klaarzetten
Uiterlijk
- Geluid: klaarzetten (hulp, bestand)
- klaar·zet·ten
- samenstelling van klaar en zetten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
klaarzetten |
zette klaar |
klaargezet |
zwak -t | volledig |
klaarzetten [1]
- overgankelijk iets ergens gereed voor gebruik neerzetten
- ▸ Ze hadden een ontbijt voor me klaargezet dat ik snel en zo stil mogelijk opat.[2]
- Als het geluk komt, moet je er een stoel voor klaarzetten.
vervoeging van |
---|
klaarzetten |
klaarzetten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van klaarzetten
- ...dat wij klaarzetten.
- ...dat jullie klaarzetten.
- ...dat zij klaarzetten.
- ...dat wij klaarzetten.
- Het woord klaarzetten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klaarzetten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %