In verband met modereren kan het zijn dat het even duurt voor je reactie zichtbaar is.

donderdag, maart 31, 2022

Ik vertrek 18

Ik word wakker van een monotoon dreunend geluid en klaterend water.
Even weet ik niet waar ik ben, dan herken ik de hut en zie dat het bed aan de andere kant leeg is. Het klaterende water stroomt in de douchecabine waar Henk zich staat te schrobben. De stiekemerd is er muisstil tussenuit geknepen. Het dreunen komt van de scheepsmotor, we varen! De crackers en de lege bekers zijn verdwenen. Met een handdoek om zijn heupen komt Henk uit de cabine. ‘Wakker? Jij hebt gedaan wat ik op mijn wensenlijstje had, een gat in de dag slapen, ik haal die schade nog wel in. Voorlopig varen we en kunnen we geen kant op. Dokter Clarck was hier vanmorgen al vroeg met crackers en thee. Hij was niet erg te spreken dat we gisteravond niets hebben gegeten. Ik heb hem uitgelegd dat we na het drinken van de warme thee domweg zijn omgerold. Omdat jij zo diep lag te slapen heeft hij jouw ontbijt weer meegenomen. We worden in de longroom verwacht, daar zal commandant Forster ons bijpraten. Kom, ga douchen en hijs je in een charmante overall.’
‘Henk, volgens mij klets je over het afscheid van het eiland heen, hoe ging het daar? Het spijt me dat ik niet wakker was toen je terugkwam.’
‘Geeft niet, het gaf mij de gelegenheid om mezelf weer in de hand te krijgen.
Ik heb de bemanning de letters gewezen en daarna heb ik het filmrolletje met 24 opnames volgeschoten. Bij het graf van Davy heb ik de laatste opnames gemaakt en heb daar op ze  gewacht. Het is goed zo. Het rolletje bewaar ik in de survival kit, dat laat ik in Nederland ontwikkelen.’

Zelfs de kleinste maat overall is me te groot. Ik rol mouwen en broekspijpen op en met een stuk touw uit het kratje om mijn middel geknoopt, maak ik het enigszins op maat. De zware schoenen verruil ik voor mijn sandalen.
We maken onze opwachting in de longroom. De kok brengt twee bakjes volle yoghurt met muesli en twee bekers melk. De komende dagen staan we op een eiwitrijk dieet. Clarck wil ons het liefst ook veel vers fruit laten eten, maar hij kan zich voorstellen dat we daar de neus van vol hebben dus daar is hij minder streng op. We hoeven maar te vragen en we worden bediend.
Verder heeft hij een licht bewegingsschema bedacht waarvoor we de fitnessruimte kunnen gebruiken. Vooral niet overdrijven is zijn advies, onze lijven en geest moeten weer aan het normale leven wennen. Hij waarschuwt voor teveel prikkels, snelle vermoeidheid ligt op de loer en emoties zullen niet uitblijven. Hij raadt ons aan tijdens de zesdaagse vaart naar Devonpoort veel rust te nemen. 

