Naar inhoud springen

oproep

Uit WikiWoordenboek
  • op·roep
enkelvoud meervoud
naamwoord oproep oproepen
verkleinwoord oproepje oproepjes

de oproepm

  1. een dringende vraag om iets te doen
    • Als de ambulancedienst een oproep krijgt, moet zij snel reageren. 
vervoeging van
oproepen

oproep

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oproepen
    • ... dat ik oproep. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be