rochel
Uiterlijk
- ro·chel
vervoeging van |
---|
rochelen |
rochel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rochelen
- Ik rochel.
- gebiedende wijs van rochelen
- Rochel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rochelen
- Rochel je?
- Het woord rochel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rochel" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be