Gaan na inhoud

glimlach

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.
Enkelvoud Meervoud
Naamwoord glimlach m glimlachen 
Verkleinwoord glimlachje glimlachjes
Hulp:IPA: [ˈɣlɪm.lɑχ]
   
(lêer)
glim•lach
Glimlag
  1. eerste persoon enkelvoud teenwoordige tyd van glimlachen
  2. (by inversie) tweede persoon enkelvoud teenwoordige tyd van glimlachen
  3. gebiedende wys van glimlachen
1.: Ik glimlach.
2.: Glimlach je?
3.: Glimlach!