morsen
Uiterlijk
- mor·sen
- In de betekenis van ‘knoeien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1615 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
morsen /'mɔrsə(n)/ |
morste /'mɔrstə/ |
gemorst /ɣə'mɔrst/ |
zwak -t | volledig |
morsen
- overgankelijk materiaal daar laten belanden waar niet thuis hoort
- Hij morste rode wijn op zijn witte overhemd.
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
morsen | morsend |
gemors | gemorst |
- Het woord morsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "morsen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "morsen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %