Naar inhoud springen

honderdeneenenveertig

Uit WikiWoordenboek
0 1 4 1
honderdeneenenveertig,
op een abacus
  • hon·derd·en·een·en·veer·tig

honderdeneenenveertig

  1. "141", langere vorm van honderdeenenveertig, honderd plus eenenveertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft honderdeneenenveertig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot honderdeneenenveertig. 
  • honderdeenenveertig (deze kortere vorm is de gangbare vorm, het langere "honderdeneenenveertig" wordt zelden gebruikt)[1] [2]

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "honderdeneenenveertig" ht als linkerdeel

  1. Bronlink geraadpleegd op 1 mei 2021 Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 mei 2021 Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)