oud-bestuurder
Uiterlijk
- oud-be·stuur·der
- samenstelling van oud bn "voormalig" en bestuurder zn , volgens spellingregel 6.I geschreven met een koppelteken
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oud-bestuurder | oud-bestuurders |
verkleinwoord | oud-bestuurdertje | oud-bestuurdertjes |
de oud-bestuurder m
- voormalig bestuurder
- ROC Leiden heeft vijftien oud-bestuurders aansprakelijk gesteld voor de grote problemen bij de onderwijsinstelling [1]
- Het woord oud-bestuurder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.