gediend; het verflaauwen der Spaansche woede verleende hun thans eenigen ademtogt, om naar het nuttigste gebruik der verkreegene goederen om te zien; en verscheidene andere zaaken, verder te melden, kondigden de noodzaaklykheid van zulke schikkingen noch nadrukkelyker aan. Maar wy moeten ons verledigen om den zamenhang der zaakelykste byzonderheden hier toe betrekkelyk, als in eene derde afdeeling, te beschouwen, 't welk ons welhaast overtuigen zal, dat dit stuk, zo {==581==} {>>pagina-aanduiding<<} eenvoudig van gedaante, niettemin by de uitvoering het neteligst van allen was. Zo wel de algemeene Staaten, als die van elke Provincie in het byzonder, den last der Regeeringe wederom op zich genomen hebbende, vonden weinig minder moeite aan de herstelling der zaaken, dan het verwarren van dezelve den Graaf van Leicester had gekost. Men had vooreerst het meest te doen met een gedeelte van het krygsvolk, 't welk, onder voorwendzel van noch in Leicesters eed te staan, de gevaarlykste muiteryen aanrechtte. Te Geertruidenberg liep dit zo hoog, dat de Stad, terwyl Prins Maurits gereed stond om de bezetting door geweld te dwingen, by verraad aan Parma wierd geleverd. Doch Sonoi, die in Noordholland het hoofd der wederspannelingen was, wierd door het beleg van Medenblik tot reden gebragt. Inmiddels lieten de Predikanten noch niet af, maar vervolgden hun onbescheiden gewoel, waartoe zy door Leicesters brieven uit Engeland steeds aangemoedigd wierden. Zyne dood, kort hierna voorvallende, was alleen bekwaam om van die zyde het gemor te doen ophouden. In de byzondere huishouding van zommige Provincien had het onkruid diepe wortelen geschooten, gelyk wel af te neemen is uit het bovenstaande verslag van de handelingen over de opdragt der onbepaalde heerschappye, aan de Koningin. Graaf Willem van Nassau, Stadhouder van Vriesland, had nochthans aldaar, zelfs geduurende de laatste dagen van Leicesters verblyf in deeze Landen, door zyn geduld en kloek beleid, eenigzins de rust hersteld. Maar in Utrecht kon men niets uitvoeren voor dat 'er de gansche Regeering op nieuw veranderd wierd. Hadden de Engelschgezinden, met hunnen Prounink aan 't hoofd, den Graaf van Nieuwenaar, Stadhou- {==582==} {>>pagina-aanduiding<<} der van die Provincie, gelyk mede van Gelderland en Overyssel, wat meer achting beweezen, zy waaren misschien noch niet van het kussen geraakt, dewyl de Burgerhoplieden, zo wel als de bezetting, zich hardnekkig aan den eed van Leicester hielden. Maar Nieuwenaar, hoewel te vooren den Engelschen niet gansch ongunstig, kon echter de vermeetelheid van Prouninks aanhang niet langer dulden. Zyne zucht voor die party, van tyd tot verflaauwd zynde, veranderde eindelyk in een volkomenen afkeer, toen hy zien moest dat men op nieuw een Gezantschap naar Engeland afvaardigde, om de opdragt der heerschappye te herhaalen, en zelf kort daarna eenen brief van de Koningin ontfing, waar in zy hem verzocht den Burgermeester Prounink niet buiten de Regeering te zetten. Hierover ten uitersten misnoegd, nam hy een vast besluit om een einde van dat gewoel te maaken, en koos zyne maatregelen zo wel, dat het hem gelukte deezen Prounink gevangen te neemen, en in ballingschap te verzenden. Vervolgens trok hy, benevens de nieuwe Regeering, ten dien einde door hem aangesteld, met de Hollanders ééne lyn; en wanneer in het naaste jaar een onvoorzien toeval hem van het leeven beroofd had, wierd hy in het Stadhouderschap opgevolgd door Prins Maurits, onder wien de zaaken zich meer en meer tot eendragt schikten. Gelderland en Overyssel, dus ook hunnen Stadhouder missende, koozen insgelyks den Prins, wiens aanzien daardoor zo veel te meer toenam, om dat zyne bekwaamheden telkens evenredig met den last, die zyne schouderen drukte, scheenen aan te wassen. De Hollanders, die deezen jongen Vorst vuurig beminden, hem nu Stadhouder van vyf Provincien ziende, {==583==} {>>pagina-aanduiding<<} verzuimden niets, 't welk den invloed van zyn gezag, zo binnen als buiten hun rechts gebied, bevorderen kon; en schoon het geenszins hun oogmerk was de Regeering langs dien weg eenhoofdig te maaken, echter zagen zy niet ongaarne dat dezelve, om minder aan afgunst onderhevig te zyn, zich als zodaanig by vreemde Mogendheden vertoonde. De Vergadering der algemeene Staaten, te vooren steeds afgebrooken geweest zynde, maar wegens de onlusten onder Leicester altoosduurende geworden, scheen thans ook de Republiek een nieuw aanzien by te zetten, dewyl zy ten minsten wat meer gemeenschap had met het denkbeeld van eene hooge Overheid voor het gansche lighaam van den Staat, dan hunne voorige vergaderingen. Doch dit gaf tevens aanleiding tot een wezenlyk verschilpunt; of naamelyk de oppermagt der vereenigde Landen inderdaad aan de algemeene Staaten behoorde, dan of elke Provincie voor zichzelve als volstrekt oppermagtig moest aangemerkt worden? Geen wonder dat de Hollanders yverigst van allen dit laatste beweerden, naardien zy uit de verydelde poogingen van Leicester geleerd hadden, hoe zeer de Vryheid van den ganschen Staat aan dit enkele punt kon hangen: want dit weggenomen zynde, zo had de meerderheid van stemmen, op alles wat men begeerde, ligtelyk kunnen ingevoerd worden ter vergaderinge der algemeene Staaten; en het bleek uit versche voorbeelden dat een Onderdrukker met gemak vier of vyf Provincien op zyn zyde zou trekken, indien dat genoeg was om zyn oppergezag te staaven. Het gevoelen der Staaten van Holland behield voor dien tyd de overhand, niet zo zeer om dat het best overeenkwam met het oogmerk der Unie, als om dat zy den meesten invloed hadden op het Staatsgestel, uit hoof- {==584==} {>>pagina-aanduiding<<} de der veranderingen, in de Regeering van alle Provincien, na het vertrek van Leicester, door hun toedoen ingevoerd. Doch het schynt dat dit geschil, 't welk naderhand, gelyk een ieder weet, gediend heeft om drie groote Mannen te gelyk ten val te brengen, nooit onbetwistbaar heeft kunnen beslecht worden. Kan iemand noopens de voorkeuze van het eene of het andere gevoelen noch verlegen staan, hy kan ten minsten Holland in dat tydgewricht geenen lof van ongemeene wysheid weigeren. Zorgvuldigheid was het eigen kenmerk van de Staaten dier Provincie, zo wel in hunne gunstbewyzen, als in de beweegingen van hunne gramschap. Zy hadden Leicester den voet geligt, zonder zyne eer in 't minste deel te kwetsen; zy vyzelden Maurits ten top van eere, zonder 't minste deel van hunne rechten in de waagschaal te stellen. In dit laatste bespeurt men noch de grootste omzigtigheid, dewyl de Prins op dien tyd buiten alle verdenking van Staatzucht was. Zy bewierookten hunnen Heilig, maar wachtten zich van hem op het altaar te plaatsen. Hun gedrag, 't welk in den eersten opslag met zichzelf schynt te stryden, was echter geschikt om de grootste diensten van hem te verwerven, tot eenen prys, waarvan de bepaaling altoos aan de billykheid van hun eigen oordeel zou staan. Met gelyke schranderheid wisten zy ook Elizabeth, ondanks den kwaaden uitslag der Engelsche Regeering, in hunne vriendschap vast te strengelen, zonder eenig blyk te geeven van onderwerping of afhangklykheid. Zy onderhielden het verdrag, met haar gemaakt, eerbiedigden haare gevoelens, hoorden alles met lydzaamheid, en deeden wat hun goeddacht. 't Hielp niet weinig, om deezen band van vriendschap naauwer toe te haalen, dat de Koningin en de vereenigde {==585==} {>>pagina-aanduiding<<} Staaten straks daarna van een gemeen gevaar gedreigd wierden. Filips had, onder 't sleepen der valsche Vredehandelingen, eene Vloot van honderdenveertig schepen uitgerust, waarmede hy zo wel de Engelschen als de Nederlanders zonder moeite dacht te dwingen. Zy wierd, om by voorraad een algemeenen schrik te baaren, de Onverwinlyke Vloot genoemd; en schoon deeze onvoorzigtige onderneeming misschien een der grootste misslagen was, die de Koning immer heeft begaan, zy liet niet na ten uitersten geducht te zyn, te meer dewyl onder Parma eene magt van dertigduizend man gereed stond, om te Duinkerken met agtentwintig Oorlogschepen in zee te steeken, zodra de Spaansche Vloot tot de Engelsche kusten zou genaderd zyn. De Engelsche Zeemagt, door twintig Nederlandsche schepen ondersteund, belette Parma het uitloopen, bragt de onverwinlyke Vloot in verwarring, en nam verscheide Spaansche schepen, welker verovering, wegens derzelver onmaatige grootte, niet moeielyk, maar veeleer gemaklyk viel. Een zwaare storm verstrooide het overschot, en de onkunde der Spaansche stuurlieden vervulde voorts al wat 'er noch ontbrak, om de hooge gevoelens van deezen togt in rook te doen verdwynen. Hier ondervonden de Spanjaarden, en 't ergste was voor hun dat zy 't ook hunnen Vyand leerden, hoe weinig zy ter zee vermogten by gebrek van die ervaarenis, welke hunne wapenen te lande steeds met zo veel voorspoed had bestierd. Maar de oogmerken van Filips den II. waren daarenboven te wyd uitgestrekt, om allen onder zyn bereik te vallen. Hy meende in Vtankryk ook te moeten heerschen. Daar wierd de troon, na het vermoorden van Hendrik den III, ledig gehouden, door den tegenstand, dien de Koning van Navarre by den aanhang der Guizes vond, zolang hy den Roomschen Godsdienst niet om- {==586==} {>>pagina-aanduiding<<} helsde. 't Was den Koning van Spanje niet genoeg, dien aanhang, door zyne goedkeuring, tegen Hendrik den IV verder aan te moedigen; hy spaarde zelfs zyne magt niet, om den Kardinaal van Bourbon, hunnen opgeworpen Koning, onder den naam van Karel den X, ten troon te verheffen. Ten dien einde deed hy eerst een gedeelte van het Spaansch Krygsvolk, en naderhand Parma zelven, uit de Nederlanden naar Vrankryk vertrekken. 't Is ook waar dat hierdoor de vorderingen van Hendrik den IV. merkelyk gestuit wierden: maar zo veel als Filips van die zyde scheen te winnen, verloor hy wederom van den anderen kant door de wakkerheid van Prins Maurits, die inmiddels een wyd veld voor zynen oorlogsmoed geopend zag. Maurits verraste Breda door eene krygslist, herwon, behalve veele andere plaatsen, Zutfen, Deventer, Hulst, Nieuwmegen en Geertruidenberg, en raakte vervolgens, met Graaf Willem van Nassau vereenigd, voor Groningen, welke Stad, mede in hunne handen gevallen zynde, voor de Provincie van dien naam alle verhinderingen, om in het Verbond der Unie te treeden, uit den weg ruimde. De Staaten, door zulke voordeelen van tyd tot tyd aangemoedigd, wisten ook in Vrankryk Filips te dwarsboomen, door het ondersteunen van Hendrik den IV, zo met geld als met andere gewigtige diensten, waarvoor deeze Vorst, na dat hy in zyne Heerschappy bevestigd was, eene altoosduurende verpligting aan dit Gemeenebest gewoon was te erkennen. De Hertog van Parma was uit Vrankryk te rug gekeerd, na dat hy Hendrik den IV. had genoodzaakt het beleg van Parys op te breeken: maar toen hy zich op eenen tweeden togt derwaard begaf, overviel hem eene flaauwte, welke zeer schielyk een einde van zyn leven maakte {==587==} {>>pagina-aanduiding<<} Zyne plaats wierd by vorraad door den Graaf van Mansfeld vervuld, doch in 't volgend jaar door Ernst, Aartshertog van Oostenryk, wiens verwyfd gedrag de hooge verwachting, welke men van hem had opgevat, onbeantwoord liet. 't Was niet vreemd dat de Koning toen wederom last gaf tot bedrieglyke voorslagen van Vrede, gelyk hy gewoon was, zodra 't geluk hem begaf; 't waar vreemder geweest, zo de vereenigde Staaten zich hierdoor hadden laaten in slaap wiegen: maar terwyl zy'er welstaanshalve naar scheenen te luisteren, ontdekte men ook eenen toeleg op het leven van Prins Maurits, die gesmeed was met voorkennis van den Aartshertog. Dit was genoeg om den handel af te breeken, dien men sederd openlyk, wegens de bekende trouwloosheid der Spaanschen, weigerde te hervatten, hoe ernstig ook de Keizer, de Koningen van Poolen en Denemarken, benevens veele Duitsche Vorsten, daarop aandrongen. Men keerde zich dan wederzyds tot de wapenen, en Maurits vervolgde den loop zyner overwinningen, waarin hy echter door Mondragon en Verdugo merkelyk vertraagd wierd. Doch deeze Krygshoofden stierven beide omtrent deezen tyd, kort na elkanderen. Noch voor hunne dood overleed de Aartshertog, en tot Landvoogd wierd by voorraad aangesteld de Graaf van Fuentes, een man van groote bekwaamheid, maar zo vol van de Spaansche trotsheid, als men immer eenen Landvoogd in de Nederlanden had gezien. Deeze was reeds by het leven van Parma herwaard gezonden, om een waakend oog op hem te houden. Want gelyk de Koning zich op niemand betrouwde, zo kon het eindelyk niet anders zyn, of de glorie van zulk eenen dienaar, als Parma, moest hem ontrusten door een duidelyk begrip van het misbruik, waartoe dezelve zou kunnen gebezigd worden, {==588==} {>>pagina-aanduiding<<} zodra de Hertog eens lust kreeg om zyne Landvoogdy in een onafhangklyk gebied veranderd te zien. Fuentes kon door zyn kloek beleid den Koning evenwel niet nuttig zyn, dewyl hy wegens zynen hoogmoed voor alle Nederlanders ondraaglyk was. Altoos van Spanjaarden omringd en afkeerig van den Nederlandschen Adel, maakte hy zelfs te Brussel 's Konings Regeering byna zo haatelyk als ooit te vooren, en deed dus het halfgesmoord geheugen der geleedene mishandelingen overal herleeven. Dat juk wierd van de meeste Grooten met een dreigend stilzwygen getorscht: maar de Hertog van Aarschot, moedig op zyne voorgaande diensten, verklaarde openlyk dat 'er voor den Koning niets goeds te hoopen was, zolang men de hooge Regeering, benevens de aanzienlyke Ampten, aan geene Inboorlingen vertrouwde. Doch eindelyk alle geduld verlooren hebbende, verliet hy deeze Landen, en begaf zich naar Venetie, om daar ten minsten, gelyk hy zich uitdrukte, vry te mogen sterven. Kort daarna wierdt de Graaf van Fuentes in de Landvoogdy afgelost door den Kardinaal-Aartshertog Albertus, Broeder van den overleeden Aartshertog Ernst, van wien men zich, alleen om dat hy een Oostenryker was, noch iets beters beloofde; maar hy toonde zich met de uiterste angstvalligheid ondergeschikt aan de oude maatregelen van het Spaansche Hof. Schoon nu de wapenen van Filips den II. in Vrankryk wat gelukkiger waren dan in de Nederlanden, evenwel begreep hy meer en meer dat het tyd wierd om zyne heerschzucht te bepaalen; 't zy dat de voortekenen der naderende dood hem rieden nog eenige rust te genieten, 't zy dat hy, zich vleiende zyne grootsche ontwerpen tot noch met roem werkstellig te hebben gemaakt, nu voor {==589==} {>>pagina-aanduiding<<} eenen schandelyken omkeer begon te vreezen: welk laatste geenzins het onwaartchynlykst is. Twee vlooten, welke hy na elkanderen had nitgerust, om den mislukten togt der onverwinlyke Vloot te hervatten, waren door hetzelfde noodlot, of liever door dezelfde onbekwaamheid der Spanjaarden ter zee, ten deele vergaan, ten deele door vyandlyk vuur in den grond geboord. Daartegen waren de Engelschen en de Nederlanders, onder den Graaf van Essex vereenigd, voor Kadix gekomen, alwaar zy, een groot getal ryke Koopvaarders vernield hebbende, de Stad aan de vlam hadden opgeofferd, tot onnoemelyke schaade voor de Koningklyke schatkist. Hy sloot dan met Hendrik den IV. de Vrede van Vervins, en gaf zyne Dochter ten Huwelyk aan den Aartshertog, na dat hy deszelfs ontslag, als Kardinaal, van den Paus verworven had. Toen stond hy, ten bruidschat der Infante, de Nederlanden af, om zich dus van dien lastigen oorlog te ontslaan, niet zonder kunst zyne mildheid toonende, met een heerlyk geschenk, welks bezit den eigenaar noch duur zou kunnen staan. Op dien tyd wierd ook Filips Willem, de oudste zoon van Willem den I, in vryheid gesteld, en uit Spanje herwaard gezonden; 't welk, indien men 'er, gelyk zommigen meenen, mede bedoelde, dat hy onder de vereenigde Staaten tweedragt verwekken zou, straks na de dood van zynen Vader metmeer voordeel had kunnen geschieden. Waarom zouden wy in alles, wat de Vorsten doen, een diep geheim zoeken? 't Is, myns oordeels, waarschynlyk genoeg dat de Koning, na dat hy beslooten had de Nederlandsche zaaken te laaten vaaren, ligtelyk besluiten kon de banden van deezen Prins te slaaken; te meer, dewyl eene gevangenis van agtentwintig jaaren, gepaard met eene slegte {==590==} {>>pagina-aanduiding<<} opvoeding, hem genoegzaam had buiten staat gesteld om in de waereld iets groots te verrichten. Middelerwyl was de tyd gebooren, dat onze Nederlanders, met naame de Hollanders en Zeeuwen, een nieuw veld voor hunne dapperheid moesten openen, 't welk, boven alle verwachting voor hunne bekwaamheden geschikt zynde, hen welhaast met aanzienlyke Mogendheden in een gelyken rang zou stellen. De Oceaan, waarvan zy te vooren slechts een klein gedeelte met hunne Koopvaardyschepen hadden bezocht, wierd van nu af aan, in zyne volle uitgestrektheid, het tooneel van hunne gewigtigste krygsbedryven. Een onwraakbaar bewys van de meerderheid hunner vermogens in zeezaaken is, dat uit de zwaarigheden, welke zy in dat opzicht ontmoetten, hunne grootste en gelukkigste ontwerpen gebooren zyn. Wat geluk voor hun, dat de Koning van Spanje zelf, te moedig op zyn Zeemagt, hen daartoe had uitgelokt! Zyne onverwinlyke Vloot overtuigde hen allereerst, dat zyne wapenen ter Zee op verre na zo ontzaglyk niet waren als te Lande, en zy ontdekten by die gelegenheid dat in tegendeel hunne ervaarenis in de Zeevaart wezenlyke Krygskunde geworden was, eer zy 't wisten. Deeze waarheid wierd van een iegelyk zo klaar begreepen, dat men zich met geene maatige hoop vergenoegen kon; en dat voorzigtig Volk, 't welk in zo veele benaauwdheden den oorlog te lande niet dan verweerender wyze had durven voeren, was terstond gereed om ter zee, naar de afgelegenste oorden, tot hachlyke onderneemingen over te steeken. Zy begreepen zeer wel dat men zich niet op zee, gelyk te lande, zulk een bestendig onderscheid tusschen eenen verweerenden en aanvallenden oorlog kon voorstellen, de- {==591==} {>>pagina-aanduiding<<} wyl op zee alles moet afhangen van toevallige omstandigheden, waarvan zich met een oogenbliklyk beraad, het zy ten aanval, 't zy ter verweeringe, bedient. Maar de zeetogten, dus uit hunnen eigen aard wisselvalliger dan veldslagen en belegeringen, scheenen juist daarom meer gemeenschap te hebben met den geest van menschen, die van kindsbeen af geleerd hadden op dat onstuimig element allerlei gevaar in den wind te slaan. Een zeevaarend Volk, 't welk zich dagelyks oeffent op het gissen en waarneemen der onzekerste kanssen van wind en stroomen, heeft, met veel minder magt, ontelbaare voorrechten boven een ander Volk, dat, by mangel van die bekwaamheid, genoodzaakt is een vast bestek te volgen. In dit opzigt is het onderscheid tusschen de Nederlanders en de Spanjaarden van dien tyd reeds zo groot, dat het naauwlyks eenige vergelyking toelaat. De Spanjaarden, met eene Vloot van omtrent honderdenvyftig schepen op de Engelsche en Nederlandsche kusten afkomende, zien met den eersten tegenspoed hun gansch ontwerp in duigen vallen: de Nederlanders steeken dikwyls met twintig of dertig schepen in zee, zonder bepaalden last, maar gereed tot alles, en, gelyk Heemskerk, gerust dat het Vaderland hen, leevende of dood, bedanken zal. Op 's Vyands kusten eene landing te doen, steden of eilanden te bemagtigen, de vyandlyke Gallioenen aan boord te klampen, te overzeilen, zyne koopvaarders by menigten, ja zyne gansche Zilvervloot, te neemen; alle deeze aanslagen hebben zy tevens op het oog, en zelden mist hun de gelukkige uitvoering van het een of het ander. 't Is waar dat ook zommige togten van deezen aard ongelukkig uitgevallen zyn, gelyk zelfs de eerste, naar de Kanarische Eilanden, onder van der Does, in 't jaar 1599; maar dee- {==592==} {>>pagina-aanduiding<<} ze nadeelen zyn rykelyk geboet onder Hautain, Heemskerk, en anderen. De Vloot van Heemskerk heeft voor Gibraltar, in het jaar 1607, eene heerlyke overwinning behaald, schoon de Admiraal in het gevecht sneuvelde. Na den uitgang van het twaalfjaarig Bestand is Piet Hein een waardig opvolger van die groote Mannen geweest, en van deezen Zeeheld, tot op de Trompen en Ruiters, leveren ons de Geschiedenissen eene aanzienlyke lyst van beroemde naamen, die de Nederlandsche Vlag, zo binnen als buiten Europa, by de grootste Mogendheden ten top van eer en achtbaarheid hebben gevoerd. Buiten tegenspraak deelt ook het Gemeen in de glorie van zo veele voortreflyke daaden; ja wy mogen wel aanmerken dat het ten deezen opzigte noch heel anders ter zee, dan te lande, gesteld is. In 't veld kan de bekwaamheid van gemeene Soldaaten, die meer dan hunnen dagelykschen wapenhandel verstaan, niet altoos nuttig zyn; maar op eene oorlogsvloot komt alles byna op ieder oogenblik te pas, gelyk 'er ook alles vereischt wordt, wegens de groote verscheidenheid van kunsten en bedryven, welke, niet minder in het dagelyksch bestier der zaaken, dan in het heetste van den slag, vereenigd moeten zyn. Een Zeeoverste heeft dus, ook boven eenen Veldheer, het uiterste belang in de hoedaanigheden van zyn Volk, en indien zyne togten gelukkig uitvallen, zyn wy verpligt een grooter gedeelte van den roem aan deeze deelgenooten van zynen arbeid toe te schryven; hoewel zyne achting daardoor geenszins verminderd wordt, dewyl zy altoos evenredig ryzen zal met den roem der gemeente, die onder zyne bevelen staat. 't Was de oeffening, gelyk wy reeds gezien hebben, waardoor onze landaard, boven anderen, in dit stuk den voorrang had verkreegen: maar was het de oef- {==593==} {>>pagina-aanduiding<<} fening alleen? Zyn in het natuurlyk gestel, in de onachtzaamste opvoeding van de onzen, ook geene oorzaaken te vinden, waardoor zy gemeenlyk voor deeze oeffening vatbaarder zyn, dan eenig ander Volk? Waarschynlyk ja. De Zeevaart is onderhevig aan ontelbaare wisselvalligheden, aan duizend kwellingen van hitte, koude, vochtigheid, kommer en kruis, die een byzonder lighaamsgestel vereischen, 't welk naar allen schyn nergens beter kan gevonden worden, dan onder eene luchtstreek, die byna op ieder oogenblik aan de schielykste veranderingen ten doel staat. Hierdoor zien wy dagelyks onze Matroozen, na het doorstaan der moeielykste reizen, met klein vaartuig veeleer onder de baaren doorgesleept, dan 'er overheen gevoerd, gezond en frisch aan land stappen. In dit opzigt staat naauwlyks eenige Natie ter waereld met de onze gelyk; en 'er is geene die met zo weinig manschap Zee kan bouwen. Maar de Nederlanders ontleenen ook terstond van de voorwerpen, die hen van jongs af aan omringen, veele denkbeelden en plooien, waardoor zy beter geschikt zyn, om, zodra het hun lusten zal, tot Zeelieden gevormd te worden. Ons Land, alom doorsneeden met wateren, rivieren, poelen en meiren, krielt, waar men zich wende, van kleine vaartuigen, waarop de boeren Schippers zyn. Zy onderhouden door dat middel de gemeenschap van alle Steden en dorpen; en, hoe onmaatig deeze vergelyking ook moge schynen, daartoe wordt in verscheidene opzigten dezelfde vaardigheid, zo niet hetzelfde beleid, vereischt, dat men van nooden heeft om op eenen Zeetogt geen nutteloos gezel te zyn. Geen Nederlandsche boer, die ten minsten niet van loeven en laveeren weet; weinigen, {==594==} {>>pagina-aanduiding<<} die niet geleerd hebben een vaartuigte bestieren, te gissen hoe veel winds het voeren kan, tegen wind en stroom te roeien, dwarrelwinden te voorzien, of zich te redden uit een onverwacht gevaar van zinken of vergaan. Veelen onder hen, in hunne geboorteplaats deeze zaaken lang genoeg voor tydverdryf en spel bygewoond hebbende, kunnen de verzoeking niet wederstaan, van ook eens op den ruimen Oceaan te zwerven, alwaar zy dan gemeenlyk voor al het overige geene traage leerlingen zyn. Ik kan niet nalaaten hierby te voegen dat onze taal ook de kentekenen draagt van onze gemeenzaamheid met de zeevaart: vooral onder 't gemeen, en in den dagelykschen wandel, is zy voor het grootste deel eene taal van zeelieden. Wy wenden 't over deezen of geenen boeg, zoeken eene reê, werpen ons anker, klampen elkander aan boord, baaken naar het voorwerp onzer begeerte, enz. Wy komen met ééne zee aan land, of dryven op Gods genade: Kortom, geen uur op den dag, dat wy niet vaaren, of bezig zyn met ons gety te kavelen. - Ontstaat 'er dan een Oorlog ter zee, zo levert zulk eene Natie gemaklyk een groot getal menschen uit, die, anders tot geenen Krygsdienst geschikt zynde, nochthans door den prikkel der eerzucht daartoe opgewekt worden, dewyl zy weeten dat alles wat hun ontbreekt, om wel te dienen, ligtelyk door eene gemeene opmerkzaamheid zal vervuld worden. Het pressen, in Engeland zo gemeen, is daarom onder ons nimmer noodzaakelyk geweest, en om onze Vlooten van manschap te voorzien, heeft men hier nooit tot harde middelen zyne toevlucht genomen. Daarenboven verschaft het groot getal van menschen, die zich vrywillig tot de zeevaart begeeven, noch dit voorrecht, dat men veel meer kans- {==595==} {>>pagina-aanduiding<<} sen heeft om mannen van een ongemeenen geest en moed aan te kweeken, die ook gemeenlyk beter dan te lande naar hunne verdiensten beloond worden. Een ieder weet dat onze doorluchtigste Zeehelden doorgaans gering, of zeer middelmaatig van geboorte geweest zyn. Men zal, hoop ik, deeze algemeene aanmerkingen, indien menze anders goedkeurt, hier niet kwaêlyk geplaatst vinden, dewyl zy ons tot eene voorbereiding strekken, om minder verzet te staan over denschielyken aanwas van het vermogen der vereenigde Nederlanden, omtrent den aanvang der zeventiende eeuwe; waaraan wy misschien in de allereerste plaats de bevestiging van het Gemeenebest hebben toe te schryven. Te weeten, onder het geduurig uitbreiden van onze Zeevaart wierd haare naauwe betrekking met den Koophandel geenszins ter zyde gesteld. In tegendeel scheenen de Krygsbedryven ter zee niet meer voldoende te zyn, zo men zich, gelyk te Kadix, slechts vergenoegde met den Vyand afbreuk te doen, zonder eenig voordeel aan de algemeene belangen van den Koophandel toe te brengen. Sederd dat Filips de II, Koning van Portugal geworden zynde, den Hollanderen niet dan by oogluiking toegelaaten had hunnen handel te Lisbon te dryven, hadden zy dagelyks hunne zinnen gescherpt op de vaart naar Oostindië, waar van de Portugeezen schier eene eeuw ongestoorde bezitters waren geweest. Ontelbaare zwaarigheden scheenen deeze onderneeming af te raaden, tot dat Kornelis Houtman, die zich in Portugal ophouden had, om de geheimen van den Indiaanschen handel magtig te worden, zich daartoe aanbood. Hy was de eerste, die uit het Vaderland vertrok, om voorby de Kaap van goede Hoop te zeilen, en {==596==} {>>pagina-aanduiding<<} verder in de Indiaansche Gewesten het geluk te beproeven, met vier schepen, hem ten dien einde door eene Maatschappy van Kooplieden toegevoegd, in het jaar 1595. Dat voorbeeld wierd welhaast van veele anderen gevolgd, en schoon hy, na eene reis van ruim twee jaaren, zonder eenig voordeel behaald te hebben, te rugge was gekomen, evenwel wierd niemand hierdoor afgeschrikt. De Maatschappy, welke hem had uitgerust, vereenigde zich in het jaar 1598 met eene andere van geen minder aanzien, en zond Jakob van Nek, met acht schepen, op eenen anderen togt, dien hy met veel gelukkiger uitslag volbragt. Verscheidene andere Maatschappyen wierden 'er omtrent deezen tyd, zo in Holland als in Zeeland, opgerecht, met ongelyke lotgevallen van winst of verlies, volgens de natuurlyke onzekerheid der menschelyke zaaken. De wakkerheid der Natie vertoont zich op het voordeeligst in die verrichtingen; maar nergens zien wy grootscher blyk van haare uitgestrekte denkbeelden op het stuk der Zeevaart, dan in haare poogingen om door het Noorden eenen nieuwen weg naar China te zoeken, welke, indien hy gevonden waare, mogelyk van geen minder belang voor deeze Gewesten zou geweest zyn, dan Amerika voor Spanje. 