feut
Uiterlijk
- feut
- In de betekenis van ‘noviet’ voor het eerst aangetroffen in 1913 [1]
- van Latijn foetus "ongeboren kind"
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | feut | feuten |
verkleinwoord | feutje | feutjes |
- (informeel) eerstejaars bij een studentenvereniging
- De feuten werden door de ouderejaars hard aangepakt tijdens de ontgroening.
- Het woord feut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "feut" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "feut" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Informeel in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 83 %
- Prevalentie Vlaanderen 26 %