Commandant Forster vertelt wat er een klein jaar geleden waarschijnlijk met het onderzoeksschip is gebeurd. Het lijkt alsof er een ernstige navigatiefout is gemaakt, het schip is hoe dan ook op een klip gelopen en opengescheurd. Het maakte zo snel water dat alle noodsignalen ten spijt er geen redden aan was. Na een intensieve zoektocht is nagenoeg niets van het schip teruggevonden en bij sonarpeilingen is gebleken dat het op de bodem van de oceaan ligt.
De melding vanuit een vliegtuig van S.O.S. tekens op het onbewoonde eiland heeft voor deze reddingsactie gezorgd. Henk onderbreekt het relaas om te vertellen dat na een storm het lichaam van de kok is aangespoeld en dat hij hem op het eiland heeft begraven. Forster zegt dat de bemanning daar vanmorgen na terugkomst melding van heeft gemaakt. Hij zal de aanwezigheid van het lichaam van Davy in zijn rapportage moeten melden.
Er wacht ons een scala aan formaliteiten, te beginnen met een uitgebreide screening in het Marine hospitaal. Daarna worden we overgedragen aan de Nederlandse ambassade die alle zaken verder zal begeleiden. De eigenaar van het vergane schip zal ons zeker willen spreken. De nabestaanden van Davy moeten worden ingelicht. Tot nu toe is onze redding niet aan de grote klok gehangen en hij adviseert dat voorlopig zo te laten. ‘U loopt het risico dat u sneller voor goud geld bij Oprah Winfrey zit, dan dat uw ouders u in hun armen sluiten. De vraag is wanneer lichten we uw familie in? Bespreek dat samen. Realiseert u zich dat u niet van ze kunt verlangen het grote nieuws voor zich te houden tot u in Amsterdam landt en daar bent u voorlopig nog niet.  Als u voet op Nederlandse bodem heeft gezet is er van achteroverleunen geen sprake. Uw leven zal de eerste weken flink op zijn kop staan. U gaat nog terugverlangen naar dat eiland.’

De zakelijke toon van het eenzijdige gesprek voorkomt niet dat Henk en ik geëmotioneerd raken. We zitten er compleet doorheen. Het is bijna een jaar lang gelukt de gedachten aan onze collega’s en de bemanning op dat ongelukkige schip te verdringen, maar nu staat het drama in zijn volle omvang in ons op. Clarck vindt het genoeg geweest, hij brengt ons naar ons onderkomen. ‘Neem de tijd, ik kom af en toe bij u kijken.’

Op een tafeltje staan glazen en kannen met drinken. Ik schenk water in voor ons twee en plof op mijn bed. ‘Wat een bizarre situatie, iedereen denkt dat we op de bodem van de oceaan liggen, maar we staan binnenkort in levenden lijve op Schiphol.’

dinsdag, maart 29, 2022

Tegenstelling

Doorgaan-Opgeven
marathon Stockholm


foto ferrara
klik voor vergroten op de foto 

zondag, maart 27, 2022

Stoofpeertjes

Bij het woord stoofpeertjes valt een herinneringsluikje open.
Op een zondagochtend in de jaren zestig van de vorige eeuw krijgt mijn moeder het onzalige idee nog één keer ter kerke te gaan met het voornemen, als het haar weer niet bevalt, het voor eens en voor altijd is afgelopen.
Ze vindt het een mooie gelegenheid mij wat kookkunsten bij te brengen en sommeert me tijdens haar afwezigheid de stoofpeertjes, die op een petroleumstelletje staan, in de gaten te houden. Af en toe onder het deksel kijken en zorgen dat ze niet droog koken. Hoe simpel wil je het hebben.
Voor de zekerheid posteer ik mezelf met een boek op schoot in de keuken. Gek genoeg wil de titel me niet meer te binnen schieten, maar het moet boeiende lectuur geweest zijn. Als moeder na haar kerkbezoek thuiskomt vindt ze mij verdiept in het boek terwijl een lichte brandlucht de keuken vult. Het is een van de weinige keren dat ze niet in de lach schiet na een stommiteit van mijn kant. Haar doorgaans goede humeur is door de predikant verpest, die ziet haar nooit meer terug en dan heeft ze ook nog een kind dat te stom is om op stoofpeertjes te letten. Dominee en ik hebben haar zondag vakkundig naar de filistijnen geholpen. De peertjes zijn niet meer te redden en op de bodem van de pan zijn de donkere sporen, ondanks een badje met soda, nog lang zichtbaar. Die dag eten we slappe weckboontjes uit de keldervoorraad.
Dat stoofpeertjes, sinds ik een eigen huishouding voer, kant-en-klaar uit een glazen potje komen kan ik moeilijk op het bordje van de dominee schuiven. 

