jabiroe
Uiterlijk
- (IPA in voorbereiding)
- ja·bi·roe
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jabiroe | jabiroes |
verkleinwoord | jabiroetje | jabiroetjes |
jabiroe
- (ooievaarachtigen) Jabiru mycteria de enige soort in zijn geslacht. De naam komt uit een Tupi–Guaraní taal en betekent "gezwollen nek"
- Het woord 'jabiroe' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.