parlevinken
Uiterlijk
- Geluid: parlevinken (hulp, bestand)
- par·le·vin·ken
- Verbalisering van parlevink, waarvan de verdere herkomst onzeker is; mogelijk een combinatie van het Franse werkwoord parler en het Nederlandse vink. [1]
parlevinken [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
parlevinken |
parlevinkte |
geparlevinkt |
zwak -t | volledig |
- (economie), (scheepvaart) al rondtrekkend kleinhandel drijven, met name zo genoemd wanneer dit gebeurt met een bootje op het water
- ▸ Met hun schip "St. Gerardus" gingen zij parlevinken. Op latere leeftijd kwam dit echtpaar in Akersloot wonen.[3]
- (informeel) wat praten zonder dat dat echt veel zin heeft
- Hij stond maar wat te parlevinken.
de parlevinken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord parlevink
- Het woord parlevinken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "parlevinken" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ parlevinken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “ (1 november 1996), De Groene Valck
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Economie in het Nederlands
- Scheepvaart in het Nederlands
- Informeel in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 75 %
- Prevalentie Vlaanderen 53 %