donderdag, maart 24, 2022

Ik vertrek 17

Ik word wakker door een fel lichtschijnsel in een van mijn ogen en schud met mijn hoofd om het kwijt te raken. ‘Ha, gelukkig u bent er weer’, zegt de jonge man in het witte uniform. ‘Ik ben dokter Clarck, scheepsarts bij de Nieuw-Zeelandse marine. Ik heb met hulp van een collega die uw taal een beetje spreekt mijn best gedaan u in het Nederlands welkom te heten, maar de voertaal aan boord is Engels, gaat dat lukken?’ Ik knik. ‘Vanaf nu valt u beiden wat gezondheid betreft onder mijn verantwoording.'
Aan de andere kant van het bed in de ziekenboeg staat Henk, hij streelt mijn haar dat vol klitten zit. ‘Je hebt ons de stuipen op het lijf gejaagd, maar complimenten voor je glorieuze entree op dit schip.’

Dokter Clarck legt uit wat zijn bedoeling is. Voor ons beiden een kort lichamelijk onderzoek. Gewicht, bloeddruk, eenvoudig bloedonderzoek en een ECG, daarna douchen, een lichte maaltijd en voor de rest van de nacht slapen. Afhankelijk van zijn bevindingen stippelt hij voor de dagen dat we op zee zijn een programma uit om alvast aan conditieverbetering te werken. Dokter Clarck wil ons het liefst een nacht in de ziekenboeg houden, maar Henk weet hem te overtuigen dat we een jaar op een onbewoond eiland zonder controle hebben overleefd. Ik ben blij dat Henk en ik bij elkaar blijven. Maar het meest verheug ik me op een langdurige warme douche. Tot mijn teleurstelling vindt de dokter lang douchen te vermoeiend voor me. Ik mag douchen in onze hut onder voorwaarde dat Henk op wacht gaat zitten. Hij waarschuwt me voor mijn eigen spiegelbeeld. Ik vermoed dat Clarck bang is dat ik van die aanblik weer voor de vlakte ga. Hij heeft geen ongelijk want ik ga van schrik al bijna onderuit als ik mijn gewicht op de weegschaal zie. Ik weeg amper 50 kilo, ons verblijf op dat eiland had niet lang meer moeten duren. Mijn bloeddruk is, zoals te verwachten was, aan de lage kant, maar gelukkig laat het ECG geen afwijkingen zien. Voor Henk pakt het allemaal wat gunstiger uit, zijn spiermassa is door de trainingen in de bush niet helemaal weggevallen, maar ook hij heeft niet veel vet meer op de botten. Beiden hebben we bloedarmoede waarvoor we de komende dagen al medicijnen krijgen. In Devonport, de thuishaven van de marine, wordt bekeken of we met een litertje bloed worden bijgetankt. Clarck brengt ons naar de hut, waar stapeltjes ondergoed en grijze overalls klaarliggen. Het vertrouwde kratje staat in een hoek. De dokter wijst op twee grijze badjassen. ‘Trek die straks aan, ik ben over een uur terug met wat eten en drinken, daarna kunnen jullie slapen.’ 

Daar staan we dan in een hut van een patrouilleschip. ‘Frida laat me je nog een keer knuffelen voor je uit de kleren gaat, we hebben dit avontuur overleefd. De marine heeft het goed begrepen dat ze ons bij elkaar in een hut hebben gezet. Voorlopig kan en wil ik nog niet zonder je. Terwijl jij je uitkleedt, laat ik de douche op temperatuur komen.’
Al bij de eerste warme waterstralen krijgen de emoties me te pakken. Samen met het weldadige water spoelen de tranen over mijn wangen. Snikkend probeer ik de klitten uit mijn stugge haar te ontwarren en laat de shampoo langs mijn knokige lijf afglijden. Het gebeuren waar ik als een feestje naar had uitgezien wordt een emotionele achtbaan. Hondsmoe draai ik na vijf minuten de kranen dicht en vraag Henk met verstikte stem een handdoek aan te reiken. Hij stapt de cabine in en slaat zonder iets te zeggen een badlaken om me heen en brengt me naar de rand van het bed.  ‘Kom eerst maar even bij. Het is niet niks wat er allemaal gebeurt, bereid je er maar op voor dat dit je de komende tijd vaker overkomt. Ik merk dat het mij ook niet onberoerd laat.’
We zitten een tijd zwijgend op de bedrand en komen pas in beweging als we het druppen van water uit mijn natte haren op de vloer horen. Ik kom overeind om een handdoek om mijn hoofd te wikkelen. Henk grijnst. ‘Zo kom je me weer bekend voor.’ Terwijl ik me verder afdroog, stapt Henk onder de douche. Een gevoel van jaloezie  overvalt me als ik hem na een paar minuten zacht hoor neuriën.

