slagcirkel
Uiterlijk
- Geluid: slagcirkel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈslɑxsɪrkəl / (3 lettergrepen)
- slag·cir·kel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slagcirkel | slagcirkels |
verkleinwoord | - | - |
de slagcirkel m
- (sport) (hockey) halve cirkel op 14,63 m van het doel, waar een aanvaller de bal moet raken om een doelpunt te kunnen maken
- ▸ Rond de Nederlandse slagcirkel ontstond een soort veldslag, waarbij Bovelander, Klaassen, maar ook Crucq en Kooijman zich soms met hun hele lichaam voor de bal wierpen als de razend geworden Duitse aanvallers voor een harde slag aanlegden.[2]
- (sport) (honkbal, softbal) gemarkeerd rond gebied op het veld met 1,52 m doorsnee waar de opvolger van de huidige slagman zich kan voorbereiden op zijn slagbeurt
Een veld heeft in principe twee slagcirkels: een voor elke ploeg.- ▸ De slagcirkel is de plaats, het dichtst bij zijn spelersbank,waar de opvolgende slagman zich kan opwarmen en mag inzwaaien, terwijl hij wacht tot het zijn beurt is plaats te nemen in het slagperk.[3]
-
1. Na een strafcorner rennen de speelsters de slagcirkel in.
-
1. Op deze foto van een hockeyveld in Singapore zijn beide slagcirkels zichtbaar.
-
2. Een groene slagcirkel met een slagman die zijn beurt afwacht.
-
2. Een man trekt de krijtlijn voor een slagcirkel op een softbalveld.
- [1] cirkel
2. gemarkeerd ronde gebied op het veld met 1,5 m doorsnee waar de opvolger...
- Het woord slagcirkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Zelfverzekerd hockeyteam in finale Europese titelstrijd” (29 augustus 1987) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron “Officiële Spelregels Softbal : uitgave 2014-2017”, versie 3 (april 2015), Koninklijke Nederlandse Baseball en Softball Bond,, p. 14 punt 1.71
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal