kleinerend

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  kleinerend    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• klei·ne·rend

Werkwoord

vervoeging van:	kleineren
verbogen vorm:	kleinerende

kleinerend

1. onvoltooid deelwoord van kleineren

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	kleinerend	kleinerender	kleinerendst
verbogen	kleinerende	kleinerendere	kleinerendste
partitief	kleinerends	kleinerenders	-

Bijvoeglijk naamwoord

kleinerend

1. minachting uitend

   • Tv-zender NBC verbrak onmiddellijk de samenwerking met Trump vanwege zijn 'kleinerende uitlatingen over immigranten', en besloot de Miss USA en Miss Universe-verkiezing, die door Trump worden georganiseerd, niet uit te zenden.  
   • Maar op de eretribune was de verontwaardiging bij de bonzen van Atlético groter dan bij de spelers op het veld, die de kleinerende woorden misschien niet eens zagen.  

Synoniemen

• neerbuigend, minachtend, geringschattend, denigrerend, vernederend, beledigend, kwetsend

Antoniemen

• respectvol

Vertalingen

    1. minachting uitend   

Engels: depreciatory (en), derogatory (en), humiliating (en)

Gangbaarheid

• Het woord kleinerend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.