Met een bescheiden klop op de deur meldt dokter Clarck zich. Achter hem staat een bemanningslid met een dienblad met voor ons elk twee crackers en een kop dampende thee. Clarck wil dat we voor de nacht met rust worden gelaten. Eten in onze hut en slapen is de opdracht. Morgen zal hij Henk op tijd wekken om mee te gaan naar het eiland, hij hoeft alleen maar aan te wijzen waar de noodkreten liggen. Omdat de commandant zo weinig mogelijk tijdsverlies in zijn vaarschema wil, gaan drie mannen mee om de letters op te ruimen. Als hij wil kan Henk nog snel wat foto’s van het eiland maken. Natuurlijk wil Henk voor zichtbare herinneringen zorgen. We drinken met kleine slokjes van de warme thee die een loom makende uitwerking heeft.
De crackers blijven onaangeroerd op de bordjes liggen. Voor ik in slaap val hoor ik Henk vanuit zijn bed nog net mompelen: ‘Ik maak een mooie cover voor je boek.’

dinsdag, maart 22, 2022

Tegenstelling

 Bang-Dapper
Muurschildering
Brussel

foto ferrara
klik voor vergroten op de foto

donderdag, maart 17, 2022

Ik vertrek 16

Tergend langzaam komt een schip in de richting van het eiland varen.
Het seinen is gestopt. Blijkbaar zijn ze aan boord tot de conclusie gekomen dat wij begrijpen dat redding nabij is. Zittend op het rotsblok wachten we op de dingen die gaan komen. Het krat staat achter ons in het zand. Onze schamele bezittingen worden afgedekt door de gehavende kleding van Davy. Henk heeft niet de bedoeling de laatste herinneringen aan zijn lief achter te laten. Opeens schieten mij de noodkreten die we gelegd hebben door mijn hoofd. Ik vraag me af of we die moeten vernietigen, stel je voor dat ze blijven liggen en gespot worden, met het risico dat een vergeefse reddingsactie wordt ondernomen. Henk is niet van plan voor een tijdrovende klus het eiland nog een keer te ronden. Hij wil klaar staan om de redders te verwelkomen. We besluiten het noodbericht dat het dichtstbij ligt aan te pakken. Terwijl we bezig zijn de stenen en schelpen zo uit elkaar te halen dat de letters SOS niet meer te lezen zijn, kunnen we de bewegingen van het schip in de gaten houden. Hoewel bestrijding van plastic ons reisdoel was laten we het gekleurde afval liggen. Er zal hier in de loop der tijd wel meer rotzooi aanspoelen. Het werk kost me veel energie. De laatste dagen raak ik steeds vaker buiten adem. Hijgend en doodmoe val ik neer op het rotsblok. Met een bezorgd gezicht kijkt Henk naar me. ‘Het wordt tijd dat we gered worden, jouw conditie gaat achteruit. Je klaagt niet, maar ik heb het heus gemerkt. Het zal mij niet verbazen dat je een flinke bloedarmoede hebt. Ondervoed zijn we in elk geval.’ 

Inmiddels kunnen we onderscheiden dat een grijze patrouilleboot voor anker gaat. Dat betekent dat niet een of andere viskotter is gewaarschuwd, maar dat er een georganiseerde reddingsactie op touw is gezet. Henk mompelt: ‘Ik hoop niet dat ze de Chinese marine op ons af hebben gestuurd, dat communiceert nogal moeilijk.’ Zelf heb ik daar geen seconde aan gedacht. Chinezen, Japanners het zal mij een zorg zijn wie ons oppikt. Als ze er maar zijn voor het donker wordt.

Rusteloos loopt Henk op en neer langs de vloedlijn. Voor zover wij op deze grote afstand kunnen zien is er op en rond het schip geen beweging. Misschien staan ze op de brug ons te bespieden met een verrekijker. Even bekruipt me de angst dat ze ons alsnog achter zullen laten. Dan klinkt er een scheepshoorn en krijgen we een boot in het vizier die met grote snelheid op ons af stuitert. Schuimend spat het zeewater op. ‘Ah, ze sturen een RHIB’, zegt Henk. ‘Vrij vertaald, een opblaasbare boot met buitenboordmotor.’
‘Ik hoop niet dat ze ons zo stuiterend naar dat schip varen.’ Ik hoor de bibber in mijn stem. Henk komt naast me zitten en slaat een arm om me heen. De spanning in zijn lijf is duidelijk voelbaar.  ‘Niet bang zijn, die lui weten heus wat ze doen. Je hebt de afgelopen maanden voor heter vuren gestaan.’ Dicht tegen elkaar wachten we staand op het strand de landing van de rubberboot af die snelheid terugneemt en tenslotte half in het water en half op het zand tot stilstand komt. Henk haalt opgelucht adem. ‘Nieuw-Zeelandse marine.’

Twee gehelmde mannen in oranje pakken met zwemvesten aan klimmen van boord en komen met uitgestoken hand op ons af. De spanning wordt ons allebei te veel huilend begroeten we onze redders. Ze laten de emoties over zich komen en wachten rustig af tot we onszelf weer onder controle hebben. Dan begint het vraag en antwoord ritueel. Wie we zijn, uit welk land we komen, hoe we hier zijn beland en hoe lang we op dit eiland zitten. Natuurlijk zijn ze op de hoogte van het onderzoeksschip dat is vergaan, daar zullen we de komende dagen alle details over horen. We zijn gered doordat de noodkreten in het zand door een passagier in een vliegtuig zijn opgemerkt. Daarna volgde al snel de verkenningsvlucht met gevolg dat we nu oog in oog staan met een deel van de bemanning van het patrouilleschip. De mannen willen ons zo snel mogelijk aan boord brengen voor een kort medisch onderzoek. Daarna mogen we een nacht slapen en morgen willen ze met ons terug naar het eiland om de noodkreten op te ruimen. Nu is daar met de invallende duisternis geen tijd meer voor. Ik ben blij met die gang van zaken, dan kunnen we ook op het graf van Davy wijzen. Het krat wordt op de bodem van de boot gezet en nadat de reddingsvesten om onze magere lijven zijn bevestigd varen we in stevig tempo, maar niet stuiterend, naar het patrouilleschip. Een bemanningslid ondersteunt me als ik op de valreep stap, Henk volgt vlak achter me. Aan het eind staat de commandant ons op te wachten, naast hem een jongeman in een wit uniform.
Ik hoor nog net: ‘Welkom aan boord.’ Het wordt zwart voor mijn ogen, ik voel dat Henk me opvangt, dan gaat bij mij het licht uit.

dinsdag, maart 15, 2022

Tegenstelling

Actief-Passief
Alkmaar
Tekenfestival 2015

foto ferrara
klik voor vergroten op de foto

donderdag, maart 10, 2022

Ik vertrek 15

Om de zee rondom het eiland goed in de gaten te houden lopen we, sinds het vliegtuig overkwam, meerdere rondes per dag. Er heerst een soort spanning in ons alsof er elk moment iets kan gebeuren. Maar na elke dag die zonder ophef verstrijkt raken we minder opgewonden en na zes dagen vallen we terug in oude patronen.

