overschot
Uiterlijk
- over·schot
- samenstelling van over en schot
- Naamwoord van handeling van overschieten
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overschot | overschotten |
verkleinwoord | overschotje | overschotjes |
het overschot o
- wat er overblijft, de rest
- Het overschot aan eten werd aan de hond gevoerd.
- aanbodoverschot, begrotingsoverschot, financieringsoverschot, geboorteoverschot, handelsoverschot, landbouwoverschot, mestoverschot, migratieoverschot, sterfteoverschot, vestigingsoverschot, vraagoverschot
- het stoffelijk overschot
- lichaam van overledene (meer respectvol dan lijk)
1. wat er overblijft, de rest
het stoffelijk overschot
|
- Het woord overschot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overschot" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %