afrontar
Uiterlijk
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afrontar |
afrontaba |
afrontado |
volledig |
afrontar
- a·fron·tar
- overgankelijk
- trotseren, het hoofd bieden (aan)
- confronteren met
- geconfronteerd worden met
- [1-2] enfrentar, confrontar
- [3] encarar
- afrontar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española