Om de verveling de baas te blijven begint Henk eenvoudige houten ornamentjes te snijden. Ik verzamel schelpen waar ik met het zakmes van Henk kleine gaatjes in boor. Met gekleurd, uitgeplozen touw rijg ik kettingen en armbanden. Spottend zeggen we tegen elkaar dat het prachtig materiaal is voor de rommelmarkt. ‘Of we geven het cadeau bij de aanschaf van het boek.’ zeg ik. ‘Ik zie ons wel achter een signeertafel zitten bij een boekhandel met ernaast een plateautje met gesneden beeldjes en kettingen.’ Ik verzwijg dat de bodem van het inktpotje in zicht komt. Om inkt te sparen schrijf ik niet meer dagelijks. Als we niet snel worden gered moet ik het eind van het boek uit mijn geheugen opdiepen.
Henk grijnst. ‘We zouden de productie kunnen opvoeren, maar voorlopig zitten we hier zonder klandizie op een rotsblok.’ Achteloos gooit hij een scheef uitgevallen cactus in het krat en pakt een nieuwe tak om te bewerken. 

Terwijl Henk aandachtig zit te snijden, gluur ik stiekem naar hem. Zijn dorre haar piekt alle kanten op. Wonderbaarlijk hoe hij met zijn grote handen, die de afgelopen maanden steeds ruwer zijn geworden, een klein kunstwerkje tevoorschijn tovert. Ik weet niet wat ik moet denken. Meent hij wat hij zegt of neemt hij me in de maling. Ik pak het voorwerpje op. ‘Thuis heb ik zo’n dingetje staan, aangeschaft tijdens de vakantiereis in de VS, dezelfde reis waarin ik walvissen spotte. Ik kocht ook een fijn gesneden indianenhoofdje dat ze kitscherig op een kurk hadden geplakt, die heb ik er afgesneden. Ik ben benieuwd of die souvenirtjes bewaard zijn gebleven.’
‘Frida, ik ben noodgedwongen beginnend houtsnijder, eerst die cactus onder de knie krijgen, het fijne werk komt later. Eerlijk gezegd hoop ik er de tijd niet voor te krijgen. Ik kom liever met een handvol houten cactussen thuis die ik in kleine kring kan uitdelen. Misschien houd ik er zelf een als aandenken en als die van jou naar de kringloop is gegaan krijg je van mij een nieuwe.’
Henk legt zijn mes weg. ‘Kom, het is tijd voor een ontnuchterende wandeling. De keiharde werkelijkheid dat er geen schip te bekennen is houdt ons meer met beide voeten in het zand dan dromen over boeken en signeersessies. Daar krijgen we, vrees ik, nog lang genoeg gelegenheid voor.’

In traag tempo lopen we langs de vloedlijn. Er is geen vliegtuig of schip te bekennen. Aan de rand van de bush vul ik het netje met vruchten voor het eten. Het eenzijdige menu van zeevruchten en tropisch fruit komt ons onderhand de neus uit, maar iets anders is niet voorradig. Aan gevogelte van het eiland hebben we ons na een geroosterde halsbandparkiet niet meer gewaagd: te weinig en taai vlees op de botjes. Zoals gewoonlijk eindigt de rondgang bij het graf van Davy. Terwijl Henk nog een trainingsrondje in de bush doet zet ik koers naar ons bivak. In kleine letters schrijf ik een ultra kort verslag van de dag.

