vierenhalf
Uiterlijk
- Geluid: vierenhalf (hulp, bestand)
- vier·en·half
- samenstelling van vier en half met het invoegsel -en-
stellend | |
---|---|
onverbogen | vierenhalf |
verbogen | vierenhalve |
vierenhalf
- (breukgetal) de breuk 4½; vier en een half
- Hij is na vierenhalf jaar overleden.
- Ik ga vierenhalve kilometer lopen morgen.
Breukgetallen in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
half • anderhalf • tweeënhalf • drieënhalf • vierenhalf • vijfenhalf • zesenhalf • zevenenhalf • achtenhalf • negenenhalf |
- Het woord vierenhalf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.