De huia (Heteralocha acutirostris) was een vogel, die uitsluitend voorkwam in Nieuw-Zeeland. De vogel is nu uitgestorven. Sinds 1907 zijn er geen betrouwbare waarnemingen meer gedaan toen W.W. Smith drie vogels zag in de Tararua Ranges op 28 december 1907.
De vogel had een blauwzwart verenkleed, helderoranje lellen op de wangen en witte uiteinden aan de staartveren.
De blauwe reiger (Ardea cinerea) is in Nederland en België het bekendste en meest voorkomende lid van de reigerfamilie. De vogelsoort komt voor in de gematigde streken van Europa en Azië.
Op z'n lange poten stapt hij voorzichtig door ondiepe plekken van stadssingels en poldersloten en door weilanden; hij wordt vliegend gezien langs grachten en bij meren; zijn broedkolonies bevinden zich midden in de stad in hoge bomen of juist in volstrekt afgelegen bospercelen. De blauwe reiger is ook regelmatig een (veelal ongenode) gast aan de rand van tuinvijvertjes waarin goudvissen rondzwemmen. In strenge winters hebben de blauwe reigers het zichtbaar moeilijk.
De robijnkeelkolibrie (Archilochus colubris) is een van de weinige trekvogels onder de kolibries. Hij trekt elk jaar vanuit Midden-Amerika helemaal naar Canada over een afstand van meer dan 3000 km. Sommige vogels maken daarbij een non-stopvlucht van 850 km over de Golf van Mexico.
De robijnkeelkolibrie weegt circa 3 g en kan tot 9 cm groot worden. De rug van de vogels is iriserend groen en de buik is lichtbruin. De mannetjes hebben een felrode keel en de vrouwtjes zijn minder fel van kleur.
De ijsvogel (Alcedo atthis) is een klein bontgekleurd vogeltje uit de familie der ijsvogels (Alcedinidae). Het is de enige van nature in Europa voorkomende ijsvogelsoort. De ijsvogel is een kleine vogel met een korte staart en pootjes, een korte nek, korte, afgeronde vleugels, een grote kop met grote ogen en een lange, dolkvormige snavel, geschikt om vissen mee te vangen en vast te houden. De poten zijn syndactiel: de voortenen zijn gedeeltelijk aan de basis met elkaar vergroeid.
De dodo (Raphus cucullatus) was een loopvogel op het eiland Mauritius. Het dier was ongeveer een meter hoog en 20 kilo zwaar en kon venijnig van zich afbijten met zijn grote snavel. Verder was hij vrij hulpeloos. Zijn voedsel bestond uit fruit, planten en mogelijk ook kleine prooidieren. De dodo kon niet vliegen en had geen natuurlijke vijanden.
De sijs (Carduelis spinus) is een zangvogel van de familie der Vinkachtigen. In Nederland is de sijs vooral een wintergast, maar tegenwoordig broedt hij ook in Nederland.
In de winter kunnen we de Sijs regelmatig aantreffen op vetbollen en netjes met pinda’s die we in de tuin hebben opgehangen. Sijzen opereren dan veelal in kleine troepjes, en gedragen zich enigszins als mezen: ondersteboven aan de vetbollen hangend. Ze zijn zo groot als een pimpelmees, maar veel duidelijker geelgroen gekleurd, vooral de volwassen mannetjes, die een zwarte kruin hebben. De vlucht is opvallend: gele vleugelstreep en gevorkte zwarte staart, met geel aan de zijden.
Uilen (Strigiformes) hebben een rond, afgeplat gezicht met grote naar voren gerichte ogen die vast in de schedel staan. Om dus in diverse richtingen te kunnen kijken moet de uil steeds de kop draaien, wat uilen dan ook zeer goed kunnen. Ze hebben een haaksnavel en krachtige klauwen aan hun poten, die vaak dicht bevederd zijn. Uilen hebben grote ogen die helpen een prooi in het donker te ontdekken. Zij vliegen vaak geruisloos door de nacht op zoek naar prooidieren, zoals muizen. Overdag wordt een slapende uil soms aangevallen door kleinere vogels, die hem proberen te verjagen. Uilen nestelen in een holle boom, op de grond of in gebouwen.
Volgens het volksgeloof brengt het geroep van een uil ongeluk. Als hij 's nachts tegen het raam vliegt van een kamer waarin een ziek persoon ligt, dan duidt dit op een naderend sterfgeval.
De uil staat zowel symbool voor domheid als voor wijsheid. Zo wordt met een uilskuiken een dom persoon aangeduid. Een uil is een nachtdier en kan dingen zien die anderen niet zien, hetgeen geduid wordt als wijsheid. Athena, de Griekse godin van de wijsheid wordt vergezeld door een uil.
De oorsprong van de vogels is een oud probleem binnen de evolutiebiologie. Tot de jaren zeventig van de 20e eeuw werd meestal aangenomen dat vogels nauwer verwant waren aan de krokodilachtigen dan aan de dinosauriërs. Tegenwoordig denken de meeste paleontologen echter dat vogels zelf tot de Dinosauria behoren, hoewel er een groep paleontologen is die deze hypothese afwijst. De dinosauriërtheorie is sinds 1996 bekend geworden bij het grote publiek door opzienbarende ontdekkingen van bevederde dinosauriërs tijdens opgravingen in het noordoosten van de Volksrepubliek China.