Daarna kruip ik op een rotsblok en tuur ingespannen over de spiegelgladde zee naar de horizon. De zon zorgt voor een lastige lichtweerkaatsing. Ik ben er niet blij mee, het zal me niet nog eens gebeuren dat ik een belangrijke waarneming mis. Langzaam beweeg ik mijn hoofd van links naar rechts en terug. Verbeeld ik het me of zag ik echt een korte lichtflits. Ik blijf turen naar het punt waar ik het licht dacht te zien en wacht tot het zich herhaalt. Even later zie ik het weer, twee keer achter elkaar. Uitgerekend nu is Henk bezig met zijn conditietraining. Ik durf mijn uitkijkpost niet te verlaten hoewel ik vermoed dat op deze afstand en met de schittering van het water mijn spiegeltje niet veel uithaalt probeer ik toch signalen af te geven. Nu zie ik drie korte lichtflitsen en weet ik het zeker: er wordt geseind. Wanhopig blijf ik het primitieve spiegeltje gebruiken, of het een antwoord is weet ik niet, maar de lichtflitsen blijven komen. Ik waag de gok om het kookblik en een houten lepel te halen. Staand op het rotsblok ram ik als een bezetene op mijn tamtam om Henk te waarschuwen. Af en toe stop ik even om het spiegeltje te hanteren.
Ik ben als de dood dat het seinen vanuit zee stopt als ik de lichtflitsen niet beantwoord. Achter me hoor ik Henk hijgend uit het bos komen. Ik hoef niets te zeggen hij heeft het al begrepen. Juichend omhelst hij me. ‘Ze hebben ons gezien, we zijn gered. Blijf seinen dan verzamel ik onze spullen in het krat. Het duurt wel even voor de redders voet aan wal zetten, maar vannacht slapen wij in een gewoon bed.’ De stip aan de horizon verandert langzaam in de contouren van een schip. 

dinsdag, maart 08, 2022

Tegenstelling

 Bol-Hol
Muziekfestival 2012
Dokkum

foto ferrara
klik voor vergroten op de foto

maandag, maart 07, 2022

Op en Rond de Deur

Makelaars
Klik voor het blog op de deurklink rechts op de pagina
of:https://ferrara-openronddedeur.blogspot.com/ 

donderdag, maart 03, 2022

Ik vertrek 14

Gelukkig heeft Henk het brommende geluid wel gehoord. Schreeuwend komt hij aanhollen. ’Een vliegtuig, er komt een vliegtuig over.’ Hij rukt me het spiegeltje uit handen en neemt rechtopstaand het seinen over.  Ik trek de tulband van mijn hoofd en begin naast hem als een razende met de handdoek te zwaaien als het vliegtuig in zicht komt. Henk smijt het spiegeltje van zich af, scheurt de handflare van zijn riem en staat het volgende moment als een Vrijheidsbeeld met de rokende fakkel boven zijn hoofd. Een log grijsgekleurd vliegtuig vliegt ons eiland voorbij. Zwijgend staren we het na. Met een driftig gebaar gooit Henk de uitgerookte fakkel in het zand. ‘Dit was onze enige kans, als ze ons gezien hebben komen ze vast terug, maar draaien kost tijd.’
We blijven het vliegtuig nakijken. Ik verbeeld me dat het steeds kleiner wordt. Mijn ogen vullen zich met tranen, het liefst zou ik nu krijsend van ellende in het zand zakken, maar ik realiseer me dat ik met een hysterische huilbui de stemming niet verbeter. Henk blijft gespannen turen. ‘Frida, kijk die bak ligt in een bocht, het verandert van koers. Hij komt terug.’
Henk heeft zijn hoofdbedekking ook losgemaakt. Zwaaien met de handdoeken is ons laatste redmiddel. Het logge gevaarte vliegt te hoog om iets van de cockpit te onderscheiden, maar het vliegt recht over ons heen, de bemanning moet ons gezien hebben. Gespannen wachten we een volgende vlucht boven ons hoofd af, het vliegtuig laat zich niet meer zien. Ik vis het spiegeltje uit het zand, we zullen het waarschijnlijk nog lang nodig hebben. 

Verslagen zitten we op een rotsblok, de handdoeken als stille getuigen tussen ons in. Ik vraag me af wat voor soort vliegtuig het was. Als het een passagiersvliegtuig was geweest had het vast geen bocht genomen om daarna op een andere koers te verdwijnen. Henk vermoedt dat het een verkenningsvliegtuig was, hij heeft geen idee van welk land het afkomstig is. Dat zou kunnen betekenen dat de noodsignalen op het strand toch zijn opgepikt en dat er na vandaag misschien een schip wordt gestuurd. Dat we met ons eiland niet aan een drukke zeestraat liggen is wel duidelijk geworden. Het enkele vaartuig dat we af en toe zien is niet meer dan een stip aan de horizon. Er rest ons niets dan afwachten en het overleven voort te zetten. 