't Was in het jaar 1594 dat Linschooten ten dien einde op kondschap uitging, en door de straat van Nassau zeilde; maar Heemskerk, die twee jaaren laater derwaard vertrok, en op Nova Zembla overwinterde, heeft ten naasten by de waereld overtuigd, dat zulk een weg, indien hy 'er waare, voor hem niet zou verholen gebleeven zyn. In het jaar 1598 stierf de Koning van Spanje, Filips de III, zyn Zoon en opvolger, beseffende dat het huwelyk van zyne Zuster, de Aartshertogin, indien zy {==597==} {>>pagina-aanduiding<<} kinderloos bleef, zyn erfrecht op de Nederlanden onverminderd liet, en niet min heerschzuchtig zynde, maar stomper van oordeel, dan zyn Vader was geweest, beeldde zich in, geen onverschillig aanschouwer van het beloop der Nederlandsche zaaken te moeten zyn. Hy zocht dan door een streng verbod allen handel van de vereenigde Nederlanders op Spanje en Portugal te weeren, waaromtrent de Aartshertogin, zelfs in de Spaansche Nederlanden, zyn voorbeeld volgde. Nieuwe aanmoediging voor de onzen, om hun begonnen werk te volvoeren, en alle Oostindische Koopmanschappen, welke zy voormaals gewoon waren uit Portugal te haalen, en overal te vertieren, thans op den oorsprongklyken bodem te zoeken. Zy vonden, wel is waar, in de Indiaansche Zeeën geen geringen tegenstand van Spaansche en Portugeesche schepen: zy vonden geene mindere moeite, om aan zo veele wydverspreide kusten en eilanden de gunst der Volkeren te winnen. De Portugeezen, die hen aanmerkten als onrechtvaardige indringers, maalden hen alom by de Indiaansche Koningen op 't haatelykstaf, niet gunstiger dan of zy woeste Zeeschuimers geweest waaren, zonder eer of trouw. Doch dit alles kon niet beletten dat zy overal hunnen handel voortzetteden, en zich welhaast, of geducht, of aangenaam maakten op de Moluksche Eilanden, op Malakka, Sumatra, Ceilon, en de wyduitgestrekte kust van Cochinchina. De Koning van Achem, op het eiland Sumatra, vereerde de Staaten met een Gezantschap, 't welk voornaamelyk geschikt was om vaste kennis te bekomen, of hy de Nederlanders inderdaad voor een magtig en geregeld Volk moest houden. 't Is ligtelyk te begrypen dat deeze Gezanten hier duizend wonderen zagen, en vervolgens in hun Vaderland, {==598==} {>>pagina-aanduiding<<} gelyk alle Reizigers doen, duizendmaal meer verhaalden; waardoor de Nederlandsche naam eerlang in alle de omleggende Gewesten en Koningkryken ten hoogsten top steeg, terwyl men in deeze Landen ook geenszins verzuimde, den luister van dit Gezantschap, en de voortreflyke deugden des Konings van Achem, benevens zyne uitgestrekte magt, met alle verschuldigde hoogachting, ten breedsten uit te meeten. Onder die streelende aanmoedigingen was het getal der Oostindische Reederyen zo zeer toegenomen, dat men de noodzaakelykheid van nieuwe schikkingen op dat stuk begon te zien. Men vreesde dat zo veele Koopvaarders in hunnen verstrooiden handel elkanderen hinderlyk zouden zyn, en, 't geen nog erger was, tegen de Portugeesche en Spaansche vlooten niet wel kunnen beschermd worden. By de algemeene Staaten wierdt dan beslooten dat men trachten zou, alle de Maatschappyen tot eene enkele te brengen, dat men dezelve door een Oktrooi zou bekrachtigen, en, door het beraamen van gepaste maatregelen tot haaren bloei, alle begoedigde Burgers van het Gemeenebest uitnoodigen, om 'er deel in te neemen. Dit gelukte naar wensch, in het jaar 1602; en na dien tyd, tot op heden, is de Oostindische Maatschappy de hoofdzenuw van den Nederlandschen Koophandel geweest. Zes Kamers, aldus vereenigd, bragten terstond eene hoofdsom van vier-of zesenzestig Tonnen gouds byeen, waarin de Amsterdamsche voor meer dan de helft haar deel had. Men splitste dit Kapitaal in maatige sommen, van drieduizend guldens, en verkreeg dus wat meer dan tweeduizend zogenaamde Aktien, waarin vervolgens handel gedreeven wierd, en welker wezenlyke waarde telkens met de vorderingen der Maatschappye toegeno- {==599==} {>>pagina-aanduiding<<} men is. Gemeenlyk worden zy hedendaags gerekend zesmaal meer waardig te zyn, dan in den aanvang. Derzelver ingebeelde waarde, die nooit een anderen grond heeft, dan in de buitenspoorige winzucht der dwaazen, komt hier in geene aanmerking. De beklaaglyke gevolgen van zulk eene verbystering hebben noch onlangs in ons Gemeenebest eene algemeene verslagenheid veroorzaakt: wenschelyk waar' het dat men ze nooit vergat, om zich voor altoos tegen dien tuimelgeest te beveiligen. Maar de Maatschappy heeft ook door geduurige winsten den ingelegden schat boven alle verbeelding vergroot. Naauwlyks was zy zeventig jaaren in stand geweest, of men rekende haare jaarlyksche inkomsten op tien of elf millioenen. Deeze som is naderhand, zegt men, veel grooter geworden; maar zo wy slechts tien millioenen voor een doorgaand getal van honderdenzeventig jaaren stellen, en daartegen eene jaarlyksche uitgaaf van acht millioenen, volgens eene niet ongegronde gissing; zo wy daarenboven in aanmerking neemen dat de Maatschappy, die vier jaaren na haare oprechting vyfenzeventig ten honderd uitdeelde, vervolgens, 't eene jaar door het ander, weinig meer dan twintig heeft gedaan; die rekening zal ons noch een zeer flaauw, en echter een verbaazend denkbeeld van haaren opgehoopten rykdom geeven. 't Zal ons dan geenszins verwonderen dat het Vaderland menigmaalen aan deeze Maatschappy eenen sterken steun gevonden heeft, en dat zy by het vernieuwen van haar Oktrooi, 't geen telkens na een zeker getal van jaaren geschieden moet, zomtyds twee of drie millioenen tot een geschenk heeft kunnen geeven. In hoe veele andere opzigten zien wy de welvaart des Vaderlands niet door deeze Maatschaappy bevorderd, daar een goed deel van haare jaarlyksche uitgaaven, tot {==600==} {>>pagina-aanduiding<<} de uitrusting van omtrent veertig schepen geschikt, onder Kooplieden, Winkeliers, en Ambachtsvolk wordt verspreid, daar veele van haare overgevoerde waaren, hier verkocht zynde, onmiddellyk haaren Kooper eenen ryken winst uit andere Landen toebrengen, en daar veele andere, binnen 's Lands blyvende, den bloei der Fabrieken levendig houden? Alle deeze zaaken vallen onder geene rekening, maar noch veel minder kunnen wy het juiste denkbeeld achterhaalen van den omslag der zaaken in Indië. Wat al sterkten gebouwd; eilanden en zeekusten bezet, en Koningen çynsbaar gemaakt, of tot vrede en vriendschap bewoogen! Welk een vermogen, beleid, en staatkunde, om boven andere Europeaanen, die ons geduurig ondermynen, den voorrang tot in Japan en China te bewaaren? 't Is weinig, hiervan te zeggen dat de Maatschappy op Batavia eene byna Koningklyke Hofhouding heeft, dat zy in Oostindie streeken lands bezit, welker uitgestrektheid, indien men alles te zamen neemt, die der vereenigde Nederlanden ver te boven gaat, dat zy 'er eene Volkplanting voedt, welke jaarlyks door achtduizend aankomelingen wordt onderhouden, honderdenvyftig zwaare schepen van de eene naar de andere kust af en aan doet vaaren, en des noods een jeger van vyfentwintig-of dertigduizend gewapende mannen te velde brengen kan. Vindt men wel ergens, in oude of nieuwe Geschiedenissen, het voorbeeld van eenig burgerlyk Genootschap, welks vermogen Vorstelyk geweest is, zonder gevaarlyk te zyn voor de rust en geregelde orde van den Staat? En indien men het vond, zou men tevens wel eenen Staat vinden, die niet uit onrechtvaardig mistrouwen deszelfs natuurlyke voorrechten besnoeid hadde? De duurzaame eenstemmigheid, welke wy hier gewaar worden tusschen {==601==} {>>pagina-aanduiding<<} het Staatsbestier en den Koophandel, is niet geheel een uitwerkzel der wetten. Zy wyst ons op een ander beginzel, 't welk beter dan de dwang der wetten, onder een vry Volk, de rust en veiligheid bevordert. Want wy ontmoeten weinige wetten, die de rechten en verpligtingen der Maatschappye zeer naauwkeurig bepaalen; en, 't geen merkwaardig is, onze Geschiedenissen maaken evenwel geen gewag van zwaare geschillen tusschen de Regeering en de Maatschappy. Het beginzel, waarop ik doel, is juist hetzelfde, 't welk, indien het eenen onbepaalden invloed had, bekwaam zou zyn om alleen het geluk van een gansch Volk te volmaaken; 't is het zelfde, 't welk ons dienen moet om de aangenaamste vruchten der Vryheid in te zamelen, met uitsluiting van alle haare wrangheden. 't Heeft, zo men wil, meer betrekking tot wysheid dan tot deugd, dewyl het bovenal die billykheid van oordeel onderstelt, waardoor wy bewoogen worden om geene byzondere belangen, ten nadeele van het gemeene welzyn, onze achting waardig te keuren. Maar hoe zelden is dat oordeel algemeen, en hoe veele deugden heeft men niet van nooden om wys te zyn, ja om niet dikwyls de eenvoudigste waarheden aan een blind vooroordeel op te offeren? Zal deeze hoedaanigheid noch lang het kenmerk onzer Natie zyn, gelyk zy, ten minsten met betrekking tot dit onderwerp, ruim anderhalve eeuw geweest is? Eene angstige vraag! Maar 't is zeker genoeg, dat wy zo lang het gelukkigste, zo niet het voortreflykste Volk op den Aardbodem zullen blyven. Groote zaaken zonder omslag af te doen, en onder de genietingen van het verkreegen geluk even bedachtzaam te blyven op de bevestiging en vermeerdering van hetzelve: dat is de oude Hollandsche deugd en deftigheid, waarvan de {==602==} {>>pagina-aanduiding<<} Hemel geeve dat onder onze Nazaaten, hoe de waereld verbastere, noch altoos vaste voetstappen gevonden worden! 't Is zeker een ongemeen verschynzel, driemaal 's jaars zeventien Burgers, uit een getal van vyfenzestig, te zien vergaderen, om in een ander Waereldsdeel aan Keizers en Koningen de wet te geeven, en echter de wetten des Vaderlands met den diepsten eerbied hulde te doen. Zy vergeeten nimmer hunne afhangklykheid van het Oktrooi der hooge Magten, die hen voor het overige in alle vryheid handhaaven, en hierdoor niet minder onze hoogachting tot zich trekken. Zy maaken, als onafhangklyk, met weinige afgevaardigden uit de Ridderschap, hunne eigene schikkingen. De Repraesentant van zyne Doorluchtige Hoogheid, met den nieuwen Regeeringsvorm hier mede ingelyfd, was zelf Koopman. Voor tegenwoordig is 'er niet eens zulk een Amptenaar. De Verbonden van Vrede en Koophandel, welke de Maatschappy in de Indiën sluit, worden alleenlyk tot meerder aanzien met den naam der hooge Overheid bekrachtigd. Zy regelt, met derzelver toestemming, haare eigene Munt, en brengt aan het Gemeenebest niets meer op, dan 't geen zy billyk acht van haaren overvloed af te staan. Men stelle eens dat een Vorst, als Karel de V, of Filips van Bourgondië, zich aan 't hoofd van zulk eenen Staat bevonden had; met hoe veele Beden, schattingen, en tollen, zou hy dat aanzienlyk lighaam belemmerd hebben; en hoe zeker zou dit het middel geweest zyn, om uit onzen hoogsten voorspoed ons onvermydelyk verderf te doen gebooren worden? Een aanzienlyke Raad, waarin de Gouverneur Generaal twee stemmen heeft, bestiert in Nederlandsch Indië den grooten zwaai der zaaken. Op Batavia is de Gouverneur in de oogen van 't Gemeen een Vorst, hoewel de ge- {==603==} {>>pagina-aanduiding<<} ringste Amptenaar niet afhangklyker is dan hy. Zo hy verdacht wordt van verraad, moet hy daar zelfs, uit zyn prachtig Hof, voor den Raad van Justitie verschynen. De Maatschappy kan, zodra zy 't goedvindt, een ander in zyne plaats stellen, en hem noodzaaken in het Vaderland rekenschap te geeven van zyn gedrag. Geene wederspannigheid zou hem daartegen te stade komen, dewyl hy met al zyn gezag geen mededeelend vermogen bezit om vrienden te verpligten. In het Vaderland worden alle hooge bedieningen uitgedeeld, en alle schikkingen zo wel beraamd, dat niemand ligtelyk besluiten zal, eenen Gouverneur tegen de belangen der Maatschappye te dienen. Maar schoon hy ook zynen ganschen Raad, met alle de aanzienlykste inwooners van Batavia, ja de volle Krygsmagt, tot eenen afval wist te beweegen, wat zou 't hem baaten zonder den bystand der overige Gouvernementen, die daartoe te veel in getal zyn, en al te wyd verspreid leggen? Eene onderneeming van dien aard zou voorbereidzelen vereischen, waardoor het geheim welhaast uitlekken moest: en aan den anderen kant zou Batavia, 't welk alleen magtig is door den toevloeienden handel van alle onze overige Gouvernementen en Kantooren, dien toevloed missende, zynen bezitter niet zeer geducht kunnen maaken. Het Stapelrecht van deeze Hoofdstad, zich uitstrekkende over geheel Nederlandsch Indië, zo wel ten aanzien der goederen, welke daar van de eene naar de andere kust vervoerd worden, als van die, welke men ten dienst van het Vaderland geschikt heeft, is de voornaamste oorzaak van haaren luister; eene oorzaak, die altoos in de magt der Maatschappye blyft, en op derzelver wenk met alle haare gevolgen ligtelyk zou kunnen verplaatst worden. In dat geval zou de nieuwe Vorst van Batavia terstond veel {==604==} {>>pagina-aanduiding<<} minder dan een Dey van Algiers, of Keizer van Marokko, zyn; behalve dat hy zich ook te zwak bevinden zou, om de nabuurige Indiaanen, zyne en onze natuurlyke vyanden, door het noodig ontzag in toom te houden. Maar schoon hy ook alle de overige Gouvernementen in zyn belang wist te trekken, hoe zouden zy hem tegen de wraak van het beleedigd Vaderland ondersteunen? met weerloozen rykdom? met prikkelen van weelde? met nagelen en nooten? Daar de Natuur zich uitput in keurigheid van lekkernyen, schynt zy weinig bekommerd te zyn met dringende noodzaaklykheden. Of, zo men onder de Indiaansche luchtstreek ook lood en yzer, met allerleî voorraad tot Krygsbehoeften vond, noch zou het 'er aan kunstenaars ontbreeken, om deeze stoffen tot het gebruik bekwaam te maaken. Die aan te kweeken zou, zo niet onmooglyk, ten minsten een werk van al te langen adem zyn. En dus zouden de speceryen der Moluksche eilanden, met de kaneelbosschen van Ceilon, en de kostbaarheden van Bengale en de Koromandelsche kust, den wederspannigen zo veel niet waardig zyn, als eene Vloot van tien of twaalf gewapende schepen. Wel is waar, dat zy van de Engelschen, en Franschen, of van de andere Europeaanen, ligtelyk den vereischten onderstand bekomen konden; maar een iegelyk begrypt dat dit slechts dienen zou om zich, na 't afschudden van het eerste juk, welhaast een zwaarder op den hals te laaden. Hadden de Tyriërs, de Karthagers, of eenig ander Volk, voordeezen, slechts het denkbeeld kunnen vormen van eene volkplanting, buiten 's Lands zo aanzienlyk, en van binnen aan den Staat zo vast verbonden, hoe breed zouden wy thans hunne wysheid uitmeeten? Wy zien in tegendeel uit de Geschiedenissen, dat verre de meeste {==605==} {>>pagina-aanduiding<<} Volkplantingen der Ouden welhaast wederspannig geworden zyn tegen haare Moedersteden; en echter laaten wy niet na te gelooven, dat die volkeren in veele opzigten wyzer en voortreflyker geweest zyn dan de hedendaagsche. Dit is derhalve voor zo verre geen verstandig gevoelen, maar veeleer een vooroordeel. Doch uit de opgegeevene bedenkingen volgt meteen, dat wy het gelukkig gevolg van onze zaaken, in den tegenwoordigen tyd, aan eenen zamenloop van omstandigheden moeten toeschryven, waarin het beleid der bestierderen slechts voor een gedeelte plaats heeft. Ontelbaare kunsten, welke men sederd drie of vier eeuwen in onze beschaafde waereld heeft gevonden en uitgebreid, maaken het natuurlyk onderscheid tusschen Europa, daarze bloeien, en Azie, daarze naauwlyks bekend zyn, hedendaags veel grooter dan te vooren. Alexander vond, in weêrwil van zyne dapperheid en krygskunde, op den Indiaanschen bodem noch eenen Porus, die hem de overwinning betwisten kon; en schoon hy dien Vyand versloeg, het was hem onmogelyk den Ganges, als den Eufraat, in eenen geduurigen staat van dienstbaarheid te houden. Maar in het begin der vyftiende eeuwe hebben de Portugeezen, die op verre na de strydbaarsten niet waren, met veel meer gemak hunnen standaard onder die luchtstreek geplant; en sederd heeft men hetzelfde niet meer van eene enkele, maar van verscheidene Europische Zeemogendheden te gelyk gezien, zonder dat de Indiaanen ooit bekwaam geweest zyn, uit den naaryver, waarmede deeze gewapende Handelaars elkanderen geduurig in het licht staan, eenig voordeel tot hunne verlossing te trekken. Mogelyk waren de Portugeezen, als de oudste bezitters, in weêrwil van de onzen, voor altoos wel in dat bezit gebleeven, hadden zy, door het ontydig invoeren van hunne Inqui- {==606==} {>>pagina-aanduiding<<} sitie, zich niet haatelyk gemaakt by de Landzaaten, die straks, om van deeze dwinglandy ontslagen te zyn, niet zo zeer naar de vryheid, als naar nieuwe Meesters omzagen, en den eersten die zich aanbood omhelsden. 't Zyn, gelyk een ieder weet, de Nederlanders niet alleen, die zich hier van gelukkig bediend hebben: de Franschen, de Engelschen, en anderen, hebben ook hunne Maatschappyen opgerecht, om die gewesten te bezoeken. Onze Britsche vrienden hebben ons altoos de meeste afbreuk gedaan, en doen het noch dagelyks. Doch onder zo veele Mogendheden, als daar handelen, veelal magtiger dan wy, is 'er geene die tot noch met ons gelyk staat, daar wy den speceryoogst, als eene goudmyn, alleen bezitten, alleen in Japan toegelaaten worden, en in China ten minsten zo aangenaam zyn als anderen. Is de oorzaak van dien besten digen voorspoed te vinden in de wyze schikkingen van onze Maatschappy, of in de natuurlyke bekwaamheden van onzen Landaard tot den Koophandel? Waarschynlyk in de vereeniging van beiden. Wy zullen by het besluit van deeze verhandeling noch eens gelegenheid vinden, om het laatste punt in eene algemeene beschouwing gade te slaan. Wat het eerste betreft: het heeft, gelyk reeds gebleeken is, zyn opzigt zo wel tot de eenstemmige gemeenschap der Maatschappye met den Staat, als tot het onmiddellyk bewind der zaaken, welke van haar afhangen. Een rechtmaatig en algemeen begrip van burgerlyke Vryheid, waardoor een iegelyk by zyne rechten gehandhaafd wordt, zonder dat hy zich kan ontslagen achten van zyne wezenlyke verpligtingen aan het Vaderland, is, myns oordeels, de sterkste knoop tot een zo minlyk verband; en niemand, die zich onze voorgaande aanmerkingen erinnert, zal het voor grootspraak {==607==} {>>pagina-aanduiding<<} houden, wanneer men zegt dat de denkbeelden van onze vrye Nederlanders op dit stuk doorgaans gelukkiger geweest zyn dan die van andere Volkeren; zelfs de Engelschen, die wel stouter maar ook minder geregeld zyn, niet uitgeslooten. Is dit nu zeker, zo beseffen wy ligtelyk dat de Maatschappy hierdoor alleen in staat gesteld is om den geduurigen aanwas van haar vermogen tot het nuttigste gebruik te besteeden, dat zy dus het kostbaar onderhoud van eenen vorstelyken Staat, zo verre buiten 's Lands, heeft kunnen voor haare rekening neemen, en eindelyk, dat dit haar gediend heeft tot een krachtig hulpmiddel om by veele Indiaansche Vorsten den voorrang boven haare mededingers te verwerven, tot welks aanhoudende verzekering noch steeds gelyke maatregelen vereischt worden. In dit stuk gemeenlyk den rechten weg te hebben gehouden, is iets, 't welk misschien tot de zaakelykste punten behoort, die onzen Landaard voordeelig onderscheiden. 't Is 'er ondertusschen noch verre af, dat het ontbreeken zoude aan lieden van oordeel, die veele schikkingen der Maatschappye berispelyk vinden, en weinig minder dan haaren ondergang uit haare misslagen voorspellen. Een uitmuntend Schryver heeft onlangs veele diergelyke aanmerkingen bygebracht, en uit kundigheden, hem in 't byzonder eigen, ernstig aangedrongen, in een Fransch Werk, over den Koophandel der beide Indiën. De Maatschappy wordt beschuldigd van weidschen omslag in nuttelooze, en van bekrompenheid in gewigtige zaaken. Zy offert, zegt men, alles op, aan de grootsche vertooning van haare Amptenaaren, vooral op Batavia, en is ondertusschen zo weinig bedacht op de veiligheid van haare bezittingen, dat haare meeste sterkten reeds tot eenen staat van weerloosheid vervallen zyn. Zelfs zou {==608==} {>>pagina-aanduiding<<} de Kaap van goede Hoop, die zy niet voor het jaar 1653 heeft kunnen winnen, en daar zo veel aan hangt, zonder moeite door de Franschen, of Engelschen, kunnen bemagtigd worden; en men staat verwonderd, dat deeze Nabuuren beide goedertieren genoeg zyn, om ons zo lang te verschoonen. Insgelyks keurt men de reedsgemelde bepaalingen af, waardoor alle goederen, welke naar het Vaderland zullen gezonden worden, die van Ceilon en Bengale alleen uitgezonderd, over Batavia moeten gaan; en noch veel meer, dat zelfs de onderlinge handel der Indische Gewesten hieraan onderworpen is. Die laatste is oorzaak, zegt men, dan andere Europeaanen, dien handel vryer dryvende, de onzen daaromtrent verre voorby gestreefd zyn. Aan den anderen kant, onderhoudt de Maatschappy veele schadelyke kantooren, om haare mededingers van den speceryhandel te versteeken; 't geen echter welhaast blyken zal onmooglyk te zyn, dewyl men op de Filippynsche eilanden, en elders, in weêrwil van de Hollanders, de speceryen met gemak zou kunnen kweeken. Het gevolg hier van is, dat de inkomsten der Maatschappye op verre na zo groot niet zyn als voordeezen, en geduurig zo veel afneemen, dat men haar vergelykt by een kwynend lighaam, 't welk alleenlyk door hartsterkende middelen, in plaats van wezenlyk voedzel, by 't leven gehouden wordt. Een der grootste misslagen is, dat de Maatschappy, zonder eenige verandering van tyd en omstandigheden in acht te neemen, haare oude instellingen blindeling volgt. Dusdaanige aanmerkingen ontrusten ons met recht, wanneer wy ze hooren uit den mond van zulken, wier oordeel, kennis, en oprechtheid, niemand kan verdacht houden. De Heer Mossel zelf heeft meer dan ééns duidelyk getoond dat hy 'er ge- {==609==} {>>pagina-aanduiding<<} deeltelyk zyn zegel aan hing, en in veele opzigten eene hervorming noodig achtte. Maar mooglyk valt hierop ook wel iets te antwoorden. Wat zullen wy besluiten? Zwaarigheden in bespiegeling op te lossen is geringe moeite, maar de juistheid der oplossingen te toetsen, zulks behoort alleen aan kundigen, die het gansche stuk in alle zyne betrekkingen doorzien. Echter zou men mogen zeggen, dat de Maatschappy, indien zy haare luisterryke vertooning op Batavia voordeezen met recht heeft aangemerkt als een gepast middel om de vriendschap van veele Indiaanen te winnen, en om anderen ontzag in te boezemen, het noch wel met eene goede Staatkunde kan doen, en eenige andere belangen hierom ter zyde stellen. Zy kan met dat zelfde inzigt ook hier en gins eenige schadelyke kantooren staande houden, en tevens in aanmerking neemen dat kantooren, die nu schadelyk zyn, voordeelig kunnen worden met de eerste omwenteling, hoedaanige wy in de Geschiedenissen der Indiaansche Gewesten ontelbaar vinden: want men treft ligtelyk met eenen nieuwen Vorst gunstiger voorwaarden van Koophandel, dan men van den voorgaanden bedingen konde. Denkt zy zich door een gemaatigd bestier genoeg te kunnen verzekeren van de Vriendschap der Indiaanen, zo is 't geen wonder dat zy minder dan te vooren voor de sterkte van haare Kasteelen zorgt. Zy wykt dan in dit geval ten minsten van de oude maatregelen af. Doch men vreest dat haare Europische mededingers misbruik van die gerustheid zullen maaken. 't Kon gebeuren. Maar zou ons eigen Vaderland wel in staat van tegenweer zyn, wanneer onze Nabuuren eens lust kreegen, om hier eenen verrassenden inval te doen? Wy moeten diergelyke zaaken nooit buiten haare naturlyke betrekking stellen. Het overweldigen van de Moluksche Eilanden, {==610==} {>>pagina-aanduiding<<} of slechts van de Kaap, zou op eene Vredebreuk uitloopen, waartoe de Engelschen of de Franschen niet zullen besluiten, zolang zy geene redenen van hooger bedoeling hebben. Want schoon deeze Nabuuren ons in magt te bovengaan, zy vinden zich dikwyls van binnen zo wel niet gesteld als wy, en ontveinzen daarom wel eens hun wettig ongenoegen tegen anderen, die noch zwakker zyn. Dit laatste heeft men noch onlangs duidelyk gezien uit het gedrag der Engelschen in 't Noorden: en, wat de Franschen betreft, het volkomen verval van hunne Oost-indische Maatschappy geeft noch meer redenen om van dien kant geen groot gevaar te vreezen. Indien het ook waar is dat de speceryen op veele plaatsen, buiten het bereik van onze Maatschappy, kunnen aangekweekt worden, zo hebben onze Vrienden inderdaad geene sterke beweegreden om ons uit onze bezittingen te verdryven. Buiten twyffel zal die ontdekking ons eenen krak geeven, maar buiten onze schuld; en de Maatschappy zal ten minsten het Vaderland verpligten door alle voorzorgen, welke zy neemt om dien slag te stuiten of te vertraagen. Maar eindelyk, om op dit onderwerp niet langer stil te staan: zo lang de Maatschappy jaarlyks, na aftrek van haare gewoone uitdeelingen, 250000 guldens overhoudt, volgens het zeggen van den gemelden Schryver, of, volgens de opgaaf van den Heer Mossel, welke hy aanhaalt, en waarvan hy niet behoefde af te wyken, 600000; zo lang kunnen haare diensten noch zeer veel invloed hebben op het welzyn des Vaderlands. Toen onze Maatschappy in het midden der voorgaande eeuw de meeste vorderingen maakte, wierd de Engelsche verwaarloosd onder de beroerten van dat Ryk. Deeze, sederd beter gehandhaafd zynde, heeft tot onze schade veele voordeelen behaald. Dit is even natuurlyk, als 't geen men {==611==} {>>pagina-aanduiding<<} zegt van onzen ganschen Staat, dat hy naamelyk altoos zynen bloei verschuldigd is aan de misslagen zyner Nabuuren, en by derzelver verbetering verliest. Doch 't geen gebeurd is kan wederom gebeuren. Wie voorziet het onzeker spel der toekomende tyden? 't Was zeer natuurlyk dat onze werkzaame Voorouders door den ongemeenen voorspoed der Oostindische zaaken welhaast aangemoedigd wierden, om ook ernstig te denken over het oprechten van eene Westindische Maatschappy. De goudmynen van Amerika vertoonden zich reeds van verre in een lachend verschiet, en lokten de ontvonkte verbeelding uit, als het waardigst loon der Nederlandsche dapperheid; met zo veel grooter recht, om dat men dus geene Portugeezen, gedwongen onderdaanen van Spanje, maar de Spanjaarden zelven, onmiddellyk uit den zetel des overvloeds verdryven zou. Aan den goeden uitslag van zulk eene onderneeming scheen nu weinig minder dan de heerschappy der Zee, en het gebied van een Waereldsdeel, te hangen; dewyl men, na het bemagtigen der Spaansche sterkten in Amerika, de weerlooze en onbeschaafde landzaaten ligtelyk in toom houden kon, en van een anderen kant vooreerst geene magtige Mededingers uit Europa te duchten hebben zou. Die verhevene, maar al te vuurige hoop bewyst niettemin op nieuw hoe veel de onversaagde Nederlanders ter zee, van de voorzigtige, traage, en bezadigde Nederlanders te velde, verschilden. Moed, zegt Montesquieu, is niets anders dan bewustheid van vermogens, welke men heeft. 't Is ook zeker, dat, zonder zulk eene bewustheid, de moed veeleer dolheid zou moeten genoemd worden; maar het vertrouwen op ongemeene vermogens kan wel te verre uitgestrekt worden: en zodaanig was hier, naar {==612==} {>>pagina-aanduiding<<} 't oordeel der verstandigsten, het geval. Zy begreepen dat het noch te vroeg was om zo veele belangen tevens in de waagschaal te stellen; dat men zich niet moest vleien, in Amerika zo gemaklyk het oogmerk te zullen bereiken, als men 't in Azië bereikt had; dat de woestheid der Amerikaanen niet toeliet eenig verhoud met hun te sluiten, waarop men zich verlaaten konde; terwyl men daarentegen van de Spanjaarden grooter tegenstand te wachten had, wanneer 't hunne eigene bezittingen in Amerika gelden zou, dan in Oostindië ten aanzien van de Portugeezen, wiêr verkleining den Koning van Spanje noch eenigzins aangenaam zou kunnen zyn, vermits daardoor hunne onderwerping aan zyne heerschappy volkomener gemaakt wierd. Want Portugal was nu geen Ryk meer: 't was een Wingewest, hetwelk de Koning moest uitputten, zo hy 'er van verzekerd wilde zyn: maar Spanje gehoorzaamde hem als uit natuurlyke verpligting, en alles, wat den eigendom van dat gebied betrof, raakte rechtstreeks de eer der Koningklyke Kroon. Diergelyke bedenkingen schrikten ook Oldenbarneveld af, die daarenboven, om redenen hierna te melden, bezwangerd ging met inzigten van hooger belang, vlak strydig tegen het denkbeeld van nieuwe tooneelen voor den Oorlog te openen. Dus bleef dat ontwerp voor dien tyd steeken. In het jaar 1621, wanneer het twaalfjaarig Bestand geëindigd, en het Vaderland van dien getrouwen Hoeder beroofd was, heeft men zich eerst in staat bevonden om het werkstellig te maaken; maar de droevige ondervinding heeft geleerd dat hy niet zonder reden bekommerd geweest was over den goeden uitslag van dat gewigtig stuk. Wy kunnen niet weeten of Oldenbarneveld, op dien tyd leevende, tot het oprechten der Westindische Maatschap- {==613==} {>>pagina-aanduiding<<} py zyne stem zou gegeeven hebben; maar wy mogen het vry als een ongeluk aanmerken, dat hy, toen ze wierd opgerecht, niet leefde, om tot haare bevordering de heilzaamste maatregelen te beraamen, en met zyne gewoone wysheid geduurig een oog in 't zeil te houden. Schoon nu alles, wat deeze Maatschappy betreft, buiten het Tydbestek valt, het welk ik my heb voorgeschreeven, echter meen ik hier het algemeen beloop van haare lotgevallen niet stilzwygende te moeten voorbygaan: vooreerst om dat zulks dienen kan ter ophelderinge van de belangen der Oostindische Maatschappy; en ten tweeden, om dat ook de Westindische, in weêrwil van haare tegenspoeden, langen tyd een hoofdtak van den Nederlandschen Koophandel is geweest. De Westindische Maatschappy wierd terstond op den voet der Oostindische geregeld; hetwelk in den aanvang misschien zeer goed was, had men zich vervolgens in byzondere handelingen niet te naauw aan dat voorbeeld gebonden, zonder op het natuurlyk onderscheid van beider gesteltenis bedacht te zyn. Haare eerste inlaag beliep zeven Millioenen, en was dus weinig hooger dan die der Oostindische; maar binnen tien jaaren vond zy zich genoodzaakt dezelve tot op achttien Millioenen te vergrooten. Ondertusschen behaalde zy inderdaad aanzienlyke voordeelen. Haare Vloot, door den Staat met drie Oorlogschepen versterkt, bemagtigde terstond eene vesting in het Landschap Brazil; de dappere Piet Hein vermeesterde de Spaansche Zilvervloot, en maakte eenen buit, die op veertien of vyftien millioenen wierd geschat; vervolgens viel haar het grootste deel van Brazil, benevens het eiland Curaçao, en eenige plaatsen van minder belang, in handen. Graaf Maurits van Nassau, naderhand met {==614==} {>>pagina-aanduiding<<} drieduizend Man derwaard gezonden, breidde deeze overwinningen uit, en deed zyne schepen zelfs oversteeken naar de kust van Afrika, om del Mina in Guinee te bemagtigen, 't welk hem naar wensch gelukte. De Maatschappy, door den eersten voorspoed aangemoedigd, deed zwaare uitdeelingen, om gelyk te staan met de Oostindische, welker Aktien door dit middel reeds merkelyk gesteigerd waren. Dit was geen beleid, maar het uitwerkzel van eenen kwâelykbestierden naaryver. Men moest begreepen hebben dat het met de Aziatische zaaken heel anders, dan met de Amerikaansche, gelegen was. In Oostindiê, daar de meeste Landschappen sederd veele eeuwen door beschaafde Reizigers, met naame de Egyptenaars, de Venetiaanen, en Portugeezen, bezocht waren, vond de Maatschappy terstond eenen handel, die geregelde voordeelen beloofde, en zulke schikkingen toeliet, als zy op haare uitdeeling maakte. Niets diergelyks ontmoette men in de nieuwe Waereld, daar nooit zo veel beschaafdheid geweest was, en daar alle goede orde, die 'er mogt geweest zyn, door de woede der Spanjaarden voorlang vernietigd was. De winsten der eerste Maatschappy vloeiden als uit eene levendige bron; die der laatste wierden als uit een stilstaand water geput, en moesten daarom niet tot eene grootsche vertooning, maar ter verbeteringe van het geen 'er ontbrak, aangelegd geweest zyn. Om nader overtuigd te zyn, dat het onderscheid tusschen deeze beide Maatschappyen waarlyk uit de aangeweezene oorzaak sproot, behoeft men slechts te weeten, dat de Westindische op 't hoogste niet meer dan vyftig ten honderd heeft kunnen uitdeelen, daar de Oostindische, gelyk wy gezien hebben, noch maar vier jaaren gestaan hebbende, reeds vyfenzeventig gaf. {==615==} {>>pagina-aanduiding<<} De misslag wierd eenigzins geboet door de reedsgemelde vergrooting der Hoofdsom op achttien Millioenen, en 't scheen dat de Maatschappy, door ondervinding wyzer geworden, zich nu op den rechten weg begeeven had, wanneer zy op het onvoorzienst getroffen wierd door eenen slag, die weinig minder dan doodelyk was. De Portugeezen overrompelden Brazil. Zy hadden dat geluk niet aan hunne wapenen dank te weeten, maar aan eerloos verraad. Doch schoon hun gedrag onverantwoordelyk was, de Maatschappy verdient hierin berispt te worden, dat zy door al te groote gerustheid haare onbeproefde vrienden tot zulk eene onderneeming heeft aangemoedigd. Te weeten, Portugal, eindelyk het Spaansche juk afgeworpen hebbende, had den Hertog van Bragance ten troon verheven, met wien de vereenigde Staaten in het jaar 1641 een tienjaarig Bestand slooten; en dit was genoeg, dacht men, om voortaan de Portugeezen als Bondgenooten aan te merken, waarvan men niets te vreezen had. Graaf Maurits, kort daarna eenen tegenzin in de Amerikaansche lucht, of in het lastig bewind der zaaken, krygende, vertrok met het grootste deel van zyn Volk naar het Vaderland, alwaar men hem dankbaar verwelkomde wegens de ryke Vloot, welke hy overbragt, zonder zich over het zenden van eenen Opvolger te bekommeren. Die gelegenheid kwam den Portugeezen te gunstig voor, om het Bestand niet te breeken. Zy wisten Brazil te winnen, en te behouden, in weêrwil van eene magtige Vloot, die kort na het ontfangen van deeze onaangenaame tyding tegen hen afgevaardigd wierd. Doch, tot welk eene kwyning de West-indische Maatschappy ook hierdoor verviel, haar noodlot wierd niet beslist voor het einde van het jaar 1671, wanneer zy, met eene onbetaalbaare schuld van zes Millioenen {==616==} {>>pagina-aanduiding<<} belaaden, door het intrekken van het Oktrooi der Staaten ontbonden is. In haare plaats heeft men eene nieuwe West-indische Maatschappy opgerecht, die, gelyk zy nooit zeer groote zaaken heeft verricht, ook nooit door zwaare ongevallen vermaard geworden is. Over 't geheel strekt zy thans tot een beklaaglyk gedenkteken van den gelukstaat, dien onze Voorzaaten bereikt hebben, zonder zich van deszelfs duurzaamheid te kunnen verzekeren. Maar ach! zouden wy in deeze dagen wel wyzer zyn? 't Schynt wel dat deeze nieuwe Maatschappy ook wierd aangemerkt als een behoeftig lighaam, 't welk terstond door alle mogelyke hulpmiddelen zou moeten ondersteund worden, om niet verlooren te gaan; en aan welks behoud slechts van ter zyden eenige belangen verknocht waren, waarom het niet behoorde verwaarloosd te worden. Zelfs hadden haare Bewindhebbers geenen lust meer om iets groots te onderneemen, of op nieuwe aanwinningen te denken. Wy behoeven hiervan geen ander voorbeeld te zien, dan Suriname. Dit Landschap, den Engelschen eenige jaaren vroeger afgenomen, en sederd den Zeeuwen, die 't gewonnen hadden, toebehoord hebbende, vereischte eenige buitengewoone kosten, eer men zich daar het gewenschte voordeel van eene Volkplanting belooven kon; de Zeeuwen, aan gereeder winst gewoon, vonden zulks te lastig, en ontsloegen zich daarvan, door Suriname voor eene maatige som aan de Westindische Maatschappy op te draagen. Maar schoon dit niet onaangenaam kon zyn, gelyk het ook door een Oktrooi der Staaten bekrachtigd wierd, echter was de Maatschappy niet genegen dit stuk alleen voor haare rekening te neemen. Zy nam haare toevlucht tot de Stad Amsterdam, en den Heer van Sommelsdyk, die dus nevens haar, elk voor {==617==} {>>pagina-aanduiding<<} een derde gedeelte, tot den zelfden prys van inkoop, en met dezelfde onderwerping aan de Oppermagt der Staaten, waartoe de Maatschappy verpligt was, eigenaars van de Volkplanting wierden. En hieruit is, gelyk een ieder weet, het drieledig Genootschap van Suriname gebooren. Men heeft ook al vroeg geoordeeld dat haare tedere gesteltenis, geenen aanwas van vermogens toelaatende, door vermindering van omslag best te troosten was. Haaren kring niet kunnende verkleinen, dacht men haar de wieken eenigzins te moeten fnuiken, op dat zy door gewoonte leeren mogt, het uiterste bereik van haare zwakke poogingen zorgvuldig af te meeten. Ten dien einde trok men eenige uitsluitende voorrechten in, en stelde op veele plaatzen, daar de oude Maatschappy gewoon geweest was alleen te handelen, de vrye vaart voor byzondere Handelaars open. Van tyd tot tyd heeft men deeze vryheden zo veel vermenigvuldigd, dat 'er thans maar weinige plaatsen zyn, daar de Maatschappy haare uitsluitende voorrechten onverminderd behouden heeft. De vrye plaatsen zyn evenwel niet tolvry. Men heeft het bewind der Maatschappye niet besnoeid, zonder tevens voor haare belangen alle mogelyke zorg te draagen. Zy trekt van ieder schip, dat door byzondere Handelaars derwaard gezonden wordt, eene bepaalde som, naar maate van deszelfs grootte; en de inzameling van deeze gelden maakt hedendaags een tak van haar bestaan. De ondervinding leert ons hier, dat zodaanige hulpmiddelen dienstig zyn om een magteloos gestel in beweeging te houden, maar tot deszelfs verbetering zeer weinig toebrengen. De geringe uitdeelingen der Westindische Maatschappy, welke niet veel hooger dan tot twee en een half ten honderd jaarlyks gerekend worden, bewyzen zulks: en hierom is {==618==} {>>pagina-aanduiding<<} het onwaarschynlyk dat de Oostindische vooreerst haare toevlucht tot zulke onderhoudende maatregelen zal neemen; wat men ook ophaale, om haar tot dat verstand te brengen. Wy kunnen en moeten dusdaanige Maatschappyen tweezins beschouwen. Wat zy in haare eigene huishouding zyn: en hoeveel zy toebrengen tot den bloei van het Gemeenebest: zyn twee zeer onderscheidene vraagen. Want schoon het vast gaat, dat onder een goed bestier de voordeeligste staat van haare zaaken ook de nuttigste zal zyn voor het Vaderland, echter is die opklimming zo evenredig niet, dat men altoos, uit haare nadeelige omstandig, heden, het verlies van den ganschen Staat zou kunnen opmaaken. In tegendeel kunnen zy, zonder haare leden merkelyk te bevoordeelen, den Staat noch groote diensten doen: en dit laatste geval is buiten twyffel betrekkelyk tot onze Westindische Maatschappy. Ieder opmerkzaam Leezer beseft ook dat het verhandelde noopens de beide Maatschappyen voornaamelyk strekken moest om de zaaken van die zyde voor te draagen, dewyl wy hier niet afzonderlyk van den Koophandel, maar van de algemeene belangen des Vaderlands, redekavelen. De groote en bestendige winsten der Oostindische Maatschappye hebben ons dit ten haaren opzigte gemaklyk gemaakt. Maar zal het zo gereed toegestemd zyn, wanneer wy beweeren dat de Westindische, ondanks haare zwakheid, onder de vermogende oorzaaken van onze welvaart moet gerekend worden? Men bedenke zich een oogenblik. Regelt zy den Westindischen handel niet voor alle byzondere persoonen, welke zich onder haar opzigt daartoe begeeven? Houdt zy niet door dit middel ontelbaare werktuigen in beweeging? Vormt zy dus geen groot ge- {==619==} {>>pagina-aanduiding<<} tal van bekwaame Zeelieden? Brengt zy dan niet, zo wel als de Oostindische, het haare toe, om onze Zeemagt aanzienlyk te maaken; en doet zy daaromtrent niet ruim zo veel als onze groote en kleine Visscheryen, onze Levantsche Kamer, en alle de overige smaldeelen van onze uitgestrekte Zeevaart, immer deeden? Heeft my de liefde des Vaderlands in deeze uitweiding misschien wat te verre afgetrokken; ik heb haare bekooringen minder tegenstand gebooden, om datze my echter geenszins verwyderden van het hoofdzaakelyk oogmerk, van de beginzelen onzes geluks, welke wy zowel in den Koophandel, als in den Regeeringsvorm, of in onze Oorlogsmagt, moesten naspooren. Wat zeg ik? Het blykt nu, zo ik my niet bedrieg, noch duidelyker dan te vooren, dat alle deeze onderwerpen schakels van eene zelfde keten zyn. Het blykt dat van onzen Koophandel niet alleen de gemaatigdheid van het eerste, maar ook, door tusschenkomst van de Zeevaart, de achtbaarheid van het laatste, voor een goed deel afhangt. Thans zyn wy genoodzaakt die stof om haaren rykdom te verlaaten, en ons op nieuw tot den ingewikkelden handel der Staatzaaken te begeeven. Een natuurlyk verlangen moet ons noopen, om het aangenomen richtsnoer noch wat verder te volgen, tot dat wy ons geplaatst vinden in het begeerde gezigtpunt, uit hetwelk die groote verscheidenheid van voorwerpen, waarvan wy stukswyze gewaagd hebben, met eenen opslag van het oog kan beschouwd worden. Dan zullen wy eerst, als in een geregeld tafereel, de oude en nieuwe geschiedenissen des Vaderlands op elkanderen zien afsteeken, en een weêromgekaatst licht zal hier en gins ter noodige ophelderinge dienen. Ik heb, myns oordeels, ten deezen einde reeds omstandig genoeg van de grondlegging der Republiek, en van haaren {==620==} {>>pagina-aanduiding<<} aanwas, gesproken. Haare bevestiging ontbreekt 'er aan. Te weeten, wy moeten haar tot dien staat gebragt zien, dat geene onzydige Mogendheden haare onaf hangklykheid meer in twyffel trekken, en dat haar verschil met Spanje op dat stuk naderhand niet verder in aanmerking koome dan eenig ander verschilpunt, waarom twee vrye Mogendheden elkanderen den oorlog zouden kunnen verklaaren. Ik heb het nieuw Gemeenebest vergeleeken by een onvoltooid gebouw, door Willem den I. aan zynen Zoon, onder het opzigt van de edelmoedigste beschermers der Vryheid, overgelaaten. Ik heb aangeweezen hoe dit gebouw door hen noch hooger is opgehaald, en eenige redenen gemeld, waarom veelen van oordeel konden zyn dat het, om regelmaatig te blyven, niet hooger moest opgehaald worden. Tot besluit moeten wy deeze en meer andere redenen met de tegenoverstaande zwaarigheden, waarvan noch niet gesproken is, vergelyken, en de wyze, hoe alles beslecht is, te kennen geeven. Maar vooraf is het noodig dat wy noch korrelyk het oog slaan op den staat der oorlogszaaken te Lande. Prins Maurits was in het jaar 1600 met het leger naar Vlaanderen getrokken, om den Oorlog derwaard over te brengen; hetwelk den hoogmoed der Aartshertogen tot geene geringe verbolgenheid ontstak. Naauwlyks had hy, na 't veroveren van eenige schepen, het beleg voor Nieuwpoort geslagen, of Albertus verscheen, met een aanzienlyk leger, in 't veld, om de Stad te ontzetten, en de Staatschen hunne vermeetelheid te doen beklaagen. Men kwam tot een hoofdtreffen; en dit was die roemruchtige slag, die de gansche waereld overtuigde dat de Neder, landers ook reeds geleerd hadden, in 't open veld, en op vyandlyken bodem, naar de zege te staan. De schielyke {==621==} {>>pagina-aanduiding<<} optogt van den Aartshertog had het leger der Staaten, 't welk noch onversterkt voor Nieuwpoort lag, in groote verlegenheid gebragt. De slag was onvermydelyk, ten waare men had kunnen besluiten tot eene alte schandelyke vlucht met de schepen, die op de reede lagen. De nederlaag zou onherstelbaar geweest zyn, dewyl men, buiten Oostende, in het gansche Gewest geene plaats van eenig gewigt bezat: en de vyand had Oostende reeds achter den rug. De Prins zond eenige Vaandels en Kornetten vooruit, om, waar' het mooglyk, den Vyand by eene brug wat op te houden; en terwyl deeze nedergesabeld wierden, gebood hy de schepen zee te kiezen, op dat zyn volk, in 't weifelen van de krygskans, zich van dezelve niet bedienen mogt, om het gevaar te ontwyken. Een grootsche trek van heldenmoed, die echter, indien hy door het geluk niet gekroond geworden was, den blaam van roekeloosheid niet zou ontgaan hebben. Doch Maurits, die van geen wankelen wist, toog zelfs den Vyand te gemoet, en gebruikte den korten tyd zo wel als mooglyk was, om zyne benden te schaaren; terwyl eenige Staatsche Oorlogschepen opzeilden naar den kant van Oostende, op hoop van den Aartshertog, indien hy zich te verre op 't strand begeeven mogt, ook eens uit hun geschut te groeten. Kort na den middag begon de stryd, die, na eenige uuren in twyffel te hebben gestaan, tegen den avond aan onze zyde eene overwinning baarde, waarvan de Nederlandsche soldaat, sederd de triomfen van Egmond by Sint Quintyn en Grevelingen, geen gebeugen had. De dapperheid was van wederzyden gelyk; maar het beleid van Maurits behaalde den prys. Onder verscheide trekken, welke wy hiervan hy de schryvers ontmoeten, verdient deeze vooral gemeld te worden, dar hy, op alles bedacht, zyn ge- {==622==} {>>pagina-aanduiding<<} schut niet, gelyk de Aartshertog, in het gulle zand, daar het op elken schoot dieper inzakken moest, maar op eenen vloer van planken, plaatste; waar door het even zeker trof als op eenen vasten grond. Met het vallen van den avond, een gunstig tydstip waarneemende, besliste hy in een oogenblik het lot. Hy deed zyne ruitery op den Vyand aanrukken met eenen schok, die door de schielykheid onweêrstaanbaar was. Het voetvolk ondersteunde dien aanval, en bragt terstond de Vyandlyke benden in de uiterste verwarring. De Admirant van Arragon was reeds gevangen; de Aartshertog zelf wierd hier gekwetst, en was genoodzaakt met al zyn volk te vlugten, en al zyn geschut met veele Vaandels en Standaarden achter te laaten. Zo heerlyk was deeze overwinning: maar, wy moeten dit bekennen, zy was het veel meer om de glorie, dan om de schoonheid van haare vruchten. 't Gebeurt meermaalen dat een overwinnend Heir op 's Vyands bodem versmelt. Hier had men 't ongeluk dat 'er geene beukeryen in gereedheid waren, om Nieuwpoort, met den eersten schrik van het verlies der Spaanschen, tot de overgaaf te dwingen. Vergeefs hervatte de Prins het beleg, het welk hy na weinig dagen moest opbreeken, dewyl 'er geene hoop was om de Stad, na dat de bezetting door den Aartshertog was versterkt, te winnen. Vervolgens ruimde hy geheel Vlaanderen, waardoor al het voordeel van deezen gevaarlyken togt zich bepaalde tot de gevangenis van den Admirant. Men gist ook dat deeze gebeurtenis de eerste aanleiding gegeeven heeft tot onmin tusschen den Prins en eenige voornaame Leden van den Staat; 't zy dat deeze laatsten toen inderdaad reeds bekommerd geweest zyn voor de hooge gevoelens, welke dit ongemeen geluk den Prins mogt in boezemen; 't zy dat hy zulks te onrecht geloofd hebbe, op {==623==} {>>pagina-aanduiding<<} het haatelyk voorgeeven van vleiers, die slechts verdeeldheid zochten. Wat den Aartshertog betreft, die vond zich eerlang in staat om zelfs Oostende te belegeren, waarop hy te vooren reeds het oog geworpen had. Het driejaarig beleg van deeze stad bewyst ons de sterkte van Zeesteden, wanneer zy belegerd worden door eenen vyand, die ter zee niets groots verrichten kan. Oostende kon niet gewonnen worden, dan door Ambrosio Spinola, den eenigsten krygsman in Europa, die noch met onzen Maurits in vergelyking kwam: en zulks niet, dan na dat het van eene stad in een akeligen puinhoop veranderd was. Spinola dacht toen dat het tyd was, om tot in 't hart van de Nederlanden door te dringen, en alles daar voor zyne wapenen te doen beeven. Maar Maurits, die ondertusschen, in plaats van zynen tyd met het ontzet van Oostende te verspillen, eenige andere steden veroverd had, wist hem den overtogt der stroomen zo gelukkig te betwisten, dat hy zyn opzet staaken moest. Dus stonden de oorlogskanssen te lande, eenige jaaren achtereen, byna gelyk, terwyl de onzen ter zee, op de voorgemelde wyze, schier dagelyks hunne magt zagen toeneemen. 't Was in het jaar 1607, dat de Spaanschen voor 't allereerst, met eene ernstige meening, den Vredehandel voorsloegen. Zy hadden 'er inderdaad gegronde redenen toe, en die waren meerendeels van zulk eenen aard, dat onze Staaten, anders gewoon den Spanjaard alle geloof te weigeren, dezelve konden naspooren, of ten minsten zeer waarschynlyk onderstellen. Men wist dat Filips de III. niet werkzaam was; men zag dagelyks uit de muiteryen van het Spaansche krygsvolk dat 'er geen geld uit Spanje kwam. Daarenboven hield men 't voor zeker {==624==} {>>pagina-aanduiding<<} dat Spinola, sederd twee jaaren, uit zyne eigene goederen het gebrek des Konings met veertien millioenen had vervuld. De Hertog van Lerma, die den Koning bestierde, zou derhalve verpligt zyn dat voorbeeld te volgen, zo hy 'er zich niet by tyds aan spiegelde. 't Was dan natuurlyk dat hy, om zyne schatkist voor zulk eene aanspraak te beveiligen, de vrede met al zyn hart bevorderen zou. Men voegde hierby dat de Aartshertogen, zonder kinderen zynde, geen groot belang konden stellen in het voortzetten van eenen lastigen oorlog, die, ten beste genomen, evenwel nimmer het verdriet van een rusteloos leven, door eenige gevoelens van verpligting of tedere zorg, zou kunnen boeten. En schoon nu alle deeze bedenkingen ook geschikt waren, om aan onze zyde de belangen des oorlogs gewigtiger te maaken, nogthans begreep men in 't algemeen, dat het onbetaamelyk en hard zou genoemd worden, zo men openlyk alle middelen tot verzoening van de hand wees, en zelfs weigerde daarover in onderhandeling te treeden. Maar de Vrede, mits dat zy op billyke voorwaarden te treffen waare, kwam ook inderdaad by veelen te meer in aanmerking, om dat Spanje nu zo wel met Engeland, daar Jakob de I. sederd de dood van Elizabeth den troon beklom, als met Vrankryk, bevredigd was. De Koningen van Engeland en Vrankryk moeiden zich beide meer dan ooit met de Nederlandsche zaaken; maar de laatste noch 't meest, en zyne Staatkunde was de fynste. Zelfbelang was, gelyk men ligtelyk beseft, hunne dryfveer. Koning Jakob wilde de Vrede bevorderen, op hoop van ten minsten een gedeelte deezer Landen in zyne magt te krygen, wanneer zyn Zoon, volgens de hoop, waarmede hy zich kittelde, met de Infante van Spanje zou in 't huwelyk {==625==} {>>pagina-aanduiding<<} getreeden zyn. Hendrik de IV. had afgelegener oogmerken, welke wy naderhand zullen zien. 't Zy hier genoeg, dat hy voornaamelyk op den Vredehandel aandrong, om by deeze gelegenheid den staat der zaaken te doorzien, en het vertrouwen der voornaamste Heeren te winnen; doch bovenal om gewaar te worden hoedaanig eene vrede de Nederlanders zouden begeeren, en hoe veel de Vyand van zyne verouderde rechten op het Gemeenebest zou willen afstaan. Het ontzag voor twee zo magtige Vorsten kon alleen de zaak voldongen hebben: nu liepen 'er zo veele redenen te zamen, dat men geen lang beraad van nooden had om in den Vredehandel te bewilligen. 't Hielp veel dat men van binnen eene volmaakte eensgezindheid vond, noopens de punten, zonder welke men tot geene Vrede, noch Bestand, moest overgaan. Doch met den Vyand viel ten deezen opzigte noch zo veel te doen, dat de openbaare Byeenkomst niet voor het volgende jaar een aanvang neemen kon. 's Graavenhaage was de plaats, welke men daar toe uitgekoozen had: doch het stuk was te gewigtig, en de wederzydsche eischen wierden te strydig bevonden, om in de eerste Byeenkomst beslecht te worden. Zy is van de zyde der Staaten, na dat men eenige maanden vruchteloos getwist had, afgebroken; en 't wierd van weinigen begreepen dat zulks geschiedde, omze vervolgens, op eene andere plaats, met beter uitslag te hervatten. Gansch Europa had terstond op het ernstigst in de belangen van die gebeurtenis gedeeld. Eer de openbaare Vredehandeling noch wierd vastgesteld, was 'er een Fransch Gezantschap, met den Prezident Jeannin aan het hoofd, herwaard gekomen, omze te bevorderen: vervolgens zonden de Koningen van Engeland, van Zweeden, en Denemarken, benevens verscheide Duitsche Vorsten, ook {==626==} {>>pagina-aanduiding<<} hunne Gezanten, omze by te woonen en 'er als Middelaars te dienen. 't Had de gedaante dat men in 't algemeen de Vereenigde Nederlanden aanmerkte als eene nieuwe Mogendheid, welke nu tot het heuchlyk tydgewricht van haare bevestiging genaderd was, om aangeschreeven te worden op de lyst der ontzaglyke Staaten, die het evenwigt van Europa maakten. Aan de Spaansche zyde wierdt die ook klaar genoeg gevoeld, hoewel men noch niet genegen was hetzelve door eene volle erkentenis te bekrachtigen. Filips de III. brak zich 't hoofd met heimelyke handelingen, om de Koningen van Vrankryk en Engeland in zyne belangen over te haalen; en de Aartshertogen spaarden kunst noch vlyt om in de vernedering, welke zy niet meer zagen te ontgaan, ten minsten zo veel mogelyk waare, een goed gelaat te toonen. De gesleepenste verstanden, met den doorluchtigen Spinola zelven gesterkt, verscheenen uit hunnen naam in den Haage, om alles wat de kunst vermag, met wakkerheid van geest, met listen, en dubbelzinnige beloften, tot hun voordeel aan te wenden. De Franschen, onze yverigste voorstanders, waren hiertegen wel opgewassen; maar 't bleek welhaast, dat men ook op hunnen handel omzigtig letten moest. Jeannin, die in behendigheid geene weergaê had, bestierde alles zo kunstig, dat hy nu de eene dan de andere party ten dienst kon staan, naar den verschillenden keer, dien de zaaken, overeenkomstig of strydig met zyn oogmerk, mogten neemen; en het groot oogmerk, waartoe hy eindelyk meende te zullen komen, viel op dien tyd naauwlyks onder de gissing der grootste Staatkundigen. Met de Engelsche Gezanten had men niet minder te doen, uit hoofde van het belang, 't welk men in de vriendsehap van hunnen Koning stellen moest; niet wegens zynen goe- {==627==} {>>pagina-aanduiding<<} den wil, maar wegens zyne magt, naardien geheel Groot-Britanje nu onder hem, als tot een enkel Ryk, vereenigd was. Men zou deeze vermaarde Byeenkomst met recht eene school van Staatkunde noemen, daar de grootste mannen van die eeuw zich mogten vervoegen, om ervaarenis te bekomen. Geene mindere schranderheid dan Oldenbarneveld bezat wierd 'er vereischt, om in zulk een doolhof van verschillende gevoelens, heimelyke inzigten, vonden en verbysteringen, het rechte pad te kiezen; te meer dewyl hy ook onder de zynen noch magtige tegenstreevers vond, die wel met hem tot den vredehandel gestemd hadden, maar inderdaad de Vrede niet vuurig zochten. Hy wist echter ook op zyne beurt de belangen van het Vaderland te doen gelden, en werkte zo veel uit, dat, geduurende den loop deezer handelingen, twee verbonden van onderlinge bescherming, het eerste met Vrankryk, het tweede met Groot Britanje, geslooten wierden. Het aanzien, 't welk de vereenigde Staaten hierdoor verkreegen, heeft naar allen schyn niet weinig toegebragt tot de gelukkige ontknooping van dien ingewikkelden handel. By de Schryvers, die deeze zaaken breed genoeg ontvouwen, zien wy met vermaak hoe elke landaard, onder het geduurig stribbelen, zich door zyne byzondere trekken onderscheidt. De Spaanschen, die, 't is waar, niet allen Spanjaards gebooren zyn, maar nochthans dien geest hebben ingezoogen, zyn, onder het masker van grootmoedigheid, arglistig en trots. Zy bieden zich aan om de Vrede te beraamen; maar naauwlyks ontfangt men hen, of zy trachten wetten voor te schryven, en de minste tegenspraak doet hen onverdraaglyk worden. De Engelschen vertoonen zich gelyk zy zyn, en dit is het loflykst {==628==} {>>pagina-aanduiding<<} in hun gedrag. Maar zy zyn gemelyk, eigenzinnig, en ligt geraakt. Hunne scherpzinnigheid is zonder uitvoering, hunne welspreekendheid overreedt niet, en hunne werkzaamheid is gemeenlyk lastig, daar zy verpligtende moest weezen. De Franschen zyn overal bescheiden en heusch. Zy berispen en vleien in éénen adem, en hunne gemelykheid zelve strekt altoos om den verzwakten band van vriendschap naauwer toe te haalen. Door hunne onbelemmerde vaardigheid schynen de gevoelens, welke zy voorstellen, waarlyk de hunne, en doorgaans de aanneemelykste te zyn. Zy bewaaren gemaklyk hun geheim, onder gedaante van geene geheimen te hebben. Zo men hun gelooft; zy stellen met vermaak hun eigen belang ter zyden, om hunne vrienden te verpligten. Hierdoor behaagenze, zelfs in hunne kunstenaaryen, zo zeer, dat het byna onmogelyk is, zich van hun te ontslaan. Alle weigeringen schynen ondankbaare vergeldingen van de moeite, welke zy voor hunne vrienden neemen; en al wat men toestaat, gebruiken zy evenwel heel anders dan men verwachtte. Doch wat hun ook in den weg staê, zy werpen niets om verre, maar helpen het verder opbouwen, op dat het zo veel te schielyker valle, na dat zy het heimelyk ondergraaven hebben. Men kan hen grondig kennen, en echter nog door de vlugheid van hunnen ryken geest verbysterd en misleid worden. Maar onze Nederlanders houden zich doorgaans op den heilzaamen middelweg. Zy beantwoorden op denzelfden toon de vleiery en het verwyt. Zy gunnen een iegelyk, dien het lust, de eer van te pronken met de fynheid van zynen geest, of het vermaak van hoogmoedig te zyn op beuzelachtiger voorrechten. Zy bestraffen zelfs de laatdunkendheid niet; maar houden met een bedaard gemoed geduurig hunne inzigten op het {==629==} {>>pagina-aanduiding<<} oog, daar zy, indien het slechts mogelyk is, regelrecht op aanstreeven. De kromme doolpaden der Staatkunde verwarren hun oordeel niet. Zy zeggen rondborstig wat 'er dient gezeid te worden; maar hunne geheimen leggen diep in den boezem. Zy luisteren gaarne, maar volgen noch verwerpen geenen raad, dan na de rypste overweeging. Men zou meenen dat zy ligtelyk konden geleid worden waar men wilde; maar zy houden voorzigtig stand, zodra men hen tot den gevaarlyken driesprong heeft gebragt. Ik heb reeds te kennen gegeeven, dat, onder de voornaame leden der Regeeringe, het belang, 't welk men in de Vrede stellen moest, niet gelyk begreepen wierd. Geduurende de handeling openbaarde dit verschil zich meer en meer; en men zag welhaast dat veelen 'er alleenlyk hunne stem toe hadden gegeeven, in de stille hoop dat zy vruchteloos uitvallen zou. Prins Maurits, gesterkt met de aanzienlykste Legerhoofden, en zelfs de gansche Provincie van Zeeland, behoorden tot dit getal. Eene heerlyke overwinning, door de Vloot van Heemskerk omtrent deezen tyd by Gibraltar behaald, diende ook om het Gemeen op hunne zyde te trekken; en de predikanten verzuimden die schoone gelegenheid niet om het vuur van vyandschap te voeden, waartoe zy amptshalve meenden verpligt te zyn. Maar de voorstanders der Vrede lieten zich hierdoor zo weinig verzetten, dat zelfs de overwinnende Vloot, op hun aanhouden, naar het Vaderland ontbooden wierd; op dat zy, door het verder vervolgen van haare voordeelen, geene nieuwe stremming in den Vredehandel verwekken mogt. De redenen, waardoor elke party, in die verdeeldheid, haar gevoelen zogt te staaven, waren veelal, gelyk het {==630==} {>>pagina-aanduiding<<} gemeenlyk gaat, betrekkelyk tot byzondere belangen. Zy, die om voordeel den Krygsdienst aankleefden, vonden niets gevaarlyker, dan dat men Vrede maaken, een gedeelte van het Krygsvolk afdanken, en den Vyand gelegenheid geeven zou, om onvoorziens het verzwakte Vaderland met eenen nieuwen aanval overrompelen. Zy voorzagen ook de schadelykste verdeeldheden, beroerten, en scheuringen van binnen, zodra men rust van buiten hebben zou. Anderen, dien 't lang verveeld had, tot de zwaare kosten des Oorlogs het hunne toe te brengen, begreepen niets van dat gevaar. Zo stemden ook de Provincien, die in den Oorlog gemeenlyk meest ontrust wierden, als Gelderland by voorbeeld, tot Vrede; terwyl andere, die zich meer in veiligheid bevonden, om oorlog riepen. Ja Zeeland vreesde zelfs, dat met de Vrede de Koophandel wederom naar Antwerpen keeren zou; en die bekommering sloeg tot zommige Hollandsche Steden over. Ik zal op deeze byzonderheden niet stilstaan, om dat wy, myns oordeels, het stuk van een anderen kant moeten beschouwen, en op eene wyze, die beter strookt met de voorgaande bedenkingen, over de opkomst en den aanwas van dit Gemeenebest. 't Kwam eigenlyk hier op aan, of de Republiek, gegrondvest en opgebouwd gelyk wy gezien hebben, thans tot het gewenschte tydgewricht van haare bevestiging genaderd waare, of niet? Was het zo, dan moest men zekerlyk geen belang meer in den Oorlog stellen, al kon hy ook met voordeel gevoerd worden. Dit zal ten minsten niemand tegenspreeken, die myne gestelde grondregelen noopens het innerlyk bestaan van eene Republiek, als de onze, heeft goedgekeurd. Maar hoe dat vraagstuk op te lossen? Wat uitdruklyk denkbeeld te hechten aan die be- {==631==} {>>pagina-aanduiding<<} vestiging, welke tot de duurzaamheid van onze Republiek vereischt wierd; en hoe te oordeelen van haare geschiktheid tot die gesteltenis? Ik verbeeld my dat wy maar weinige schreeden behoeven te rugge te gaan, om het antwoord uit onze verhandelde beginzelen af te leiden. Het moet gezocht worden in de betrekking van onzen Staat tot vreemde en onzydige Mogendheden. Wy hebben die betrekking, gelyk zy ten tyde van Willem den I. was, gezien; gelyk mede, hoe zeer zy straks na zyne dood ten algemeenen nadeele veranderde; en hoe zy naderhand door de dapperheid van zynen Zoon, en door de wysheid van Oldenbarneveld, wederom veel voordeeliger gedaante gekreegen heeft. Laaten wy nu de vergelyking maaken. Hoe meesterlyk Willem de I. zynen handel ook aan vreemde Hoven dreef, hy wist zyne Republiek nooit tot dat aanzien te verheffen, dat men haar in het licht van eenen vryen Staat beschouwde. Zy wierd wegens haare zwakheid altoos noch aangemerkt als een voorwerp van medelyden, 't welk men ondersteunen moest, om het voor zynen ondergang te bewaaren. En 't is allerklaarst uit het gedrag van Elizabeth te begrypen, waar dat medelyden eindelyk op uitliep. Maar 't wierd een ander geval, toen de Republiek in magt en aanzien zo zeer toegenomen was, dat groote Koningen haare Vriendschap zochten, haar met plegtige Gezantschappen vereerden, en, om zonder kwetsing van Spanje met haar in bondgenootschap te treeden, niets liever wenschten, dan dat zy onafhangklyk wierd verklaard van die Monarchy. Ondertusschen wist men zeker genoeg dat de Oorlog zonder behulp van zulke Mogendheden niet zou kunnen voortgezet worden. Men had altoos noch onderstand van Vrankryk genooten; en men rekende dat 's Lands schatkist, die maar {==632==} {>>pagina-aanduiding<<} tien Milioenen aan inkomsten had, jaarlyks ten minsten, zo de oorlog langer duurde, zes te kort schieten zou, 't Gaf dan eene al te groote verpligting, zo men voor een derde deel, of noch meer, het noodige van zulke Vrienden moest ontleenen; en 't was bedenkelyk of hieruit niet eens de tyden van Anjou, of Leicester, wederom stonden gebooren te worden. Was de Republiek éénmaal voor eenen vryen Staat erkend, zy zou dan noch, indien haar zulk eene behoeftigheid overkwam, op een anderen voet kunnen handelen. Willem de I. had zich altoos wel bevonden by zyne gewoonte van met verscheide Mogendheden te gelyk in onderhandeling te treeden: men zou dit noch veel ruimer kunnen doen, wanneer de Staat zelf, hoe gering ook, onder die Mogendheden echter eene plaats bekleedde. Dan zou men eerst dezelfde Sraatkunde, waaraan men tot dus verre allen voorspoed verschuldigd was, in haare volle kracht kunnen werkstellig maaken; en de maatregelen, welke gediend hadden om het Gemeenebest zyn wezen en bestaan te geeven, zouden, zo men 'er zich aan hield, noch beter deszelfs bloei bevorderen. Aan den anderen kant moest men het oorlogslot ook al te onzeker achten, om zich te vleien dat men altoos gelukkig zon zyn. Wies de Republiek niet verder aan in uitgebreidheid en vermogen, dan kon de gelegenheid nooit gunstiger verwacht worden, om het groote werk van haare bevestiging te voleinden. Maar byaldien zy, ten beste genomen, grooter en magtiger wierd, dat zou haar nadeelig kunnen zyn, wanneer zy te sterk in de oogen schitterde van die gekroonde Hoofden, welke haar nu hunne vriendschap waardig keurden. Ook zou haar inwendig gestel hierdoor ligtelyk blootgesteld worden aan nieuwe gevaaren, welke wy reeds in eene algemeene be- {==633==} {>>pagina-aanduiding<<} spiegeling voor onze verbeelding hebben gehad. De voorstanders der Vrede hebben naar allen schyn het stuk in dat licht beschouwd. Immers kunnen de gemelde redenen, indien 't waarlyk dezelfde niet zyn welke hen overgehaald hebben, ons genoegzaam overtuigen, zo ik my niet bedrieg, dat hun gevoelen op zichzelven het heilzaamste was. 't Is ook waar dat de Koning van Vrankryk oogmerken had, waarvan hy nimmer was verdacht geweest, maar welke men van langzaamerhand, ondanks de schranderheid van Jeannin, in het verschiet ontdekte. Hy begunstigde de vereenigde Staaten, niet alleen uit genegenheid, en om de magt van Spanje te verkleinen, maar ook om hen, indien het mooglyk was, vroeg of laat, afhangklyk van zyne kroon te maaken. 't Kwam ten dien einde best met zyne inzigten overeen, dat zy in oorlog bleeven; maar de zwaare kosten, welke hy dan tot hunnen onderstand zou moeten spillen, waren hem zodra niet onder het oog gebragt, of zy schrikten hem af, en bewoogen hem tot Vrede te raaden. Zommigen hebben gemeend dat Oldenbarneveld die rekening uit loosheid zeer hoog gemaakt had, om den Koning, zo wel als Prins Maurits, naar zyne inzigten te leiden. Hoe 't zy; toen Hendrik de IV. zyne toestemming gegeeven had, begreep hy terstond wel dat 'er voor hem niets overig was, dan eenen langen omweg in te staan, die aan veele verhinderingen zou onderhevig zyn. En al had onze schrandere Staatsman met dat ondersteld bedrog niets meer dan dit gevolg op het oog gehad, zo had hy noch hiermede aan het Vaderland een grooten dienst gedaan. Sederd heeft de Koning alle mogelyke middelen aangewend om hem te verpligten, doende hem zelfs door Jeannin een geschenk ter waarde van twintigduizend guldens opdrin- {==634==} {>>pagina-aanduiding<<} gen, 't welk echter, hem reeds voorlang beloofd zynde, niet meer dan eene belooning van voorgaande diensten was. Het aanvaarden van dit geschenk heeft naderhand gediend om de trouw van Oldenbarneveld by veelen verdacht te maaken; hoewel zonder grond, om dat hy 't ontfing van eenen Vorst, die als een oprecht vriend van de Republiek wilde aangemerkt worden, dien men in alle opzigten moest ontzien, en by wien het geringste blyk van mistrouwen een hoon zou geweest zyn. Ik onderstel geenszins dat Oldenbarneveld niet zou begreepen hebben wat de Koning zocht; maar ik verbeeld my dat het een misslag van Staat zou geweest zyn, indien hy, door zulks ontydig te toonen, eenen Koning vertoornd had, dien hy moest in slaap wiegen. Immers bewyst ook zyn volgend gedrag dat hy wel verre was van de maatregelen, die men aan het Fransche Hof had beraamd, te willen volgen. Want toen het Bestand geslooten was, na dat men vruchteloos over Vrede gehandeld had, poogde Hendrik de IV. terstond verandering te maaken in onzen Regeeringsvorm, dien Oldenbarneveld onveranderd bewaarde. Het ontwerp des Konings schynt hierin bestaan te hebben: hy wilde 't Gemeenebest van langzaamerhand tot den staat van een Vorstendom brengen, den Prins aan 't hoofd stellen, en dien, als zynen Leenman, bestieren. Ten dien einde moest vooreerst het gezag des Raads van Staate, 't welk na Leicester merkelyk verminderd was, op nieuw hersteld, en vervolgens boven dat der algemeene Staaten opgehaald worden. Daarom rieden de Franschen tot de oprechting eens nieuwen Raads van Staate, die, ondergeschikt aan zyne Hoogheid, nevens hem de beslissing zou hebben van alle geschillen, welke tusschen de vereenigde Gewesten mogten ontstaan. Dit luidde {==635==} {>>pagina-aanduiding<<} zo veel te fraaier, om dat noch by de Unie, noch vervolgens, op het beslissen van zodaanige geschillen eenige schikking was gemaakt; maar 't zeldzaamste van dien voorslag was, dat in deezen Raad ook de Fransche Gezanten zitting moesten hebben. De Advokaat, die den Koning eerbiedigde, en meermaalen verklaard had, dat hy de vermeerdering van 's Prinsen gezag niet afkeurde, begreep achter al het gevaar van zulk een ontwerp, en wist het behendig te verschuiven tot eene nadere gelegenheid, welke nimmer plaats vinden zou. Zo weinig was dat vast gemoed gekreukt door Koningklyke giften. De ongelukkige dood van Hendrik den IV, die in 't volgende jaar voorviel, stelt ons buiten staat om over zyne verdere voorneemens eenige gissing te maaken. Toen deeze groote Koning doorsteeken wierd, stond hy gereed om Braband te verwoesten, wegens eene Prinses, die hy beminde, en die, uit afkeer van hem, met haaren Gemaal derwaard gevlucht was. Hoe zwak zyn ook de grootste stervelingen! Onder 't handelen veranderden de Spaansche Gemagtigden zo zeer van toon, dat men schier alle hoop verloor van een vergelyk met hun te treffen. 't Viel hunnen hoogmoed smartelyk, de vrede te hebben aangebooden, en derzelver voorwaarden niet naar hunnen zin te kunnen bepaalen. Uit de punten, welke 't meest betwist wierden, is duidelyk te zien, dat men van hunne zyde schynen wilde de Vrede niet geslooten, maar geschonken te hebben. Dit toonden zy allereerst door hunne omzigtigheid in het erkennen van de vryheid der Staaten, 't welk de Aartshertogen, eer men tot de onderhandeling trad, slechts met eene dubbelzinnige uitdrukking hadden gedaan; 't welk de Koning, toen hy den handel, {==636==} {>>pagina-aanduiding<<} benevens de daartoe vereischte Wapenschorsing, moest bekragtigen, met stilzwygen was voorbygegaan; en 't welk de Gezanten, toen men 'er nader op aandrong, als een stuk van weinig belang, met een luchtig antwoord poogden in 't midden te laaten. Maar in hunne eischen straalde 't gemelde beginzel noch wel anders door. Zy deeden onder anderen twee, die men als buitenspoorig aanmerkte. De eerste betrof de vrye vaart op de Indiën, waarvan zy wilden dat de Staaten afstand zouden doen; de tweede den Roomschen Godsdienst, welks vrye oeffening in de vereenigde Landschappen door hen gevorderd wierd. 't Eerste punt wierd zo eenpaarig verworpen, dat Oldenbarneveld zelfverklaarde geene vrede tot dien prys te kunnen goedkeuren: 't laatste wierd gehouden voor eenen listigen trek van Staatkunde, geschikt om altoos de rust en eendragt van het Gemeenebest te kunnen stooren; en met zo veel te minder schyn van billykheid bekleed, om dat de Spanjaarden, in alle voorgaande handelingen, op het uitsluiten van den hervormden Godsdienst onverzettelyk waren geweest. Beide deeze punten wierden van den eenen kant zo hevig aangedrongen, en van den anderen zo plat afgeslagen, dat dit alleen genoeg was, om de Vredehandeling af te breeken; 't welk de Spaanschen evenwel noch niet zouden gedaan hebben, zo de Staaten niet verklaard hadden dat hun geduld ten einde was geloopen. Niemand zal de billykheid van het begrip der Staaten op de vrye Zeevaart een oogenblik in twyffel trekken; maar 't is noch wel mogelyk dat sommigen hunne strengheid tegen den Roomschen Godsdienst afkeuren. Eene Gezindheid, zullen zy zeggen, die voor eene halve eeuw de eenigste geweest was over het gansche Land, en die {==637==} {>>pagina-aanduiding<<} noch zulk een aanzienlyk gedeelte was van het Gemeenebest, te willen besnoeien in het natuurlyk recht van God te dienen volgens haare gewisse: hoe kon dit te zamen gaan met die Christelyke zachtmoedigheid, welke men altoos had voorgewend, toen men slechts eene bepaalde toelaating van den hervormden Godsdienst begeerde? Moest het niet geweldig rieken naar de Spaansche dwinglandy, dat men openlyk verklaarde, in een zo haatelyk punt haar voorbeeld te willen volgen, terwyl men nu in tegendeel de schoonste gelegenheid gebooren zag, om de onrechtvaardigheid der Spanjaarden, door een regtvaardiger gedrag, voor de gansche Waereld te beschaamen? Immers betaamde 't de Vereenigde Staaten niet, te roemen dat zy om vryheid van Godsdienst het Spaansche juk hadden afgeworpen, wanneer zy weigerden op hunne beurt dezelfde vryheid aan weerlooze en onschuldige Ingezetenen te verleenen: want hoe konden zy ondersteld worden eenig denkbeeld te hebben van Christelyken Godsdienst, die alle andere Christenen, hoe genaamd, niet zonder onderscheid, als hunne Broeders, liefkoosden en omhelsden? En, gelyk eene oppervlakkige redeneering doorgaansglad is, zo kan hierby gevoegd worden, dat de Staaten weinig acht gaven op de waare belangen van hunne Republiek, daar men geduurig vreesde dat de Koophandel wederom naar Braband en Vlaanderen stond te keeren, en zulks te gelyk, door eene hardheid, die alle Roomschgezinde burgers stooten moest, scheen te willen bevorderen. Doch onze Staaten, die naderhand klaar genoeg getoond hebben dat zy alle deeze bedenkingen geenszins uit het oog verlooren hadden, zagen op dien tyd het stuk heel anders, en met dieper wysheid, aan. Zy kenden het Volk, de Predi- {==638==} {>>pagina-aanduiding<<} kanten, de Monniken, de wuftheid, de woeste driften, den diepgewortelden haat der strydende en twistzieke zinnen. Zy erinnerden zich de ydelheid der Gentsche Bevrediging, de zwakheid der Geloofsvrede van Matthias, en de mislukte poogingen van Vader Willem, om zyne verdraagzaamheid zo bemind te maaken, als zy verdiende te zyn. Zy voorzagen duizend ongeregeldheden, zo men met geringer bekwaamheden dan de zyne, hetzelfde ondernam; en zy oordeelden dat in zulk een geval de Vrede gevaarlyker zou kunnen worden voor den zwakken Staat, dan de hachlykste oorlog immer geweest was. Zy wisten dat het oeffenen van groote deugden veel meer tot byzondere persoonen, dan tot Staatsregeeringen, behoort; om dat het menschdom, in 't groot genomen, niets minder dan deugdzaam is, maar de weldaaden gemeenlyk misbruikt, en de treffende voorbeelden als harssenschimmen beschouwt. Droevige, maar onveranderlyke waarheid, waaraan al dikwyls de grootste Weldoeners van het menschelyk geslacht opgeofferd zyn! 't Was in het byzonder te voorzien, wanneer men den Roomschen zo veel had ingewilligd op den eisch des Vyands, dat alle hunne erkentenis voor die weldaad over de Spaansche zyde hellen zou; 't welk gelegenheid geeven kon tot veele heimelyke aanslagen: terwyl de Staaten daarentegen hunne yverigste Burgers, onder de hervormden, dus van zich vervreemd hebbende, in dien maalstroom tot de uiterste verlegenheid zouden gebragt zyn. Maar de onafhangklykheid van Spanje, 't punt daar alles op draaien moest, behield ook een twyffelachtig aanzien, zo men aan die Mogendheid de bestelling van zaaken, tot den Godsdienst betrekkelyk, overliet. En deeze laatste reden was zo gewigtig, dat zelfs de Fransche Gezanten, {==639==} {>>pagina-aanduiding<<} natuurlyk den Roomschen Godsdienst gunstig, zich in dit geval onthielden van deszelfs belangen voor te staan. Jeannin, die, om de oprechting van eene Indische Maatschappy in Vrankryk te bevorderen, den Staaten noch wel raaden durfde, van de vrye vaart op de Indiën afstand te doen; Jeannin, oordeelde echter alle zyne welspreekendheid te zwak, om de vrye oeffening van den Roomschen Godsdienst in de Vereenigde Nederlanden, als een Verdragpunt met Spanje, door eenigen glimp van reden draaglyk te maaken. Zonder de tusschenkomst der Fransche en Engelsche Gezanten, zou het afbreeken der Vredehandelinge waarschynlyk gediend hebben om het oorlogsvuur op nieuw veel feller te ontsteeken; nu diende 't inderdaad om het treffen van een wenschelyk Bestand gemaklyk te maaken. Men had terstond gemerkt dat de Spaansche Gemagtigden tot dit laatste 't meest geneigd waren. Men had hier in tegendeel doorgaans veel gunstiger gevoelen gehad van de Vrede, mits dat zy billyk kon getroffen worden. Zelfs zou een Bestand, naar het oordeel van zommigen, die echter van Vrede niet afkeerig waren, gevaarlyk zyn; om dat het Volk, éénmaal door een bedrieglyke rust verflaauwd zynde, naderhand niet, of naauwlyks, tot de zorgen en lasten van eenen nieuwen oorlog zou kunnen opgewekt worden. Anderen, dien het altoos gespeeten had, dat men den oorlog niet wilde voortzetten, bragten alles by, wat onder hunne verbeelding viel, om het Bestand op 't haatelykst af te beelden. Zy, die oordeelden dat men zich, by mangel van Vrede, met een Bestand vergenoegen moest, vonden dus aan alle zyden tegenstand. De twist liep zo hoog, dat men voor eene gevaarlyke scheuring vreesde: maar Oldenbarneveld en Jeannin wisten al- {==640==} {>>pagina-aanduiding<<} les noch te stillen, zelfs de blaakende gramschap van Prins Maurits, zo wel als het ongenoegen van Zeeland; welke Provincie, na dat nu de meeste Hollandsche Steden eene nieuwe handeling hadden goedgekeurd, alleen tegen zes, dat gevoelen van de hand wees, niet zonder bedreiging van de Unie te verlaaten, zo men echter de zaak doordreef; om dat, ook volgens de Unie zelve, zulk een besluit de eenpaarige toestemming van alle Provincien vereischte. Men zou, geloof ik, de zo even genoemde twee Staatsdienaars met recht by Nestor en Ulysses vergelyken. Hunne inzigten, in 't algemeen wel onderscheiden, maar in dit byzonder stuk geheel te zamenloopende, lieten hun toe, hunne maatregelen met een gemeenzaam overleg te vereenigen. De beraamde ontwerpen wierden meerendeels Jeannin ter uitvoeringe aanbevolen, vermits hy, als Vreemdeling, onzydig schynen mogt, en den haat der Tegenstreeveren veiliger verduuren kon. Hy kweet 'er zich meesterlyk van. Men leeze op dit geval zyne handelingen en vertoogen in 't breede na, niet slechts om het belang der Geschiedenisse, maar tevens om een groot voorbeeld te zien van die wonderlyke kunst, welke de overreeding tot haar doel heeft; niet door het geweldig beweegen der hartstogten, maar door eene stille en zachte bekooring, waartegen niemand gewapend is. Men vindt 'er overal den zedigen vleier, den ernstigen vermaaner, den vriendelyken berisper, gelyk wy den waaren Ulysses by Homerus geschilderd zien. Zyne welspreekendheid houdt onder eene uiterlyke kalmte de grootste kracht verborgen, waaraan zy alles onderwerpt, en waardoor men overwonnen is, zodra men haar gehoor gegeeven heeft. Hoe komt het? Zy waarschuwt niemand door eenen weidschen opschik; de bondigheid is al haar sieraad; zy {==641==} {>>pagina-aanduiding<<} steunt op de juiste kennis van haar onderwerp, van de gevoelens welke zy moet inboezemen, en van de gemoederen waarop zy werkt. Zy is beurteling beknopt zonder gemaaktheid, en uitvoerig zonder verveelen; doch nooit onachtzaam op het gunstig oogenblik, om de harten, na datze geleenigd zyn, als wasch te buigen. Jeannin wist te gunst, welke hy met heuschheid gewonnen had, ook te bewaaren, terwyl hy zich door dreigementen geducht maakte: eene gevaarlyke onderneeming voor elk, die niet, als hy, ten toppunt van bekwaamheid gevorderd is. Toen het werk, reeds eenen goeden uitslag beloovende, niettemin traag voortging, deed hy, op zyns Konings naam, eene nadrukkelyke verklaaring, dat de vereenigde Staaten, indien zy weigerden naar de voorslagen van een Bestand te luisteren, geenen bystand meer uit Vrankryk te wachten hadden; dewyl de Koning denken zou dat de oorlog, dus alleen door hunne schuld verlengd zynde, ook door hen alleen moest gedraagen worden. Straks verklaarden de Engelsche Gezanten, op zyn voorbeeld, hetzelfde ten aanzien van Groot Britanje; en hiermede was de zaak voldongen. Zy wierden geloofd; en een iegelyk verbeeldde zich terstond de Republiek versteeken van alle hulp, in de uiterste wanhoop gedompeld, en ter prooie aan 's Vyands wraakzucht overgelaaten. Men riep om Bestad, zo vuurig als men 'er noch korts tegen gewoeld had; en men achtte zich gelukkig, zo het noch niet te laat mogt zyn, om dit, door de bemiddeling van Jeannin, als eene gunst van zyne hand, te verwerven. Nu moest men wel voorzigtig zyn, om een gepast aanzoek by den Vyand te doen. De Spaansche Gemagtigden, noch eenigen tyd na het afbreeken der Vredehandelinge in den Haage vertoefd hebbende, op hoop van {==642==} {>>pagina-aanduiding<<} een Bestand uit te werken, waren eindelyk, toen men al te duidelyk toonde dat hun verblyf in Holland onaangenaam wierd, gramstoorig vertrokken. De achtbaarheid der Aartshertogen leed niet dat zy hunne Dienaars op nieuw voor zulk een onthaal zouden blootstellen: en zo de Staaten, na 't verwerpen van de Vrede, thans hunne begeerte naar het Bestand te klaar deeden zien, 't zou eene lafheid zyn, waarom de Vyand in zyne vuist kon lachen, en die hem aanleiding geeven moest, om onverzettelyk op zyne eischen te staan. Men hoorde reeds dat de Koning van Spanje, noopens de erkentenis der Nederlandsche Vryheid, van gedachten veranderd was, meenende dat dit punt nu niet meer noodzaakelyk zou zyn, om de Nederlanders tot een Bestand te doen besluiten. En hoewel dit mogelyk van de Spaansche zyde maar eene listige uitvinding was, om hier den grond te peilen, 't bleek echter ook daaruit hoe scherp de Spaanschen op alles bedacht waren, en hoe zeer men zich moest wachten voor den minsten schyn van flaauwmoedigheid. Dit gerucht, waar of valsch, had zelfs op veelen zulk een invloed, dat zy ook de weigering des Konings op dat gewigtig punt niet meer als eenen hinderpaal van het Bestand wilden aangemerkt hebben. Zo wispeltuurig zyn de gevoelens der menschen: maar Oldenbarneveld zelf was de eerste, om die vervoering te stuiten. Hy bragt by de algemeene Staaten te wege, dat zy door een nieuw besluit de voorwaarden, zonder welke men geen Bestand zou aangaan, onwrikbaar bepaalden: en onder deeze was de Vryheid niet als een onverschillig stuk, maar veeleer als de grondslag van al het overige, uitgedrukt. Jeannin, van alles wel onderrecht, hield ondertusschen briefwisseling met de Spaanschen. Aan hunne zyde steun- {==643==} {>>pagina-aanduiding<<} de men 't meest op de bekwaamheid van Joan Richardot, eenen man, die, in veele andere opzigten by Jeannin niet op éénen dag te noemen, nochthans in loosheid hem ten naasten by evenaarde. Richardot had, by zyn vertrek met de overige Spaansche Gemagtigden uit den Haage, eene zeldzaame list gebruikt, om de Staaten verder aan te lokken. Hy had het heimelyk Berichtschrift der Aartshertogen, 't welk hem, benevens zyn Gezelschap, in den ganschen handel tot een richtsnoer had gediend, en hunnen uitersten last scheen te behelzen, of immers eert zeker Geschrift, hetwelk die vertooning maakte, in zyne Herberg gelaaten, onder eenige andere papieren, als of het 'er vergeeten waare. Hier kwamen, ten minsten zo men dacht, de waare gevoelens en inzigten der Aartshertogen onbewimpeld te voorschyn; ook was dit stukje tamelyk wel geschikt om de Staaten aan te moedigen. 't Geliefde punt der Nederlandsche vryheid wierd 'er veel gunstiger gehandeld dan men verwachtte. De Aartshertogen lieten in het verschiet eenige hoop doorstraalen, van hunne Nederlanden eens wederom met de Republiek vereenigd te zien; doch niet anders, dan door een verbond van onderlinge bescherming, om het gansche lighaam by andere Mogendheden geducht te maaken. Maar de vrye oeffening van den Roomschen Godsdienst, in de vereenigde Landschappen, was het eenigst punt, waarop de Gemagtigden niets mogten toegeeven. En zeker, zo men eens onderstellen mag dat dit gansche Geschrift door hem, met voorkennis der Aartshertogen, uit staatkunde versierd was, begrypt men echter vry klaar, dat het, om natuurlyk te schynen, niet gunstiger moest ingericht zyn. Het wierd in Holland binnen weinige dagen algemeen, en elk dacht 'er van naar zyn byzonder oordeel. 't Viel byzonder in den smaak, dat de Aarts- {==644==} {>>pagina-aanduiding<<} hertogen verklaarden, geene zwaarigheid te maaken van de erkentenis der vryheid, en die erkentenis met eene oprechte meening te willen staaven: maar dewyl de belangen van den Godsdienst wederom daartegen overstonden, werkte deeze list over 't geheel zeer weinig uit; want beide partyen vonden 'er stof om voor of tegen het Bestand; naar hunne byzondere meening, te pleiten. Toen nu evenwel de zaaken langs een anderen weg verre genoeg gevorderd waren, wist Jeannin terstond uit deeze kunstenaary van Richardot zyne heimelyke inzigten, en de wyze hoe men hem moest aandoen, af te leiden; geenszins twyffelende, of zulk een man zou op zyne zwakke Meesters zo veel invloed hebben, als hy zelf in diergelyke gelegenheden op den grootsten der Koningen had. De briefwisseling, in 't algemeen aangevangen, kreeg dan welhaast de gedaante van eene byzondere verstandhouding tusschen deeze twee Persoonen; en zy bragten 't met aarselen en toetreeden, stap voor stap, eerlang zo verre, dat men eene Byeenkomst te Antwerpen beraamde, tusschen de Spaansche Gemagtigden ter eene, en de Fransche Gezanten, met de Engelsche gesterkt, ter andere zyde. Aldaar zouden de voornaamste zwaarigheden, waar' het mogelyk, wederzyds uit den weg geruimd worden, terwyl de vereenigde Staaten, zich ondertusschen naar Bergen op Zoom begeeven hebbende, op eene voldoende tyding zouden wachten, om eindelyk ook hunne Gemagtigden naar Antwerpen, ter voleindinge van het groote werk, te zenden. Dit alles gelukte naar wensch; en dus sloot men, in de Lente van het jaar 1609, met de Aartshertogen een twaalfjaarig Bestand, hetwelk de Koning van Spanje, drie maanden laater, openlyk bekrachtigde. De Koningen van Vrankryk {==645==} {>>pagina-aanduiding<<} en Groot-Britanje verklaarden zich als Borgen voor de onderhouding van hetzelve, in gevolge der voorgemelde verbonden, by het aangaan der Vredehandelinge, reeds met de Republiek geslooten. Hoewel de Verdragpunten van dit Bestand niet in alles naar de begeerte der Staaten uitgedrukt wierden, 't waren nochthans de Spaanschen, die verre de meeste toegeevendheid toonden. Ik zal de voornaamste slechts aanroeren, om dat die alleen binnen myn bestek vallen. Het eerste punt betrof, gelyk men denken kan, de Vryheid van het Gemeenebest. De Aartshertogen erkenden ze, ook in den naam des Konings: maar hunne woorden waren niet vry van dubbelzinnigheid. Zy verklaarden naamelyk, dit Bestand te sluiten ‘met de Staaten der vereenigde Gewesten, in hoedaanigheid, en als houdende dezelven voor vrye Landen, Gewesten en Staaten, op welke zy niets eischten’. Men had gewenscht, dat zy deeze verklaaring deeden, ‘houdende dezelven voor vrye Landen enz. voor altoos; op welke zy niets hadden te eischen’. Men had te vooren, onder het beraamen der Vredehandelinge, reeds lang en vruchteloos over deeze uitdrukkingen getwist. Evenwel kon zulk eene verklaaring, als de Aartshertogen thans deeden, en als zy toen reeds hadden aangebooden te doen, voldoende geweest zyn by het sluiten van eene Vrede, die immers door zichzelve, zonder tusschenkomst van nieuwe verwyderingen, niet anders dan altoosduurende kan ondersteld worden. Met een Bestand was het inderdaad een ander geval. Waarschynlyk wilden ook de Spaanschen, voorgenomen hebbende zich niet ronder te verklaaren, hierom liever Bestand dan Vrede sluiten. 't Zelfde denkbeeld viel klaar genoeg onder het begrip der Staaten, {==646==} {>>pagina-aanduiding<<} en 't hielp daarom zeer weinig dat Jeannin hen de woordjes voor altoos als overtollig wilde doen aanmerken, zynde de verklaaring der Vyanden zonder dat byvoegzel, naar zyne meening, krachtig genoeg om de Vryheid onwrikbaar vast te stellen. Men twyffelde in dit geval aan zyne oprechtheid; en met reden: want om de Spaanschen tot het Bestand over te haalen, beweerde hy by hen, dat hunne oude rechten op deeze Landen onverminderd zouden blyven, zo hunne verklaaring slechts niet uitdrukkelyk tot voor altoos wierd uitgestrekt. Doch de Staaten lieten zich uit een ander inzigt met de eerstgemelde verklaaring vergenoegen. Vooreerst kon het verschil over de volledigheid deezer verklaaringe in allen gevalle tot eenen woordenstryd gebragt worden; 't welk genoeg zou zyn voor andere Mogendheden, die immermeer den Staat als eenen vryen Bondgenoot zouden willen aanmerken. Ten tweeden had men by voorraad goede redenen om voldaan te zyn van de meeste Koningen en Vorsten, inzonderheid van Vrankryk en Groot Britanje, die, na zo veele moeite als zy aangewend hadden om deeze verklaaring door hunne aanpryzing te doen gelden, niet wel zouden kunnen beweeren dat zy te zwak geweest was: 't welk ook, al hadden zy inderdaad iets voorgenomen tot nadeel van de Republiek, evenwel altoos stryden moest met hunne belangen; vermits de verkleining van Spanje hun bovenal ter harte ging. En ten derden zag men dat de Spaanschen zich in 't algemeen veel minder bekommerden over her wezenlyk verlies, dat zy by dit Verdrag zouden lyden, dan over de openbaare bekentetenis van hetzelve. Men vond dan goed hunnen hoogmoed te paaien door eene toegeevendheid, die, zo men dacht, aan de wezenlyke zaak weinig nadeel zou kunnen {==647==} {>>pagina-aanduiding<<} toebrengen: en de gevolgen hebben dit oordeel volkomen gebillykt. 't Bleek noch ruim zo klaar hoe veel de schande, boven het verlies, den Spanjaarden aan 't hart ging, uit hunne angstvalligheid noopens de vergunning der vrye vaart op de Indiën. Zy waren verzekerd dat de Staaten, zonder dit punt, tot geenerlei Verdrag zouden komen. Ongetwyffeld hadden zy ook het besluit van 'er in te bewilligen, by 't hervatten van den handel, reeds vastgesteld, hoewel zy niet dan na lang twisten, en schoorvoetende, zich daartoe lieten brengen. Dit geschiedde, om die gunst op den hoogsten prys te houden. Maar toen men eindelyk hunne toestemming gewonnen had, kwam het op de woorden aan, waardoor de zaak moest bekrachtigd worden. Zy schrikten voor de openlyke verklaaring van zulk eenen afstand, als of dezelve een erfschandaal op de Spaansche Monarchy stond te drukken. 't Is vermaakelyk te zien, hoe zy in deeze verlegenheid zich gepynigd hebben om eene soort van wartaal uit te vinden, die, onder de gedaante van ontelbaare bepaalingen, eene onbepaalde ruimte gaf. Ik kan de verzoeking niet wederstaan, om met dat puikstaal van diepzinnigheid, zodaanig als het woordelyk by den Heer Wagenaar, onder de punten van het Bestand, geboekt staat, myn Werkje te vervrolyken. De wederzydsche onderzaaten en inwooners zouden, geduurende het Bestand, onderlinge vriendschap en Koophandel hebben; welken de Koning van Spanje nogtans verstondt bepaald te zyn, aan zyne Ryken en Landen in Europa, en aan alle anderen, alwaar 's Konings vrienden en bondgenooten, by onderlinge inwilliging, handel dreeven; doch buiten de gemelde paalen, zouden de Staaten niet mogen handelen, zonder {==648==} {>>pagina-aanduiding<<} 's Konings uitdrukkelyk verlof, behalve in de Landen van zulke Mogendheden, die 't hun zouden willen toelaaten; en die deswege, zo min als zy, door den Koning, zouden ontrust worden. Welk een aanloop, om tot den hals toe in 't water te springen! Waarom bedongen onze Staaten ook 's Konings vrygeleide niet, in gevalle hy hun eens zyn uitdrukkelyk verlof mogt verleenen, om te handelen in de Landen van zulke Mogendheden, die 't hun niet zouden willen toelaaten? Maar zyne Katholieke Majesteit, zo diep verzonken in deeze spitsvindigheden, vergat ondertusschen zeer ongelukkig de belangen van het Katholiek geloof. Dit punt is het merkwaardigst van allen, juist om deeze reden, dat 'er in het Verdrag geen enkel woord van gevonden wordt. Wie zou 't verwacht hebben, daar het bovengemelde Berichtschrift van Richardot noch korts een uitdrukkelyken last behelsd had, om niets toe te geeven op de vrye oeffening van den Roomschen Godsdienst in de vereenigde Gewesten? 't Is juist niet zeldzaam dat iemand, die te greetig naar eene handvol bladeren grypt, zich de schoonste vrucht ontglippen laat. Maar dat een groot Monarch, in 't zorgen voor zyne glorie, uit scherpzinnigheid aan 's mymeren zou slaan, om het hoogste punt van zyne en zyns Vaders glorie onaangeroerd voorby te streeven; ik zeg noch ééns, niemand kon het verwacht hebben. Om ernstig te spreeken: de gemaatigdheid der Spaanschen op dat geliefde punt toont allerduidelykst hoe moede zy den Oorlog waren. En als ik verder hierop denk, verbeeld ik my zomtyds dat men, om eene volle vrede te verwerven, onder dezelfde of noch gunstiger voorwaarden, het zwak van hunnen hoogmoed slechts wat meer had behoeven te streelen. Dat geschenk moest Jeannin uit Antwerpen van den Koning {==649==} {>>pagina-aanduiding<<} afgesmeekt hebben, om het grimlachende aan Oldenbarneveld over te leveren. 't Zou hun beiden waardig geweest zyn. Verzuimden zy die pooging dan uit mistrouwen op de eensgezindheid van de Nederlanders zelven? Of gaat het zo vast, dat groote Mannen nooit genoeg op het belang van kleinigheden bedacht zyn? Hoe 't zy, een iegelyk hield zich evenwel met dit Bestand voldaan; en men oordeelde in 't algemeen dat 'er reden was, om zo wel verwonderd als verheugd te zyn, over de groote voordeelen, welke men van Spanje had verworven. De Vryheid steunde nu op een vasten grond; de Koophandel, uitgebreider dan ooit voorheen, was in zynen bloeienden staat bevestigd, en de naderende rust voorspelde noch hooger zegeningen, terwyl de gunst van groote Koningen, als een lieflyke dageraad, het Gemeenebest bestraalde. Maar 't hoogste gunstbewys der Goddelyke Voorzienigheid wierd gevonden in de bevelliging van den gezuiverden Godsdienst. Wat den Roomschen aangaat; deeze hield op van zo haatelyk te zyn, zodra men 'er niets meer van te vreezen had. Toen de Staaten weigerig waren, zich tot het toelaaten van deszelfs vrye oeffening aan den Spanjaard te verpligten, hadden zy alleenlyk de belangen van hunne Vryheid en welvaart in het oog gehouden; thans begreepen zy dat het tyd was om de gansche Waereld te toonen, hoe zeer hunne gevoelens vervreemd waren van alle vervolgzucht. Zy namen de Roomschgezinden zonder beraad in hunne bescherming, en eischten niets meer van hun, dan dat zy zich als goede Burgers kweeten. Die Gezindheid heeft sederd altoos in ons Gemeenebest haaren Godsdienst ongestoord mogen oeffenen, alleen met uitzondering van die openbaare plegtigheden, welke niet zonder ergernis {==650==} {>>pagina-aanduiding<<} der Onroomschen, en dus niet zonder gevaar van oproer, konden plaats vinden. Het Gemeen, dat ongevoelig een voorbeeld aan de Grooten neemt, heeft dus eindelyk den wederzydschen haat afgelegd; en veele Predikanten hebben 't, zo niet met genoegen, ten minsten met stilzwygen, aanschouwd. Jammer is het dat wy dien lof niet tot deeze laatsten, zonder onderscheid, kunnen uitstrekken: maar noch meer is het te beklaagen, dat veelen onder hen, de gewoone voorwerpen voor hunnen yver beveiligd ziende, niet lang daarna onder hunne eigene Broederschap andere speeltuigen gezocht hebben; waaruit eene droevige scheuring gevolgd is, die meer dan eens de Republiek in de uiterste verwarring heeft gedompeld. Ik zal van deeze onheilen niets meer zeggen: vooreerst om dat het in de gelukkige eeuw, welke wy beleeven, nuttigst is aan dezelve niet te herdenken; en ten tweeden, om dat het beginzel, waaruit zy gesprooten zyn, inderdaad meer verachting dan haat schynt te verdienen. Alleenlyk moet ik hier op het gemelde gedrag der Staaten, ten aanzien van den Roomschen Godsdienst, noch deeze aanmerking maaken, dat zy waarlyk in dit geval een zeldzaam voorbeeld van billykheid hebben gegeeven. Zien wy niet in de Geschiedenissen, dat meest alle Verbonden gebrekkig worden betracht? Hoe zeer moeten wy dan niet verwonderd staan, wanneer eene Mogendheid, na het sluiten van een plegtig Verbond, vrywillig doet, het geen zy geweigerd heeft als eene voorwaarde te onderschryven? Ik weet my niets te vertegenwoordigen, waardoor onze Nederlanders der gedachtenisse van hunnen Schutsheer, dien verdraagzaamen Prins Willem, zo veel eer hebben aangedaan; en ik twyffel of men uit eenig ander verschynzel vaster bewys zou kunnen trekken, {==651==} {>>pagina-aanduiding<<} dat de vereenigde Staaten toen reeds het waar belang van een gelukkig Gemeenebest uit de gezonde beginzelen van reden en rechtvaardigheid wisten af te leiden. Hoewel nu onze Republiek niet voor het sluiten der Munstersche Vrede, in het jaar 1648, de Spanjaarden tot eene volkomene erkentenis van haare onafhangklyke Oppermagt en Vryheid heeft kunnen brengen; nochthans heeft zy in dien ganschen tusschentyd haare onafhangklykheid even goed gehandhaafd. Zy is door aanzienlyke Mogendheden met Gezantschappen vereerd, en tot naauwe verbindtenissen aangezocht. Haar Bondgenootschap met Vrankryk heeft haar geholpen om den Spaanschen Oorlog, na het Bestand door Prins Maurits hervat, onder Frederik Henrik gelukkig te volvoeren; en zy heeft ondertusschen de toestemming van Vrankryk geenszins van nooden gehad, om zich met Spanje, toen het tyd was, te bevredigen. Zy heeft zich insgelyks in staat bevonden, om in haare byzondere huishouding zulke schikkingen te maaken, als met haare belangen best overeenkwamen; zonder, gelyk voorheen, door uitheemsche Gezanten in alles onophoudelyk belemmerd te worden. Ik zie dan geene reden, waarom wy ons verder aan een Geschiedkundig verslag, ter verklaaringe van de Opkomst der Nederlandsche Republiek, zouden verbinden. Mogelyk heb ik zelfs, naar het oordeel van veelen, deeze stof reeds al te breed verhandeld. Doch dit oordeel zal voornaamelyk afhangen van den smaak, dien men in myne bespiegelingen gevonden heeft; waaromtrent ik weet dat ik een iegelyk zyne vryheid moet laaten. Ik behoef niet te zeggen dat de reden, waarom ik my tot zulk eene breedvoerigheid verledigd heb, eigenaardig in myn ontwerp opgeslooten lag. Ik heb, {==652==} {>>pagina-aanduiding<<} dunkt my, duidelyk genoeg, by het verklaaren der beginzelen van ons Gemeenebest, te kennen gegeeven, dat, volgens myne meening, een goed begrip van dezelven de eenige grondslag was, waarop onze gevoelens over de belangen van den Staat, de behoudenis der vryheid, en den bloei van het lieve Vaderland, moesten steunen. De meeste aanmerkingen, waarmede ik den Leezer van tyd tot tyd heb opgehouden, zyn tot dit oogmerk gekoozen. Voorts heb ik my genoodzaakt gevonden, myne verhaalen zo in te richten, als of ik voor onkundigen geschreeven had. Ik onderstel nu eens dat kundige Leezers de zaaken, welke wy verhandeld hebben, tot den volgenden tyd, waartoe wy thans genaderd zyn, willen overbrengen, om myne algemeene stelregelen daarop toe te passen: zy zullen, geloof ik, met geringe moeite, zo niet met vermaak, tot dat oogpunt kamen, waarin de voornaamste betrekkingen van het onderwerp te zamenloopen. Myns oordeels moet dit veel meer voldoening geeven, dan eene verveelende naauwkeurigheid om alles uit te werken; 't welk toch onmogelyk zou bevonden worden. Echter wil ik my niet ontslagen achten van de verpligting, om eenige hoofdzaaken op myne wyze kortelyk voor te stellen: niet tot een richtsnoer voor myne Leezers, die misschien voor het grootste getal bekwaamer zullen zyn dan ik; maar om rekenschap te geeven van myne gedachten, en van de moeite, die ik hun dus verre gevergd heb. Ik zal hier eerst eene algemeene aanmerking plaatsen, aangaande het gebruik, dat wy van de voorgestelde schets onzer Geschiedenisse kunnen maaken. Buiten twyffel heeft men opgemerkt dat deeze schets tweeledig is. De {==653==} {>>pagina-aanduiding<<} Geschiedenis der byzondere Provincien, voor derzelver vereeniging, moet geenszins verward worden met die van de Republiek. Deeze lantste brengt ons onmiddellyk tot vaste beginzelen, welke met gemak op den volgenden tyd kunnen toegepast worden: maar wat de eerste betreft; zal men niet zeggen, dat wy te los met onze verbeelding speelen, indien wy, al is het slechts gedeeltelyk, dat veranderlyk gewoel deronbeschaafde tyden, in zulk eene ongelykheid van Regeering, van wetten en zeden, tot eenen grondslag neemen, om van het geregeld bestier der zaaken, in eene welgeschikte en achtbaare Republiek, te oordeelen? Ik beken dat het onderscheid wel zaakelyk is, en dat hetzelve ons ligtelyk zou kunnen misleiden. Maar ik meen, aanden anderen kant, hier noch eene niet min zaakelyke overeenkomst te vinden, zonder welke wy veele grondregelen, die nu byna onbetwistbaar zyn, met minder gerustheid zouden vaststellen. En zo ik my niet bedrieg, zullen myne voorige aanmerkingen op het Staatsbestier, onder de Graaflyke Regeering van Holland en Zeeland, op de belangen van de Vryheid en den Koophandel, op de gelegenheid der Landstreeke, en op de natuurlyke hoedaanigheden des Volks, reeds veele Leezers overtuigd hebben van de gemelde overeenkomst, en tevens van de noodzaakelykheid, omze gade te slaan. Ik zal myne meening op dit stuk nader uiten. Holland was lang voor de Vereeniging, zo wel als na dezelve, verre de magtigste der zeven Provincien. Dus is 't, dat onze oude Vaderlandsche Historie byna met even groot recht de aaloude Historie van Holland zou kunnen genoemd worden; dewyl wy ons gemeenlyk met het lot der overige Provincien niet lang ophouden, dan voor zo verre derzelver belangen of ondergeschikt {==654==} {>>pagina-aanduiding<<} zyn aan de Hollandsche, of rechtstreeks daar tegen stryden. De opvolging der Hollandsche Graaven geeft eene orde van tydstippen, welke voor het gansche beloop der Geschiedenisse voldoet, en waartoe de Bisschoppen van Utrecht, de Potestaaten van Vriesland, ja zelfs de Hertogen van Gelder, slechts van ter zyde betrokken worden. En dewyl Holland, steeds in vermogen toeneemende, op alle handelingen den meesten invloed verkreeg, is daaruit gevolgd dat de nieuwe Republiek veelal den plooi der oude Hollandsche Regeering heeft aangenomen. Men behoeft hiervan geen duidelyker voorbeeld, dan die zeldzaame vereeniging van zeven vrye Staaten, die, te zamen eene enkele Oppermagt uitmaakende, echter op zich zelven niets van hunne byzondere onafhangklykheid verliezen: juist gelyk weleer de Hollandsche Steden, elk voor zich, vrymagtig bleeven, in weêrwil van haare vereeniging als leden van dezelfde Provincie. Het voornaamste onderscheid bestaat hierin, dat Holland weleer aan een Opperhoofd by erfrecht onderworpen was; 't welk ten aanzien van de Republiek niet vroeger, dan in onze dagen, heeft plaats gehad: ten minsten niet in den ruimsten zin; dewyl zelfs het erflyk recht van Willem den III. geene verdere betrekking had, dan tot zyne mannelyke Nazaaten. De Republiek heeft wel Stadhouders gehad, die weinig minder gezag voerden, dan zommige Graaven van Holland: maar dit was mede geen bestendig gevolg van haaren Regeeringsvorm, dewyl zy zomtyds twee of drie Stadhouders te gelyk had, die over byzondere Provincien gesteld waren; en zich op andere tyden, ten aanzien van de voornaamste Provincien, geheel zonder Stadhouder bevonden heeft. In den tegenwoordigen staat der zaaken is dat onderscheid merkelyk verminderd, dewyl 'er thans niet meer dan één {==655==} {>>pagina-aanduiding<<} Stadhouder kan weezen, wiens gezag, op eenige uitzonderingen na, algemeen is, en wiens rechten erflyk zyn. En hoewel het Stadhouderschap noch heden eene andere zaak is dan de Graaflykheid voordeezen was, echter is de Stadhouder, tevens Kapitein en Admiraal Generaal zynde, ook daardoor wat nader aan dien trap gekomen. Doch hier moet men zich erinneren dat het oorsprongklyk bewind der Graaven van Hollandschen Huize insgelyks veel zachter geweest is, dan de Graaflyke Oppermagt, welke de Beiervorsten, en Hertogen van Bourgondië, zich aanmaatigden. Het groot Privilegie van Vrouw Maria, 't welk geene nieuwe instelling was, maar eene nieuwe schikking om de zanken op den ouden voet te herstellen, heeft ons hiervan genoegzaam onderrecht. 