Naar inhoud springen

shock

Uit WikiWoordenboek
  • shock
  • van het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord shock shocks
verkleinwoord shockje shockjes

de shockm

  1. (medisch) een toestand die ontstaat door acute te geringe bloedtoevoer naar weefsels door ondervulling van het slagaderlijk systeem.
    Let op, emotionele of psychologische shock heeft niets met het medische begrip shock te maken!!
    • De patiënt is in een acute shock geraakt. 
     Mijn ogen zagen dat het wonderschoon was, maar ik kon er, doordat ik nog door de storm op Mount Whitney in shock was, geen seconde van genieten.[2]
  2. heftige emotie
vervoeging van
shocken

shock

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van shocken
    • Ik shock. 
  2. gebiedende wijs van shocken
    • Shock! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van shocken
    • Shock je? 
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]
  1. shock op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be