’s Avonds bij het opgeporde kampvuur beschrijft Henk het scenario van een redding via zee, want een andere oplossing is er niet. Ik huiver, angstzweet breekt me uit bij de gedachte dat ik weer aan boord moet van een soortgelijk schip als waarmee we zijn vergaan. Henk merkt het op. ‘Frida, heb je nou echt gedacht dat de redding van een luxe cruiseschip zou komen? Een groot zeeschip kan hier niet even voor anker gaan om een paar drenkelingen op te pikken. Zelfs een kleiner schip moet op afstand blijven wil het niet vastlopen. Bereid je er maar op voor dat ze ons met een reddingssloep oppikken en dat je via een touwladder aan boord moet zien te komen. Daarna zitten we waarschijnlijk nog dagen op zee en liggen we weer doodziek in een hut.
Maar alles is beter dan hier zonder enig perspectief nog jaren te moeten zitten tot we doodgaan. Sinds ik dat vliegtuig zo nadrukkelijk heb gezien begin ik in een redding te geloven. Vanaf vandaag ga ik dagelijks naar Davy, want iedere dag kan de laatste zijn dat ik hem kan bezoeken. We doen er verstandig aan om de weinige bezittingen die we hebben bij elkaar te houden zodat we ze snel in het krat kunnen leggen. Het zou te zot zijn als we die op het laatste nippertje nog bij elkaar moeten zoeken. Je wilt toch niet dat je dagboeken hier achterblijven en ons avontuur op den duur onder het zand verdwijnt.’

‘Over die boeken zat ik vanmiddag zo diep na te denken dat ik het geluid van het vliegtuig miste. Op dat moment was er van een redding geen sprake, maar jij hebt zo overtuigend gepraat dat de media op ons zullen duiken, waarom zou een uitgever dan geen belangstelling hebben voor dat schrijven van mij.
Ik vroeg me serieus af of we niet moeten samenwerken om eventuele verdiensten eerlijk te verdelen. Meestal geven die lui een voorschot daar kunnen we dan een tijdje van leven voor we het boek afleveren.’
‘We? Hoe zie je dat voor je? Er zijn weinig schrijvers die volledig van hun boeken kunnen leven. Een paar weken geleden gaf je de indruk niet erg in een bestseller te geloven en nu kom je met een uitgever op de proppen.
In welk sprookje ben je al mijmerend beland?
De te grote schoenen van Davy aan je voeten lijken wel zevenmijlslaarzen geworden.’
‘Henk, ik meen het echt. Robinson Crusoe wordt ook nog altijd gelezen.’

woensdag, maart 02, 2022

ATC

Mieke van het blog https://miekequilt.blogspot.com/2022/03/atc-2022.html deed ook dit jaar weer een oproep tot ATC-ruil. Zelf verzamel ik niet, maar ik maak ze met veel plezier. Ik stuurde haar 6 series van elk 3 kaartjes. Ook nu kregen alle kaartjes een passend envelopje. Hieronder het resultaat. De titels van links naar rechts: 
Daar bij die molen
De uil zat in de olmen
Klein vogellijn
Lekkernij
Portret
In kannen en kruiken

foto ferrara
klik voor vergroten op de foto
wie meer wil weten over ATC
https://nl.wikipedia.org/wiki/Artist_trading_card
 

dinsdag, maart 01, 2022

Tegenstelling

Blij-Bedroefd
Sully-sur-Loire
Niet alle kinderen zijn blij
met de verkleedpartij die bij de 
rondleiding door het kasteel hoort

foto ferrara
klik voor vergroten op de foto