't Zal dan niet vruchteloos zyn, dat wy zo lang by de oude Historie des Vaderlands hebben stilgestaan. Zy heeft ons vooraf de Republiek in 't klein geschilderd; en niets kan ons beter in staat stellen, om dezelve in haare volle grootheid te beschouwen: mits dat zulks geschiede met de noodige uizonderingen, welke, myns oordeels, in het algemeene denkbeeld, zo even voorgesteld, meerendeels opgeslooten zyn. Een iegelyk kan nu, hoop ik, met gemak, volgens zyne begrippen en byzondere kundigheden, eene toepassing maaken; of de myne, zo verre ik dezelve hierna zal laaten volgen, indien hy daarmede vergenoegd is, ter toetse brengen. Alleenlyk moet ik, eer wy verder gaan, hierby voegen dat zulk eene vergelyking, die de nieuwe Geschiedenissen uit de gedachtenis der oude tyden verklaart, geene geringe voorrechten heeft, om ons tot de waarheid te geleiden. Waarom? Zy vermenigvuldigt de keur van voorbeelden, die ons onderwyzen, tot verbaazens toe. Het menschelyk oordeel is te zwak, om uit een kort bestek van tyd {==656==} {>>pagina-aanduiding<<} algemeene ondervindingen op te maaken. De Geschiedenis van onze Republiek, ten allerlangsten genomen, beslaat naauwlyks twee eeuwen: de oude Historie, hierby gevoegd, maakt haar ten minden viermaal zo uitgestrekt, en opent dus een byna onmeetelyk veld, voor zulken dien het noch aan moed, noch aan vermogens, ontbreekt, om oorsprongklyk te denken. Wy zagen, in de oude Historie van Holland, veele ongelyke voorbeelden van het nut en 't nadeel eener gemengde Staatsregeeringe. Wy zagen, onder haar bestier, 's Lands voorspoed geduurig aanwassen, zelfs in de rampzaligste tyden van burgerkryg en onderlinge woede. 't Was niet onbillyk, hieruit af te leiden dat zulk eene Regeering met de gesteltenis van die kleine Republiek zeer wel overeenkwam. Vraagt iemand verder, of zy dan niet de beste was, onaangezien haare vlekken? 't Is onmogelyk hierop uit ondervinding te antwoorden, dewyl die tyden ons geen voorbeeld van een anderen Regeeringsvorm verschaffen. Zeer zeker is 't, dat deeze gemengde Regeering eigenaardig aan groote gevaaren onderworpen was, en bezwaarlyk in haare volmaaktheid, volgens de oogmerken van haare instelling, kon gehandhaafd worden. Voor een oogenblik ondersteld zynde, dat zy inderdaad de beste was; zo kan 'er geene nuttere les voor de Nakomelingen zyn, dan dat hun die gevaaren onder het oog gebragt worden. Men zegge niet, met Fontenelle, dat de dwaalingen der Ouderen voor het Nageslacht verlooren zyn. Of, byaldien dit gemeenlyk maar al te waar is, laaten wy evenwel het tegendeel van onze deftige en bezadigde Nederlanders verwachten. Elk, die nu leeft, of na ons leeven zal, kan, door de beschouwing der voorgemelde rampen, ten al- {==657==} {>>pagina-aanduiding<<} gemeenen nutte versterkt worden in het betrachten van zynen pligt, naar zynen rang in den Burgerstaat, of op de onderscheidene trappen van Regeering. De Vorsten, de Adel, het Volk, ieder heeft zyne misslagen gehad; en 't ergste is geweest, dat uit éénen misslag doorgaans veele andere sprooten, 't geen waarschynlyk meest door blindheid en onkunde veroorzaakt wierd. Holland was, gelyk wy gezien hebben, onder Floris den V. reeds gelukkig. Deeze Vorst was geschikt geweest om het noch gelukkiger te maaken, zo hy geweeten had wat daartoe wierd vereischt. Geen voorbeeld vindende, 't welk zyn gedrag kon regelen, en, gelyk de meeste stervelingen, niet groot genoeg van geest, om zelf het voorbeeld te geeven, wierd hy, met al zynen Vorstelyken luister, een voorwerp van verachting. Zyne zwakheid, die hem ten val bragt, vervoerde dus den Adel tot eene snoode misdaad. 't Volk strafte die misdaad door noch snooder vervoering; en 't gevolg van zo veele verbysteringen was, dat men zich eerlang het juk van Henegouwen op den hals haalde. Zolang het menschdom niet geheel verbasterd is, zal het uit zulke voorbeelden wysheid kunnen leeren. 't Is waar dat zy niet zeldzaam zyn in de Geschiedenis der Waereld, maar zy treffen 't meest, wanneer wy ze op den Vaderlandschen bodem vinden. De Regeering van een vreemd geslacht was terstond onaangenaam en hard. Welhaast wierd zy haatelyk, als de eenige oorsprong van veele heillooze gevolgen, die natuurlyk waren, maar die men in eene verlichter eeuw had kunnen voorzien en verhoeden. Zonder de rampzalige tweedragt der Hoekschen en Kabbeljaauwschen zou alles onder Jakoba noch gelukkig afgeloopen zyn. Had men eensgezind eene wyze keur gedaan, en deeze Graavin te- {==658==} {>>pagina-aanduiding<<} gen de baatzucht van haare Bloedverwanten beschermd, haare Regeering zou naar allen schyn een nieuw tydperk van herstelde rust en veiligheid voor het Vaderland geopend hebben. Maar neen: men verliet haar, om zich blindeling voor de heerschzucht van een magtiger Huis bloot te stellen. Straks scheen de drieledige Staatsregeering voor een volstrekt eenhoofdig Gezag plaats te zullen maaken. De dienstbaarheid, onder zulke Meesters als Filips en Karel, niet meer hard vallende, stond op het punt van in slaaverny te ontaarden. Het tegendeel gebeurde nochthans. 't Bleek terstond na de dood van Hertog Karel, dat slaaverny, als een uitheemsch gewas, op den Hollandschen grond wel eens groeien, maar geenen wortel schieten kon: doch 't is naderhand noch wel anders gebleeken. Men deed dan, ten tyde van Maria, 't geen men te lang en te schandelyk had verzuimd. Ik heb reeds aangemerkt dat het te laat was. De voorgaande ongelukken hadden 't Volk wet wyzer gemaakt, maar ook deszelfs innerlyk gestel vergiftigd door eene kwaal, die voor geene ligte hulpmiddelen week. Zo klaar is het dat zaaken van het hoogste belang een uitgestrekter gezigt vereischen, dan de ondervinding van een enkelen leeftyd; en dat eigene ongelukken wel den diepsten indruk maaken, maar dat het wisselvallig lot van voorige Geslachten den besten spiegel geeft. Onze Republiek heeft in haaren vollen bloei, sederd anderhalve eeuw, met grooter verscheidenheid van Regeeringsvorm, de zwaarste stormen doorgestaan, zonder diergelyke veranderingen in haare zelfstandigheid gewaar te worden. Het Stadhouderlyk bewind is, voor de verheffing van Willem den IV, in de magtigste Provincien van tyd tot tyd verpoosd door eene volkomene {==659==} {>>pagina-aanduiding<<} Staatsregeering, om naderhand wederom met de hooge Overheid, tot eene gemengde Regeering, vereenigd te worden. Op deeze gemengde Regeering heeft het doorgaans niet dezelfde rechten, maar byna denzelfden invloed gehad, als voormaals het bewind der oude Graaven van Hollandschen Huize; zonder tot dat ongeregeld misbruik te komen, 't welk onze uitheemsche Graaven zo haatelyk had gemaakt. 't Heeft echter zomtyds, zo wel als de Staatsregeering, en mogelyk wat meer, aanleiding tot zwaare misslagen gegeeven, welke men wederzyds niet in het afgetrokkene aan den Regeeringsvorm kan toeschryven; maar billyker aan het geduurig mistrouwen der bovendryvende partye, dewyl deeze nimmer genoegzaame redenen had om geene heimelyke tegenstreevers te vreezen. Die gesteltenis zweemde nu en dan naar de verdeeldheid der Hoekschen en Kabbeljaauwschen; doch zy was 'er gemeenlyk maar eene flaauwe schaduw van. De zwaarste misslagen heeft men begaan in den overgang van de eene tot de andere Regeering; waarvan het jaar 1672 eene deerlyke gedachtenis nagelaaten heeft. De nadeelen, aan beide soorten van Regeering op zichzelve verknocht, zyn in allerleî geschriften breed genoeg uitgemeeten. De tegenoverstaande voordeelen bestonden misschien voornaamelyk hierin; dat de ééne beter geschikt was om het Land voor gevaarlyke oorlogen te bewaaren, en dat men de andere bekwaamer vond om het, in zulke rampspoeden, te beschermen. Zo wel de ééne als de andere Regeeringsvorm zou naar allen schyn gelukkig genoeg geweest zyn, indien men denzelven, ééns voor altoos, onwrikbaar had kunnen bevestigen, bepaalen, en in veiligheid stellen. Maar de Stadhouderlyke Regeering had noch een ander voorrecht in de algemeene lief- {==660==} {>>pagina-aanduiding<<} de der landzaaten. Het volk beminde de Stadhouders, als dappere Helden, als nazaaten van den grooten Willem, en als Vaderlandsche spruiten, die wegens hunne geboorte zo wel geneigd als verpligt waren, de eer des Vaderlands tot den laatsten druppel bloeds te handhaaven. 't Was verre van onverschillig te zyn voor zyne rechten; maar het achtte die rechten nooit beter verzekerd, dan in zulke handen. De gemaatigde Regeering van Frederik Henrik bewyst dat zodaanig een vertrouwen van het Volk niet altoos door de Vorsten misbruikt wordt; en uit den tegenstand, dien Willem de II. voor Amsterdam ontmoette, zien wy tevens dat 'er zekere paalen zyn, welke het misbruik niet overschryden kan. Zo hadden de oude Hollanders ook doorgaans hunne Graaven bemind, en dikwyls tegen den Adel zelven ondersteund. Het gezag der uitheemsche Heerschappye was een juk geweest, dat men zomtyds met gehoorzaamheid, maar nooit met blydschap, droeg. Daarom vinden wy die Regeering altoos woelende, achterdochtig, en ongerust. Die van onze Stadhouders is in tegendeel, gelyk onder de eerste Graaven, veelal beminlyk en gerust geweest, naar maate van hunne bekwaamheid en aandacht, om deeze aangeboorene liefde des Volks op haaren rechten prys te waardeeren. Na dat Willem de III, eenige jaaren Stadhouder geweest zynde, den troon van zynen Schoonvader in Groot Britanje beklommen had, viel 't hem zwaar genoeg, den Koning afte leggen, wanneer de Stadhouder spreeken moest. Niettemin bleef hy hier, tot zynen laatsten adem toe, volkomen meester van de genegenheid der Landzaaten; veel beter dan in Engeland, daar zyn recht om te gebieden zich evenwel verder uitstrekte. Had hy eenen zoon, en dus eenen {==661==} {>>pagina-aanduiding<<} Opvolger by erfrecht, nagelaaten, die jonge Koning, in Engeland gebooren of ten minsten opgevoed zynde, kon nimmer met onze Nederlanders eene zo naauwe betrekking onderhouden hebben. Zyne Regeering, natuurlyk in een Engelschen smaak moetende vallen, zou ligtelyk voor het Gemeenebest nadeelig, en voor hem zelven ongelukkig geweest zyn. Wy hebben duidelyk gezien dat de Engelsche Staatkunde niet fyn genoeg was om onzen Landaard aan de hand te leiden. Een tweede Leicester zou nochthans, in het onderstelde geval, veelligt op het spoor van den eersten herwaard gekomen zyn, om den vryen Staat tot de vernedering van een Engelsch wingewest te brengen; 't welk, indien het ook mislukt waare, niet zonder eenen zwaaren schok, tot groot nadeel van de Zeevaart en den bloeienden handel, had kunnen afloopen. Ik beken dat dit slechts eene harssenschim is: maar zy vernieuwt veele wezenlyke denkbeelden van het gevaar der uitheemsche Oppermagten, sederd de tyden van Avennes, tot op de vernietiging van het Graaflyk bewind: gevaar, 't welk in deeze laatere eeuwen zo veel grooter moet geacht worden, als de meesten onzer Nabuuren magtiger en naaryveriger op onze welvaart geworden waren. Niets kan ons ook, myns oordeels, beter leeren hoe veel belang wy moeten stellen in de behoudenis en voortplanting van het doorluchtig Geslacht, het welk wy thans aan het hoofd van onzen vrygevochten Staat geplaatst zien. Heeft de groote verandering, in onzen leeftyd voorgevallen, niet in alles aan een iegelyk kunnen voldoen, zy heeft ten minsten het Gemeenebest in dien stillen en gerusten staat bevestigd, dien men in de voorige eeuw niet kende, en waaraan deszelfs hoogste belangen zo naauw verknocht zyn. Behaagt het de Voorzienigheid, dat eene lange reeks {==662==} {>>pagina-aanduiding<<} van mannelyke Nazaaten de beminnelyke hoedaanigheden van den tegenwoordigen Prins, als door een gelyk erfrecht, met het Erfstadhouderschap vereenige, zo zal onze Republiek noch veele eeuwen voor de heerschzucht der Monarchen beveiligd zyn, en in zichzelve de zetel van het waar geluk kunnen blyven: mogelyk de eenigste op den Aardbodem. Ik heb in den aanvang van deeze verhandeling aangemerkt, en vervolgens klaar genoeg getoond, dat het geweld de zwakste grondslag van alle Regeeringen was: uit zulk een wenschlyk voorbeeld zou de Nakomeling besluiten, dat 'er geen sterker waare, dan de onderlinge liefde van den Vorst, van de Overheden, en van de dankbaare Ingezetenen. Wierd de Regeering van een uitheemsch Geslacht altyd zo nadeelig voor de Vryheid bevonden; het beste hulpmiddel daartegen was de bescherming van vreemde Mogendheden. Wy hebben uit de oude Historie kunnen zien, hoe de Vlaamingen zich daarvan, vooral ten tyde van Maximiliaan, veel beter dan de Hollanders wisten te bedienen. Maar deeze laatsten leerden het noch veel beter, toen de dwinglandy van Filips den II. hen tot het uiterste had gebragt. Wy hebben klaar genoeg begreepen, dat, zonder dit middel, alle andere poogingen vruchteloos zouden geweest zyn, om de onderdrukte gewesten tot eene Republiek te vereenigen, en, wat meer is, die Republiek voor altoos onafhangklyk te maaken. Is dit niet genoeg voor ons, om te besluiten dat 'er ook geen krachtiger middel kan zyn, om haar in staat te houden, dan eene geduurige verstandhouding met de aanzienlykste Mogendheden van Europa, door verbonden van vrede, vriendschap, en onderlinge bescherming? Of zouden wy thans, om dat zy magtiger geworden is, diergelyke voorzorgen als noo- {==663==} {>>pagina-aanduiding<<} deloos kunnen aanmerken? Dit heeft men zomtyds beweerd, ja zelfs met yver aangedrongen, uit eene niet ongegronde bedenking, dat de Staat, wiens grootste voordeelen van de onzydigheid afhangen, ligtelyk door zodaanige verbonden in eenen schadelyken of verderflyken oorlog kon ingewikkeld worden. Echter geloof ik dat zulk een gevoelen, eer men het voorstelde, beter aan de ondervinding had moeten getoetst zyn: want deeze leert ons, dat zelfs de grootste Vorsten nooit gerust genoeg zyn op hunne magt, om de verbindtenis met anderen gering te schatten; ten waare men nu zeide, dat zulks het gevolg is van de heerschzucht der gekroonde Hoofden, die, als zy voor de veiligheid van hunne bezittingen niets meer hebben te vreezen, rusteloos op derzelver uitbreiding bedacht zyn: waarom dan ook de staatregelen der Alleenheerschinge op geen Gemeenebest zouden kunnen toegepast worden. Doch byaldien deeze onbepaalde heerschzucht de eenige grondslag was van zodaanige verbonden, zou een algemeen mistrouwen welhaast alle handeling der Hoven van zelfs doen ophouden; 't geen echter niet gebeurt. En noch zouden wy, om in 't onderstelde geval eenige veiligheid te hebben, verbonden moeten aangaan, op dat de toeleg van eenen magtigen bespringer altoos door den naaryver van eenen beschermer, die hem evenaarde, mogt verydeld worden. Ik zwyg nu van veele verbonden, welke voor onzen Koophandel steeds zo noodzaakelyk geweest zyn; ja van de oorlogen, welke men in de voorgaande eeuw, ook onmiddellyk ter beveiliginge van de Zeevaart, met Noordsche en Westersche Mogendheden heeft moeten voeren. Zyn alle deeze oorlogen niet even gelukkig geweest, zy hebben ons niettemin voor de verachting van onze Nabuuren bewaard. 't Is wel onbe- {==664==} {>>pagina-aanduiding<<} twistbaar dat eene Republiek, die door de wapenen haare magt uitbreiden wil, blindeling aan haaren ondergang werkt: maar 't zou te verre gaan, zo men wilde dat zy, om geene schade te lyden, zich altyd weerloos toonen, of immers, uit vreeze voor vyanden, de gelegenheid om vrienden te maaken verzuimen zou. Wie zonder vrienden is, wordt van de gansche waereld, zo niet vyandlyk, ten minsten met afkeer, bejegend en onthaald. Dikwyls vermoeit men zich ook bovenmaaten, om eene algemeene bepaaling te maaken op de keuze van onze Bondgenootschappen; en men verwart elkanderen in eenen redentwist, die niet anders dan verward kan weezen, om dat het geschilstuk uit geen gepast beginzel wordt opgehaald. Men vergist zich hierin, dat men een Bondgenootschap tusschen twee Staaten of Mogendheden in hetzelfde licht beschouwt, als de verbindtenis van twee Vrienden, die zich verpligt hebben tot eene onkreukbaare trouw, in lief en leed; en altoos gereed staan, hunne byzondere belangen aan de zuivere wet der Vriendschap op te offeren. Dus vraagt men dan, wie van onze Nabuuren 't zich boven anderen waardig gemaakt hebbe, dat wy zulk een vertrouwen in zyne genegenheid stellen: zonder te beseffen, dat een Bondgenootschap, op dien voet gegeslooten, welhaast in de onderwerping van de zwakste party veranderen zou. Deeze vraag ziet doorgaans in de eerste plaats op Vrankryk en Engeland, als onze magtigste Nabuuren, die op de belangen van onzen Koophandel den meesten invloed hebben, en die gemeenlyk, zo voor als na de oprechring van het Gemeenebest, met deeze gewesten de naauwste gemeenschap onderhielden. Ik zou hierop antwoorden, dat wy de vriendschap van {==665==} {>>pagina-aanduiding<<} Vrankryk en Engeland by de opkomst van onze Republiek hebben leeren kennen; dat het eene onvoorzigtigheid zou zyn, zo wy ons ooit wilden vleien met de verwachting van kiescher gevoelens op het stuk der Staatzaaken; maar dat de voorgestelde handelwyzen van Willem den I. en Oldenbarneveld de beste onderrichting geeven, hoe men, zonder eenigzins de goede trouw te krenken, uit eenen ingewikkelden handel met verscheidene Mogendheden het meeste voordeel trekken moet. Niemand denke ondertusschen dat ik dit zeggen kan, zonder den toestand van het menschdom in 't algemeen te beklaagen; veel min, dat ik, als een leetling van Machiavel, de veinzery en het bedrog tracht voort te planten. Zy zyn 'er, helaas! te menigvuldig, vooral in vorstelyke kabinetten; en 't is juist om deeze reden, dat men 'er onophoudelyk, tot verveelens toe, van spreeken moet. Zie hier dan het redelykste besluit op deeze stoffe. Hoe vaster men voorgenomen heeft, alle verpligtingen, welke men aangaat, heilig te onderhouden, hoe meer men op zyne hoede moet zyn, om zich tot geene verpligtingen in te laaten, die aan groot misbruik onderhevig schynen, en waarop vervolgens geene nadere bepaaling zou kunnen gemaakt worden: hoe minder men zich derhalve verlaaten moet op de vriendschap van eene enkele Mogendheid; maar hoe meer belang men wederom moet stellen in de vriendschap en achting van veele Mogendheden te zamen; vooral wanneer zy zich vereenigen om éénen Vorst, of Alleenheerscher, die voor eenen tyd al te magtig geworden is, het hoofd te bieten. Wie geen vreemdeling is in de verdere geschiedenissen van ons Vaderland, weet ook dat de vereenigde Staaten langs deezen weg hunne aanzienlykste voordeelen behaald hebben. Na het sluiten der Munstersche Vrede ontbrak {==666==} {>>pagina-aanduiding<<} het hun nooit aan gelegenheid, om de gewigtigste raadpleegingen, over het onbestendig evenwigt van Europa, by te woonen. Dus zien wy hen van tyd tot tyd, nu in een enkelvoudig, dan in een driedubbel verbond treeden; met Vrankryk, Engeland, Zweeden, Denemarken, den Keizer; ja zelfs met hunnen erfvyand, den Koning van Spanje. 