psychologisch
Uiterlijk
- psy·cho·lo·gisch
- afgeleid van logisch met het voorvoegsel psycho-
- afgeleid van psychologie met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | psychologisch | psychologischer | |
verbogen | psychologische | psychologischere | |
partitief | psychologisch | psychologischers | - |
psychologisch
- (medisch) betrekking hebbend op de psychologie; betrekking hebbend op het denken en het gedrag
- (medisch) van inzicht in andermans psyche blijkgevend
1. met betrekking tot het gevoelsleven.
- Het woord psychologisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "psychologisch" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Sandes, DavidDe wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 230
- ↑ Weblink bron “Grenzen stellen leidt tot meer vrijheid” (2 december 2009), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 13
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel psycho- in het Nederlands
- Achtervoegsel -isch in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %