trapgat
Uiterlijk
- trap·gat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trapgat | trapgaten |
verkleinwoord |
het trapgat o
- (bouwkunde) gat in de vloer waar de trap in uitkomt
- Werkontduiken is een noodzakelijke overlevingstechniek voor de werkende-moeder-stam. Een techniek die in rang nog boven met je voet kind van trapgat weghouden,terwijl je op je iPhone nieuwe mails checkt, staat.[2]
- (bouwkunde) ruimte die de trap inneemt
- Het was niet alleen iedere paar maanden een raadsel waar mijn bed zou komen te staan, maar ook hoe de nieuwe inrichting zou worden. Want het was elke keer afwachten of meubelstukken de bocht in een trapgat konden maken of bij het grofvuil zouden belanden.[3]
- De vrouw gaat naar buiten, wij bellen met haar man. De man zegt: „Ik wil haar hier niet hebben. Straks hangt ze in het trapgat, dan is mijn kind de rest van het leven getraumatiseerd.” Maar ik ben romanschrijver, ik denk: er is een nieuwe vrouw.[4]
- Het woord trapgat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trapgat" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 08 sep. 2014
- ↑ de Telegraaf JEROEN HENDRIKS 11 jul. 2017
- ↑ NRC Arnon Grunberg 11 juli 2015
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be