't Is waar dat zy dus ook veele zwaare oorlogen hebben moeten voeren; maar eene langduurige Vrede is nu ten minsten, sederd het jaar 1713, de vrucht geweest van die oorlogen, en van eene Staatkunde, die, op dezelfde gronden bouwende, naar allen schyn in onze eeuw tot grooter volmaaktheid is gebragt. In het jaar 1672 wierd de Republiek door de heerschzucht van Vrankryk, en de ontrouw van Engeland, met haaren uitersten ondergang gedreigd; maar de Keizer en de Konihg van Spanje hebben haar gered. Daartegen heeft zy op andere tyden eenen Koning van Denemarken op zynen waggelenden troon bevestigd; aan Engeland eenen Koning gegeeven; ten voordeele van het Oostenryksche Huis, met Engeland en Vrankryk, over de verdeeling der Spaansche Monarchye, noch by het leven des Konings van Spanje, gezeten; de bezittingen van Vrankryk in de Oostenryksche Nederlanden bepaald, en den Keizer verhinderd in zyne poogingen om in Vlaanderen eene Oostindische Maatschappy op te rechten,'t welk hem volgens een byzonder punt van het Munstersch Vredeverbond niet geoorlofd was. Men begrypt ligtelyk dat de gelukkigste wapenen te zwak zouden geweest zyn voor zo veele groote zaaken, indien zy niet ondersteund geweest waaren door eene voortreflyke Staatkunde. Maar tot die Staatkunde wierd eene ongelooflyke oplettendheid vereischt: en om den Leezer hiervan eenig denkbeeld voor te stellen, zal ik hier slechts een {==667==} {>>pagina-aanduiding<<} kort verslag doen, van de geduurige verandering der hoofdbelangen in Europa, sederd de Munstersche Vrede van het jaar 1648, tot op de Utrechtsche van 1713. Omtrent het midden der zeventiende eeuwe stonden de Spaansche Monarchy en de Fransche, byna met gelyke magt, tegen elkanderen over. Spanje, gesterkt met het Huis van Oostenryk, was sederd Karel den V. het voorwerp der algemeene bekommering geweest: maar de werkeloosheid van twee agtereenvolgende Koningen, en de tegenspoeden van het Duitsche Ryk, dat, fel geteisterd door Gustaaf Adolf, Koning van Zweeden, na zyne dood noch veel van de Zweedsche wapenen geleeden had, waren twee verduisteringen geweest, waardoor de glans van die geduchte Kroon niet weinig was verzwakt. Vrankryk bevond zig daartegen veel sterker dan te vooren, na dat de Kardinaal de Richelieu de langduurige beroerten van dat Ryk gedempt, en zelfs de Protestantschgezinden gedwongen had, Rochel, hunne laatste schuilplaats, aan hem over te geeven. Groot Britanje was kort te vooren met deeze beide Mogendheden in oorlog geweest: maar Koning Karel de I, noch min dan zyn Vader tot groote zaaken geschikt, had niet alleen deeze oorlogen zyns ondanks gestaakt, om dat zyn Parlement hem den noodigen onderstand weigerde; maar had ook noch moeten dulden, dat dit Parlement alle de rechten van zyne Kroon besnoeide; waaruit een inlandsche Oorlog sproot, die eindelyk deezen ongelukkigen Vorst op het schavot bragt, en Olivier Kromwel gelegenheid gaf, om, onder den naam van Republiek, de haatelykste Alleenheersching in te voeren, die in de Engelsche Geschiedenissen bekend is. Men begrypt wel dat de Engelschen, onder het blaaken van dien burgerkryg, zich niet in staat bevonden, om eenig {==668==} {>>pagina-aanduiding<<} deel te neemen in buitenlandsche zaaken. Zy deeden het zo veel te meer onder hunnen Tyran, zodra zyne heerschappy bevestigd was. Maar de gemelde vernedering van Spanje was anderen, reeds voor dien tyd, zo naakt en klaar in 't oog geloopen, dat zy, elk voor zich, naar de middelen omzagen, om 'er het voordeeligste gebruik van te maaken. De Nederlanders en de Franschen hadden op dit stuk strydige inzigten. De eersten meenden dat zy genoeg zouden gewonnen hebben by eene vaste Vrede, genoegzaam volgens hun voorschrift geslooten, en die zy als den eindpaal van hunne begeerten wilden aangemerkt hebben: de laatsten kenden zulk eenen eindpaal niet. Vrankryk, volgens den geest der Monarchyen, niet vergenoegd met den Staat van gelykheid, waartoe de zaaken gebragt waren, dacht zich nu voor Spanje, en dus voor alle Europische Mogendheden, op zyne beurt geducht te moeten maaken: en hoe verre? Tot in het oneindige, zo 't mogelyk waare. Het Fransche Hof toonde zich dan zeer gebelgd over 't sluiten der Munstersche Vrede, zo veel te meer om dat de vereenigde Staaten aan den jongsten bystand der Fransche wapenen een gedeelte van het voordeel verschuldigd waren, 't welk hen bewoogen had tot dat onverwacht maar tydig besluit. Om nu die verontwaardiging meer kracht by te zetten, hield men den oorlog met Spanje noch eenige jaaren sleepende. Doch de vorderingen waren gering, en men begreep eindelyk dat het noodig was deeze uitgestrekte heerschzucht, tot bekwaamer gelegenheid, te bepaalen. Dus bevredigde Vrankryk zich met Spanje, zonder den opgevatten wrok tegen onze Republiek te vergeeten. Maar de eerste Vyand, die haar openlyk in den schild voer, was Kromwel. De vrees, het zekerste kenmerk der Tyrannen, was zyne beweegreden; de naaryver der Engelsche Natie, die den {==669==} {>>pagina-aanduiding<<} bloei der Vereenigde Gewesten, vooral hunne zeevaart, met afgunst begon te beschouwen, was hem gunstig in de uitvoering van zyn voorneemen. Kromwel was beducht dat de zoon van den onthalsden Koning, Karel de II, vermaagschapt met het Huis van Oranje, tot de vereenigde Staaten zyne toevlucht neemen, en met hunnen bystand trachten zou zyne Koningklyke rechten in Groot Britanje te herstellen. Bovenal vreesde hy dat een gedeelte van zyn eigen volk, in zulk een geval, dezelfde lyn zou trekken. Daarom beproefde hy allerleie middelen, om de beide Natien van elkanderen te vervreemden, door het ophaalen van oude gesçhillen; door het maaken van bepaalingen op den Hollandschen handel in Engeland, waaruit nieuwe moesten ontstaan; en door het voorwenden van eene gedroomde Heerschappy ter zee, die wonder wel in den smaak van zyne onderdaanen viel. Eerlang rees hieruit een openbaare oorlog, dien hy, om de Staaten te verbaazen, met de uiterste felheid voortzette. Men moet bekennen dat de vereenigde Staaten, van de Britsche zeemagt waarschynlyk noch geene genoegzaame ondervinding hebbende, hunne vlooten in geenen behoorlyken staat van tegenweer stelden, en dat deeze misslag alleen door de dapperheid der Bevelhebberen eenigzins vergoed wierd. De oorlog duurde slechts twee jaaren; maar had, naar de kortheid van dien tyd, zyne weergaê niet in hevigheid en in menigte van herhaalde Zeegevechten. In 't laatste sneuvelde Marten Harperts Tromp. Het verlies van dien doorluchtigen Zeeheld ontstelde de Staaten zo zeer, dat zy op het spoedigst eene Vrede met Kromwel slooten, waarover te vooren reeds gehandeld was, en welke hun zekerlyk niet tot eere strekte. Alles wat Kromwel te vooren had ingevoerd, om den Hollandschen Koop- {==670==} {>>pagina-aanduiding<<} handel op Engeland te besnoeien, bleef in zyne kracht; en op de meeste bezwaarnissen, welke hy tegen de Hollanders inbragt, stond men hem zulk eene voldoening toe, als hy eischte. By dit verdrag beloofden de Staaten van Holland ook, dat zy noch den Prins van Oranje, noch iemand zyner nakomelingen, ooit tot Stadhouder van hunne Provincie zouden aanstellen, of toestaan dat hy tot Kapitein Generaal over de Krygsmagt van den Staat wierd aangesteld: hetwelk, indien men anders goedvond zulk een besluit te neemen, vooral niet op de begeerte van eenen dwingeland moest geschied zyn. Maar hoe wisselvallig is de zwaai der Staatzaaken! Karel de II. wierd, na de dood van Kromwel, in het gebied van zynen Vader hersteld; en die zelfde uitsluiting des Prinsen van Oranje, voormaals het middel om de Vrede met Kromwel te bevorderen, was nu voor deezen Koning eene beweegreden, om alle verpligting, welke hy aan de Staaten had, te vergeeten, en hun op nieuw den oorlog te verklaaren. Deeze oorlog duurde weinig langer dan de voorgaande; maar wierd van onze zyde met veel meer geluk ten einde gebragt. De roemruchtige togt van de Ruiter, naar Chattam, noodzaakte Karel den II, zyne toestemming te geeven tot de Vrede, die straks daarna te Breda geslooten wierd. Met Vrankryk had men intusschen voor 't uiterlyke niet kwaêlyk gestaan. Zelfs hadden de Staaten op nieuw een verbond met Lodewyk den XIV. geslooten, en hem overgehaald, om insgelyks den oorlog aan Karel den II. te verklaaren: eene ydele vertooning van zynen kant, waaronder hy zyne heimelyke meening niet lang verborgen hield. De Koning van Spanje stierf omtrent deezen tyd. Zyn Zoon en Opvolger was minderjaarig, en Lodewyk de XIV. gaf voor, dat hem by erfrecht een gedeelte der Spaansche Nederlan- {==671==} {>>pagina-aanduiding<<} den toe behoorde, uit kracht van zyn huwelyk met de Dochter des overleedenen Konings. Hy gaf het Spaansche Hof den tyd niet om hem dat recht te betwisten, maar vaardigde een leger naar Henegouwen en Vlaanderen af, 't welk aldaar verscheidene Steden in verzekering nam. Terstond begreepen de vereenigde Staaten dat dit voor hun een gevaarlyk verschynzel was: maar zy vonden middel om 'er in te voorzien, door een drievoudig verbond te sluiten met Engeland en Zweeden, waardoor Vrankryk zelf gedrongen wierd, zich met Spanje, zyns ondanks, te verzoenen. 't Was voor de Staaten een ongemeene stap, dat zy Zweeden dus ook in hun belang trokken, hebbende eenige jaaren vroeger de Deenen, in een byzonder geschil met die Mogendheid, door hunne scheepsmagt beschermd; en zulks in weêrwil van Engeland en Vrankryk te zamen. Men ziet hieruit wederom, dat de gevoelens van afkeer en genegenheid zomtyds op gekroonde Hoofden eene flaauwe uitwerking hebben wanneer het belang spreekt. Maar dit drievoudig Verbond verviel ook welhaast door de bedrieglyke handelingen van Lodewyk den XIV, die den Koning van Groot Britanje in zyne belangen trok, en hierdoor de Zweeden ligtelyk bewoog om stil te zitten. Daarop bezwoeren de beide Koningen, Lodewyk en Karel, den val der ongelukkige Republiek: en, als of deeze onderneeming noch geoordeeld wierd boven hunne krachten te gaan, de Keurvorst van Keulen, en de Bisschop van Munster, wierden vooraf ook overgehaald om de hand daartoe te leenen. De Republiek, van alle zyden, te water en te lande, op 't vinnigst aangevochten, bevond zich dus welhaast op den oever van haaren ondergang: maar toen nu de nood op 't hoogste was, en 't water reeds op de lippen stond, zag {==672==} {>>pagina-aanduiding<<} men Spanje zelve, haare oudste Vyandin, tot haare bescherming toeschieten. 't Was buiten twyffel het belang des Konings van Spanje, 't welk hem hiertoe bewoog; om naamelyk het overschot van zyne Nederlanden te bewaaren: en de Keizer, die de Spaansche Monarchy bestendig aankleefde, wierd van denzelfden geest gedreeven. Maar deeze aanmerking overtuigt ons te meer, dat een juist begrip van zodaanige belangen doorgaans de sterkste voormuur moet geweest zyn van onze Republiek. 't Strekt haar ondertusschen tot eere, dat zy, voor eene ruime poos, de vereenigde magt van zo veele Vyanden heeft kunnen verduuren; hoewel men niet ontveinzen mag dat 'er op dien tyd, ik spreek van het jaar 1672, binnen 's Lands ook zaaken voorgevallen zyn, welke den landaard tot eeuwige oneer kunnen toegerekend worden. De verheffing van Willem den III, die, in de algemeene ontsteltenis, eerst tot Kapitein Generaal, vervolgens tot Stadhouder, wierd aangesteld, en eenige jaaren laater de troonen van Groot Britanje beklom, bragt een nieuw stelzel van staatbelangen voort; onverzoenlyke vyandschap tusschen Vrankryken Engeland, vrede en vriendschap tusschen Engeland en de Staaten, en gerustheid by onzydige Mogendheden, ten aanzien van de langgevreesde overmagt der Fransche Monarchye. 't Laatste jaar der voorgaande eeuwe was merkwaardig door de dood des Konings van Spanje, die, langen tyd zeer zwak van lighaam geweest zynde, had moeten lyden, dat men noch by zyn leven eene verdeeling van zyne bezittingen beraamde, tusschen den Zoon des Keizers, en den Kleinzoon des Konings van Vrankryk. Naauwlyks had men de tyding van zyne dood verstaan, of Lodewyk de XIV. bragt op zynen naam eenen uitersten wil te voorschyn, wiens echtheid zeer verdacht gehouden wierd. By dit ge- {==673==} {>>pagina-aanduiding<<} schrift wierd de Spaansche Kroon den Dolfyn van Vrankryk toegeweezen; 't welk men niet gelooven kon de meening des overleedenen Konings geweest te zyn. Men voorzag ook hieruit dit gevolg, dat de beide kroonen, van Vrankryk en Spanje, ligtelyk op hetzelfde hoofd konden vereenigd worden, waardoor het evenwigt van Europa misschien onherstelbaar zou verbroken zyn. Hierom voegden Engeland en onze Staaten zich by den mededinger des Dolfyns, Karel van Oostenryk, tegen de Fransche wapenen; waar uit een oorlog rees, die Lodewyk den XIV. zwaar genoeg viel, en hem noch zwaarder zou gevallen zyn, zo Willem de III. niet op het onverwachtst overleeden waare. In deezen oorlog hebben Eugenius en Marlboroug hunnen onsterfelyken roem behaald, en onder hen heeft ook onze groote Koehoorn uitgeblonken, hoewel zyne diensten niet altoos op hunne waarde geschat wierden. Zy hebben niet kunnen beletten dat de Fransche Prins Koning van Spanje wierd, maar niettemin hem genoodzaakt, voor het beklimmen van den troon, afstand te doen van de opvolging in Vrankryk. Men had veel meer kunnen verwerven, zo Anna, Koningin van Engeland, zich door Lodewyk den XIV. niet had laaten omzetten. Doch hieruit blykt op nieuw hoe gering de roemruchtigste veldtogten zyn, in vergelyking van een enkelen trek uit het Vorstelyk Kabinet. De Vrede van het jaar 1713, waarby deeze zaaken beslist wierden, is echter in verscheidene andere opzigten ook voordeelig voor onzen Staat geweest; en bovenal in dit opzigt nuttig, dat men sederd dien tyd beter dan te vooren begreepen heeft, hoe de belangen van de Republiek door veelerleî verbonden konden beveiligd worden, zonder dat men deel nam in de bloedige oorlogen, waardoor het overig gedeelte van Europa geduurig ontrust wierd. {==674==} {>>pagina-aanduiding<<} Onder 't bulderen der hevigste onweêrvlaagen was Jan de Wit, als Raadpensionaris, aan het roer der Regeering gesteid geweest. Hy was de schranderste, de braafste, en de ongelukkigste man van zynen tyd. Zyn verstand wierd van iedereen als een wonder aangemerkt, zyne eerlykheid is van weinige eerlyke menschen in twyffel getrokken; en niettemin dacht men hem al het leed te moeten wyten, waarvan het angstvallig Gemeenebest in die dagen getroffen wierd. Men schryst de misslagen, welke men in zyn beleid onderstelt, voornaamelyk toe aan eenen byzonderen haat tegen 't Huis van Oranje, en aan een beginzel van eerzucht, waardoor hy niet dulden kon dat de Prins, tot het Stadhouderschap verheven zynde, boven hem gebieden zou. Het eeuwig Edikt, rechtstreeks tegen de Stadhouderlyke Regeering ingericht, heeft veelen doen gelooven dat hy bekwaam was om aan zyne hartstogten het welzyn des Vaderlands op te offeren. Te weeten, men had de voorgemelde Akte van uitsluiting, op Kromwels begeerte gegeeven, naderhand ten gevalle van Karel den II. wederom ingetrokken. Maar na de Vrede van Breda, toen men reeds uit Vrankryk eenige donkere buien zag opkomen, had men, onder den naam van eeuwig Edikt, een Besluit vastgesteld, uit kracht van hetwelk geen Stadhouder van eenige Provincie te gelyk Kapitein Generaal zou mogen zyn. De Staaten van Holland hadden alleen dit Besluit genomen; maar zy vleiden zich, van de overige Provincien eene algemeene toestemming hierop te zullen bekomen, 't geen ook vervolgens gelukte. Voor Holland in 't byzonder maakten zy ook deeze bepaaling, dat het Ampt van Stadhouder in die Provincie voor altoos zou vernietigd zyn. Waarschynlyk zouden zy zo sterk niet gehandeld hebben, zo zy niet gevreesd hadden, dat de vrienden van den Prins, om zyne verheffing te bevorderen, het {==675==} {>>pagina-aanduiding<<} Land in eenen nieuwen oorlog zouden inwikkelen, op eenen tyd, dat men aan den anderen kant alles bepro efde om de zweevende geschillen tusschen Vrankryk en Spanje, door vriendelyke tusschenspraak, te slechten. En mogelyk wierd die vrees wat te verre getrokken, hoewel zy zekerlyk op bekende voorbeelden, zo wel van de nieuwe als van de oude Geschiedenissen des Vaderlands, gegrond was. Wat de Wit betreft, die niet te onrecht voor den aanleider van deeze zaak gehouden wierd, men begrypt dat dit in de oogen van zyne tegenstreevers eene onvergeeflyke misdaad was. Evenwel moesten zy in het oog gehouden hebben, dat hy, als een oprecht liefhebber van het Vaderland, de Stadhouderlyke Regeering noch wel kon afkeuren, zonder den Prins, dien men daartoe verheffen wilde, persoonlyk te haaten. De gedachtenis van deezen grooten Man heeft het niet noodig, dat wy de moeite neemen om hem vry te pleiten. Mogelyk heeft hy in zommige opzigten gedoold, gelyk het doolen menschlyk is. En wien zal dit verwonderen, die slechts in 't voorbygaan heeft gelet op zulk eene ingewikkelde warring van Staatsbelangen, als wy zo even beschouwd hebben? Het drievoudig Verbond, met Engeland en Zweeden, zou den Staat genoeg tegen Vrankryk beveiligd hebben, zo Karel de II. zyn woord gehouden had. Maar hoe was het te voorzien dat hy 't zo schandelyk verbreeken zou? En wie kan zich verzekerd houden, dat de Raadpensionaris, die immers gerust kon zyn op de gevoelens van den Keizer en den Koning van Spanje, noch geen middel zou gevonden hebben om het gevaar af te wenden, indien hy geene bedekte vyanden had gehad? Wy moeten, buiten tegenspraak, met dankbaarheid de roemryke gedachtenis van Willem den III. {==676==} {>>pagina-aanduiding<<} eerbiedigen, die, tegen de voorgemelde Raadsbesluiten, eerst tot Kapitein Generaal, en vervolgens tot Stadhouder aangesteld, en door de twee voornoemde Mogendheden ondersteund, met den degen in de vuist het Vaderland behouden heeft. Maar niemand zal ontkennen, dat wy noch veel grooter verpligting zouden gehad hebben aan den getrouwen Staatsdienaar, zo die, zonder bloed te plengen, door eenen vreedzaamen handel hetzelfde oogmerk had bereikt. Is het nu evenwel waar, dat Jan de Wit zynen afkeer van de Stadhouderlyke Regeering den teugel te ruim heeft gevierd; laaten wy tot zyne verschooning erkennen, dat hy in zyne dagen geen denkbeeld hebben kon van eene zo vreedzaame en beminlyke Regeering, als die, waarin wy thans het opperste geluk van ons Vaderland stellen, en waarvan het voorbeeld noch heden bezwaarlyk in de Geschiedenissen te vinden is. Dus zien wy, hoewel de beginzelen van eenen vryen Staat onveranderlyk dezelfde zyn, dat de wyze, hoe men uit die beginzelen staatkundig moet werken, tot in het oneindige verschillen kan; dat men zich deerlyk bedriegen zou, wanneer men deeze staatkunde aan algemeene regelen op 't naauwst verbinden wilde; en dat men, wanneer zulk een Staat van binnen is beroerd geweest, het gedrag der bewindslieden niet om de ongelukkige gevolgen veroordeelen moet. Dit was het, dat ik voornaamelyk met deezen langen uitstap wilde te kennen geeven; gelyk mede, dat het niet genoeg is, de belangen van onzen Staat in het afgetrokkene te beschouwen; maar dat wy tevens moeten bedacht zyn op de belangen van andere Mogendheden, welker vriendschap voor onzen Koop. handel, en voor onze Zeevaart, zo noodzaakelyk is. {==677==} {>>pagina-aanduiding<<} Zodaanig zullen wy altyd het onderscheid vinden tusschen eenen handeldryvenden Staat, en een afgezonderd Gemeenebest, welks belangen, veelal binnen den omtrek van het grondgebied beslooten, eenpaarig zyn, en onder eene ligte berekening vallen. Eene Republiek als de onze, die haaren handel over de gansche waereld uitbreidt, kan niet onverschillig zyn voor de gewigtige omwentelingen, die van tyd tot tyd, dikwyls op den uitersten afstand van haare grenzen, voorvallen. Door deeze gesteltenis zyn de middelen tot haare bescherming, zo wel als haare gevaaren, menigvuldiger, dewyl het haar nooit aan magtige vrienden ontbreeken kan; doch dit alles maakt eenen wyden kring, die het scherpste gezigt vermoeit, en eene onbepaalde verstandhouding vereischt. Daarom zou ik gelooven, dat men nooit zorgvuldig genoeg kan zyn in het verkiezen der Afgezanten, die men aan vreemde Hoven zendt, en in het doorgronden van de zulken, die men van elders ontfangt; in welk laatste opzigt Jan de Wit vooral een onvergelykelyk Meester was. Een bekwaam Afgezant kan zyn Vaderland grooter diensten doen dan de zeeghaftigste Veldheer, en de van Beuningens zyn misschien noch dunner gezaaid dan de Eugeniussen, en de Turennes. Onze grootste zwaarigheid schynt hierin te bestaan, dat wy ons hoogste belang in eene bestendige Vrede moeten stellen, en echter de achting van onzen Staat, door eene geduurige vertooning van strydbaarheid, moeten staande houden. Te water is die zwaarigheid noch zo groot niet, dewyl de zeevaart, gelyk ik getoond heb, onzen landaard onophoudelyk doet gewennen aan die verrichtingen, waaraan men moet gewend zyn, om eenen oorlog ter zee te voeren. Maar te lande heeft het tegendeel plaats. Het onderhouden van eene aanzienlyke krygsmagt, in eenen {==678==} {>>pagina-aanduiding<<} tyd vun vrede, is door de kundigste lieden veelal nadeelig geoordeeld, om verscheide redenen, die het Staatsbestier betreffen. Onder anderen is men gewoon te zeggen dat de Staat hierdoor, ten laste der ingezetenen, op zwaare kosten gedreeven wordt; hetwelk geenszins behoort te geschieden in een Land, dat door zyne byzondere gesteltenis aan zwaare belastingen, en dierte van levensmiddelen, onderhevig is. Aan den anderen kant wordt gevraagd, hoe men dan, in gevalle van een onverwachten inval, het Vaderland beschermen zal; en of men, door eene al te zigtbaare weerloosheid, den vyand niet aanlokken zal tot zodaanige onderneemingen? Dit gevaar kan niet geheel ontkend worden; maar het is wel eens met al te sterke kleuren geschilderd. Want het voorgaande heeft ons genoegzaam onderricht, dat de voornaamste lotgevallen van Oorlog en Vrede, voor onze Republiek, niet van zulke, maar van veel uitgestrekter oorzaaken afhangen. Hoe 't zy, wy kunnen aan onze Hooge Overheden den roem geeven, dat zy doorgaans ten aanzien van dit stuk eenen gelukkigen middelweg hebben gekoozen. 't Zou geene geringe vermeetelheid zyn, dat men zich onderwond op dit stuk nadere bepaalingen aan de hand te geeven. Alleenlyk zouden wy mogen vaststellen, tot een besluit op de bovenstaande bedenkingen; dat onze Republiek met de grootste Krygsmagt, welke zy kan op de been houden, nimmer tegen de volstrekte overmagt van haare Nabuuren kan beveiligd zyn; en dat zy, integendeel, met de kleinste Krygsmagt, die zy immer heeft gehad, veilig genoeg moet geacht worden, zolang haar Staatsbestier, eenstemmig blyvende met de beginzelen van haar bestaan, gelukkig is in de keuze van haare betrekkingen en verbindtenissen buiten 's lands. {==679==} {>>pagina-aanduiding<<} Dit zy eindelyk genoeg vooreene proeve, welke den gunstigen Leezer aangebooden wordt, op dat hyze, volgens de meerdere of mindere uitgebreidheid van zyne kundigheden, uitbreide, beschaave, verbetere, of verwerpe: want ik zie klaar genoeg dat zy geene algemeene goedkeuring erlangen kan. Ons oordeel over menschelyke bedryven, op geen wiskunstig bewys kunnende steunen, hangt van de hoogste waarschynlykheid af, welke by anderen zomtyds de grootste ongerymdheid is. Ik beken ook dat veele zaaken met gemak in een ander licht hadden kunnen geplaatst, en uit strydige beginzelen verklaard worden. Maar ik twyffel of, in dat geval, alle ondergeschikte deelen zo gelykvormig met het groot geheel zouden geweest zyn. Op deeze gelykvormigheid heb ik doorgaans myne stellingen gebouwd; en hoe zeer ik nu in alles de zwakheid van myn eigen oordeel erkenne, echter meen ik zulks niet zonder eenige onderscheiding te moeten doen. De trappen van zekerheid verschillen zeer veel, naar den aard der onderwerpen. Dus heb ik veele zaaken voorgesteld, die, hoewel by my ten hoogsten waarschynlyk, by u zeer betwistbaar zullen zyn; maar wy hebben ook te zamen veele andere zaaken onder het oog gehad, welke niet ligtelyk aan tegenspraak onderworpen zyn, schoon het bewys op enkele waarschynlykheid gegrond was. Een uitgedrukt voorbeeld zal myne meening misschien gelukkiger te kennen geeven. Willem de I, Maurits, Oldenbarneveld, en de Wit, kunnen wel in het diepst van den boezem menschen geweest zyn, die in het zedelyke niets gemeen hadden met hunne opgegeevene Afbeeldzelen. 't Is mogelyk, dat tusschen hunne daaden en beginzelen een onmeetelyk verschil heeft plaats gehad; dat de Schryvers, op welken wy ten hunnen opzigte vertrouwen, eenzy- {==680==} {>>pagina-aanduiding<<} dig zyn; ja dat zelfs onder de tydgenooten van die groote Mannen niemand bekwaam geweest is hunne geheimen te doorgronden. Het scherpste oordeel is feilbaar in de kennis van een zo bedrieglyk voorwerp als het menschelyk hart: hoe zou ik hier aan de groote feilbaarheid van het myne twyffelen? Maar zou het insgelyks wel een misslag kunnen zyn, dat wy den oorsprong van onze vryheid in den koophandel zoeken, en die vryheid wederkeerig als den sterksten steun des koophandels aanmerken? Zou men, by voorbeeld, kunnen beweeren dat vervolging om den Godsdienst ooit het middel kon zyn, om den bloei van ons Vaderland, met de menigte van braave en gelukkige Burgers, onder des Hemels zegen, te vermeerderen? Zou men verder kunnen in twyffel trekken, dat ons geluk in den Burgerstaat, benevens de gerustheid van onze Regeering, onafscheidelyk moet gepaard gaan met de onderlinge liefde der Overheden en Ingezetenen? Of zou het ook in gezonde harssenen kunnen vallen, dat deeze liefde vuuriger moest zyn onder den Landvoogd van eenen vreemden Vorst, dan onder eenen Telg van Vaderlandschen bloede, wiens hoogste glorie en voldoening zich daartoe bepaalt, dat hy voor den aanzienlyksten en nuttigsten Burger gehouden worde? Ik verbeeld my dat het geenzins tegen de zedigheid stryden zoude, zodaanige voorstellen met verontwaardiging aan te hooren. Maar hoe komt het dat ons oordeel over deeze zaaken zo veel vaster gaat? Het is om dat zy tot eene andere soort behooren, om dat zy door eene algemeene ondervinding van alle tyden en landen beslist worden, en bovenal om dat zy met alle de indrukzelen van een welgeregeld gemoed onmiddellyk overeenstemmen; hetwelk een ieder straks gewaar wordt, op de enkele ver beelding van strydige gevoelens, dewyl die {==681==} {>>pagina-aanduiding<<} ons, eer wy den tyd hebben om te denken, in den eesten opslag reeds ergert en ontroert. En nu zou ik meenen myne taak te hebben afgedaan, zo de naauwe gemeenschap van den zedelyken wandel des Volks, met het welzyn van den Burgerstaat, niet een al te gewigtig voorwerp scheen, om hier onaangeroerd te blyven. Ik heb reeds hier en daar met dat inzigt eenige trekken, onzen landaard eigen, in 't voorbygaan voorgedraagen: 't geen hiertoe verder behoort, zal ik tot eene algemeene beschouwing verzamelen, om met meer gemak myne meening uit te drukken over de merkwaardigste byzonderheden. Ik zal hieromtrent de uiterste kortheid betrachten, om dat ik my niet weet te verbeelden, waar myne verhandeling anders een einde vinden zou. My dunkt dat dit stuk, indien men het naar den eisch wilde uitwerken, ruime stof tot een afgezonderd werkje verschaffen zou. Doch kan ik, binnen myn bestek bepaald blyvende, hier slechts aan anderen eenig licht geeven tot dieper onderzoek, zo vlei ik my dat zulk eene aanleiding ten minsten wegens haare beknoptheid niet verwerpelyk zal geacht worden. Wilden wy, na een naauwkeurige optelling van de deugden en gebreken onzer Voorouderen, hun afbeeldzel opmaaken, om het te vergelyken met ons tegenwoordig geslacht, wy zouden geene geringe verandering vinden, en niettemin noch beslissende trekken zien, welke de volgende tyd kan verduisteren, maar nimmer uitwisschen zal. Deeze waarneeming zou bedroevende zyn, zonder ons wanhoopig te kunnen maaken. Wy zouden, geloof ik, dus tot het besluit gebragt worden, dat 'er eene dagelyks toeneemende verbastering in het zedelyk gestel van onzen landaard plaats heeft, welke noch niet {==682==} {>>pagina-aanduiding<<} groot genoeg is om alle hoop op verbetering af te snyden; maar veel te groot, om ons niet ernstig te vermaanen van het gevaar, waarin wy ons bevinden, zo die verbetering niet spoedig ondernomen wordt. Wy zouden angstvallig naar de noodige maatregelen omzien: en geen wonder; want de verbetering van een gansch volk is altyd en overal een moeielyk stuk geweest. De lessen der zedekunde, en zelfs de zuiverste Godsdienst, zyn gemeenlyk daartoe te zwak bevonden, om dat het voorbeeld van ingewortelde gebreken alle lessen van Godsdienst, en zedekunde, te boven gaat. De meerderheid van stemmen heeft by het Gemeen eenen beslissenden toon, en 't wordt niet zelden voor verwaandheid gehouden, dat iemand zich door een wys gedrag onderscheidt van zyne Medeburgers. De Zedemeester sticht weinig door zyn voorbeeld, zo hy niet, door eene soort van staatkunde, zyn wit van ter zyden weet te beschieten; en noch zal dit vruchteloos zyn, zo hy geen man van 't hoogste aanzien, of, om beter te spreeken, geen Wetgeever is. De eene drift wil gemeenlyk door de andere beteugeld worden, en zonder dit huipmiddel is de stem van de Reden niet meer dan een verveelend gedruisch, in de ooren der groote menigte. Hierdoor is 't ook in dit opzigt onbetwisbaar, dat ieder Volk naar zynen aard eene byzondere behandeling vereischt. Solon heeft de Dichtkunst gebruikt, om de Atheners te hervormen. Dit middel zou alleen genoeg geweest zyn, om Lykurgus by de Spartaanen verachtelyk te maaken. De groote Czaar, die de woeste Russen in redelyke menschen heeft veranderd, bediende zich van dwangmiddelen, waartegen misschien alle andere volken des aardbodems, indien zy 'er niet onder bezweeken waren, zich met de uiterste halstarrigheid zouden gewapend hebben. {==683==} {>>pagina-aanduiding<<} Onze Nederlanders hebben noch de Atheensche wustheid, noch de strengheid der Spartaanen; veel min de hardvochtigheid van den Russischen landaard. Natuurlyk zyn zy zachtmoedig en handelbaar; maar hunne eigenliefde gedoogt den smaad van bitse bestraffingen niet. Eene vriendelyke achtbaarheid is noch heden het beste middel om hun te behaagen; en schoon zy de vleiery eenpaarig haaten, nochthans bekoort hen zomtyds eene streelende lofspraak van verouderde deugden, welke zy niet meer bezitten. Doch dit is niet zelden het middel om 'er hen op nieuw toe aan te moedigen. De lachers zyn onder hen gemeenlyk verdacht van onbescheidenheid, en zy hebben ten deezen opzigte niets gemeen met de Franschen, die zeer luchtig spotten met gebreken, welke zy nooit denken te verbeteren. De Franschen hebben de kunstgreep, van hunne gebreken voor zwakheden te doen doorgaan; de Nederlanders kunnen lyden dat men hunne zwakheden wezenlyke gebreken noeme, mits dat men het zachtzinnig doe. Hebben wy nu uit al het voorgaande gezien, hoe noodig de juiste kennis van deeze, en diergelyke hoedaanigheden zy, voor allen, die deel hebben aan het Nederlandsche Staatsbestier, wy mogen vaststellen dat zy den zulken niet minder te pas komt die, in een anderen zin, merkelyken invloed hebben op het gestel van den burgerstaat; 't zy amptshalve, 't zy uit vrye verkiezing, om de oeffeningen van hunnen geest ten algemeene nutte te doen gedyen. Naar maate van hunne bedachtzaamheid op deeze trekken, zullen hunne handelingen, of geschriften, voor het Vaderland nuttig, onverschillig, of zelfs met een goed oogmerk schadelyk kunnen zyn. 't Is tyd dat wy verder tot het onderzoek van eenige andere roerzelen overgaan. Werkzaamheid was altoos eene byzondere eigenschap {==684==} {>>pagina-aanduiding<<} van den rechtschapen Nederlander. Zy is het noch, hoewel merkelyk verminderd, en niet meer gepaard gaande met die deftige zuinigheid, welke haar voordeezen zulk eenen staatigen welstand gaf. De overvloed, die haar voortbrengzel is, heeft op zyne beurt hoogmoed, pracht, en weelde voortgebragt; gedrochten, die een min bezadigd volk, dan het onze, voorlang in het uiterste verderf zouden gesleept hebben. Maar hoe komt het ook, dat onze natuurlyke bezadigdheid aan die voortkruipende onheilen geene paalen stelt? Hoe komt het dat de Nederlanders, die van hunne Nabuuren ten naasten by als ongevoelig geschilderd worden, niet beter de bekooringen van een wellustig leven wederstaan? Mogelyk is het met hunne bezadigdheid heel anders gesteld, dan men gemeenlyk voorgeeft, en wel heel anders, dan zy zelven meenen. Ik moet hier aanmerken dat men zich dikwyls vergist, wanneer men meent dat het genoeg is, om menschen te kennen, hunnen burgerlyken omgang, en hunne houding in gezelschappen, gade te slaan. Misschien is dit genoeg ten aanzien van zulken, die, gelyk de Franschen, de gezelligheid voor hunne hoofdzaak houden; maar by ons, daar zy langen tyd voor bywerk gehouden wierd, konden zulke waarneemingen nooit anders dan bedrieglyk zyn. Werkzaame lieden, op hun onderwerp ingespannen, zyn doorgaans koel voor alles wat daartoe met behoort. Zo waren de oude Hollanders, en zo vinden wy noch dikwyls de verstandigsten onder ons. Doch dit bewyst, in den grond, niets minder, dan die natuurlyke ongevoeligheid, welke men onzen landaard gemeenlyk toerekent. Na dat deeze werkzaamheid met den aanwas der rykdommen verminderd was, hebben onze hartstogten hunne heerschappy dagelyks uitgebreid. Vervallen wy geheel tot ledigheid, zo zal men {==685==} {>>pagina-aanduiding<<} ons, op onze beurt, van den morgen tot den avond, vrolyk en blygeestig, zien lachen, stoeien, en zingen; en den honger stillen met uien en zout. Maar de goede Hemel bewaare zelfs ons jongste nageslacht voor zulk eenen roem. Inmiddels zal het de pligt van alle braave lieden zyn, door het aankweeken van eenen nieuwen yver in 't hart van hunne medeburgers, naar hun vermogen, eenen borstweer te stellen tegen die valsche aanlokzelen van pracht en vertooning, waaraan men zich hier uit eenvoudigheid zo jammerlyk vergaapt. 't Is geenszins te verwonderen, dat men in ons Vaderland, niet op zyne hoede zynde tegen vervoeringen, waarvan men noch geene ondervinding had, zich door eenen schoonen schyn heeft laaten betoveren. De beschaafdheid, welke wy, noch in deeze eeuw, boven onze Voorouders verkreegen hebben, is 'er mede, indien ik het zeggen mag, eene onschuldige oorzaak van. Waare Beschaafdheid is inderdaad het zout der zamenleevinge, zy is de lieflykste gezellin der Deugd, en strekt dikwyls het beste behoedmiddel tegen veele ondeugden, om dat zy den geest eene kieschheid byzet, waarby alle ruwe vermaaken smaakeloos zyn. Maar by ongeluk is 'er ook eene valsche beschaafdheid, die met recht eene pest der zamenleevinge mag genoemd worden, om dat haare voornaamste bezigheid is, de ondeugden konstig op te tooien, en, onder eene vleiende gedaante, behendig in te leiden. Deeze treedt overal in de voetstappen der waare Beschaafdheid, en maakt haar dikwyls verlegen, door eene meerdere vertooning van zwier en losse bevalligheden. Men wordt gemeenlyk haar bedrog eerst gewaar, wanneer het reeds te laat is om 'er zich voor te hoeden. Zy is het, die, by voorbeeld, de Chineezen tot het be- {==686==} {>>pagina-aanduiding<<} drieglykste Volk des aardbodems maakt; zy stelt den toon van veele Fransche schriften, welke men hier greetig ontfangt, zy verleidt onze jeugd, betovert onze vrouwen, en brengt niet zelden onze deftigste Burgers in verwarring. Zy bedient zich verder van de rykdommen, om ons van den heilzaamen middelweg af te trekken, waarop alleen de waare geneugten van het leven gevonden worden. Wy volgen haar eerst uit ligtgeloovigheid, vervolgens uit zwakheid, en eindelyk uit wellustige begeerte, tot dat zy ons op den boord eens afgronds geleidt. Zie hier wat nader hoe ik de zaak begryp. Onze Voorouders, ryk genoeg geworden zynde, om gemaklyk te leeven, ontdekten ligtelyk wat hun ten aanzien van de beschaafdheid ontbrak. Zy wilden dat gebrek in het Nageslacht vervullen; maar het ontbrak hun ook aan de noodige kennis, om zulks voorzigtig te doen. Zy bragten de fraaie opvoeding hunner kinderen tot uitersten, waardoor alles bedorven wierd. Voor zo verre is de schuld van onze verbastering by hen, hoewel hunne oogmerken loflyk waren. Maar wy zyn noch meer te beschuldigen, dewyl wy, terstond hoogmoedig op de weinige voorrechten, welke wy door hun eigen toedoen boven hen verkreegen hadden, ons hebben willen outslaan van de verpligting om hunne deugden na te volgen; en, om niet ouderwetsch te schynen, buitenspoorig geworden zyn. Wy hebben 't zeil in top gehaald, en 't roer vernageld. Een byzonder zwak, dat ons van tyd tot tyd geen minder nadeel heeft toegebragt, is die onmaatige zucht voor vreemdelingen, waardoor wy vervallen in eene ongerymde nabootsing van alles, wat zy ons tot een voorschrift aanpryzen. Moet het niet vreemd schynen dat {==687==} {>>pagina-aanduiding<<} onze landaard, altyd zo afkeerig van vreemde Regeeringen, zo gereed is om zich aan de gevoelens van vreemdelingen, byna in alles, te onderwerpen? Een Volk, dat noch voor korten tyd uit zich zelven tot alles bekwaam was, vernedert zich tot eene blinde verwondering van alle zyne Nabuuren, vereenigt alle hunne gebreken met de zyne, verdooft het vuur van zyne eigene verbeelding, en verzaakt zyne beste vermogens, ja de zuiverheid van zyne zeden, om het speeltuig te worden van uitheemsche zwetsers, die in hunne vuist zulk eene onnozelheid belachen. 't Is ook aanmerkelyk dat wy, 't minst van allen naar de Franschen gelykende, de Franschen noch-thans bovenal tot onze Meesters kiezen. Een Duitscher kan ons doen gelooven dat hy tien of twaalf kunsten te gelyk verstaat, hy kan ons de beurs ligten: doch dewyl wy eindelyk het bedrog ontdekken, worden wy dus noch zomtyds algeschrikt voor den volgenden tyd. Maar een Franschman regeert ons onbepaald. Hy regelt onze kleeding, onze manieren, onzen smaak, onze armen en beenen, tot den minsten opslag van onze oogen toe. Ondertusschen is de Natuur, die niet ligtelyk dulden zal dat wy beminlyke beuzelaars worden, weêrbarstig tegen alle poogingen, welke wy daartoe aanwenden: en wy worden langs dien weg veelal belachelyker dan de Zotheid zelve. Maar 't gaat, geloof ik, al dikwyls zo, dat zy, die zich op nabootsing toeleggen, om beter uit te munten, het ongemaklykste voorbeeld kiezen, en dit kan wel de reden zyn, waarom nabootsingen zo zelden gelukkig uitvallen. Echter bepaalen wy ons, ook in dit stuk, niet enkel tot de Franschen. Men zegt dat 'er Hollanders zyn, die zich een tand of twee doen uitbreeken, om den Engelschen tongval volkomen magtig te worden. {==688==} {>>pagina-aanduiding<<} Zolang 'er geene edele eerzucht op nieuw in 't hart van onze Landgenooten ontsteeken wordt, om uit hunne eigene oogen te zien, en anderen, waar het mogelyk is, voorby te streeven, zal deeze kwaal, met alle haare gevolgen, angeneeslyk zyn. Maar, indien het tegenwoordig geslacht reeds te veel misvormd is, om eene genoegzaame verbetering te belooven; mogen wy ons dan wel vleien dat het volgende gelukkiger zal zyn? Zeer zeker: mits dat wy slechts het voortkruipend kwaad in zynen wortel trachten te besnoeien. Men draage de meeste zorg voor de opvoeding der jongelingen, in dat tydgewricht, wanneer de vermogens van hun verstand, te gelyk met de hartstogten, zich ontwikkelen; terwyl de jongeling, in zyne eerste gemeenzaamheid met de waereld, aan duizend gevaaren, waarvan hy geene kennis heeft, wordt blootgesteld. Veele Vaders zitten op dien tyd stil, om geenen verkeerden weg in te slaan: veele andere verdooven het levendig vuur der jeugd, door eene strenge tucht: de meeste vieren den teugel te ruim, en vleien zich dwaaslyk, dat de driften van het jeugdig hart, na dat zy éénmaal eenen vryen loop hebben gehad, ligtelyk onder een geregeld juk zullen gebragt worden. Ondertusschen gaat de gelukkigste tyd voorby, dien men moest besteeden, om de jonge herssenen door eene welbestierde inspanning te plooien. Men mat het lighaam dagelyks af door veelerleie beweegingen, om het eene goede houding, en bekwaamheid tot oeffeningen, by te zetten: waarom spaart men den geest? Of zal die naderhand met minder moeite tot eenen goeden denker gevormd worden? Of is dat misschien eene zaak van veel minder belang? In tegendeel durf ik vrymoedig beweeren, dat hierdoor alleen de algemeene gebreken van een Volk, in het volgende geslacht, kunnen {==689==} {>>pagina-aanduiding<<} verbeterd worden; maar dat men dit middel vergeefs beproeven zal, na dat de zaaden van het schadelykst onkruid in den boezem reeds ontzwachteld zyn. Hoe veele Weetenschappen en fraaie Kunsten zyn 'er niet, waaruit een jongeling de eene of de andere, naar zynen byzonderen smaak, zou kunnen kiezen, om 'er met voordeel zyne ledige uuren aan te besteeden, in plaats van dagelyks de Maliebaan of het Koffiehuis te bezoeken? 't Leeren van taalen wordt met reden als zeer nuttig aangepreezen; vooral van de Latynsche, die wy, ook al ter liefde van de Franschen, reeds schandelyk verwaarloozen. Waarom wordt de Wiskunst, die zo nuttig is om aan het verstand eene geregelde leiding te geeven, nooit onder de punten van een fraaie opvoeding geteld? Maar verre van daar! hoe zeldzaam is het, dat jongelingen van de aanzienlykste opvoeding zelfs de beginzelen van eenen redelyken Godsdienst verstaan? En hoe dikwyls worden die ledige hoofden, op het leezen van den eersten Deîst, niet overgehaald, om allen geopenbaarden Godsdienst roekeloos te verzaaken, tot nadeel van de Maatschappy, en tot hun eigen onvermydelyk verderf? Indien men overweegt hoe veel de dagelyksche oeffening kan doen, om onze vermogens te versterken, en hoe zeer die oeffening verzuimd wordt; mag men schier denken dat de meeste menschen met hun verstand naauwlyks het tiende gedeelte bereiken van die hoogte, waartoe zy door eene goede leiding hadden kunnen gebragt worden; en men moet dit noodzaakelyk aanmerken als een beklaaglyk verlies voor den ganschen Staat, waarvan zy leden zyn. Konden wy, gelyk de Spartaanen, de opvoeding van onze jeugd met het Staatsbestier vereeni- {==690==} {>>pagina-aanduiding<<} gen; 't waar' mogelyk dat men binnen korten tyd het Vaderland tot eene kweekschool van uitmuntende Mannen maakte: doch uit de onmogelykheid van deeze schikking kunnen wy niet besluiten, dat men alles van het geval verwachten moet. My is daaromtrent een denkbeeld ingevallen, 't welk my terstond, ik beken het, innerlyk verheugde; en, door de verbeelding wat uitgewerkt, langs hoe meer voldoening gaf. Ik zal 'er den Leezer noch voor een oogenblik mede onderhouden; in een vast vertrouwen, dat het niet onaangenaam kan zyn, al is 't ook dat hy 't slechts houde voor eenen vermaakelyken droom. Ik overwoog zo wel de goede als de kwaade uitwerk zelen der geduurig aanwassende rykdommen, in ons Vaderland. Straks vertoonde zich de Weldaadigheid voor myne verbeelding. Deeze is het, dacht ik, die in het gelukkig Nederland, veel meer dan elders, haar verblyf houdt, en veel uitgestrekter hulde van edelmoedige zielen tot zich trekt. Haar achtbaar en goedertieren gelaat erinnerde my een groot getal van byzondere persoonen, uit den geringsten staat van onvermogen en behoeftigheid, tot hooge trappen van eere en aanzien gevorderd, door vermogende Weldoeners, die hen als tot hunne kinderen aangenomen, en tot eene voortreflyke Kunst of Weetenschap opgeleid hadden. Dat denkbeeld trof my; en nu beseffende hoe veel de tederheden van een gevoelig hart boven de gelukkigste gaaven van den geest moeten geschat worden, vreesde ik reeds te weinig eerbied getoond te hebben voor eenen landaard, die zich op 't heerlykst door zulke recht Christelyke deugden onderscheidt. Wyders op de gemelde voorbeelden lettende merkte ik aan, dat dus wel eenige voorwerpen in 't by- {==691==} {>>pagina-aanduiding<<} zonder, ook ten nutte van het algemeen, waren gelukkig gemaakt; maar dat 'er op verre na niet al het nut uit gevloeid was, 't welk men zich onder een gepast bestier van die welmeenende zorgen mogt beloofd hebben. Eene ernstige beschouwing van veele instellingen, waarby onze hooge Overheden overal het beste gebruik der algemeene liefdegaaven, zo veel mogelyk is, behartigen, bragt my te binnen de ongemeene gereedheid van onze Landgenooten, om by alle gelegenheden de menschlievende voorslagen der hooge Overheid, tot bystand van ongelukkigen, met de uiterste mildheid te beantwoorden, ja niet zelden onverzocht zich daartoe aan te bieden. De edelmoedige poogingen van die beroemde Maatschappy, welke, voor eenige jaaren in Holland uit vrye beweeging opgerecht tot redding der Drenkelingen, ook zo loflyk door de hooge Regeering ondersteund is, overtuigden my verder dat men zich van onzen menschlievenden landaard, ten deezen opzigte, nooit te veel belooven kan. Ik nam in aanmerking dat de gemelde Maatschappy onder eene algemeene toejuiching welhaast, ook buiten 's Lands een voorbeeld van navolging geworden was, en ik verbeeldde my terstond, dat zy't voorlang, in een veel uitgestrekter zin, onder ons had moeten zyn. 't Verwonderde my naamelyk dat men in ons Vaderland, daar zo veele Maatschappyen en Kunstgenootschappen zich vereenigen ter bevorderinge van den bloei der beschaafde Letteren, noch niet was bedacht geweest op eene nieuwe Maatschappy, ter ondersteuninge van zulken, die, zonder de noodige middelen te bezitten, moeds genoeg hebben om de steile baan der Weetenschappen op te streeven. Gelyk nu onze denkbeelden zich zomtyds vereenigen op eene toevallige wyze, welke wy 't minst verwacht {==692==} {>>pagina-aanduiding<<} hadden, vormde ik uit deeze gedachten het ruw ontwerp voor zulk eene Maatschappy, om binnen korten tyd eene aanzienlyke reeks van groote Mannen, in allerleî soort van Kunsten en Weetenschappen, aan te kweeken. Ik beraamde hierop zo veele schikkingen, als of ik aan het wezenlyk bestaan van myn onderwerp niet meer getwyffeld had. 't Was enkel vermaak, dat my daartoe bragt: maar dewyl de Leezer waarschynlyk minder vermaak zon scheppen in de beschryving van een luchtkasteel, zal ik my hier bepaalen tot eenige weinige woorden, over den algemeenen aanleg van zulk eene onderneeming. Ik wenschte dan dat die Maatschappy de eer des Vaderlands, het geluk van den Burgerstaat, en de verbetering van onze Zeden, in 't groot bedoelde, door vermeerdering van gezond verstand over de gansche menigte van onze Landgenooten, door het zuiveren van hunnen smaak, en door het aanmoedigen van oorsprongklyke werkzaamheid, die, om zo te spreeken, uit niets eenen ruimen kring van eindelooze beweeging schept. Ten dien einde moest zy de keuze der edelste verstanden geenszins aan het geval overlaaten, maar op maatregelen bedacht zyn, om zich van de gelukkigste keuze, die mogelyk waare, te verzekeren. De Natuur geeft zomtyds wonderen, daar zy zelden of nooit gezocht worden. Is het niet waarschynlyk dat menze zomtyds vinden zou in die algemeene Huizen, daar de ouderlooze jeugd wordt opgevoed en maatig onderweezen; dikwyls met eenen zo goeden uitslag, dat het verlies hunner Ouderen, welke niet zelden zeer slordig, van gedrag geweest zyn, hierdoor rykelyk geboet worde? Is het wel waarschynlyk, dat men onder zo veele honderden, {==693==} {>>pagina-aanduiding<<} als daar gevonden worden, niet doorgaans drie of vier ontmoeten zou, welke niet gemak konden opgeleid worden om onder de fraaie geesten of vernuften van den eersten rang eene plaats te bekleeden? Ik wilde dat men geene gelegenheid liet voorbygaan om zulke ontdekkingen te doen, juist gelyk men in eene myn de diamanten zoekt; en dat men, een genoegzaam getal van bevoorrechte gunstelingen gekoozen hebbende, hieruit, naar de byzondere neigingen van ieders geest, Godgeleerden, Wysgeeren, Rechtsgeleerden, Artsen, Wiskunstenaars, Dichters, en Schilders; ja zelfs, onder eene behoorlyke voorzorg, Muzikanten vormde. Maar nooit, nooit moest men eenen jongeling kiezen, die geene verwonderenswaardige blyken van verstand, en tevens van een uitmuntend gemoed, gegeeven had. De beproevingen zouden op dit stuk niet te streng kunnen weezen. Ik zou naamelyk oordeelen dat het oogmerk geenszins bereikt was, wanneer men op deeze wyze slechts Geleerden, of Meesters, van den tweeden rang te voorschyn had gebragt. Alle deeze diamanten moesten niet alleen zuiver maar ook van 't allerfynste water zyn. Zal ik voor 't laatst vrymoedig myne meening uiten? Het Vaderland van Laurens Koster, aan 't welk de Waereld, behalve de Drukkunst, ook veele andere heerlyke uitvindingen verschuldigd is, en dat zo wel in deeze als in de voorgaande eeuw veele groote Mannen heeft voortgebragt, zou dus, misschien noch voor den aanvang der volgende eeuwe, de verwondering van gansch Europa tot zich trekken. Een nieuw geslacht zou eerlang den Vreemdeling overtuigen dat geene dikke en dampige lucht de Nederlanders verhindert, tot de verhevenste heiligdommen van Pallas en Apollo door te dringen. De {==694==} {>>pagina-aanduiding<<} Republiek, dus van alle haare Nabuuren geëerbiedigd, en van haare inwooners vuurig bemind, zou nimmer ophouden gelukkig voor zichzelve, en geducht voor haare vyanden te zyn. Want eindelyk; in een Land, daar een iegelyk zich dag op dag oeffende, om de waare Glorie op haaren prys te waardeeren, zou men ook niet verlegen zyn om Helden, dien het lustte, de Vryheid, de blyde moeder van zo veele zegeningen, met den degen in de vuist, tot hunnen laatsten adem te verdeedigen.   EINDE. (a) Dio Halicarnass. p. 143. (a) Plutarchus maakt, in het leven van Lycurgus, eene beschryving van deze onwentelinge, welke zeer ter eere van dezen groten man strekt. (a) Lycurgus was de eerste, die eene verzameling maakte van de werken van Homerus, welken hy uit Klein Azie in Griekenland liet komen. (a) Polybius p. 635. Vol. I. edit. Isaac. Gron. 1670. (a) Plutarchus in 't leven van Agis. (a) Het is een Orakel, daar Plutarchus van spreekt, waar over de geleerden het niet eens zyn; het schynt, dat het zyne antwoorden in dromen gaf. (a) Zie hier de gewoonte, welke men by die gelegenheid verrigtte. De Ephoren verkozen alle negen jaren eenen nagt, waneer de lugt zonder wolken was, en de maan niet scheen; indien zy eene star zagen vallen, zo oordeelden zy, dat hunne Koningen de Goden beledigd hadden; men beroofde hen van hunne Kroon, tot dat de priester van Delphos hen geregtvaardigd hadt. (a) Brenguw schild terug, betekende; Keer weder als overwinnaar: daarop terug gebragt worden, gaf eenen roemryken dood ter verdediginge van het Vaderland te kennen. De Spartanen bragten, zo veel hun mogelyk was, die genen terug, welken met de wapenen in de hand gesneuveld waren, om in hun Vaderland de lykplegtigheden aan hun te verrigten. (a) De tyd van de oprigtinge van deze regtbank is onzeker. De Historieschryvers zyn het niet eens omtrent het getal van de leden, waaruit dezelve bestondt. De Areopagus was een opperst Gerigtshof, welk regt hadt, om over moordenaars en de gewigtigste zaken van den Staat te oordeelen. Hetzelve oordeelde ook over zaken van den Godsdienst, gelyk ons het voorbeeld van den H. Paulus leert. Het hadt zynen naam gekregen van eene verhevenheid, den berg van Mars genoemd, waar de Areopagiten gewoon waren te vergaderen. (a) Solon zegt, in zynen brief aan Epimenides, vierhonderd, 't welk waarschynlyker is. (a) DeDemagogen waren oproerige redenaars, die door hunne welsprekende redenvoeringen te wege bragten, dat men in de openbare vergaderingen aannam, het gene hunne driften hun inboezemden. (a) DeTermen waren standbeelden van Mercurius, van steen gemaakt, van eene vierkante gedaante, welken men voor de huisdeuren plaatste. (a) Dit schip kwam nooit ter zee, dan by buitengewone gelegenheden. (a) De geschiedenis maakt gewag van twee Thrasybulussen; de een, een vyand van Alcibiades was de zoon van Thrason, dees, de zoon van Lycus, was zyn yverige voorstander. (a) De schryver noemt dus een soort van dolle drift, waarmede de Treurspelen van Shakespear op den schouwburg te Londen ontfangen werden. (a) Polienus noemt dezen Veldheer Stratocles. (a) Hic dies universae Graeciae et gloriam dominationis et vetustissimam libertatem finivit: dat is, dees dag heeft een einde gemaakt aan den roem der heerschappy en de zeer oude vryheid van gantsch Griekenland. Justin. Lib. IX. C. III in fine. (a) De ridder Folard verzekert, in zyne uitlegginge van Polybius, dat de ouden en hedendaagschen niets zo verstandig opleveren, als de schikking van dezen veldslag. (a) Dat is omtrent zeven duizend Livres, Fransche munt. (a) De Romeinsche soldaten deden eenen eed, van nooit hunne wapenen en vaandels te zullen verlaten. (a) Dit Raadsbesluit ziet men nog uitgehouwen op den weg van Rimini naar Cesenna. (a) Deze vergelykingen van onzen schryver zouden te sterk schynen, zo men niet wist dat de Fransche Toneelspelers door hunne verwaandheid zich dikwyls zulk een scherp verwyt waardig maken. Immers is het aan den anderen kant niet ongerymd, dat bekwame Toneelspelers den Digter, ten aanzien van vele zaaken, daar de gelukkige uitvoering van afhangt, met hun oordeel ondersteunen. Vert. (a) Deze omwenteling is niet onmiddellyk een vrugt van 't lezen, maar haar oorzaak is te zoeken in de besmettinge van voorbeelden. (a) De afgod, aan welken de Carthagers hunne kinderen opofferden, was de Moloch der Cananeërs, van welken zy afstamden. Dees afgod was de Chronos der Grieken, en de Saturnus der Latynen. (a) Polybius berigt ons, dat, wanneer de Romeinen eene stad stormenderhand innamen, zy niet alleen de menschen over de kling lieten springen, maar dat zy ook de honden en andere dieren in stukken hieuwen. (a) Den soldaten tred te gaan, betekent, twintig duizend, en somwylen vier en twintig duizend, schreden in vyf uuren afteleggen. (a) Men gelieve zig te herinneren, hetgene in het voorberigt van den Hr. Turpin gezegd is, dat dit werk oorspronglyk in 't Engelsch geschreven, en ten dienst der Engelschen geschikt is. De Hr. Turpin heeft de moeite genomen, om het werk van een algemener nut te maken, en waar hy zig in het voorgaande nog uitdrukt, als of hy zelf onder en voor de Engelschen schreef, hebben wy zorg gedragen, om het plaatselyke in deze vertalinge te vermyden. Maar in deze bedenkingen over de gesteldheid van Groot-Britanje schynt onze geagte schryver het oorspronglyk Engelsch alleenlyk vertaald te hebben, waarschynlyk, om dat ze enkel op Engeland betrekkelyk zyn; waarin wy geoordeeld hebben, hem te mogen navolgen, doch waarvan wy nodig geagt hebben, den Lezer te moeten waarscbuwen. Vert.