drank

Nederlands

[2] drankje voor het slapen gaan = slaapmutsje

Uitspraak

• Geluid:  drank    (hulp, bestand)
• IPA: /drɑŋk/

Woordafbreking

• drank

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘drinkbaar vocht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901
• In de betekenis van ‘sterkedrank’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1580

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	drank	dranken
verkleinwoord	drankje	drankjes

Zelfstandig naamwoord

de drank m

1. (drinken) te drinken vloeistof om de dorst te lessen

   • Veel klanten reageren enthousiast en vinden het een ‘superidee’. Een enkeling stelt nuchter dat veel drankjes ook zonder rietje te drinken zijn. Waarom geen metalen rietjes? vraagt een ander. Die zijn lastig schoon te maken en dat is niet zo hygiënisch, reageert de bakker.  
   • Door het drinken van een warme drank, zoals thee, een uur of twee voordat je gaat slapen, verhoog je de temperatuur van de kern van je lichaam op dat moment. 

2. (drinken), (pregnant) als [1], maar dan specifiek met alcohol

   • Je mag niet met drank op een auto besturen. 

   ▸ Ik werd brak wakker in een zure lucht van zweetvoeten, ongewassen kleren en halflege pizzadozen. Na zoveel drank had ik rust nodig en ik besloot een zero te nemen, dat wil zeggen nul kilometers lopen en een hele dag bijkomen.

3. (drinken), (medisch) drinkbaar geneesmiddel

Verwante begrippen

• eten

Verwante begrippen

• [1] alcoholische drank, sterke drank

Hyponiemen

   

alsemdrank amandeldrank anijsdrank appeldrank braakdrank broomdrank dubbeldrank energiedrank erectiedrank frisdrank fruitdrank gerstedrank gifdrank godendrank gorgeldrank heksendrank hersteldrank hoestdrank honigdrank honingdrank koeldrank kortedrank kruidendrank kumbudrank lethe-drank liefdesdrank lightdrank meidrank melkdrank minnedrank mixdrank modedrank morgendrank opbouwdrank pestdrank premixdrank salepdrank seizoensdrank slaapdrank speciaaldrank spoeldrank sportdrank staaldrank sterkedrank toverdrank tweedrank vitaminedrank volksdrank vruchtendrank welkomstdrank yoghurtdrank zuiveldrank zweetdrank

Afgeleide begrippen

   

drankaccijns drankautomaat drankbestrijding drankcamera drankcontainer drankduivel drankenautomaat drankenconcern drankenfabrikant drankengroep drankenindustrie drankenkaart drankenlijn drankenlijst drankenpallet drankenproducent drankensector drankfabrikant drankfles drankgebruik drankgelag drankgelegenheid drankhandel drankhandelaar drankhangen drankhonk drankje drankkaart drankkarton drankkast drankkeet dranklijst dranklokaal dranklucht dranklust drankmisbruik drankneus drankorgel drankperiode drankprobleem drankreclame drankrijden drankrijder drankrit drankslot dranksmokkelaar drankspel drankstand drankverbod drankverbruik drankvergunning drankverkoop drankverslaving drankvoorraad drankwet drankwinkel drankwinkelier drankzaak drankzak drankzucht

Vertalingen

    1. alcoholhoudende vloeistof   

Duits: Getränk (de) o Engels: drink (en) Frans: spiritueux (fr) Kotava: ruyatxa

Papiaments: bibida Pools: napój (pl) m Spaans: bebida alcohólica (es) v, alcohol (es) m

    2. vloeistof om de dorst te lessen   

Duits: Getränk (de) o Engels: drink (en) Frans: boisson (fr) v

Kotava: ulida Papiaments: bibida Pools: napój (pl) m Spaans: bebida (es) v, poción (es) v

Gangbaarheid

• Het woord drank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "drank" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

drank

1. (drinken) drank

Veluws

Zelfstandig naamwoord

drank

1. (drinken) drank