Naar inhoud springen

Waterkwaliteit

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door De Wikischim (overleg | bijdragen) op 15 feb 2014 om 13:10. (Chemische waterkwaliteit)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Waterkwaliteit kan worden omschreven als de samenstelling van het oppervlaktewater en grondwater. Deze verschilt op verschillende plekken, tijdstippen en dieptes. De waterkwaliteit wordt beïnvloed door natuurlijke processen en door watervervuiling door de mens. De waterkwaliteit kan vanuit verschillende invalshoeken beschouwd worden.

Om de soms slechte kwaliteit van rivieren en ander oppervlaktewater onder de aandacht te brengen wordt jaarlijks in verschillende landen een zogeheten Big Jump georganiseerd, waarbij men het oppervlaktewater induikt.

Chemische waterkwaliteit

Ten eerste de chemische waterkwaliteit. Hierbij is de vraag aan de orde welke stoffen zich in het water bevinden, bijvoorbeeld hoe zout het water is, het kalkgehalte, zuurstofgehalte en dergelijke. Maar ook emissies uit de industrie en landbouw en afspoeling van wegen (pekel, zware metalen) en van gebouwen (zink, koper, zware metalen) bepalen mede de chemische waterkwaliteit.

In het Nederlandse milieubeleid is er voor vele tientallen stoffen een maximaal toelaatbare norm en een streefwaarde voor de stof vastgesteld. Op 23 oktober 2000 werden deze normen vervangen door Europese, krachtens de Europese Kaderrichtlijn Water. Deze richtlijn spreekt zich overigens ook uit over waterbeheer en ecologie.

Ecologische waterkwaliteit

De tweede invalshoek is de ecologische waterkwaliteit. Verschillende planten en dieren gedijen bij verschillende waterkwaliteiten. De waterkwaliteit bepaalt daarmee voor een belangrijk deel hoe een biotoop eruit ziet. Dit geldt voor land- en voor waterleven. Van nature is het belangrijkste onderscheid in ecologische waterkwaliteit het zoutgehalte: een zoetwaterplant zal niet in een zout of brak milieu worden aangetroffen. Maar ook subtielere verschillen in zoetwater zijn bepalend voor biotopen. Kalkgehalte, zuurstofgehalte en helderheid van het water zijn de belangrijkste natuurlijke factoren.

Hoe het bovenstaande in de landnatuur doorwerkt wordt bijvoorbeeld geïllustreerd aan de hand van het feit dat de maretak in Nederland bijna alleen wordt aangetroffen in Zuid-Limburg. De beste verklaring voor dit verschijnsel is dat het water daar veel kalkrijker is dan in de rest van Nederland.[1]

Het behoud en herstel van kalkrijke milieus heeft veel aandacht in het Nederlandse natuur- en landschapsbeheer. Kalkrijk water is meestal afkomstig uit kwel, grondwater dat opwelt uit soms grote diepten dat oppervlaktewater voedt of in de wortelzone van planten terechtkomt. Door sterk ontwatering van gebieden met kwel wordt dit water afgevoerd via de sloten. De planten worden vervolgens alleen nog door regenwater gevoed. Dit regenwater is vaak veel zuurder van samenstelling. Hierdoor komt een proces van verdringing op gang. Kalkminnende planten worden "eruit gedrukt" door algemene soorten die vaak sneller groeien en zich effectiever verspreiden onder de nieuwe omstandigheden. Verruiging is het gevolg. Waar eerst dotterbloem groeide of blauwgrasland was staat dan alleen brandnetel, braam en fluitenkruid. Dit proces wordt aangeduid met de term "verdroging". Verontreiniging met meststoffen is in Nederland de belangrijkste antropogene factor. Vermesting van het oppervlaktewater en van de bodem versterkt veelal de effecten van verdroging. De belangrijkste meststoffen zijn nitraat en fosfaat. Nitraat heeft de neiging om "uit te spoelen" naar het grondwater en zo op de lange duur de kwaliteit van kwelstromen te beïnvloeden. Fosfaat wordt in eerste instantie gebonden aan het bodemmateriaal. Maar op zeker moment raakt de bodem verzadigd en gaat het fosfaat doorslaan naar het oppervlaktewater. Dit proces kan worden beïnvloed door maatregelen in het waterbeheer. Als de grondwaterstand verhoogd wordt, wordt het fosfaat opgelost en komt uiteindelijk in het oppervlaktewater terecht. zie ook natuurdoeltypen

Drinkwaterkwaliteit

Tenslotte kan waterkwaliteit beschouwd worden vanuit het gebruik door de mens. Het gaat dan om drinkwater, water voor de proces- en voedingsmiddelenindustrie, gietwater voor de glastuinbouw, irrigatiewater voor de landbouw en zwem- en recreatiewater. Ook hier zijn de verschillen vaak subtiel: drinkwater is veelal te zout om te gebruiken als gietwater in de glastuinbouw. Maar dit gietwater is weer niet geschikt als drinkwater.

Zie ook