Om de ladders gemakkelijk tegen de
dakrand aan te kunnen zetten, hebben we aan de zuidkant van het huis
een aantal vierkante meters met grind bedekt. Dat hoort een nette
huisvrouw natuurlijk op zijn tijd aan te harken, zodat er zich geen
”onkruid” kan vestigen. En dat gaat mij uiteraard doorgaans niet
lukken.
Ten eerste heb ik meestal wel iets
leukers te doen en ten tweede vestigen zich daar aparte plantjes, die
ik de kans wil geven zich wat verder te ontwikkelen, voordat ik ze
naar een ander geschikt plekje verhuis.
Eén van die planten is een heel aardig
wild toortsje: het mottenkruid ofwel Verbascum blattaria. De naam
“mottenkruid” zou afkomstig zijn van motten of kakkerlakken, die
in de afgevallen bloemen zouden kruipen.
Ik zou eerder denken aan de witte
bloemetjes, die wel wat van een vlinder / mot weghebben.
Het eerste jaar zie je alleen de
rozetten, die meestal het jaar erna pas de bloeistengel omhoog laten
schieten.
Die kan zo'n 60 tot 120 cm hoog worden en vormt van juni
tot augustus steeds prachtige bloempjes.
Na de bloei blijft de plant interessant
door de ronde, glanzende zaaddoosjes langs de stengel.
De plant schijnt vrij zeldzaam te zijn
in Nederland en in Vlaanderen en Wallonië staat hij op de rode
lijst.
Hij wil volle zon en droge, arme tot
matig voedselrijke grond. Zanderige riviergronden bij voorbeeld. Maar ook tussen stoeptegels en in het
grind.
En daar laat ik dit leuke toortsje
gewoon staan.