drugsgebruiker
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From drugs (“drugs”) + gebruiker (“user”).
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]drugsgebruiker m (plural drugsgebruikers, diminutive drugsgebruikertje n)
- drug user
- De politie heeft een groep drugsgebruikers opgepakt tijdens een drugsinval.
- The police arrested a group of drug users during a drug raid.