Noord-Brabants

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  Noord-Brabants    (hulp, bestand)
• IPA: / nordˈbrabɑnts / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• Noord-Bra·bants

Woordherkomst en -opbouw

• bn: afgeleid van  Noord-Brabant en  met het achtervoegsel -s
• en:  Noord-Brabant en  met de uitgang -s

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	Noord-Brabants	Noord-Brabantser	Noord-Brabantst
verbogen	Noord-Brabantse	Noord-Brabantsere	Noord-Brabantste
partitief	Noord-Brabants	Noord-Brabantsers	-

Bijvoeglijk naamwoord

Noord-Brabants

1. (demoniem) van, uit, betreffende of als in Noord-Brabant

   ▸ Inmiddels is het bedrijf bezig met de eerste lading van in totaal 50.000 mondkapjes die in de loop van volgende week bij een Noord-Brabants ziekenhuis wordt afgeleverd.

_{Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bezitsvorm eigennaam.}

Eigennaam

Noord-Brabants

1. genitief onzijdig enkelvoud van Noord-Brabant

   ▸ Den Bosch wacht op je. Noord-Brabants hoofdstad ademt gezelligheid en de sfeer van het goede leven.

Gangbaarheid

• Het woord Noord-Brabants staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.