deelgenoot
Uiterlijk
- Geluid: deelgenoot (hulp, bestand)
- deel·ge·noot
- samenstelling van deel ww en genoot
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | deelgenoot | deelgenoten |
verkleinwoord | deelgenootje | deelgenootjes |
- iemand die ergens (geld, zaken, kennis) in meedeelt
- Hij is deelgenoot in deze firma.
- iemand deelgenoot maken van iets
iemand ergens over informeren dat niet algemeen bekend is
- Ik maakte hem deelgenoot van mijn plannen.
- Het woord deelgenoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "deelgenoot" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be