geen volledig werk over de vaderlandsche karakterkunde. Des te meer verheugen we ons nu; en al ware nog meer plaats, dan twee deelen, (waarmede dit werk compleet zijn zal) besteed aan karakterkundige waarnemingen, wij zouden ons noch het publiek beklaagd hebben. Van kampen zegt ook zelf, meer te vreezen te weinig, dan te veel gedaan te hebben. De letterkundige Nederlanders zullen onvermeld gelaten worden, dewijl zij reeds in des Schrijvers Geschiedenis der Letteren ezv. voorkomen. Het is wel spijtend; want - wie kan alles koopen, wat hij gaarne lezen zoude? De redenen, waarom het werk zich niet verder dan tot 1795 uitstrekt, en waarom in dit eerste deel karakterschetsen zijn van personen, die zoo wel in en na, als vóór het twaalfjarig bestand geleefd hebben, van waar het tweede deel aanvangen zal, acht elk geldend; waarom er van kampen ook niets meer van behoefde te zeggen.
Om, eenigermate althans, den rijkdom van hier voorkomende zaken te doen kennen, zeggen wij, dat in dit deel, uit zeven Hoofdstukken bestaande, gehandeld wordt over onze Heidensche Voorouders; over de worstelingen des Heiden- en Christendoms, en onze Christelijke Voorouders tot de Kruistogten; over de tijden der Kruistogten ('t spreekt van zelve, met betrekking tot Nederlanders); over het krachtbetoon der opkomende Burgerijen tot op de Bourgondische tijden; over de toenemende magt der Vorsten, het einde der burgergeschillen, en de vereeniging der Nederlanden onder één hoofd; over den opstand tegen Spanje, tot den dood van willem I, en over de gebeurtenissen van leicester tot op het bestand.
Wij hadden uit elk Hoofdstuk het een en ander belangrijks opgeteekend, waarop wij onze lezers opmerkzaam wilden maken; het overzigt dier aanteekeningen overtuigt ons, dat wij, bij de strengst-naauwkeurige onderscheiding van het min en meer gewigtige, en bij eene, zelfs aan gierigheid grenzende, spraarzaamheid, geen uittreksel geven kunnen, dat niet te ruim is voor de plaats, die wij in dit Tijdschrift kunnen vergen. Dus, wij zien er van af. Wij hopen, dat achter het tweede Deel een register zal verschijnen, dat niet te naauw zij genomen, en den lezer den weg wijst naar elke bijzonderheid, die anders, onder de groote menigte, niet altijd even gemakkelijk is weêr te vinden. Men zal toch van kampen's oordeel over personen en zaken nog wel eens gaarne raadplegen; het is het oordeel, ja, des verdedigers van het goede in