omstandig
Uiterlijk
- om·stan·dig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | omstandig | omstandiger | omstandigst |
verbogen | omstandige | omstandigere | omstandigste |
partitief | omstandigs | omstandigers | - |
omstandig [2]
- breedvoerig, uitvoerig, wijdlopig en daardoor volledig
- omslachtig, nodeloos ingewikkeld
- Het woord omstandig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omstandig" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ omstandig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be