Jump to content

hardgekookt

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

hard + past participle of koken

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)
  • Audio:(file)

Adjective

[edit]

hardgekookt (not comparable)

  1. hard-boiled (of a boiled egg)
    Hij houdt van hardgekookte eieren. (He likes his eggs hard-boiled.)
    De dooier van een hardgekookt ei kan groen geworden zijn. (The yolk of a hard-boiled egg may have turned green.)

Declension

[edit]
Declension of hardgekookt
uninflected hardgekookt
inflected hardgekookte
comparative
positive
predicative/adverbial hardgekookt
indefinite m./f. sing. hardgekookte
n. sing. hardgekookt
plural hardgekookte
definite hardgekookte
partitive hardgekookts