Naar inhoud springen

say

Uit WikiWoordenboek
vervoeging
onbepaalde wijs to  say 
he/she/it  says 
verleden tijd  said 
voltooid
deelwoord
 said 
onvoltooid
deelwoord
 saying 
gebiedende wijs  say 

say

  1. zeggen

say

  1. zeggenschap
  • (figuurlijk) anything you say
    • ik ben er mee eens
  • can't say as I do
    • ik ben niet zeker
  • can't say for sure
    • ik weet het niet zeker
  • to have the final say
    • het laatste woord hebben
  • I dare say
    • ik ben vrij zeker
  • let's say
    • een inleiding naar een schatting
  • needless to say
    • het is duidelijk dat
  • never say never
    • zeg nooit dat je iets nooit zal doen
  • to say cheese
    • een uitdrukking gebruikt door fotografen om mensen te laten glimlachen
  • to say the word
    • geef het signaal
  • to say uncle
    • toegeven dat je verloren hebt
  • sorry to say
    • ik het spijt om te zeggen dat
  • that's what I say
    • ik stem in met wat er juist gezegd is
  • what can I say
    • ik heb geen uitleg