mooiprater
Uiterlijk
- Geluid: mooiprater (hulp, bestand)
- mooi·pra·ter
- samenstelling van mooi bn en prater zn
- Naamwoord van handeling van mooipraten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mooiprater | mooipraters |
verkleinwoord |
- iemand die uit eigenbelang, met vriendelijke praatjes, zaken mooier en beter voorstelt dan ze in werkelijkheid zijn
- Het is schering en inslag: keurig geklede personen die met een mooi verhaal geld aan vooral bejaarde vrouwen ontfutselen. In Hengelo was het drie keer achter elkaar raak en werden vrouwen van 85, 82 en 79 jaar slachtoffer van een mooiprater. [2]
- Er werden foto’s uit de oude doos getoond en beelden van het huwelijk van Elisabeth en Stijn Saelens in een kasteel in Frankrijk. ‘Stijn kon het goed uitleggen. Een mooiprater. Hij had geen respect voor mensen’, zegt Van Poucke. ‘Toch bleef André hem beschouwen als zijn zoon.’ [3]
- Een opgewonden Turkse schreeuwlelijk die hier landjepik probeert te spelen en onze eigen Polderlandse mooipraters die woensdag zoveel mogelijk blauwe stoeltjes willen veroveren op het Binnenhof. [4]
- Het woord mooiprater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mooiprater" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Loes Schutte 04-08-11 Mooipraters kloppen geld uit de zak
- ↑ De Standaard 27/02/2018 door cel ‘Documentaire’ over dokter Gyselbrecht in rechtszaal
- ↑ De Telegraaf 14 mrt. 2017 Tand des tijds
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be